19

De leeuw liep nog steeds los rond. In deze omgeving, dacht Wexford, was er maar heel weinig reden waarom King niet weken of zelfs maanden op vrije voeten zou kunnen blijven, zolang hij maar voldoende kleine dieren wist te vinden om zich mee te voeden. Overal in de omgeving zat klein wild: wasberen, vossen, hazen, konijnen, fazanten en patrijzen. Op weg naar Stringfield merkte Wexford dat hij naar alle dode diertjes op de weg zat te kijken, de platgereden, bloederige vachten en de bundeltjes zwarte en bruine veren. Aten leeuwen ook aas? Waarschijnlijk wel, als ze honger hadden.

Terwijl Donaldson voor een rood licht bij de afrit van de snelweg bleef staan, belde Wexford met de familie Rahman. Yasmin was degene die opnam, en ook nu weer was hij onder de indruk van haar gezaghebbende toon en afgemeten manier van spreken.

‘Hallo? Met wie spreek ik?’

Wexford zei dat hij met haar man en haar wilde praten, en indien mogelijk ook met haar zoon Ahmed.

‘Mijn man zal er zijn,’ zei ze. ‘Mijn zoon Ahmed ook.’ En met een heel zwak sprankje humor in haar stem voegde ze daaraan toe: ‘Mijn zoon
Osman ook, als u de hele familie wilt spreken.’

‘Dan zou Tamima er natuurlijk ook bij moeten zijn.’

Ze reageerde geërgerd. ‘Hoe vaak moeten we het u nu nog vertellen?
Tamima is in Londen, bij haar nichtje.’

‘Nee, daar is ze niet, mevrouw Rahman. Maar daar hebben we het straks wel over.’

Het was een mooie, zonnige dag, en het terrein van Wymondham Lodge en de vlakten daarachter bevonden zich op het toppunt van hun herfstige schoonheid. Engelse bossen hebben maar weinig bomen die in november rood worden. Dat is voorbehouden aan Noord-Amerika, waar de bossen vooral uit esdoorns bestaan. Hier in Sussex waren de weilanden groen, en de bossen donkergroen, geel en bruin, met goudbruine berken en geelbruine beuken en eiken. Een lichte wind deed de boomtoppen ruisen, zodat de verschillende tinten zich huiverend met elkaar vermengden. Op enkele verre hellingen graasden schapen en in de weilanden bij de Brim zag hij zwartbonte koeien. Maar dichter bij huis bevonden zich exotischer diersoorten. De lama’s genoten van de zon, de twee resterende muntjaks renden haastig weg om beschutting te zoeken toen ze Wexfords auto hoorden. Maar natuurlijk was er nu geen leeuw meer om hem met zijn gebrul te begroeten.

Er werd niet onmiddellijk opengedaan. ‘Wie is daar?’ riep Mavis Targo. Toen hij antwoordde moest Wexford onwillekeurig glimlachen. Verwachtte ze soms dat de leeuw zou antwoorden met: ‘Ik ben het, King!’

Ze had zich netjes aangekleed voor zijn bezoek. Of voor haar eigen genoegen. Een strak zwart mantelpakje en een groene blouse benadrukten haar zware gouden juwelen, verschillende halskettingen, oorbellen zo groot als jasknopen. Haar dikke vingers stonden stijf van de gouden, met diamanten bezette ringen. Wexford stelde zich voor hoe ze angstig opgesloten in haar eigen huis zichzelf vermaakte door verschillende kledingstukken te passen en juwelen op een of ander door een dure ontwerper gemaakt kledingstuk te hangen, en voor de spiegel te experimenteren met kleuren en vormen, als een klein meisje dat met haar moeders kleding aan het spelen was.

‘Ik heb nog niets van hem gehoord,’ begon ze, en ze had het niet over de leeuw. ‘Geen woord sinds hij die ochtend de deur uit is gegaan. Ik denk niet dat hij in het buitenland zit. Dat doet hij niet. En nu is Ming ziek. Hij kwijnt weg van verlangen naar Eric, dat is het. Ik ben gisteren met hem naar de dierenarts geweest, en zij zegt dat het een virus is. Maar het is geen virus. Ze mist Eric.’

De Tibetaanse spaniël lag in elkaar gedoken op een stapel zijden kussens in de hoek van het vertrek. ‘Het arme dier, hij wil niet in zijn mand liggen maar alleen op die kussens, en Sweetheart blijft hem maar lastigvallen. Nou ja, hij is natuurlijk maar een puppy, en hij wil spelen.’

‘Kan ik even gaan zitten, mevrouw Targo? Ik wil dat u me nog eens vanaf het allereerste begin vertelt wat er is gebeurd op de dag dat uw man is weggegaan, maar nu tot in de kleinste details. Begint u maar met ’s ochtends na het wakker worden.’

Ze liepen de overdadig ingerichte zitkamer binnen.

‘Eric was al heel vroeg op,’ begon ze. ‘Maar dat was hij zo vaak. Hij ging ergens naartoe... volgens mij in de bestelwagen.’

Om naar Pomfret te rijden en daar in het huis van Andy Norton te doen wat hij zich had voorgenomen, dacht Wexford. ‘Heeft hij de hond meegenomen?’

‘Dat weet ik niet. Het was vijf uur ’s ochtends. Ik ben wakker geworden toen hij wegging, en toen weer in slaap gevallen. Toen ik opstond was hij terug, en de honden waren allebei hier. O ja, ik herinner me nog dat hij zei dat hij ze had uitgelaten. Later op de ochtend ben ik boodschappen gaan doen, en toen ik terugkwam, was hij buiten, bij de dieren.’ Ze wierp Wexford een geërgerde blik toe. ‘U hebt geen idee hoe vaak ik dit in gedachten allemaal al heb doorgenomen. Ik ben er echt bijna tureluurs van geworden, en heb telkens weer geprobeerd me te herinneren wat hij heeft gezegd, en of hij ook gezegd heeft waar hij naartoe ging. Maar dat heeft hij niet gezegd, daar ben ik heel zeker van.’

‘Wanneer is hij weer de deur uitgegaan?’

‘Dat moet tussen twee en drie uur ’s middags zijn geweest. Hij heeft eerst iemand gebeld op zijn mobieltje, maar ik weet niet wie dat geweest is. En daarna is hij weggegaan in de Mercedes.’

‘En hij had de hond niet bij zich?’

‘Dat kreeg ik pas in de gaten toen hij al weg was. Ik had Ming al een tijdje niet gezien, maar Sweetheart wel, en dus dacht ik dat hij Ming wel meegenomen zou hebben. Maar dat was niet het geval, want niet lang daarna kwam die vanuit de tuin naar binnen gelopen.’

‘En hij heeft niets tegen u gezegd over waar hij heen ging?’

‘Nee, maar het kwam zo vaak voor dat hij zonder iets te zeggen wegging. Als ik erover had gedacht, zou ik hebben gezegd dat hij naar het kantoor in Sewingbury was gegaan, of misschien even bij een huurder langs. En toen hij niet terugkwam, dacht ik, nee, hij is naar Birmingham gegaan, en daar blijft hij overnachten.’

‘Ik weet dat dit een heel persoonlijke vraag is, mevrouw Targo,’ zei Wexford, ‘maar toch moet ik het u vragen. U was niet erg gelukkig samen, neem ik aan?’

Heel achterdochtig zei ze: ‘Waarom zegt u dat?’

‘Als een man zomaar de deur uit loopt, zonder tegen zijn vrouw te zeggen waar hij heen gaat, zonder zelfs maar even te bellen vanaf de plek waar hij zich bevindt, waar dat dan ook zijn mag, of vanuit de auto terwijl hij op weg daarheen is? En dan dagenlang wegblijft en nog steeds geen contact met haar opneemt?’

‘Dat is nou eenmaal zijn manier van doen,’ zei ze. ‘Zo is hij altijd al geweest. En dan zult u misschien zeggen dat de meeste vrouwen daar geen genoegen mee zouden nemen, maar mij kan het niet veel schelen. Ik voel me er prima bij. Ik heb dit mooie huis, en de honden, en het grootste deel van alles wat ik graag zou willen. U hoort mij niet klagen.’

Het had geen zin om hier verder op door te gaan. ‘U bent door iemand gebeld. Er was een bericht ingesproken door iemand wiens stem u niet herkent. Bent u daar zeker van? Weet u zeker dat u die stem niet herkend hebt?’

‘Eric was het niet, en Alan ook niet. Dat weet ik wél. Volgens mij had ik die stem al eens eerder gehoord. Het klinkt misschien een beetje raar dat ik dat zeg, maar volgens mij was het de stem van iemand die hier weleens is geweest, om een klusje te doen of zo, een bouwvakker of een tuinman, of misschien iemand die iets met dieren te maken had.’

‘Kunt u dat wat meer toespitsen?’

‘Ik denk van niet. Ik weet alleen maar dat het een stem was die ik al eens eerder had gehoord.’

‘Misschien iemand die voor uw man werkte op het kantoor in Sewingbury?’

‘Die heb ik nooit ontmoet... Nou, er was maar één werknemer, en die was al vertrokken voordat Eric vermist raakte. Ik heb zijn stem nooit gehoord.’ Onhoorbaar slaakte Wexford een zucht. ‘Het forensisch onderzoek op uw auto – de Mercedes – is voltooid. Morgen krijgt u hem terug.’

Ze knikte onverschillig. ‘Ik rij er nooit mee.’ Sweetheart kwam de kamer binnen, en begon met zijn staart te kwispelen toen ze Wexford zag. Mavis tilde het dier op en nam het in haar armen. ‘Die arme schat is al drie dagen niet buiten geweest. Maar wat moet ik anders? Ik kan mijn leven niet op het spel zetten om een hond uit te laten.’

Targo zou dat wel doen, dacht Wexford, ook al deed dat in dit verband niet ter zake. Zonder dat hij meer van plan was dan haar een beetje gerust te stellen, en met niets anders om naar te kijken dan het stille en lege zonovergoten landschap, stond Wexford op en liep naar de openslaande tuindeuren. Hij legde zijn hand op de deurkruk. ‘Mag ik?’

‘Als u maar voorzichtig bent.’

‘Mevrouw Targo, uw leeuw ligt daar heus niet van de zon te genieten.’

Maar dat bleek wel het geval.

Wexford deed een stap naar achteren en deed de terrasdeuren dicht. King was diep in slaap. De leeuw lag behaaglijk opgerold op het terras, als de grote kat die hij was, aan de voet van een marmeren beeld van een leeuw en een vrouw die hem bewaakte, en een meter verderop lagen de meelijwekkende resten van wat ooit een klein hertje was geweest. Alleen de vrijwel vleesloze lange poten van de muntjak waren niet aangevreten. De rest had voor King het ontbijt gevormd, of misschien ook wel het diner van de vorige avond.

 

‘Ik heb de man van de dierentuin gebeld,’ zei Wexford een paar uur later tegen Burden.

‘Misschien is het niet eerlijk van me, maar ik had toch het gevoel dat die man van de Feline Foundation er iets te happig op was om dat geweer van hem te gebruiken. Toen ik met Mavis in die afschuwelijke pseudo-Versailleskamer ging zitten en ze telkens weer “Wat moet ik nu beginnen?” zei, antwoordde ik telkens weer dat ze alleen maar hoefde te wachten totdat de man met het verdovende middel zou komen. “Zet u maar even een kopje thee voor ons,” zei ik, maar die vrouw zit anders in elkaar dan Yasmin Rahman. Het kostte haar meer dan een kwartier en toen de thee klaar was, was die lichtgrijs van kleur. Ik vroeg me af of ze ooit van haar leven weleens thee had gezet. En terwijl ik theedronk, of liever gezegd deed alsof, moest Ming de spaniël braken.’

‘Maar de man van de dierentuin is wel gekomen?’

‘O ja, die is gekomen. Tegen die tijd zat ik me af te vragen hoe lang die leeuw in slaap zou blijven en wat er zou gebeuren als hij wakker werd voordat de man van de dierentuin ter plekke was. Maar King bleef diep in slaap, de man van de dierentuin kwam op tijd, er werd een spuitje in Kings flank geschoten, hij rolde stilletjes op zijn zij en raakte bewusteloos. Mavis begon te gillen dat hij dood was en wat Eric wel niet zou zeggen als hij terugkwam. Ik had de aanvechting om te zeggen: “Hij komt hier toch niet meer terug. Als hij ooit weer opduikt, gaat hij meteen de cel in.” Maar natuurlijk heb ik dat niet gezegd.’

‘Wat is er met de leeuw gebeurd?’

‘De man van de dierentuin en zijn collega’s hebben hem op een soort brancard getild en achter in een bestelwagen gelegd. Een zwarte bestelwagen trouwens, met het logo van de dierentuin van Myringham op de zijkanten: een giraf die aan een boomkruin knabbelt. Een van de oppassers kwam terug en heeft het karkas van de onfortuinlijke muntjak opgeruimd. Hij vertelde dat als niemand de leeuw opeist, ze hem in de dierentuin willen houden. Kennelijk waren ze toevallig net op zoek naar een mannetje voor hun drie leeuwinnen.’

‘Dus dit is een verhaal met een gelukkig einde voor King en zijn harem.’

‘Ja. Dan heeft Targo’s verdwijning toch nog iets goeds opgeleverd. Hebben we nog tijd om te gaan lunchen voordat ik naar de familie Rahman ga?’

‘Ik heb Indiaas eten besteld,’ zei Burden.

Wexford ging aan het houten bureau zitten, dat zijn privé-eigendom was, en nadat Burden had gemerkt dat zijn pogingen om op een hoekje daarvan te gaan zitten tot opgetrokken wenkbrauwen leidden, liet hij zich in de enige andere gemakkelijke stoel in het vertrek zakken.

‘Ik ga bij de familie Rahman langs, al is Tamima natuurlijk niet thuis, en dan zal ik proberen om die obsessie van Hannah met eerwraak de wereld uit te helpen. Maar als ik niets uit ze weet los te krijgen behalve ontkenningen, zitten we nog steeds met de vraag waar het meisje zich nu bevindt. Volgens mij is ze er eenvoudigweg vandoor met Rashid Hanif. Zijn moeder heeft Hannah gezegd dat hij “een klein beetje” geld geërfd had. Dat kan tienduizend pond zijn, maar ook niet meer dan vijftig, dat hangt er maar net van af hoe arm of rijk je zelf bent. Maar wat het ook zijn mag, ik geloof niet dat hij uit kamperen is gegaan, zoals zijn moeder beweert. Volgens mij heeft hij voor zichzelf en Tamima ergens een hotelkamer gehuurd.’

‘Wil je daarmee zeggen dat haar ouders daar weet van hebben?’

‘Ik betwijfel het. Maar ze moeten inmiddels wel in de gaten hebben dat Tamima zich niet op een van de plekken bevindt waar ze verondersteld wordt te zijn; niet bij haar tante, mevrouw Qasi, en al evenmin bij die twee meisjes in hun appartement in Wandsworth. Hoe het ook zij, ik neem aan dat ze ongerust zijn en daarom blij zullen zijn mij te zien. Ik ga Ahmed en zijn moeder ook vragen − zij waren thuis toen Osman de deur uit was en zijn vader ziek in bed lag − wat zich precies heeft afgespeeld toen Targo acht of negen uur na de moord op Andy Norton aanbelde bij hun huis in Glebe Road.’

Het Indiase eten dat werd gebracht, was afkomstig uit het Dal Lake Restaurant. Het was kip korma, aloo gobi, rijst en mangochutney, plus een bord met chapatti’s, en Lynn Fancourt bracht het eten binnen op een dienblaadje, met daarop tevens een kan met ijswater en een pakje papieren servetjes, die waren bedrukt met een hier nogal uit de toon vallend opgedrukt motief van hulst en mistletoe.

‘Die zijn zeker nog over van iemands kerstfeest, neem ik aan.’

‘Je loopt achter,’ zei Burden. ‘Al sinds september liggen de winkels vol met kerstspullen.’ Hij schepte wat rijst met korma voor zichzelf op. ‘We weten toch zeker,’ zei hij, ‘waarom Targo naar hen toe is gegaan. Hij wilde zo’n computerdingetje dat het licht en de verwarming aandoet.’

‘Ja, dat zou kunnen. Maar vind je het niet merkwaardig dat iemand die, net zoals ik, kennelijk niet over de meest elementaire computervaardigheden beschikt, iemand die hulp nodig heeft met de apparatuur in zijn kantoor, een apparaat wil kopen dat naar ik aanneem toch alleen maar goed bediend kan worden door iemand die wél met computers overweg kan? Zijn vrouw is de hele dag thuis om erop te letten dat alles tijdig aan en uit wordt gezet en dat de verwarming het doet. En bovendien is het niet duidelijk waarom hij dan zo lang gebleven is. Hij is ’s middags gekomen – om halfdrie of drie uur, daar lijkt niemand helemaal zeker van – maar het is wel zeker wanneer hij vertrokken is: in elk geval niet vóór kwart over acht ’s avonds, omdat de dame van de nagelbar en mevrouw Scott zijn auto daar “na kwart over acht” nog hebben zien staan.’

‘Kennelijk wilde hij pas na het donker vertrekken.’

‘Ja, maar om een uur of vijf moet het die maand al donker zijn geweest, dus eigenlijk is dat geen antwoord op de vraag.’

‘We dachten dat hij misschien kleren aan het kopen was geweest, en misschien ook een koffer, en de auto gewoon heeft laten staan.’

‘Maar we weten inmiddels dat hij geen kleren is gaan kopen, Mike. Niemand in Kingsmarkham heeft hem die middag kleren verkocht, en als hij naar Stowerton of Myringham is gegaan om kleren te kopen, waarom zou hij dan, om maar eens iets te noemen, een taxi of bus hebben genomen terwijl hij ook gewoon met zijn eigen auto had kunnen gaan? Ik begin me af te vragen of het allemaal niet veel anders is verlopen. Stel nou eens dat hij maar een uur of twee bij Ahmed en zijn moeder is gebleven en daarna te voet is gegaan? Dat hij ergens op de trein is gestapt of een taxi naar Gatwick heeft genomen?’

‘Dat kan hij niet gedaan hebben.’ Burden schepte nog wat spinazie op, met als zelfrechtvaardiging dat zijn vrouw, ook al was die hier niet, goedkeurend zou knikken als ze hem zo gezond zag eten. ‘Hij kan niet te voet zijn gegaan omdat zijn auto ergens in het noorden van Essex is teruggevonden.’

‘Hij is niet de enige in Kingsmarkham en omgeving die kan autorijden, Mike. Stel nou eens dat hij is gaan lopen en dat iemand anders – naderhand, toen het donker was, zodat hij niet gezien zou worden – met de Mercedes naar de omgeving van Stansted is gereden om de indruk te wekken dat Targo daarheen was gegaan.’

‘Een of ander maatje van hem, bedoel je? Een medeplichtige? Wat dacht je van zijn vrouw?’

‘Mavis heeft gezegd dat ze nooit in de Mercedes rijdt. Maar dat zegt niets. Ze kan best aan het stuur gezeten hebben. Het interieur was bezaaid met haar vingerafdrukken, wat alleen maar te verwachten viel, of ze er die dag nou in gereden heeft of niet, en naast die van Targo zijn er geen andere vingerafdrukken aangetroffen. Misschien is ze met het bestelbusje tussen negen en tien uur naar Glebe Road gegaan, en heeft ze dat ergens in de omgeving achtergelaten, alleen niet in Glebe Road zelf. Vervolgens zou ze dan met de Mercedes over de M11 naar het noorden van Essex kunnen zijn gereden.’

‘Wacht even, Reg. We komen altijd weer terug bij het probleem dat degene die de auto naar het dorpje heeft gereden, vervolgens naar Stansted moet zijn gegaan, of terug naar Londen, en dat laatste zal zelfs nog lastiger zijn geweest. Stel nou eens dat ze om negen uur in een Mercedes uit Glebe Road is weggereden, dan heeft ze een reis van een uur of drie voor de boeg gehad, vervolgens over de brug over de Dartfort, over de M25 naar de M11, dan langs Stansted over de A120 naar Thaxted of Braintree, en van daaruit naar het dorpje toe. Daar komt ze dan om een uur of twaalf
’s nachts aan. Maar hoe komt ze dan terug?’

Wexford tuurde door het raam naar buiten. Boven hen was de hemel egaal grijs, maar aan de verre horizon hoopten zich zwarte, dreigende donderwolken op. Slecht weer op komst. Hij richtte zijn aandacht weer op Burden. ‘Er gaan ’s ochtends vroeg al treinen van Stansted naar Londen. Maar zij bevond zich niet in Stansted. De man van Tip-Top Taxi’s die ik heb gesproken, heeft die nacht niemand vanuit Melstead ergens anders heen gereden, en de volgende ochtend al evenmin. En bovendien zijn wij de volgende ochtend om tien uur bij mevrouw Targo langsgegaan in Stringfield. Nee, je hebt gelijk, dat had niet gekund. En bovendien acht ik haar daartoe niet in staat. Het antwoord moet dus wel zijn dat wie die auto daar ook heen gereden mag hebben, over een medeplichtige heeft beschikt die hem of haar in een andere auto weer heeft teruggereden. Wie die mensen zijn, weten we niet. Wat dat betreft zijn we nog geen stap verder dan een week geleden.’

Een plotselinge windvlaag blies het halfopen raam wijd open, en terwijl de eerste donderslagen klonken, liep Wexford ernaartoe om het dicht te doen.

‘Is het nou echt zo dat zulke stormen vroeger alleen maar voorkwamen in de zomer, of verbeeld ik me dat maar?’

‘Reg,’ zei Burden, ‘zoals ik al zo vaak heb gezegd: jij hebt meer verbeeldingskracht dan goed voor je is.’