15
Hij nam Hannah mee. Ze kenden haar al en als hij haar moest geloven, hadden ze het niet erg gevonden dat ze zich zo argwanend opstelde. Hannah was eerlijk en had heel openlijk toegegeven dat Mohammed Rahman haar vriendelijk maar zeer beslist de deur had gewezen. Hij was, zo zei ze tegen Wexford, een meester van de met een glimlach gebrachte afwijzing. Wexford had verwacht dat Mohammed wel op zijn werk zou zijn, maar Yasmin vertelde dat haar man ziek op bed lag. Een paar dagen geleden had hij griep gekregen.
Ahmed was boven om zijn vader een kopje thee te brengen, maar een paar minuten later kwam hij naar beneden. De vorige keer dat hij de jongeman had gezien, toen die samen met zijn broer terugkwam uit de moskee, was Wexford getroffen geweest door Ahmeds knappe uiterlijk en het gevoel van gezondheid, of misschien zelfs vergenoegdheid, dat hij uitstraalde. Maar dat was nu anders. Beide zoons hadden een lichte huid, en die van Tamima was goudbruin, maar vandaag zag Ahmed doodsbleek. Er zaten donkere wallen onder zijn ogen en hij had een stoppelbaard. Nou was dat inmiddels natuurlijk de mode voor jongemannen, maar Ahmeds stoppelbaard leek meer het gevolg van verwaarlozing dan van de laatste modetrends. Waarschijnlijk was hij inmiddels ook aangestoken door het griepvirus waarmee zijn vader nu op bed lag. ‘Inderdaad, meneer Targo is hier die middag geweest,’ zei hij toen Wexford daarnaar vroeg.
‘Had u hem verwacht?’
‘Nee, hij werd niet verwacht. Toen er werd gebeld, dacht ik dat het de dokter was, die voor papa kwam.’ Ahmed aarzelde en zei toen: ‘Ik was verbaasd om te zien dat het meneer Targo was. Hij wilde wat software bestellen.’
Hannah, die besefte dat Wexford geen flauw idee had wat dat betekende, zei: ‘Kon hij dat dan niet zelf? Kwam hij u vragen om het voor hem te doen?’
‘O, jazeker.’
Ahmed keek naar zijn moeder, die nu heel stijf in een stoel met rechte rugleuning zat. Afgezien van haar ringen droeg ze die dag geen juwelen, en in aanwezigheid van Wexford had ze haar hoofd bedekt. Ze keek nogal streng en had haar handen gevouwen, maar toen Ahmed haar snel even aankeek, stond ze op en zei dat ze koffie ging zetten.
‘Wat voor software?’ vroeg Hannah.
‘Een paar floppydisks en een home manager-cd.’
‘Wat is dat precies?’
‘Een home manager-cd?’ Plotseling leek Ahmed heel wat zekerder van zijn zaak. ‘Die doe je in je pc en vervolgens kun je dan je lampen en elektrische apparaten aan- en uitzetten door vanuit je pc een signaal naar de schakelmodules te sturen. Het gaat via de elektriciteitsleiding van je huis. Als je wilt kun je er een radio mee aanzetten, of zelfs de waterkoker.’
‘En zoiets wilde meneer Targo hebben?’
‘Dat zei hij. Hij had er ergens iets over gelezen.’
‘En jij kon dat wel voor hem regelen?’ vroeg Wexford.
‘O, jazeker,’ zei Ahmed vol zelfvertrouwen. ‘Waar het om gaat is dat ik weet waar ik zoiets kan krijgen en hoe ik het moet bestellen. Die floppy’s kun je overal krijgen, maar hij vindt het prettiger als ik dat voor hem regel.’
Yasmin kwam terug met de koffie. Toen ze hen de kopjes aangaf, merkte Wexford dat ze haar ogen snel even op de gepolijste granieten schoorsteenmantel richtte, alsof ze daar iets zag liggen wat niet helemaal klopte, voordat ze abrupt haar ogen afwendde en ging zitten. Toen ze hem de suikerpot aangaf, zag hij haar handen trillen. Niet hevig, niet meer dan een heel lichte trilling die ze wist te bedwingen door haar vingers te strekken.
‘Weet u waar meneer Targo naartoe is gegaan nadat hij hier wegging?’
‘Naar huis, neem ik aan. Ik heb het hem niet gevraagd.’
‘Verbaast het u,’ vroeg Wexford, ‘dat hij zijn hond niet bij zich had?’
‘Ik wil geen honden in mijn huis,’ zei Yasmin.
Hoe zou Targo daarop gereageerd hebben? Er viel een stilte, die uiteindelijk door Hannah werd verbroken. ‘Werkt Tamima nog steeds in het Raj Emporium?’
Yasmins strenge blik werd nu nog strenger, en er verschenen twee diepe groeven tussen haar donkere ogen. ‘Mijn dochter is bij haar tante gaan logeren. We hebben u al vele malen eerder verteld dat ze dat zou gaan doen. Nu is ze vertrokken. Mijn zoon Osman heeft een dag vrij genomen en haar gebracht.’
Ze namen een slokje van hun koffie en Ahmed vulde de stilte door een volstrekt overbodige lezing te houden over innovatieve autonome robotiseringspakketten, met forward-, backup- en turnfuncties. Wat Wexford betrof had hij dat alles net zo goed in het Swahili kunnen vertellen, en nog voordat zijn kopje leeg was, stond hij op en maakte aanstalten om weg te gaan. Maar voordat hij naar de deur liep, stapte hij doelbewust naar de schoorsteenmantel, legde een hand op het glimmende graniet en terwijl hij aandachtig naar de hoek van de schoorsteenmantel tuurde, streek hij daar met zijn vinger overheen. Achter zich hoorde hij Ahmed zachtjes naar adem happen, en met een beleefde glimlach draaide hij zich om. Mevrouw Rahman zat met een volstrekt onbewogen gezicht voor zich uit te kijken. Ahmed stond op en liep meteen naar de voordeur.
‘Wat zocht u nou bij die schoorsteenmantel, chef?’ vroeg Hannah toen ze buiten stonden.
Wexford stond peinzend naar de Harley-Davidson te kijken die inmiddels bij de andere voertuigen in Burdens voormalige voortuin was komen te staan. ‘Er is hier niet lang geleden iets gebeurd,’ zei hij. ‘Ik weet niet wat, maar Yasmin en haar zoon wel. Ze zijn bang dat het misschien sporen heeft achtergelaten.’
‘En is dat ook het geval?’
‘Voor zover ik kon zien niet.’
‘De tante van Tamima heet mevrouw Qasi en woont in Farmstead Way, Kingsbury, Londen NW9. Denkt u dat Tamima daar werkelijk naartoe is gegaan?’
‘Ik weet het niet, Hannah, en het kan me ook niet schelen. Op dit moment heb ik al mijn aandacht nodig voor de vermiste meneer Targo.’
Wexford had besloten dat hoe zwijgzaam en terughoudend ze ook mocht zijn, Mavis Targo op dit moment toch de beste bron van informatie over haar echtgenoot was. Toen ze de deur van Wymondham Lodge opendeed, zei ze: ‘Hij kwijnt langzaam weg. Hij wil niet eten.’
Dat waren de eerste woorden die ze tot hem richtte. Ze had hem niet begroet, en zelfs niet gevraagd wat hij kwam doen. Een ogenblik had hij gedacht dat ze het over haar echtgenoot had, dat Targo thuis was gekomen, dat de man ziek was en zich ergens in huis bevond. Maar, zo hield hij zichzelf voor, hij had beter moeten weten. Het ging natuurlijk over een hond, waarschijnlijk over die witte hond met de donzige vacht die zo ontroostbaar in zijn mand had gezeten in die overdadig ingerichte woonkamer. En hij vroeg zich af of deze zo slecht bij elkaar passende echtgenoten elkaar soms gevonden hadden door hun gedeelde hartstocht voor honden. Maar misschien pasten ze eigenlijk ook helemaal niet zo slecht bij elkaar; want nu hij haar eens goed opnam, zag hij dat Targo en zij eigenlijk nogal op elkaar leken. Ze hadden broer en zus kunnen zijn. Ze waren ongeveer even lang, met dezelfde gedrongen lichaamsbouw, dezelfde grove gelaatstrekken en starende blauwe ogen. Als dit een horrorverhaal was, zo dacht hij, zou straks blijken dat dit Targo zelf was, vermomd als vrouw, en dat mevrouw Targo inmiddels dood in de kelder lag. Maar hoe zou Targo dan aan die twee formidabele borsten zijn gekomen, die door haar decolleté niet geheel aan het oog werden onttrokken? Hij moest bijna lachen.
Ze was nog steeds aan het praten over de Tibetaanse spaniël die zijn baasje zo miste, toen het puppy voor de openslaande deuren naar het terras verscheen en luid blaffend tegen het glas aan sprong. Haastig liep ze ernaartoe om het diertje binnen te laten, en toen ze de deuren opende, klonk er van elders op het terrein een schril, ratelend geluid en een luid en diep gebrul. Het puppy rende wild in het rond, sprong tegen Wexford op en liet modderige pootafdrukken achter op het lichte tapijt.
‘Hij mist zijn baasje niet,’ zei ze. ‘Daar ben je te jong voor, hè schatje? Ik kan trouwens niet zeggen dat ik dat heel erg vind. Twee dieren met een gebroken hart, dat zou een beetje te veel worden.’
‘Ik neem aan dat u nog niets van uw man hebt gehoord?’
‘Niets maar dan ook helemaal niets. Dat is inmiddels behoorlijk lang, zelfs voor zijn doen.’
‘Het spijt me dat ik u dit moet vragen, mevrouw Targo, maar helaas kan het niet anders. Zegt de naam Tracy Cole u iets?’
‘O god, ja. Daarvoor hoeft u zich niet te verontschuldigen, hoor. Zij was niet zijn vorige echtgenote, maar degene daarvoor. Inmiddels heet ze trouwens anders. Ze is sinds haar huwelijk met hem al twee keer hertrouwd en gescheiden.’
‘Hebt u toevallig haar telefoonnummer? Of haar adres?’
‘Als u soms denkt dat hij naar haar toe is, dan zit u op een dood spoor.’
‘Maar toch, voor het geval dát. Hebt u haar telefoonnummer?’
Ze antwoordde met duidelijke tegenzin. ‘Hij heeft haar nummer op zijn mobieltje. Dat weet ik, ook al zegt hij van niet. Maar verder staat het nergens genoteerd. Dat wilde ik niet hebben. Ik heb wel ergens een briefje liggen met haar achternaam erop. Voor het geval u dat niet wist: ze waren niet getrouwd toen ze samenwoonden.’ Wexford zei niets en bleef rustig staan wachten. ‘Ik weet niet of u dat weet, maar ze was destijds nog heel jong. Haar vader was net gestorven en had haar dat grote huis nagelaten, en een aandelenpakket. Ze was nog maar achttien en ze moest wachten tot haar eenentwintigste voordat ze de rest zou erven.’
Mavis Targo zat anders in elkaar dan Kathleen. Ze ging er prat op dat ze nooit iets bewaarde, gooide vaak van alles weg en had er dan achteraf spijt van. Tracy Coles achternaam uit haar tweede huwelijk was nergens te vinden, maar mevrouw Targo zei dat die haar inmiddels weer te binnen was geschoten omdat het dezelfde achternaam was als die van Targo’s eigen tweede vrouw: Thompson. Tracy Thompson heette ze, en Targo’s tweede vrouw had Adèle Thompson geheten.
‘Was hij met haar getrouwd toen hij in Myringham woonde?’
Het kwam bij Wexford op hoe merkwaardig dit gesprek hem in de oren zou hebben geklonken in de tijd toen hij Targo voor het eerst had ontmoet. Niet zomaar merkwaardig, maar bizar, ongelooflijk en zonder dat het ook maar iets te maken kon hebben met de toenmalige Engelse middenklasse, waarvan de overgrote meerderheid trouwde en getrouwd bleef totdat een van beide echtgenoten stierf. De hedendaagse seriële polygamie zou in die tijd alleen maar in verband zijn gebracht met Hollywood. ‘Toen hij die kennel had?’
‘Wat? Met Adèle? Ik neem aan van wel. Ik had hem in die tijd nog niet ontmoet.
Dat huwelijk heeft niet lang standgehouden. Ze hield niet van honden. Toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten, heeft ze dat voor hem verborgen gehouden maar na een tijdje kon ze dat toch niet verhelen. Nou, dat kon ook moeilijk anders, hè?’
Wexford zei niets, maar keek haar alleen maar bemoedigend aan. Het kwam hem wel goed uit dat mevrouw Targo plotseling zo spraakzaam was. ‘De andere Thompson,’ zei ze, ‘Tracy, bedoel ik, die woonde in Edgbaston, en voor zover ik weet woont ze daar nog steeds. Dat is het deftigste deel van Birmingham. Hij pocht daarover. Een prachtig huis had ze, zegt hij, meer een paleis dan een huis. Maar dat is toch niets voor hem om trots op te zijn, of wel soms?’
‘U zei dat hij niet naar haar toe zal gaan, maar bent u daar wel zeker van? Zou hij zich niet bij haar schuil kunnen houden?’
Nu leek het eindelijk enigszins tot haar door te dringen wat er aan de hand was. ‘Waarvoor wilt u hem spreken? Dat hebt u eigenlijk nooit gezegd. Waar verdenkt u hem van?’
‘We hebben hem nodig om ons te helpen bij ons onderzoek naar de dood van de heer Andrew Norton.’
‘Wie is dat? Ik heb nooit van die man gehoord, en Eric ook niet, daar durf ik om te wedden.’
Wexford stond op. Toen hij overeind kwam, vormde dat voor het bulterriërpuppy een teken om naar hem toe te rennen en tegen hem op te springen. Op de vriendelijkst mogelijke toon, heel anders dan haar nogal ruwe manier van doen tegenover Wexford, zei Mavis duidelijk tegen het hondje dat het moest gaan liggen. Ze sprak het dier aan als ‘liefje’. Misschien had het geen andere naam.
‘Vertelt u eens,’ zei hij toen hij bij de voordeur stond. ‘Wanneer heeft uw man die wijnvlek laten weghalen?’
Ze lachte. ‘Toen we pas getrouwd waren. Ik heb hem erom gevraagd, en in die tijd deed hij nog wat ik vroeg.’
Wexford gaf geen commentaar. ‘U laat het ons weten als u van uw man hoort, mevrouw Targo?’
Als ze nog te vinden was... als ze nog leefde. Plotseling had hij een van die invallen van hem: misschien dat Tracy Cole, de rijke vrouw die in het beste deel van Birmingham woonde, en bij wie Targo zijn toevlucht had gezocht toen zijn vrouw hem het huis uit had gezet, ook degene was bij wie hij nu onderdak had gevonden. Alan Targo was zes geweest, had zijn moeder gezegd, en nu was hij? Veertig? Zou Targo nog steeds dezelfde vrouw begeren als vierendertig jaar geleden? Het zou kunnen. Zo gaat dat wel vaker met mensen. Wexford dacht aan zijn eigen vrouw, met wie hij al zo lang getrouwd was. Kathleen had gezegd dat ongeacht wie er verder ook tussen mocht komen, Eric Targo en Tracy Cole altijd weer naar elkaar terugkeerden. Met de informatie waarover hij nu beschikte, was Tracy niet moeilijk te vinden. Over de telefoon zei ze dat ze Eric Targo al meer dan een jaar niet gezien had, maar wel een paar keer had gesproken. Wexford vroeg zich af of Mavis Targo dat wist. Hij dacht van niet eigenlijk. Tracy, die zich nu mevrouw Thompson noemde, zei dat ze hem een heleboel kon vertellen over haar gewezen minnaar, maar dat ze dat liever onder vier ogen deed. Wilde hij bij haar langskomen?
Voor zijn vertrek nam hij contact op met de politie van de West Midlands om toestemming te vragen. De rechercheur die hij aan de lijn kreeg, was een zekere hoofdinspecteur Roger Phillips. Dat moest wel dezelfde zijn. Na al die jaren, zo nu en dan een telefoongesprek en een of twee brieven, gevolgd door een jarenlange stilte.
‘Ik ben nog getuige geweest bij je huwelijk,’ zei hij.
‘Inderdaad. En een heel goeie, voor zover ik me herinner. Ik ben nog steeds getrouwd met Pauline, en dat blijft zo tot de dood ons scheidt. Hoe staat het met jou?’
‘Net zo. Ik ben nog steeds getrouwd met dezelfde vrouw, godzijdank.’ Wexford vertelde hem over Tracy Thompson en de jacht op Targo. ‘Ik wil graag met haar gaan praten, als jullie daar geen bezwaar tegen hebben.’
‘Best hoor. Zal ik een rechercheur meesturen?’
‘Nee, bedankt, ik neem mijn eigen brigadier wel mee.’
‘Komen jullie daarna samen maar even langs voor een kop thee.’
Wexford zei dat hij dat zou doen, en toen het gesprek voorbij was, probeerde hij zich te herinneren hoe Roger er ook weer uit had gezien. Hij kon het zich niet voor de geest halen, maar het knappe gezichtje van diens vrouw zag hij nog tot in de kleinste details voor zich. Het waren haar ouders die bevriend waren geweest met de mensen die Medora Holland hadden meegenomen naar de bruiloft van Roger Phillips...
Hij nam Barry Vine mee, en ze gingen met de trein, wat vanuit Sussex een lange reis was. Wexford ging tegenwoordig bijna nooit meer met de trein, maar hij las de kranten en keek televisie, en wist dus hoe vaak die vertraging hadden, of zelfs helemaal uitvielen, en hij was op het ergste voorbereid. Maar de trein van Euston naar Birmingham was weliswaar niet stipt op tijd, maar ook niet meer dan vijf minuten te laat, en ze bereikten het huis dat ‘meer een paleis dan een huis’ was op de afgesproken tijd.
In totaal had hij nu vier vrouwen gesproken die een sterke band met Targo hadden gehad, en van hen was Tracy Thompson de jongste en de kleinste. Een piepklein vrouwtje, niet groter dan een kind van tien, dat voordat je haar van dichtbij zag, voor een tiener kon worden versleten. Maar van dichtbij waren de rimpels in haar gezicht duidelijk zichtbaar, net zoals de witte stroken in haar sluike, bruine haar. Ze ging gekleed als een tiener in een spijkerbroek en een T-shirt met Disney-dalmatiërs erop. Het zou al wonderlijk zijn geweest als ze in een achterstandsbuurt had gewoond en in dit huis viel het helemaal uit de toon.
Het huis had inderdaad wel iets weg van een paleis. Het was heel groot en zelfs wat overdonderend, maar zoals Barry Vine naderhand tegen Wexford zou zeggen, was het ook ‘een beetje wonderlijk’. Het meubilair in de ruime vertrekken met hun hoge plafonds zag eruit alsof het daar al verschillende generaties had gestaan, op precies dezelfde plek, zonder ooit aangeraakt of gerestaureerd te zijn, zonder dat het hout ooit gepolitoerd was. De gordijnen waren weliswaar intact, maar door tientallen jaren zonlicht verschoten tot een vale kleur grijs, de vloerbedekking was gebleekt of onherstelbaar bevlekt. Het zou te ver gaan om te zeggen dat het huis net dat van Miss Havisham was, de oude vrijster uit Charles Dickens’ Great Expectations die nadat haar huwelijk onverwachts niet was doorgegaan nooit meer iets aan haar huis had veranderd, maar als je je voorstelde hoe dat huis eruitgezien zou hebben na een niet al te zorgvuldige grote schoonmaak, kwam je wel dicht in de buurt.
Niets wees erop, dacht Wexford, dat Tracy Thompsons bruidegom ervandoor was gegaan toen ze voor het altaar stond waarna haar niets anders meer restte dan het leven van een teruggetrokken zonderlinge. In plaats daarvan had ze dit huis met alles erop en eraan geërfd, maar zich nooit om haar omgeving bekommerd, zolang ze er maar warm en behaaglijk kon zitten als ze daar behoefte aan had.
Ze zag hem kijken en zei: ‘Het is allemaal wat aftands, hè? Zonde eigenlijk. Ik maak telkens weer plannen om er iets aan te doen, maar ik neem aan dat het er nooit echt van gaat komen. Want ik vind het niet prettig om mensen over de vloer te hebben die geen vrienden van me zijn, snapt u? Ik kan schoonmaaksters, bouwvakkers en al dat volk eenvoudigweg niet uitstaan.’ Ze veegde haar lange meisjeshaar uit haar ogen. ‘Wat wilde u me vragen?’
‘Het gaat er meer om wat u ons wilt vertellen, mevrouw Thompson.’
‘Nou, dan heb ik eerst een vraag aan u. Waarom wilt u Eric eigenlijk spreken?’
En toen zei ze iets waardoor Wexford bijna opsprong uit de haveloze leunstoel met het verschoten bloemetjespatroon waar hij op dat moment in zat. ‘Hij heeft toch niemand vermoord?’
Barry Vine was al bijna net zo verbaasd als Wexford. Hij zag nu wat pips. ‘Wat bedoelt u daar precies mee?’ vroeg hij. ‘Meende u dat?’
‘Volgens mij wel,’ zei ze. Ze leek bepaald niet geschrokken. ‘Maar ik weet niet of hij het meende toen hij het me vroeg.’
‘Wat heeft hij u dan gevraagd?’
‘Misschien kan ik maar beter beginnen met u te vertellen over ons, over Eric en mij, bedoel ik,’ zei ze. ‘Ik neem aan dat ik u iets zou moeten aanbieden, maar ik drink geen thee of koffie. Ik denk dat er ergens nog wel wat cola is.’
‘Doet u alstublieft geen moeite,’ zei Wexford. ‘U zou ons vertellen over uw relatie met de heer Targo.’
‘Ja, nou wij kennen elkaar al heel lang. Soms lijkt het wel of we elkaar altijd al gekend hebben. Hij woonde nog maar kort in Birmingham. Mijn vader was net overleden en ik voelde me behoorlijk somber. Ik was nog maar net achttien, ziet u, en ik had niemand. Mijn moeder was dood en ik had geen familie. Iedereen zei telkens weer tegen me dat ik blij moest zijn dat ik zoveel geld had, en dit huis. Ik zat op een bankje in het park over van alles na te denken, over wat eenzaamheid was en dat ik er eigenlijk geen gat meer in zag, toen er iemand naar me toe kwam. Het was een spaniël, heel oud, maar ook heel lief en vriendelijk. Hij likte mijn hand en toen ik hem aaide, klom hij naast me op de bank en ging lekker tegen me aan liggen. Hij legde zijn kop in mijn schoot. En toen kwam de eigenaar – dat was Eric – naar me toe en zei dat zijn hond zich wel vaker zo gedroeg bij mensen die hij aardig vond. We raakten aan de praat. Ik vertelde over mezelf, en hij zei dat ik een hond moest nemen. Dat zou hij wel voor me regelen. En nou, dat heeft hij gedaan.’
Dat klonk niet zoals Targo, maar eigenlijk toch ook weer wel. Het was niet helemaal waar dat hij van honden hield en niet van mensen, maar meer dat hij alleen maar van mensen hield die van honden hielden. ‘Gaat u verder,’ zei Wexford.
‘We begonnen te daten. Ik neem aan dat je zou kunnen zeggen dat we verliefd raakten. Hij was mijn type niet, en ik het zijne niet, maar op een bepaalde manier klikte het toch wel tussen ons. Zijn vrouw was bij hem weggegaan en hij wilde zo nu en dan zijn kinderen wel zien, maar hij wilde geen aandeel in hun huis. Ik had genoeg voor ons allebei, maar als u denkt dat hij het met me heeft aangelegd omdat ik rijk was, dan hebt u het mis. Hij was dol op me. Ik was degene die er als eerste genoeg van kreeg. Ik gaf Eric geld om een eigen huis te kopen en een eigen zaak te beginnen, een rijschool. Je zou kunnen zeggen dat ik hem heb afgekocht, en daarna ben ik met iemand anders getrouwd. Maar toch heb ik me nooit helemaal over Eric heen kunnen zetten. Hij was inmiddels officieel van zijn vrouw gescheiden, en een tijdje later ben ik zelf toen ook gescheiden. Eric is niet opnieuw bij me ingetrokken. Hij had per slot van rekening zijn eigen huis, en toen ik erachter kwam dat hij daar was gaan samenwonen met een vrouw, werd ik zo boos dat ik van de weeromstuit met iemand anders ben getrouwd.
Daarna hebben we een soort knipperlichtrelatie gehad, al zou je eigenlijk wel kunnen zeggen dat hij voor mij de enige ware is geweest, en ik voor hem. Ik woon nu al jaren alleen, en er is nooit iemand anders geweest. Eric is getrouwd met die Adèle die hij bij zich in huis had genomen, en is verhuisd naar Myringham in Sussex. Daar kwam ze oorspronkelijk vandaan. En hij kwam uit een plaatsje dat Stowerton heet. Hij had daar al een huis gekocht, dat hij verhuurde, en hij was een logeerkennel voor honden begonnen. Dat was echt iets voor hem, want hij was altijd al zo dol geweest op honden. Ik heb hem geld geleend om die kennel te kunnen beginnen. Ik dacht dat we misschien wel weer zouden kunnen gaan samenwonen, omdat het met Adèle al een paar maanden later weer uit was, maar toen liep hij Mavis tegen het lijf. Hij trouwde met haar, en daarmee was het wat mij betreft wel voorbij. Ik had in dat onroerendgoedproject van hem geïnvesteerd. Het had iets te maken met de aankoop van huurhuizen met recht van koop, en dat liep goed, maar toch moest hij zo nodig met die Mavis trouwen, en met haar geld heeft hij ergens een groot huis gekocht. En meer valt er eigenlijk niet te vertellen. Tot een jaar geleden spraken we nog regelmatig af, en we praatten ook wel met elkaar over de telefoon, maar toen hij me vroeg of er iemand was van wie ik verlost wilde worden, was het wat mij betreft afgelopen, echt definitief voorbij.’
Wexford had dit allemaal zwijgend aangehoord. Nu zei hij heel langzaam: ‘Wat heeft hij u precies gevraagd, mevrouw Thompson?’
‘Wilt u de details?’
‘Alstublieft.’
‘Hij belde en zei dat hij voor zaken naar Birmingham moest, en dat hij graag langs wilde komen. Ooit zou hij hiernaartoe zijn gekomen om mij te zien, en dan zou hij hier, omdat hij hier toevallig toch was, ook wel iets te doen hebben gevonden. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Hij kwam hiernaartoe en ik vroeg of hij bleef logeren. Nee, zei hij. Hij was gekomen om me te vertellen dat we elkaar niet meer zouden zien. Hij was nu met Mavis getrouwd, hij begon ook een dagje ouder te worden en hij had geen behoefte meer aan iemand erbij. Is dat alles wat ik voor je ben, zei ik tegen hem, iemand erbij? En het enige wat hij daarop te zeggen had, was: je weet best wat ik bedoel. Dat zei hij altijd, dat ik best wist wat hij bedoelde... vooral als hij net iets kwetsends had gezegd. En toen zei hij dat hij graag iets voor me wilde doen, als een soort bedankje voor al die jaren. Was er soms iemand van wie ik verlost wilde worden? Ik begreep hem niet... Nou, volgens mij zou niemand dat begrijpen. Hij zei dat hij het wat duidelijker zou formuleren. Was er iemand die ik uit de weg wilde laten ruimen, zonder dat er lastige vragen zouden worden gesteld? Ik dacht dat hij knettergek was geworden. Dat dacht ik echt.’
‘Hij vroeg dus of u soms iemand wilde laten vermoorden?’
‘Inderdaad. Als een soort van vergóéding voor het feit dat hij me had laten zitten, en misschien ook wel omdat we in het verleden niet getrouwd waren.’
‘Wat hebt u tegen hem gezegd?’ vroeg Vine.
‘Wat denkt u? Ik zei dat ik blij was dat hij had gezegd dat we elkaar niet meer zouden zien, want dat was precies hoe ik er ook over dacht, en als er al iemand was van wie ik verlost wilde worden, hij het was.’
‘U hebt er niet aan gedacht om contact met ons op te nemen?’
‘Ik heb er wel over gedacht, maar ik kon toch niets bewijzen? Het zou mijn woord tegen het zijne zijn geweest, en ik was bang dat de politie zou denken dat dat nou typisch de reactie was van een vrouw die boos is omdat ze aan de dijk is gezet. Ik bedoel, bekijkt u het eens vanuit een andere hoek. Hij was getrouwd, het ging hem goed, hij woonde samen met zijn echtgenote. Ik was een alleenstaande vrouw met twee mislukte huwelijken achter de rug, een vrouw die hem in de loop der jaren god mag weten hoeveel geld had gegeven en die hij nu had gedumpt. Wat denkt u dat de politie daarvan gedacht zou hebben? Denkt u niet dat die lui gedacht zouden hebben dat het een wraakactie van mij was?’
‘Maar u hebt het ons nu wel verteld,’ zei Wexford.
‘Omdat u zelf naar hem kwam vragen. En ik dacht dat u dat heus niet zou doen als u daar geen goede redenen voor had. Zo is het toch? En u gelooft me toch? U ziet mij toch niet als een versmade vrouw?’
‘Ik geloof u.’
Het theedrinken met Roger Phillips draaide erop uit dat een fles port tevoorschijn werd gehaald. Wexford had enkele jaren geleden besloten nooit meer port te drinken, maar dronk samen met Roger toch maar een glaasje en intussen vertelde hij over hun gesprek met Tracy Thompson en de ‘vergoeding’ die Targo haar had geboden. Hij vertelde hem ook over Elsie Carroll, Billy Kenyon en Andy Norton. Roger reageerde daarop met dezelfde woorden die Wexford had gebruikt tegenover Tracy. ‘Ik geloof je.’
‘Ze zegt dat ze hem sindsdien niet meer heeft gezien. Hij heeft geprobeerd haar te bellen en berichten ingesproken, maar daar heeft ze niet op gereageerd. Dat aanbod van hem heeft haar echt ten diepste geschokt.’
‘Nou, dat viel te verwachten, Reg. Wij van de politie zijn gewend aan moord en doodslag, en dus onderkennen we vaak niet hoe schokkend zulke dingen zijn voor gewone mensen. De samenleving is heus niet zo verloederd als de media ons soms proberen wijs te maken. De meeste mensen leiden behoorlijk beschermde levens, en houden zich strikt aan alle wetten en regels. Denk je dat hij een dergelijk aanbod vroeger ook heeft gedaan aan mensen die misschien iets te winnen hadden bij wat hij van plan was?’
‘Mij heeft hij dat aanbod niet gedaan,’ zei Wexford, ‘en hij verwachtte dat ik iets te winnen zou hebben bij de dood van Norton. Ik ben er zeker van dat hij George Carroll niet zo’n aanbod heeft gedaan. Als dat wel het geval was geweest, wat zou Carroll er dan van weerhouden hebben om ons erover te vertellen toen hij van moord werd beschuldigd? Maar het zou goed kunnen dat Eileen Kenyon het wel geweten heeft. Hij zou het haar voorgesteld kunnen hebben nadat hij haar een puppy had gegeven, en had gezien hoezeer ze met Billy in haar maag zat. Als ze wist dat hij Billy had vermoord, was het in haar eigen belang om daar haar mond over te houden.’
‘En nu is hij verdwenen?’
‘Ik denk niet dat hij bij een vrouw is ondergedoken. De enige die nog over is, is die Adèle, en we zullen nog contact met haar opnemen, maar het schijnt dat ze het minder lang met hem heeft uitgehouden dan alle andere vrouwen in zijn leven. Hij kan nu echt overal zijn.’
‘Hij moet toch geld van iemand krijgen? Heb je naar zijn bankrekening gekeken?’
‘Tot nu toe heb ik daar geen grond toe gehad, maar dat is nu het eerste wat ik ga doen.’
Met een afspraak (waar ze zich geen van beiden aan zouden houden) om contact te houden, en samen uit eten te gaan als meneer en mevrouw Phillips een keer in Sussex waren om Paulines bejaarde moeder op te zoeken, gingen ze uit elkaar. Toen ze in de trein zaten, trok Wexford de Birmingham Post die hij die ochtend had gekocht uit de zak van zijn regenjas terwijl Vine, die dol was op Donizetti, op zijn cd-speler naar L’Elisir d’Amore luisterde.
Als hij een krant las die gepubliceerd werd in een verre stad, of zelfs een krant die specifiek op Londen gericht was, keek hij altijd naar de familieberichten. Er was een tijd geweest waarin mensen die hij kende trouwden en daarna kinderen kregen, en tegenwoordig gingen sommigen van hen dood. De laatste naam bij de overlijdensberichten was Trelawney: hij kende niemand met die achternaam maar toch... ‘Trelawney, Medora Anne, geliefde echtgenote van James, is ons ontvallen op 31 oktober in Sutton Coldfield. Medora wordt begraven in All Saints Church op 3 november, 10.00 uur. Liever geen bloemen. Donaties aan de Britse Hartstichting.’
Het was vrijwel zeker de Medora die hij had gekend. Het vriendje dat had geprobeerd hem te chanteren had ze Jim genoemd en Trelawney was een naam uit Cornwall. Er stond geen leeftijd bij, merkte hij op. Zo te zien was ze gestorven aan een hartkwaal. Wat had ze daar uitgespookt in Sutton Coldfield? Nou, ze zou ongetwijfeld samen met Jim in een huis hebben gewoond, en misschien ook kinderen hebben gehad, die haar nu erg misten. Hij vouwde de krant op en richtte zijn gedachten weer op Targo. Het leed nu vrijwel geen twijfel meer dat die was verdwenen.