4
De vijf meisjes zochten hun plaats voor de dichtgetrokken gordijnen van Christines openslaande deuren. Die gordijnen had ze van haar vorige huis meegenomen en ze waren gemaakt van zwaar donkerbruin velours, dubbelgevoerd zodat ze alle licht buitensloten. De meizon liet zich zien als een dunne felle streep langs de rechterkant van het raam, en ook dat streepje verdween toen de fotograaf het gordijn met plakband tegen het raamkozijn bevestigde.
Philip, die zich in zijn jaquet en krijtstreepbroek niet erg op zijn gemak voelde, stak eerst zijn hoofd om de deur, kwam toen binnen en stelde zich aan de andere kant van de kamer op. Door de lampen van de fotograaf werd het er knap warm. De man was niet meer zo jong en zijn kleren stonken naar sigaretterook. Bij de eerste aanblik van de meisjes zonk Philip de moed in de schoenen. Hij wist dat hij een goede smaak had en oog voor stijl en subtiele kleurencombinaties. Zonder die gaven zou hij nu waarschijnlijk die baan niet hebben of willen hebben. Wie had Fee de slechte raad gegeven zich uit te dossen in wit satijn, van een blauwachtige polaire witheid, plankerig en glimmend als een ijsschots? Maar misschien was het haar eigen keuze. Zag ze dan niet dat die vorstelijke jurk met zijn hoge hals, slanke lelievormige mouwen en nauwe ballonrok ontworpen was voor een lange slanke vrouw zonder boezem?
Haar hoed was van het soort dat hoofdrolspeelsters in de jaren veertig droegen in ‘historische’ films. Daarvan had Philip er legio op de televisie gezien. Een soort kaasdop voor dames die op een dameszadel paardreden, behalve dan dat deze wit was en een voile had van verkeerde lengte. En ze droeg een boeket van lelies. Grafbloemen, vond hij terugdenkend aan de krans op zijn vaders kist. Wat de bruidsmeisjes betreft, die het bevel kregen nu te glimlachen en niet naar de camera te kijken, maar in aanbidding naar Fee – als hij ze in een tijdschrift had gezien zou hij in de lach zijn geschoten om hun pakjes – een ander woord was er niet voor.
Ze droegen een soort tuniek, ieder in een andere kleur, felroze, koraalrood, citroengeel, knaloranje, met grote pofmouwen van een soort gaas met oranje stippen, en aan de zoom van de tuniek, ter hoogte van de heupen ontsproot als een grote stuifzwam een ballonrok van datzelfde gaas met stippen. Op het hoofd roze en oranje kransjes van niet nader te benoemen bloemen. Te zot om los te lopen. Nee, dacht hij toen, allemaal op ÇÇn na te zot om los te lopen. Cheryl, Stephanie en Fees vroegere schoolvriendin Janice waren schertsfiguren, maar de vierde was anders. Die was... Philip had er geen woorden voor en staarde haar aan.
Dat moest Senta zijn. Zo te zien bestond er geen enkel verband tussen haar en de familie van Darren, zo te zien bestond er geen enkel verband tussen haar en wie dan ook van hun slag. Ze hoorde nergens bij. Het zat hem niet in de lengte van haar lichaam, of in iets uitzonderlijks in haar figuur, al was ze kleiner dan de andere meisjes en erg slank. Ze had een witte huid, maar niet wat men bedoelt als men het over een witte huid heeft, niet blank of bleek of romig wit, maar witter dan melk, wit als de binnenkant van een schelp uit de diepte van de zee. Haar lippen waren nauwelijks minder bleek. Hij kon niet zien wat voor kleur ogen ze had, maar haar haar, dat erg lang was, bijna tot aan haar middel, was glad en sluik en zilverkleurig. Niet blond of grijs, maar zilver met hier en daar een doffe streep.
Maar het opmerkelijkste voor hem, het opwindendste, was misschien wel haar gelijkenis met Flora. Ze had het gezicht van Flora, de pure ovale omlijning, de wat lange neus die vanaf het puntje tot boven aan het voorhoofd een volmaakt rechte lijn beschreef, de ver uiteenstaande rustige ogen, de korte bovenlip, de prachtige mond met lippen die te vol noch te dun waren.
Met dat haar in een wrong op haar achterhoofd door een lint bijeengehouden zou ze Flora’s evenbeeld geweest zijn.
Ze gedroeg zich met geduldig zelfvertrouwen. Terwijl de anderen tussen de opnamen door heen en weer schuifelden, aan hun kapsel zaten, bh-bandjes aanhaalden, boeketjes verschikten, stond Senta roerloos als een standbeeld. Ze was net zo bedaard en onbewogen als het marmeren meisje, dacht Philip, het beeldje dat hij drie dagen te voren naar binnen en naar boven had weten te smokkelen terwijl Christine in de keuken de laatste hand aan een wassen-knippen-en-watergolf legde. Alleen haar figuur met zijn ranke bouw, het middel dat je met je beide handen kon omvatten was niet als dat van Flora.
Maar toen de fotograaf hen voor de laatste keer beval naar de camera te kijken en te lachen, keerde ze haar gezicht naar hem toe en kreeg hij helaas de schok van zijn leven. Haar glimlach was gruwelijk gekunsteld en onnatuurlijk, meer een grimas. Het was haast of ze opzettelijk de draak stak met dit hele ritueel. Maar dat kon toch niet waar zijn, het was toch zeker geen opzettelijk afstotende smalende grijns? In dat geval was hij kennelijk de enige die het merkte. De fotograaf riep: ‘Fijn zo! Even zo houden meisjes, dit wordt beslist de laatste.’ De foto werd genomen, ze stonden er op. Hij zou met de rest van de foto’s een plaats krijgen in Fees bruiloftalbum. Nu stond Fee alleen om te poseren voor de foto’s die de fotograaf betitelde met ’twee exclusieve plaatjes van de schattige bruid.’ Ze had zich nog maar amper opgesteld en Stephanie verlof gegeven de plooien van haar sleep te schikken, toen de deur werd opengeduwd en Hardy binnenkwam.
‘O, ik wil ÇÇn plaatje met hem er op,’ riep Fee. ‘Kijk nou toch eens wat een schat. Ik kan hem gerust op de arm nemen want hij is net gewassen.’
Twee van de bruidsmeisjes waren op de bank gaan zitten die tegen de muur was geschoven, maar Senta van het witte gezicht, het metaalglanzende haar dat nu als een cape over de schouders viel, aarzelde maar heel even eer ze langzaam de kamer doorlopend naar Philip toekwam. Ze liep zoals een veel grotere vrouw zou lopen, kaarsrecht, het hoofd hoog geheven, maar tegelijkertijd met buitengewoon veel gratie. Voor ze hem aansprak keek hij naar haar mond en vond het de mooiste mond die hij ooit in een meisjesgezicht had gezien. Wat moest je verwachten van een stem uit zo’n mond?
De lippen gingen vaneen. Ze sprak. ‘Wat een eigenaardig hondje,’ zei ze. ‘Met die oranje stippen. Net een miniatuur dalmatiâr.’
Philip glimlachte naar haar en zei bedachtzaam wat hem nu voor het eerst opviel: ‘Hij past precies bij jullie jurken.’
‘Hebben jullie dat expres gedaan?’
Bij haar ernst schoot hij in de lach. ‘Eerlijk gezegd heeft mijn moeder een beetje geknoeid toen ze bezig was iemands haar bij te kleuren. Ze heeft hem wel gewassen maar het ging er niet uit.’
‘Ik dacht dat het een zeldzaam ras was.’
Hij had een lage stem verwacht, maar de hare was vrij hoog, de klinkers vol en zuiver, de toon koel. Het klonk alsof ze haar spraak had aangeleerd, in plaats van zomaar opgepikt. Het viel hem ook op dat haar handen, die het belachelijke boeketje oranje tulpeknoppen en roze anjers vasthielden, heel klein waren en de stompe nagels als die van een kind hadden. Ze had haar vrijwel kleurloze ogen op hem gericht, doorzichtig als water waarin een druppel verf vervloeit tot streepjes en spiralen donkergroen.
‘Ben jij Philip, de broer van Fee?’
‘Dat klopt.’ Hij aarzelde. ‘Ik heb dit apepakje aan omdat ik getuige ben.’
Alsof ze iemand haar naam dicteerde zei ze heel precies: ‘Senta Pelham.’
‘Ik ken niemand die Senta heet. Het klinkt buitenlands.’
Haar stem kreeg een koel randje. ‘Senta is de naam van het meisje in de Vliegende Hollander.’
Philip wist niet precies wat hij van die Vliegende Hollander moest maken – een opera of operette? – en hij was blij Christines stem te horen die wat paniekerig riep: ‘Philip, Philip waar zit je?’
‘Een ogenblik.’
Ze zei niets. Hij was niet gewend aan mensen die je recht in het gezicht kijken zonder te glimlachen. Hij sloot de zitkamerdeur achter zich en trof Christine in alle staten in de keuken aan, vol kleine zorgen maar knapper dan in de laatste maanden. Hij voelde een zeker onbehagen bij die plotselinge terugkeer van haar aantrekkelijke kant en hij had zijn ogen wel dicht willen knijpen. Ze was in het blauw, de kleur die haar altijd het beste stond en droeg een rond hoedje als een tulband van blauwgroene en lavendelkleurige zijde.
‘De auto voor mij en de tantes is er al, en die voor de bruidsmeisjes ook.’
‘Rustig maar, iedereen staat klaar.’
Ze is aardiger dan die vrouw van Arnham, meer vrouw, liever, zachter, vond hij, verwonderd dat zoiets in hem opkwam. Haar zusters kwamen de trap af: ÇÇn hoed in de vorm van een paddestoel, ÇÇn hoed in de vorm van een papegaaievleugel, stelthakken, twintig denier kousen, alle ringen en armbanden en kettingen die ze in hun bijouteriekistje hadden kunnen vinden, en met de bijbehorende wolk parfum.
‘Niet vergeten Hardy in de keuken op te sluiten, hoor,’ zei Christine tegen hem. ‘Anders plast hij op het witte haardkleedje. Je weet dat hij daar een handje van heeft als hij opgewonden is.’
Hij bleef alleen met Fee achter. Was ze maar een romantische of mooie bruid geweest. Niets in haar uiterlijk was in staat haar broer te roeren, een brok in zijn keel te brengen, het verlangen te wekken gezamenlijke jeugdherinneringen op te halen. Het gezicht was verfomfaaid, pruilend van de duizenden kleine zorgen. Ze stond voor de spiegel en meende, terecht of ten onrechte, stippels mascara onder haar linkeroog te ontdekken. Ze begon eraan te wrijven met een vinger waarvan ze de nagel op een moment van hoogspanning voor de komst van de fotograaf had afgebeten.
‘Vergeet niet je verlovingsring aan je andere hand te doen.’
Vol ongeduld trok ze de ring van haar vinger.
‘Ik zie er uit om op te schieten, waar of niet.’
‘Je ziet er prima uit.’
‘Als het geen succes is, kunnen we altijd nog scheiden. Dat doen er zoveel.’
Als ik op die manier dacht zou ik niet trouwen. Hij zei het niet hardop. Hij kreeg het gevoel dat hij de laatste tijd alles voor haar verzweeg, zijn standpunten, zijn meningen, zijn gevoelens. Ze wist niets van Flora in de kast op zijn slaapkamer, noch dat hij Cheryl huilend uit een winkel had zien komen op Edgware Road. Nog even en ze had iemand anders om in vertrouwen te nemen en om haar diepste gedachten aan te vertellen, maar wie had hij?
Ze deed een stap terug en draaide zich om om het bloemstuk van lelies van de tafel te pakken. Maar in plaats daarvan stokte ze halverwege en gooide zich in zijn armen. Spanning leek door haar lichaam te trillen. Het was of het vol draden zat die huiverden van elektriciteit.
‘Kom kom,’ zei hij. ‘Rustig nou maar.’ Hij drukte haar tegen zich aan maar niet zo stevig dat het ijzige satijn ervan kreukte. ‘Je kent hem al jaren, hij is voor jou geknipt.’ Wat kon hij anders zeggen. ‘Jullie waren in de box al verliefd op elkaar.’
Hij hoorde de auto voorrijden, remmen, een portier zachtjes sluiten, voetstappen op het voorpad. ‘Weet je waar ik almaar aan moet denken?’ zei ze, zich uit zijn armen losmakend, haar rug rechtend en haar jurk gladstrijkend: ‘Ik denk de hele tijd, had die Arnham mam maar fatsoenlijk behandeld, dan hadden we nu een dubbele bruiloft gehad.’
Hij had gesproken en terwijl hij de geijkte loftuitingen aan Fees en Darrens adres spuide was hij zich voortdurend bewust van Senta’s blik.
Die blik leek zich kil en afwegend op zijn gezicht te vestigen. Telkens als hij haar kant opkeek – en dat deed hij om de haverklap – zag hij dat ze naar hem keek. Hij vroeg zich af waarom ze dat deed. Bevestigde dat zijn vrees dat hij er belachelijk of stuitend uitzag in zijn jacquet, witte overhemd en zilvergrijze das? Maar ondanks zijn angst vond hij dat de jas een goede snit had. Hij wist – dat kon hij niet helpen – dat hij er goed uitzag en dat hij bij de meisjes in trek was. Gelukkig dat de genen bij hem thuis die korte mollige individuen produceerden, hem en Cheryl hadden overgeslagen. Hij leek wel een beetje op Paul McCartney in zijn jonge jaren. Een oude platehoes van de Beatles toonde hem zijn eigen gezicht met een grijns.
Het feest was bijna afgelopen. Ze hadden de hal van St Mary’s Church, een oude barak waar het stonk naar gekookte thee en gezangboeken, maar tot zes uur gehuurd. De gasten, de ooms en tantes, de schoolvrienden en vriendinnen, de collega’s van toen en nu, zouden vertrekken zodra Fee en Darren goed en wel weg waren. Christine stond te praten met een niet onknappe man van middelbare leeftijd, een van Darrens talloze familieleden. Cheryl, voor de gelegenheid ongedwongen, stond ginnegappend van de bruiloftstaart te eten met twee jongens die er met hun haar tot op de schouders in hun blauwe pak wat onwennig bijstonden. Hij kreeg een stuk taart van Stephanie en ontmoette de ogen van SentaFlora toen hij opkeek.
Die leken nu donkerder, doordat, vreemd genoeg, het groene bijmengsel dat door hun waterige diepten zweefde warmer van kleur was geworden. Ze had zich in de loop van de middag ontdaan van de bloemen die haar hoofd hadden omkranst, zodat haar haar nu zonder belemmering als twee glanzende gordijnen rond het tere, verleidelijke gezichtje neerhing. Haar ogen verwijdden zich toen ze de zijne ontmoetten en zijn blik vasthoudend deed ze de lippen van elkaar en toen gleed haar tong langzaam en weloverwogen eerst langs haar bovenlip en vervolgens langs haar onderlip. Haar prachtige mond had de bleekroze kleur van appelbloesem, maar haar tong was rood. Hij draaide zich met een ruk om, overtuigd dat ze de draak met hem stak.
Fee en Darren kwamen terug in kleren waarin niemand hen ooit gezien had, hij in een donkergrijs, zij in een wit pak. Iedereen die ze onderweg zouden ontmoeten, vanavond in een hotel, morgen op Guernsey, moest wel zien dat ze op de huwelijksreis waren. Sedert zijn kinderjaren was dit de eerste bruiloft die Philip meemaakte en hij was niet verdacht op de anticlimax die hij voelde toen hij in de auto stapte. Toen de bruid en haar bruidegom, met de confetti nog op hun nette pak eenmaal vertrokken waren in hun auto beklad met kreten en het blikje aan de achterbumper, kwam onmiddellijk dat gevoel van ontgoocheling. Iedereen ging naar huis. Een lege avond lag voor hem. Christine ging met haar zusters mee en Philip zou de bruidsmeisjes terug rijden naar Glenallan Close waar hun normale kleren nog lagen.
Alle bruidsmeisjes behalve Senta, die bij de bar stond te praten met een hem onbekende man en die Philip eigengereid via Janice liet weten dat ze op eigen houtje terugging naar zijn huis, want ze had een lift. Geen overbodige luxe, dacht Philip gepikeerd, want na het wolkeloze begin van de dag, en de zonnige middag, was het gaan stortregenen. Daardoor werd de terugrit en het lege huis een dubbel naargeestige aangelegenheid. De drie meisjes gingen naar de slaapkamer die Cheryl en Fee gedeeld hadden en die nu voor Cheryl alleen was, terwijl Philip Hardy uit de keuken bevrijdde. In spijkerbroek en trui liep hij een blokje om met de hond, omdat de regen even wat leek te minderen. Op de terugweg kwam hij Stephanie en Janice al tegen, die net naar huis gingen.
Nu kreeg hij de kans om met Cheryl te praten. Ze moest nog boven zijn. Halverwege de trap hoorde hij muziek van achter haar gesloten slaapkamerdeur en hij liep door naar zijn eigen kamer. Hij gunde haar een minuut of tien. Philips kamer was erg klein, net groot genoeg voor een eenpersoons bed, een klerenkast, een bureau en een rechte stoel. En hoewel hij werkte voor een zaak die zich onder andere gespecialiseerd had in het woekeren met ruimte in pijpeladen als zijn kamertje, met slimme handigheidjes en opklapmeubelen, had hij nooit de aanvechting gehad om thuis iets dergelijks te proberen. Dat kwam voor een deel omdat hij niet wilde dat het huis in Glenallan Close werd verbeterd. Maak het aantrekkelijker en Christine – en dus hijzelf – zou in de verleiding komen daar haar hele leven te blijven. Het was natuurlijk een heel ander verhaal geworden als Christine nu mevrouw Arnham was geweest en in Chigwell had gewoond. Dan had hij dit huis overgenomen. Dan had hij het wis en waarachtig wel opgeknapt.
Hij opende zijn kastdeur en haalde Flora te voorschijn. Ze zat nog steeds verpakt in de blauwe vuilniszak met het kijkgat voor haar gezicht. Philip maakte de knoop in het plastic los en trok de zak over haar hoofd. Hij zette haar in de hoek bij het raam. Merkwaardig dat haar aanwezigheid zijn kamer onmiddellijk een beter aanzien gaf. Haar witte marmeren huid leek op te lichten in het grauwe verregende schijnsel van buiten. Zou hij die groene vlek, die als een sluier over haar hals en borst lag niet kunnen verwijderen? Haar ogen keken langs hem heen en haar gezicht leek heidense wijsheid uit te stralen.
Arnham en zijn vrouw zouden haar bij hun eerste blik in de tuin gemist hebben. De buurman zou hun bij hun thuiskomst waarschijnlijk onmiddellijk verteld hebben van de dief die hij betrapt had toen die was weggelopen met een log pakket en zo zouden ze alles op een rij krijgen. Maar Philip dacht niet dat ze de diefstal van Flora met hem in verband zouden brengen. Mocht Arnham nog een herinnering aan hem hebben, dan was dat aan een pas afgestudeerde nieuwbakken stagiaire bij Roseberry Lawn, die hemelsbreed verschilde van de man met kort haar en in een pak gestoken, uit de beschrijving van de buurman. Misschien had Arnham wel een bijgelovige angst Flora zelf te verdonkeremanen en was hij zelfs wel opgelucht haar kwijt te zijn. Hij was nog bezig te beslissen wat hij eerst zou gaan doen: die vlek met loog behandelen, of met Cheryl gaan praten, toen hij Cheryls stem op de overloop hoorde. Ze klopten nooit, maar ze liepen ook niet zomaar bij elkaar binnen.
‘Phil, ben jij daar?’
Hij hing het jacquet over de stoel en duwde die voor Flora om haar te maskeren. Toen opende hij zijn deur en zag eerst niemand. Maar toen kwam Cheryl in haar gebruikelijke kledij uit haar kamer, met de cowboyhoed in de hand. Haar haar, dat die ochtend met zachte losse krullen van uit de scheiding in het midden was omgetoverd tot een bruidsmeisjeskapsel stak nu vreemd af tegen de zware zwarte oogmake-up en de groene ster die ze op een van haar jukbenen had getekend.
‘Doe me een lol,’ zei ze.
‘Hangt ervan af,’ was het stereotiepe antwoord.
‘Leen me vijf pond.’
‘Cheryl,’ zei hij. ‘Weet je wel dat ik je woensdag in Edgware Road heb gezien? Tussen zes en half zeven. Je huilde en stond wankel op je benen.’
Ze staarde hem aan, met vooruitgestoken onderlip.
‘Ik kon niet stoppen, ik zat vast in het verkeer. Het leek wel of je dronken was. Ik heb de laatste tijd weleens gedacht dat je aan de drugs was, maar het leek of je dronken was.’
‘Ik drink nooit,’ zei ze. ‘Let jij eigenlijk wel eens op anderen? Heb je dan niet eens gemerkt dat ik niet van dat bubbeltjesspul heb gedronken op de bruiloft? Van ÇÇn glas wijn sla ik al tegen de vloer.’ Ze legde een hand op zijn arm. ‘Toe, leen me vijf pond. Morgen krijg je het terug.’
‘Het gaat me niet om dat geld,’ zei hij, hoewel dat in zekere zin niet helemaal waar was. Hij kon niet veel missen. ‘Het gaat niet om het geld. Maar wat bazel je dat ik het morgen terug krijg. Morgen is het zondag. Waar wil je op zondag geld vandaan halen?’ Ze keek hem strak aan met ogen die dreigend stonden van diepe vertwijfeling. ‘Cheryl, hoe kom jij aan geld? Waar komt het vandaan?’
‘Je lijkt wel van de politie,’ zei ze. ‘Net zo’n smeris die je verhoort.’
Verdrietig zei hij: ‘Ik vind dat ik wel een soort recht heb jou die vraag te stellen.’
‘Nou, dat vind ik anders niet. Ik ben boven de achttien. Ik ben evengoed volwassen als jij. Ik heb ook stemrecht.’
‘Dat heeft er niks mee te maken.’
‘Toe alsjeblieft,’ zei ze, ‘leen me die vijf pond nou maar. Morgen krijg je het terug.’
‘Woensdag is vroeg genoeg, als je je uitkering krijgt.’ Hij ging terug naar zijn kamer, haalde het laatste biljet van vijf pond uit zijn portefeuille die nog in de broek van zijn jacquet zat. Toen had hij nog drie pond en een beetje kleingeld over.
Ze graaide het uit zijn hand. Toen ze het eenmaal, verfrommeld in haar hand tegen de revers van haar leren jack hield, kon er weer een lachje af en zei ze: ‘Hartstikke bedankt, Phil.’
Hij wist niet wat hij moest antwoorden. Hij ging terug naar zijn kamer en ging op het bed zitten. Haar voeten roffelden de trap af en hij wachtte op de klap van de voordeur. In plaats daarvan hoorde hij haar met iemand praten, een kort gesprek waarvan hij de woorden niet kon onderscheiden. Misschien was het hun moeder die was teruggekomen omdat ze iets vergeten had. Dingen vergeten, sleutels, geld, een jas, bruikbare schoenen was voor Christine iets heel gewoons.
De klap van de deur kwam minder hard aan dan gewoonlijk. Het huis schudde niet in zijn voegen. Hij pakte de gehuurde kleren van de stoel, maakte de zakken leeg, hing het pak over een klerehanger in de kast. Het was weer begonnen te regenen en het water striemde de ruiten in de aanwakkerende wind. Iemand klopte op zijn deur.
Maar niemand bij hem thuis klopte ooit. Stel je voor dat het de politie is, dacht hij, om me te arresteren omdat ik Flora ontvoerd heb. Ja, stel je voor. Een rilling liep hem over de rug. Maar hij gooide niets over haar heen, zette haar niet terug in de kast. Hij deed de deur open.
Het was Senta Pelham.
Hij was vergeten dat ze ook terug zou komen.
Ze had haar bruidsmeisjesjurk nog aan, en was kletsnat. Haar haar droop van het water, en het gespikkelde gaas dat bol hoorde te staan was verlept als de bloemblaadjes van een verregende bloem. Het koraalrode satijn plakte tegen haar broze ribbenkast en tegen de grote ronde borsten, die voor zo’n tenger meisje ongewoon zwaar waren. Haar tepels stonden rechtop tegen de natte stof.
‘Het je een handdoek voor me?’
‘In de badkamer,’ zei hij. Dat wist ze toch? Ze had zich hier in huis toch in dat bespottelijke pak gestoken?’
‘Die lift ging achteraf niet door,’ zei ze en hij merkte dat ze buiten adem was. ‘Ik moest lopen. Het leek er meer op of ze had gerend.
‘In die kleren?’
Ze lachte met een hees, hijgerig lachje. Ze leek op van de zenuwen. Ze ging de badkamer binnen om er meteen weer uit te komen, haar haren drogend met een badhanddoek en een tweede om haar schouders geslagen. Philip verwachtte dat ze naar Cheryls kamer zou gaan, maar in plaats daarvan liep ze zijn kamer binnen en sloot de deur.
‘Ik kan je wel aan een haardroger helpen.’
Ze schudde het hoofd, liet de handdoek vallen en schudde haar hoofd toen pas echt. Het glanzende haar zwaaide alle kanten uit en ze harkte er met haar vingers door heen. Hij besefte amper waar ze mee bezig was en voor hij het wist had ze haar schoenen uitgeschopt, de bleke natte bemodderde panty afgestroopt en toen, overeind komend haar jurk over haar hoofd getrokken. Zo stond ze naar hem te kijken, de armen afhangend naast haar flanken.
De kamer was zo klein dat twee personen nooit verder dan een halve meter van elkaar konden afstaan. Hij bevond zich dan ook op nog geen armlengte van dit naakte meisje wier wonderlijke lichaam met de zware borsten wit was als marmer, met onderaan de platte buik niet een zilverwitte, maar een vlammend rode driehoek. Wat hij er een halve minuut geleden ook van gedacht had, Philip twijfelde nu niet meer aan de stand van zaken en haar bedoelingen. Ze nam hem op met dezelfde intense geheimzinnige blik waarmee ze hem op de bruiloft had onthaald. Hij deed een stap naar voren, stak de armen uit en vatte haar schouders in zijn handen. De kou van marmer had hij verwacht, maar ze was warm, de zijige droge huid gloeide zelfs.
Philip sloeg langzaam zijn armen om haar heen, genietend van de gladde naakte slanke weelde tegen zijn eigen lichaam. Ze bracht haar mond naar zijn lippen en door die beweging kletste het natte lange haar tegen zijn handen en deed hem huiveren. Ze fluisterde tegen hem met een slangetongetje terwijl ze zijn overhemd losknoopte: ‘In bed, ik ben koud, zo koud.’ Maar zo te voelen was ze warm als een lijf op een tropisch strand waar de hitte afstraalt.
Het verwarmde de koude lakens. Philip trok het dekbed over hen heen en zo lagen ze lijf tegen lijf in het smalle bed. De regen kletste weer tegen de ruiten. Opeens begon ze hem met gulzige hartstocht op te vrijen. Haar vingers wroetten in zijn hals en schouders en ze verkende zijn lichaam, zoende en likte aan zijn lid met een merkwaardig ademloos genot. Over hem heen gebogen zodat het dekbed opbolde streelde ze hem met het gordijn van haar natte haren, kietelde ze hem met haar tong. Haar lippen voelden zacht, dromerig en teer.
‘Nee,’ hijgde hij. En nog eens: ‘Nee,’ want het was te veel, hij dreigde te ontploffen. Achter zijn hoofd en zijn oogleden zag hij een rood golvend licht. Kreunend trok hij haar bovenop zich en drong bij haar binnen terwijl haar witte lichaam, dat nu droop van het zweet, op hem neerzeeg in een wonderlijk huiverend ritme. Hij was aan haar genade overgeleverd. Ze hield de adem in, ontspande zich terwijl ze uitademde, en lucht happend greep ze zich weer aan hem vast om hem en zichzelf met de laatste snik en een ijl kreetje te verlossen.
Haar zilveren haar lag over zijn schouders, viel recht naar beneden, net als de regen die hij aan de andere kant van het glas zag glinsteren. Hij voelde een ongekende diepe voldoening, alsof hij iets gevonden had waar hij zijn leven lang naar gezocht had en dat nog mooier was dan hij verwacht had. Er waren dingen die hij hoorde te zeggen, vond hij, maar het enige dat bij hem opkwam was ‘dank je, dank je,’ en hij besefte dat het verkeerd zou zijn die woorden uit te spreken. Daarom nam hij haar gezicht tussen zijn handen, draaide het naar zich toe en zoende haar mond lang en uiterst behoedzaam.
Sedert haar verklaring dat ze het koud had, en dat ze naar bed moesten had ze geen woord meer gesproken. Maar nu hief ze haar hoofd en legde het op de arm die om haar heen lag. Ze nam zijn rechterhand in haar linker en strengelde haar vinger om de zijne. En met dat hoge zuivere stemmetje zei ze: ‘Philip...’ Mijmerend sprak ze die naam uit alsof ze zijn klank beluisterde, alsof ze er aan proefde om te zien of hij haar aanstond. ‘Philip.’
Hij glimlachte naar haar. Haar ogen waren vlakbij de zijne, haar mond zo dicht bij zijn gezicht als mogelijk was zonder elkaar aan te raken. Hij zag de zachte tere welvingen van haar lippen, de aanbiddelijke mondhoeken tot in de kleinste details.
‘Zeg mijn naam eens,’ zei ze.
‘Senta. Wat een mooie naam, Senta.’
‘Philip, je moet goed luisteren. Toen ik je vanochtend zag wist ik meteen dat jij het moest zijn. Ik wist dat jij de enige voor mij was.’ Het klonk intens plechtig. Ze leunde op haar elleboog en keek hem diep in de ogen. ‘Ik zag je aan de andere kant van de kamer en ik wist dat jij voor mij was voorbestemd, voor altijd.’
Hij was verbaasd. Zoiets had hij absoluut niet verwacht.
‘Ik ben al zo lang naar je op zoek,’ zei ze, ‘en nu heb ik je gevonden en het is wonderbaarlijk.’
Hij kreeg een ietwat onbehaaglijk gevoel door de plechtigheid van haar toon. Hij werd zijn verlegenheid alleen de baas door luchtig, en haast schertsend te zeggen: ‘Zo lang kan je niet gezocht hebben. Hoe oud ben je helemaal Senta? Amper twintig, waar of niet...’
‘Ik ben vierentwintig. Nou zie je eens, ik vertel je alles, ik hou niks achter. Vraag me maar wat je wilt.’ Hij voelde niet veel aandrang haar wat dan ook te vragen. Hij wilde haar alleen in zijn armen houden en dat uitbundige genot ondergaan. ‘Ik zoek al sedert mijn zestiende naar jou. Want weet je, ik heb altijd geweten dat er voor mij op deze wereld maar ÇÇn man was, en ik wist ook dat ik hem bij de eerste ontmoeting al zou herkennen.’
Haar lippen streelden zijn schouders. Ze draaide haar gezicht bij en kuste de spier die boven het sleutelbeen gespannen stond. ‘Weet je wat ik geloof? Dat zielen in paren gaan, Philip, maar dat ze bij onze geboorte gescheiden worden en dat we ons hele leven bezig zijn onze wederhelft te zoeken. Maar soms maken de mensen een vergissing en krijgen de verkeerde.’
‘Dit is toch geen vergissing? Voor mij in elk geval niet.’
‘Dit,’ zei ze, ‘is voor eeuwig. Voel jij dat niet? Ik zag je aan de andere kant van de kamer en ik wist dat jij de tweeling van mijn ziel was, zijn wederhelft. Daarom was het allereerste dat ik tegen jou gezegd heb jouw naam.’
Philip meende zich te herinneren dat het eerste dat ze tegen hem gezegd had over Hardy ging, dat het zo’n eigenaardig hondje was, maar hij zou het wel mis hebben. Wat kon het trouwens schelen? Ze lag in zijn bed, had met hem gevrijd, zo fantastisch als geen enkel meisje ooit met hem gevrijd had en zou dat vrijwel zeker nog wel eens doen.
‘Voor eeuwig,’ fluisterde ze terwijl een priesterlijke glimlach langzaam over haar gezicht gleed. Hij was blij met die glimlach, want hij wilde niet dat ze te serieus werd. ‘Philip, ik wil niet dat je tegen me zegt dat je van me houdt. Nu nog niet. Ik zal ook niet tegen jou zeggen dat ik van jou houd, hoewel dat wel zo is. Die woorden zijn zo afgezaagd, iedereen gebruikt ze, voor ons zijn ze niet goed genoeg. Wat wij hebben en wat wij krijgen gaat daar te diep voor, daarvoor zijn onze gevoelens te diep.’ Ze nestelde haar gezicht in de holte van zijn schouder en streelde zachtjes zijn lijf van boven naar beneden, wat hem onmiddellijk wakker maakte. ‘Philip, zal ik de hele nacht bij je blijven?’
Hij vond het afschuwelijk dat aanbod af te moeten slaan. Niet dat Christine die avond nog bij hem binnen zou komen, maar de volgende ochtend wel, dat deed ze altijd, om hem een kop thee in een voetbad te brengen, met de aangekoekte suikerpot waarin de vochtige suikerschep rechtop bleef staan. Ze zou geen aanmerkingen maken, misschien zou ze er niet eens over beginnen dat ze hem met een meisje in bed had aangetroffen, ze zou gewoon ontdaan kijken en dodelijk verlegen, de ogen opengesperd, de handen aan de getuite lippen, maar hij zou het niet kunnen verkroppen, dat was te veel gevraagd.
‘Graag, dolgraag zelfs, maar ik geloof niet dat het verstandig is.’ Hij kende haar nog niet goed en hij verwachtte dat ze meteen stennis zou schoppen, razend zou worden, misschien wel huilen.
Maar ze verraste hem met een stralende lach, met de manier waarop ze de handen om zijn gezicht legde en een heel lichte kus op zijn lippen drukte. Het volgend moment stond ze naast het bed, schudde haar manen en trok haar vingers er door heen. ‘Hindert niet. Dan gaan we naar mij.’
‘Woon je op kamers?’
‘Natuurlijk, en ze zijn ook voor jou. Dat begrijp je toch wel? Ze zijn ook van jou, Philip.’
Heel even was ze weg. Ze was in Cheryls kamer bezig zich te verkleden in de kleren waarin ze die ochtend gekomen was: een lange zwarte aangerimpelde rok, een zilverkleurige slobbertrui, die precies bij haar haar paste. Die kledij verhulde haar figuur even afdoende als de burka de vormen van een mohammedaanse vrouw verhult. Haar slanke benen en ranke enkels waren weggestopt in een zwarte panty, haar voeten in lage zwarte pumps. Toen ze zijn kamer weer inkwam zag ze voor het eerst Flora in de hoek staan.
‘Ze lijkt op mij.’
Hij herinnerde zich zijn gedachte bij Arnham in de tuin, vlak voor hij haar had gekaapt: dat hij, als hij ooit een dergelijk meisje zou ontmoeten, op slag verliefd op haar zou worden. Zijn ogen gingen van Senta naar het beeldje en hij zag de gelijkenis. Als je dacht dat iemand op een ander leek of op een schilderij, viel de gelijkenis meestal tegen als je ze naast elkaar zag. Maar deze keer niet. Het was een tweeling, een van marmer en een van vlees en bloed. Het deed hem lichtelijk huiveren alsof iets plechtigs had plaatsgevonden. ‘Ja,’ zei hij, ‘ze leek op jou.’ Hij besefte dat dat nogal ernstig had geklonken. ‘Ik zal je later wel over haar vertellen,’ zei hij.
‘Ja, doe dat. Ik wil alles van je weten, Philip. Alles. We mogen geen geheimen voor elkaar hebben. Kleed je aan en kom met me mee. Ik wil niemand anders zien, je moeder niet, je zusje niet, niemand niet. Ik wil niemand anders tegenkomen. Ik vind dat onze eerste avond samen heilig moet zijn, vind je niet?’
Vlak voor ze weggingen was de regen zo vriendelijk op te houden en toen ze de drijfnatte straat opliepen konden ze de zon zien ondergaan. De zonnestralen weerkaatsten in de plassen en natte plekken en het was of de straat met goud geplaveid was. Voor ze het huis uitstapte had ze even geweifeld, alsof ze een koude duik moest nemen. Dat was in zekere zin ook zo, want de straat was als een ondiepe rivier. Toen ze eenmaal in de auto zat haalde ze diep adem en zuchtte als van opluchting of alleen maar van geluk. Hij kwam naast haar zitten en ze zoenden elkaar.