2
Er kwam een briefkaart met een foto van het Witte Huis. Dat was nog geen twee weken na hun bezoek aan Buckhurst Hill en Arnham was nu in Washington. Christine was, echt iets voor haar, nogal vaag geweest over zijn werk, maar Philip ontdekte dat hij export-manager was voor een Britse firma die gevestigd was in een gebouw dicht bij het hoofdkantoor van Roseberry Lawn. Fee haalde zaterdag de post, zag de naam van de geadresseerde en de poststempel maar las, als vrouw van eer, niet wat erop geschreven stond. Christine las de boodschap eerst voor zichzelf, en las hem toen voor.
‘Ben hier uit New York aangekomen en ga volgende week naar Californiâ, of zoals ze het hier noemen, ‘‘The Coast’’. Het weer is heel wat beter dan bij jullie. Ik heb Flora opgedragen op het huis te passen! Liefs, Gerry.’
Ze zette de kaart op de schoorsteenmantel tussen de klok en de foto van Cheryl met Hardy als puppy in haar armen. Later die dag zag Philip haar de kaart nog eens overlezen, deze keer met haar bril op, en hem vervolgens omdraaiend om het plaatje beter te bekijken, alsof ze hoopte daar een kruisje van Gerard aan te treffen om aan te geven waar hij zelf verbleef of gestaan had. De week daarop kwam er een brief – geen postblad, maar een aantal velletjes in een luchtpostenvelop. Die maakte Christine niet open waar ze bij waren, laat staan dat ze hem voorlas.
‘Volgens mij had ze hem gisteravond aan de telefoon,’ zei Fee tegen Philip.‘Je weet wel, toen er gebeld werd om een uur of – nou zeker half twaalf. Ik dacht nog, wie belt er nou nog zo laat? Mam sprong op alsof ze het verwacht had. Maar naderhand ging ze meteen naar bed en zei er geen woord over.’
‘In Washington was het toen half zeven. Dan had hij die dag het werk erop zitten en stond hij op het punt een avondje uit te gaan.’
‘Nee, hij zit nu wel in Californiâ. Ik heb uitgerekend dat het in Californiâ dan voor in de middag is. Hij had net geluncht. Hij heeft uren aan de telefoon gehangen, en het was duidelijk dat het hem niet kon schelen wat het kostte.’
Philip hield het voor zich, maar dacht bij zich zelf dat Arnham zijn telefoontjes naar Londen wel op zijn onkostenrekening zou schrijven. Het feit dat hij zoveel met Christine te bepraten had vond hij veel interessanter.
‘Nu Darren en ik besloten hebben volgend jaar mei te trouwen,’ zei Fee, ‘zouden mam en hij, als ze zich met Kerstmis verloven, tegelijk met ons kunnen trouwen. Ik zie niet in waarom jij dit huis niet voor jou alleen zou hebben, Phil. Mam heeft het dan niet meer nodig, je ziet zo dat hij geld genoeg heeft. Jij en Jenny zouden dit huis kunnen overnemen. Ik wou maar zeggen, aangenomen dat jij en Jenny op den duur willen trouwen. Ja toch?’
Philip volstond met een glimlach. Het idee van een eigen huis klonk aanlokkelijk, maar hij had er nog nooit bij stilgestaan. Het was zijn keus niet, maar een huis was een huis, een plek om te wonen. Dat dat een serieuze mogelijkheid was begon langzaam tot hem door te dringen. Zijn vrees dat de onverwachte invasie Arnhams gevoelens voor Christine veranderd had, of hem in ieder geval bewogen had behoedzaam te werk te gaan, leek ongegrond. Briefkaarten kwamen er niet meer, en het was mogelijk dat er brieven kwamen, maar Philip kreeg ze niet te zien. Maar een laat telefoontje was er wel en een paar dagen later vertrouwde Christine hem toe dat ze die middag een lang gesprek met Arnham had gehad. ‘Hij moet daar nog wat langer blijven. Hij moet nog naar Chicago.’ Er klonk ontzag in haar stem, alsof Arnham een ruimtevlucht naar Mars geboekt had, of alsof die massamoord van februari pas geleden had plaatsgevonden. ‘Ik hoop maar dat hem niets overkomt.’
Philip wist dat hij zwijgen kon en praatte nooit met Jenny over het huis. Hij wist zelfs zijn mond te houden toen ze op een avond uit de bioscoop kwamen, door een onbekende straat liepen en zij naar een flatgebouw wees waar verschillende woningen te huur stonden.
‘Als jij je stage achter de rug hebt...’
Het was een banaal, lelijk gebouw, een jaar of zestig oud, met bladderende art-deco versieringen boven de hoofdingang.
Hij schudde het hoofd en begon over exorbitante huurprijzen.
Ze klemde zich aan zijn arm vast. ‘Rebecca Neave, daar zit het hem in, waar of niet?’
Hij keek haar verbaasd aan. Ruim een maand was verstreken sinds het meisje verdwenen was. Theorieân, hele artikelen met gissingen verschenen nu en dan in de kranten, waarin de schrijver zijn ideeân over haar lot uiteenzette. Echt nieuws was er niet, echte sporen die ergens naar toe konden leiden waren er niet. Ze was verdwenen alsof ze onzichtbaar gemaakt en weggetoverd was. Heel even zei de naam Philip niets, zo grondig had hij die uit zijn geest verbannen, omdat hij er nu eenmaal een hekel aan had zich in dat soort dingen te verdiepen. De identiteit van de draagster van die naam schoot hem alleen met veel moeite weer te binnen.
‘Rebecca Neave?’
‘Die heeft daar toch gewoond?’ zei Jenny.
‘Hoe moet ik dat nou weten?’
Hij had zeker een erg kille toon aangeslagen, want hij besefte dat ze naar hem keek alsof ze dacht dat hij gevoelens voorwendde die hem in werkelijkheid vreemd waren. Maar die fobie van hem was maar al te echt en nu en dan gold die ook mensen die toestonden dat geweld hun geest bezighield. Hij wilde niet zelfingenomen of braaf lijken. Omdat ze het van hem verwachtte keek hij langs de gevel van het flatgebouw die baadde in het ranja-oranje licht van hoogpotige straatlantaarns. Geen raam stond er open. De hoofdingang ging open en een vrouw kwam kwiek naar buiten en stapte in een auto. Jenny wist niet precies in welke flat Rebecca gewoond had, maar ze dacht in de rechter bovenhoek.
‘Ik dacht dat dat de reden was waarom je er niet voor voelde.’
‘Ik voel er niet voor in zo’n uithoek te wonen.’ Hij bedoelde ten noorden van de noordelijke verkeersring. Hij dacht wat het een verrassing voor haar zou zijn als hij haar vertelde dat hij een huis voor haar had waar ze vrij konden wonen, maar iets deed hem zwijgen, een innerlijke wijsheid weerhield hem. Het was misschien maar een kwestie van een paar weken voor hij meer wist – tot zolang kon hij zijn mond wel houden. ‘Trouwens, ik moet toch wachten tot ik een echte baan heb.’
Voor zover hij wist had Arnham Christine eind november het laatst opgebeld. Hij hoorde haar heel laat met iemand praten en die iemand Gerry noemen. Hij verwachtte hem toen ieder ogenblik terug – of liever dat deed Fee. Fee bespiedde haar moeder zoals eens een moeder haar dochter misschien bespied had, speurend naar tekenen van opwinding, naar veranderingen in haar uiterlijk. Ze vroegen nergens naar. Christine vroeg hen ook nooit uit over hun persoonlijke aangelegenheden. Fee zei dat ze wat terneergeslagen leek, maar Phil zag dat niet, ze was net als anders, vond hij.
Kerstmis ging voorbij en zijn stage zat erop. Hij had nu een echte baan bij Roseberry Lawn, een aankomend ontwerpertje met een salaris waarvan hij een derde aan Christine moest afdragen. Als Fee het huis uit ging werd het meer dan een derde en daar moest hij maar aan leren wennen. Stilletjes en zonder er enige drukte over te maken begon Christine een beetje te verdienen door bij hen thuis het haar van haar buren te doen. Als zijn vader nog geleefd had, dacht Philip, zou hij Cheryl verboden hebben als cassiäre bij Tesco te gaan werken. Niet dat dat van lange duur was. Na drie weken hield ze het voor gezien en daarna streek ze, in plaats van te solliciteren, doodgemoedereerd haar uitkering op.
In de zitkamer van Glenallan Close, een kamer die eens uit twee kamertjes had bestaan – twee uiterst benepen kamertjes moesten dat geweest zijn, want samen maten ze niet meer dan zes meter – bleef de kaart met het Witte Huis op de schoorsteenmantel staan. Alle kerstkaarten waren verwijderd, maar de kaart van Arnham bleef. Philip had hem het liefst weggegooid, maar hij had het onbehaaglijke gevoel dat Christine er prijs op stelde. Toen hij er eens van opzij een blik op wierp zag hij in het zonlicht dat het glimmende oppervlak erg beduimeld was.
‘Misschien is hij nog niet terug,’ zei Fee.
‘Je maakt toch geen zakenreis van vier maanden.’
Zomaar uit het niets zei Cheryl: ‘Ze heeft geprobeerd hem te bellen, maar kreeg geen gehoor. Dat heeft ze me zelf verteld. Ze zei dat zijn telefoon stuk was.’
‘Hij zou gaan verhuizen,’ zei Philip nadenkend. ‘Dat heeft hij ons verteld, weet je nog? Hij is verhuisd zonder het haar te vertellen.’
Op zijn werk verdeelde hij zijn tijd tussen de showroom aan Brompton Road en het hoofdkantoor bij Baker Street, als hij tenminste niet bezig was een klant of een toekomstige klant te bezoeken. Als hij zijn auto parkeerde of op weg was naar zijn lunch vroeg hij zich vaak af of hij Arnham niet tegen het lijf zou kunnen lopen. Een tijdlang hoopte hij daarop, misschien alleen omdat het zien van de zoon hem aan Christine zou kunnen herinneren, maar naarmate die hoop vervaagde begon hij terug te schrikken van een ontmoeting. Dat zou zo langzamerhand te pijnlijk zijn.
‘Vind je niet dat mam er oud uitziet?’ vroeg Fee hem. Christine was Hardy aan het uitlaten. Fee had een hele stapel huwelijksaankondigingen voor zich op tafel liggen en was bezig enveloppen te adresseren. ‘Jaren ouder, vind je niet?’
Hij knikte, zat een beetje met zijn antwoord verlegen. En toch zou hij een half jaar geleden gezegd hebben dat hun moeder er sedert de dood van Stephen Wardman nooit zo jong had uitgezien. Hij was tot de slotsom gekomen dat zij het type vrouw was dat er alleen in haar jeugd goed uitzag, net als Fee. Ze hadden zo’n blankroze fluwelige huid die het eerste verwelkt. Net als rozeblaadjes leek hij bruin langs de randjes te worden. Lichtblauwe ogen verliezen hun luister eerder dan donkere ogen. Goudblond haar werd stro, kreeg de kleur van as – vooral als je niets voor jezelf achterhield van de waterstofperoxide die je voor je klanten gebruikte. Fee ging er niet op door, maar zei: ‘Mag ik aannemen dat het uit is met Jenny? Ik was eigenlijk van plan haar te vragen als een van de bruidsmeisjes, maar als het uit is doe ik dat liever niet.’
‘Het lijkt er wel op,’ zei hij, en vervolgde: ‘Ja, dat kan je wel zeggen. Hou het er maar op dat het uit is.’
Hij had er geen zin in bijzonderheden te vertellen. Hij vond dat hij hiervoor geen verantwoording schuldig was. Een plechtige aankondiging alsof een duurzame relatie of een huwelijk of zelfs maar een verloving verbroken was, was niet nodig. Jenny had helemaal niet geprobeerd hem tot een huwelijk te bewegen, dat was niets voor haar. Maar ze hadden meer dan een jaar verkering gehad. Het lag dus voor de hand dat ze graag wilde dat hij bij haar introk, of liever dat ze onderdak voor hen beiden zochten, zoals toen op die avond toen ze hem opmerkzaam had gemaakt op het flatgebouw waar Rebecca Neave had gewoond. Hij moest dat wel van de hand wijzen, hij kon Christine niet in de steek laten. Bovendien kon hij het zich niet eens veroorloven uit huis te gaan.
‘Jij en mam, een mooi stel,’ verzuchtte Fee. ‘Het is maar goed dat Darren en ik zo degelijk als de rots van Gibraltar zijn.’
Philip vond die uitdrukking maar al te toepasselijk op Fees toekomstige echtgenoot. Zelfs Darrens onmiskenbare knappe gezicht had iets van een rots. Hij had zich er niet al te zeer in verdiept wat Fee in hem zag. Het was een onderwerp dat hij vermeed. Het was niet onmogelijk dat ze tot alles in staat was om zich te onttrekken aan de verantwoordelijkheden van Glennallan Close en alles wat daaraan vast zat.
‘Dan zal ik Senta moeten vragen,’ zei Fee. ‘Dat is tenslotte een nichtje van Darren en zijn moeder wil graag dat ik haar vraag; ze zegt dat ze het zich zal aantrekken als ik haar niet vraag. En dan hebben we nog Cheryl en Janice en een ander nichtje van hem, ene Stephanie. Het wordt tijd dat je haar leert kennen, ze is precies jouw type.’
Volgens Philip had hij helemaal geen type. Hij had lange en korte vriendinnen gehad, donkere en blonde. Hij had moeite wegwijs te worden in Darrens uitgebreide familie. Er waren er zoveel die twee of drie keer getrouwd waren, en iedere keer kinderen hadden voortgebracht en stiefkinderen er bij hadden gekregen. Zijn vader en moeder hadden allebei een ex- partner, waardoor het gezin Wardman een beetje magertjes en vereenzaamd bij hen afstak. Zijn blik ging naar de briefkaart op de schoorsteenmantel en zonder hem opnieuw te lezen herinnerde hij zich de zin over Flora die op het huis moest passen. Hij herhaalde dat zinnetje zo vaak bij zichzelf dat het zijn betekenis verloor. Ook de lege plek in de tuin waar Flora gestaan had begon hem op te vallen.
Op een dag ontdekte hij tijdens zijn lunchpauze het gebouw waarin de firma waar Arnham voor werkte zijn hoofdkantoor gevestigd had. Hij kwam langs de ingang toen hij een andere weg terug koos van het cafÇ waar hij altijd zijn sandwich en koffie nam. Waarom wist hij niet, maar hij was ervan overtuigd dat hij Arnham zou tegenkomen, dat Arnham net als hij op datzelfde uur zou terugkomen van zijn lunch, en ofschoon hij hem niet ontmoette scheelde het toch eigenlijk niet veel. Hij zag zijn auto, de Jaguar, in een van de persoonlijke vakken staan van een klein parkeerterrein dat bedoeld was voor de werknemers van het aangrenzende kantoorgebouw. Als het hem gevraagd was zou Philip gezegd hebben dat hij zich het nummer van Arnhams auto niet herinnerde, maar zodra hij het zag, wist hij dat dit inderdaad zijn nummer was.
Zijn moeder was in de keuken bezig met een klant. Het grootste nadeel van het thuiswonen vond Philip dat de keuken zo vaak in een kapsalon omgebouwd was als hij binnenkwam. Hij merkte het zodra hij de voordeur opendeed. Dan hing de vettige amandelgeur van shampoo in de lucht, of wat erger was, en geregeld voorkwam, de stank van permanent. Dan rook het er naar rotte eieren. Hij had wel geprotesteerd en gevraagd waarom ze de badkamer niet gebruikte. Er was natuurlijk niets tegen de badkamer, maar die moest verwarmd worden en waarom zou je je op kosten jagen als het in de keuken zo lekker warm was van het gasfornuis?
Terwijl hij zijn jas ophing hoorde hij een vrouwenstem zeggen: ‘O Christine, je hebt me in mijn oor geknipt!’
Ze was geen goede kapster, ze had altijd van dit soort ongelukjes. Philip had nu en dan nachtmerries bij de gedachte dat een klant haar nog eens zou aanklagen wegens een verbrande schedel, of een plotseling ontstane kale plek, of, zoals nu, een verminkt oor. Tot dusver had niemand dat gedaan. Ze was zo goedkoop, haar prijzen lagen ver onder die van de kapsalons in High Road. Daarom bleven ze komen, de huisvrouwen uit Gladstone Park en de winkelmeisjes en de part-time typistes die net als zij ieder dubbeltje omdraaiden en altijd op zoek waren naar nieuwe manieren om geld uit te sparen. Met de kosten van het warme water, en de elektriciteit, het aansteken van het gasfornuis als het niet nodig was, om nog maar te zwijgen van al de lotions, de gels en de sprays, betwijfelde hij of zijn moeder veel beter af was dan wanneer ze, zoals ze dat tot voor kort nog noemde, een dame met de handen in de schoot was gebleven.
Hij gunde hun vijf minuten. Genoeg om zijn moeder te wennen aan het feit dat hij thuis was. Fee was ergens heen, waarschijnlijk naar Darren, maar Cheryl was thuis, in de badkamer. Hij hoorde haar transistor en even later het badwater dat gorgelend wegliep. Hij schraapte zijn keel en opende de keukendeur. Niet dat ze hem hadden kunnen horen. Zijn moeder hanteerde de fîhn. Philip liep meteen door naar het oor van de klant, met het lelletje waar een bloederige dot watten aan kleefde.
‘Ik denk dat mevrouw Moorehead wel een kop thee lust.’
Die thee en de vele scheppen suiker en de cake die ze zou eten, was al weer een aanslag op de vier en een halve pond die Christine verdiende met wassen, knippen en drogen. Maar het was misselijk zo te redeneren, minderwaardig zo te moeten rekenen. Hij was net zo erg als zijn moeder en als hij niet uitkeek zou hij zich door die gedachtengang tot het uiterste laten bewegen en het bebloede mens een glas van hun dure sherry aanbieden. Hij zou er zelf ook baat bij gevonden hebben, maar moest zich tevreden stellen met een kop thee.
‘Leuke dag gehad, lieverd? Wat heb je gedaan?’ Ze had er een handje van ietwat tactloos uit de hoek te komen, en met de beste bedoelingen het verkeerde te zeggen. ‘Voor ons oudjes is het leuk een man om ons heen te hebben, wat u mevrouw Moorehead. Het is weer eens wat anders.’
Hij zag hoe de klant, die zich met haar geblondeerde haren en opgemaakte gezicht nog erg jong vond ogen, haar rug rechtte en de lippen op elkaar perste. Hij begon hun snel te vertellen over het huis waar hij die dag geweest was, waar ze een slaapkamer tot een badkamer wilden verbouwen en over het kleurenschema. Het theewater begon te koken, het spetterde en bonkte. Hij hing een extra theezakje in de pot, hoewel hij wist dat die verspilling Christine dwars zat.
‘Waar was dat Philip? In een leuke buurt?’
‘De kant van Chigwell op,’ zei hij.
‘En wordt dat dan hun tweede badkamer?’
Hij knikte en gaf de klant haar kopje aan. Dat voor Christine zette hij tussen de haarspray en een blik witte bonen in tomatensaus.
‘Waren wij maar zulke geluksvogels, hä mevrouw Moorehead. Maar ja, dat gaat onze stoutste dromen te boven.’ Weer een huivering van mevrouw Moorehead, deze keer doordat de mond van de fîhn tegen haar schedel botste. ‘Maar ja, we moeten dankbaar zijn voor de dingen die we wel hebben, dat weet ik wel, en Philip heeft me voor later een nieuwe badkamer hier beloofd, een echte luxe badkamer, heel wat beter dan we hier in de straat gewend zijn.’
Mevrouw Moorehead woonde waarschijnlijk een paar huizen verderop. Ze keek nijdig en aggressief, maar dat kon best haar standaarduitdrukking zijn. Hij begon weer over badkamers en het verkeer, en over het lenteweer. Mevrouw Moorehead vertrok naar een of andere viering van de Rotary, terwijl ze zei dat ze Christine niets extra’s gaf, want ‘de eigenaar geef je geen fooi’; een totaal overbodige opmerking, vond Philip. Christine begon de keuken aan kant te maken, propte handdoeken in de wasmachine. Hij meende te ruiken dat er aardappels in de oven lagen en begreep ontmoedigd dat ze al weer haar favoriete noodoplossing zouden eten: witte bonen in tomatensaus uitgestort over opengebarsten aardappels in de schil.
Cheryl kwam binnen in haar uitgaanskleren. Ze snoof en rilde. ‘Ik hoef niks te eten.’
‘Ik hoop dat je geen anorexia krijgt,’ zei Christine bekommerd. Op haar kenmerkende manier bestudeerde ze haar dochter. Het was of ze dacht dat verschijnselen die door afstand verdoezeld werden zich opeens zouden openbaren als ze haar hals strekte en haar gezicht vlak voor dat van de ander bracht. ‘Geeft hij je te eten?’
‘Wat voor hij. We gaan met een heel stel bowlen.’
Cheryl was gespannen en erg mager en haar flossige blonde haar met hier en daar een veeg groen stond als een borstel overeind. Ze droeg een uiterst nauwe spijkerbroek en een lomp zwartleren jak. Als het zijn zusje niet geweest was, als hij haar niet kende en wist hoe ze in werkelijkheid was, zou Philip haar als hij haar op straat was tegengekomen, versleten hebben voor een hoertje, een tippelaarster. Ze zag eruit om op te schieten met dat gezicht dat glom van de gel, met die zwarte lippenstift en die lak op haar vingernagels die eruitzagen als pikzwarte aanhangsels.
Er was iets met haar aan de hand, dacht hij, maar hij had geen zin zich erin te verdiepen. Bij de gedachte dat ze misschien aan de heroãne was, huiverde hij. Waar betaalde ze dat van? Een baan had ze niet. Hij keek naar haar, zoals ze daar bij het aanrecht stond te snuffelen in de potjes en flesjes van Christine, met speciale belangstelling voor het allerlaatste in de haaropmaak, een schuimversteviger waar ze een zwarte nagel in doopte om eraan te ruiken. Als iets haar belangstelling had dan was het cosmetica, wat zij betitelde met de optutwereld, hoewel ze Fees voorstel om te proberen een plaats te krijgen in een opleiding voor schoonheidsspecialiste van de hand wees. Ze had een verfomfaaide leren tas aan de schouder hangen. De week tevoren had ze die tas open laten slingeren en toen had hij gezien dat de bankbiljetten van tien en twintig pond eruit puilden. Hij had zich de dag daarop verplicht gevoeld haar te vragen waar dat geld vandaan kwam en toen had ze hem niet afgebekt of zich er met een smoesje afgemaakt. Ze had gewoon haar tas opengemaakt en hem de hele inhoud laten zien: een portemonnee met een handjevol kleingeld.
Philip werd uit zijn gepeins opgeschrikt door Cheryl die de voordeur achter zich dichtsmeet. Met zijn tweede kop thee drentelde hij de zitkamer binnen. Hij had aan de meubels daar nooit veel aandacht besteed, maar deze keer deed hij dat wel. Dat kwam waarschijnlijk doordat hij in gedachten terug was geweest in het verleden, en door de schok die het herkennen van Arnhams wereld in hem teweeg had gebracht. Het meubilair was te goed voor de kamer waar het in stond – behalve natuurlijk de gehuurde televisie. Christine had het huis en de meeste van haar bezittingen moeten verkopen, met uitzondering van de meubels van de zitkamer, het leren bankstel, de mahoniehouten eettafel en drie of vier antieke prullen. Al die dingen pasten hier niet, ze waren te groot, en staken vreemd af tegen de tegels van de haard uit de jaren veertig in de vorm en met de kleur van biskwietjes, en tegen de goedkope deuren, en de schemerlampjes aan de wand met hun roze glazen kapjes. Opgerold in de stoel die eigenlijk verboden terrein voor hem was, lag Hardy te slapen.
Het zien van Arnhams auto had hem eindelijk de ogen geopend voor het feit dat hij vermeed te erkennen. De man was thuisgekomen, was waarschijnlijk al maanden weer in het land. Hij was verhuisd zonder Christine zijn nieuwe telefoonnummer te geven. Hij had haar laten zitten – de bons gegeven zoals de generatie van Christine dat waarschijnlijk zou noemen. De avonden werden langer en vanachter de openslaande deuren kon hij het vogelbad zien en het stuk cement waar Flora op had gestaan. Philip stond bij het raam en herinnerde zich weer Christine’s opwinding bij het idee het beeldje voor Arnham mee te nemen bij wijze van presentje.
Ze kwam de kamer binnen met een blad met twee borden met aardappels en witte bonen. Uit de te volle glazen was het water over de rand gespoeld. Snel nam hij het blad van haar over. Zijn moeder deed haar best. Jammer toch dat ze – schandelijke aantijging – niets goed deed behalve op het terrein van de emoties. Van een man houden kon ze prima, en haar kinderen een blij en veilig gevoel geven ook. Dat ging haar van nature goed af. Ze kon het niet helpen dat ze duur in het onderhoud was, iemand die afval produceert en die meer kost door te verdienen dan door niets doen.
Ze keken naar de televisie. Dat bevrijdde hem voor een tijdje van de noodzaak iets te zeggen. Hij keek glazig naar de buis waar een danseres in goudlamÇ en veren bokkesprongen maakte. Hij zag wel dat Christine, met het blad in wankel evenwicht op haar schoot, stilletjes haar lijfblad Bruiden had opengeslagen en verlangend de belachelijke foto’s van meisjes in witte crinolines bekeek. Fee zelf wilde zoiets helemaal niet, wilde zich wel behelpen met een zelfgemaakte trouwjurk en met wat de cateringwereld een koud buffet noemde. Ze zouden botje bij botje leggen, maar dan nog... En daar zat Christine te hunkeren naar een bruidsjapon van duizend pond, een dÇjeuner dinatoire en een disco.
Ze zat naar hem te kijken. Hij bedacht dat hij haar in al zijn tweeântwintig jaren nooit boos had gezien. En als ze zag dat iemand anders op het punt stond uit te vallen, dan kreeg haar gezicht die bepaalde uitdrukking die er nu ook op te zien was, de ogen geschrokken, de lippen vaneen in de aanleg van een hoopvolle, verzoenende glimlach. Hij zei tegen haar: ‘Heeft het zin die briefkaart daar nog langer te laten staan?’ Dat was zijn omslachtige manier om de vraag te stellen die hij helemaal niet wilde stellen en waarop hij trouwens het antwoord allang wist.
Ze kreeg een kleur en wendde haar blik af. ‘Je mag hem wel weghalen als jou dat beter lijkt.’
Zou ze hem die gruwelijke en toch zo kinderlijke reden hebben gegeven om te blijven hopen, als Fee op dat ogenblik niet was binnengekomen? Maar Fee kwam binnen, als een menselijke wervelwind, eerst de voordeur en vervolgens de kamerdeur achter zich dichtgooiend. Ze keek naar de borden, draaide het geluid van de televisie eerst harder, schakelde hem toen uit en liet zich, met de armen over de leuningen, in een van de stoelen ploffen.
‘Heb je gegeten, kind?’ zei Christine.
Als Fee nee had geantwoord, en wat heb je te eten, dan zou Christine er een harde dobber aan gehad hebben haar zelfs maar van een boterham te voorzien. Maar het was een routinevraag die Fee vrijwel altijd met een nijdig hoofdschudden beantwoordde.
‘Waar ik niet bij kan is waarom er zo weinig schot in de mensen zit. Waarom kunnen ze nooit eens doen wat ze beloofd hebben. Je kunt het geloven of niet, maar Stephanie is nog niet eens aan haar jurk begonnen en ze zou die voor Senta ook maken.’
‘Waarom maakt Senta haar jurk niet zelf?’ vroeg Philip, hoewel hij maar matig belang stelde in het doen en laten van Fees bruidsmeisjes.
‘Als jij Senta kende zou je dat niet vragen. Het idee van Senta aan de naaimachine is gewoon een giller.’
‘Is zij dat nichtje van Darren?’
Aan de manier waarop Fee knikte merkte je dat die vraag haar irriteerde. Maar toen grijnsde ze, trok haar neus aan rimpeltjes en keek hem aan alsof ze samenzweerders waren. Ineens besefte hij hoe hij tegen haar vertrek opzag. Nog maar drie weken en ze zou getrouwd en verdwenen zijn, om nooit weer terug te komen. Aan Cheryl had hij niets, die was nooit thuis. Hij zou in zijn eentje de verantwoording voor Christine moeten dragen en welke zekerheid had hij nu nog dat die situatie ooit zou veranderen, dat hij ooit vrij zou zijn?
Aldoor zag hij Arnhams auto weer voor zich, daar onderaan die blinde klimopmuur. Misschien had hij net als Christine geloofd, of althans half geloofd dat Arnham niet was teruggekomen, dat hij om de een of andere duistere reden nog steeds in Amerika was. Of ziek. Ergens maandenlang in een ziekenhuis en zonder de mogelijkheid iets van zich te laten horen. Of zelfs dat hij dood was. Hij sprong op, zei dat hij Hardy ging uitlaten, en deze keer een eindje verder dan het gebruikelijke blokje om. Of Fee niet meekwam? Het was een mooie zachte avond, warm voor april.
Ze wandelden over de trottoirs langs de grasperkjes met uitbottende bomen, en langs de muurtjes om de vierkante tuintjes. Het rechthoekige stratensysteem strekte zich aan weerszijden bijna een kilometer uit en ging daar over in het Victoriaanse mengelmoesje van huizen. Terwijl ze bij een kruispunt stonden te wachten tot Hardy de tuinhekken naar behoren had besnuffeld en besproeid, begon Philip over Arnham, dat hij zijn auto had gezien en dus wist dat hij Christine gewoon had laten zitten. Hij zag gewoon niets meer in haar. Fee verraste hem door te zeggen: ‘Eigenlijk hoort hij Flora terug te brengen.’
‘Flora?’
‘Ja, zeg nou zelf. Je stuurt de verlovingsring en de brieven toch ook terug als je het uitmaakt?’ Fee verslond boekjes uit de Bouquetreeks. Dat mocht ook wel, gezien het feit dat ze met Darren ging trouwen, dacht Philip weleens. ‘Ze is heel wat waard, ze is niet zomaar een tuinkabouter van plastic. Als hij mam niet onder ogen durft te komen hoort hij haar terug te sturen.’
Dat vond Philip bespottelijk. Hij wenste dat Christine indertijd niet op het onzalige idee was gekomen Arnham het beeldje aan te bieden. Ze staken de straat over met het hondje braaf naast hen tot aan het overliggende trottoir waar hij vooruitrende, maar waardig en met vrolijk kwispelende staart. Het viel Philip op hoe verschillend mensen tegen bepaalde dingen aankeken, zelfs een broer en zuster die elkaar zo na stonden als hij en Fee. Voor hem lag Arnhams vergrijp in het feit dat hij Christine had aangemoedigd verliefd op hem te worden, om haar vervolgens in de steek te laten. Maar toen verbaasde Fee hem door te tonen hoe dicht hun standpunten elkaar benaderden. Maar ze bezorgde hem ook een schok.
‘Ze dacht dat hij haar zou trouwen, dat heeft ze tijden gedacht,’ zei Fee. ‘En weet je waarom? Dat zal wel niet, maar je kent mam, je weet hoe wonderlijk ze reageert, als een kind soms. Ik kan het je eigenlijk best vertellen. Ze nam me min of meer in vertrouwen, maar ze vertelde er niet bij dat jij het niet mocht weten.’
‘Wat niet weten?’
‘Je mag niet laten merken dat je het van mij hebt. Ik bedoel, ze heeft het mij verteld omdat ik haar dochter ben. Met een zoon ligt dat toch een beetje anders. Opeens kwam het eruit, zomaar uit het niets. En daarom was ze er zo zeker van dat hij met haar zou trouwen.’ Fees ogen zochten zijn gezicht. Ze stonden haast smartelijk. ‘Ik bedoel, geen enkele andere vrouw zou dat denken, iedere andere vrouw zou juist het omgekeerde denken, speciaal een vrouw van haar leeftijd, maar je kent mam.’
Philip had eigenlijk wel genoeg gehoord. Hij voelde een blos over nek en gezicht kruipen. Zijn wangen gloeiden en hij betastte zijn huid met zijn koude handen. Misschien dat Fee het zag, maar ze liet niets merken.
‘Die keer dat hij bij ons thuis kwam en zij voor hem gekookt had of iets gehaald had of wat dan ook, en wij alle drie uit waren, nou toen heeft hij – toen hebben ze gevrijd – of hoe je het noemen wilt. Bij haar op de slaapkamer. Stel je voor dat een van ons was thuisgekomen. Iedereen zou zich rot geschaamd hebben!’
Hij duwde zijn handen in de zakken en liep met gebogen hoofd. ‘Ik wou dat je me dat niet verteld had.’ Hij schrok van de beroering in zijn binnenste. Het leek wel of hij niet alleen boos maar ook jaloers was. ‘Waarom heeft ze jou dat verteld?’
Fee had haar arm door de zijne gestoken, maar hij beantwoordde haar kneepjes niet, zo afkerig was hij opeens van lichamelijk contact. Het hondje rende voor hen uit. Het was schemerig. Heel even stak alles heel duidelijk af, maar tegen een bovenaards kil, bleek licht.
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik denk vanwege Senta. Haar moeder is tien jaar ouder dan mam, maar ze heeft voortdurend avontuurtjes. Darren vertelde me van haar laatste vrijer, van nog geen dertig, en daar had ik het met mam over en toen kwam ze er mee voor de dag. ‘‘Ik heb een verhouding met Gerard gehad,’’ zei ze. ‘‘Nou ja, een keertje maar.’’ Je kent dat van haar, bepaalde termen net eventjes verkeerd gebruiken. ‘‘Die avond, toen hij met een fles wijn kwam aanzetten en zei dat hij Flora zo leuk vond, hebben we een verhouding gehad.’’ ’
Hij zei niets. Fee trok haar schouders op. Hij voelde ze tegen de zijne schuren, maar hij keek haar niet aan. Zonder een woord te zeggen kregen ze tegelijk het idee dat ze maar eens terug moesten gaan. Fee riep Hardy en lijnde hem aan. Na een poosje begon ze over haar bruiloft, de gang van zaken in de kerk, het tijdstip waarop de auto’s voor zouden rijden. Philip was overstuur en boos, en begreep niet waarom hij zo vreselijk ontdaan was. Thuisgekomen besefte hij dat hij niet in staat was Christine die avond nog onder ogen te komen, zodat hij meteen de trap op naar zijn slaapkamer liep.