Hoofdstuk 15

Hillie van Anrooy liep over het berijpte gras naar de bouwplaats achter 'Het huis met de vijf pilaren'. Met een broeierige blik gleden haar ogen over de stal. Tjonge, haar zwager en schoonzuster hadden het weer fijn voor elkaar: een stal voor negen pony's, en daar stond nog een gebouwtje in aanbouw. Nieuwsgierig liep ze eropaf. Ach ja, ze had het kunnen weten: een kantine voor de gehandicapte medemens. Slim bedacht. Eerst werden die zielige gehandicapten met vereende krachten op een pony gehesen om een paar rondjes te rijden - waarvoor natuurlijk een aardige cent moest worden neergeteld - en vervolgens werd die stakkers hun laatste geld afgetroggeld in de kantine. Maar het ergste waren de heilige praatjes waarmee dit project gepromoot werd: de gehandicapte medemens moest eens in het zonnetje gezet worden. Jaja, maar mooi dat zij daar niet instonk. Trouwens, ze had bijzonder weinig met gehandicapten. Ze vond ze vaak heel ondankbaar. Ging je naar de markt, werd je de doorgang versperd door zo'n enorm elektronisch geval op wielen. En als je er dan iets van zei, kon je toch een grote mond krijgen van 'dat ze er recht op hadden' en 'dat ze niet zo moest discrimineren' en meer van die onzin. Wat nou, recht... En nu gingen haar zwager en schoonzuster diezelfde mensen ook nog eens verwennen. Maar wel van hun geld, want Hillie bleef erbij dat ze te weinig geld hadden ontvangen van Mathijs, die 'Het huis met de vijf pilaren' had aangekocht na de dood van zijn vader. Straks moest ze het er toch maar weer even over hebben. Zij zou zeker een deel van de opbrengst van Klein Ponypark Slagharen claimen. Ze verheugde zich nu al op de reacties van haar oudste zwager. Mathijs kon altijd zo heerlijk kwaad worden. Jammer dat Sieni er niet bij kon zijn. Haar dochter kon ook altijd zo genieten als er weer eens iemand vakkundig op de kast werd gejaagd. Maar helaas, alleen de broers en hun vrouwen waren uitgenodigd voor een zeer belangrijke mededeling, zoals Mathijs in de mail had geschreven. Wat was er zo belangrijk, vroeg ze zich af? Weer een of andere successtory?

Ze draaide zich om. Klein Ponypark Slagharen, dacht ze neerbuigend. Ze waren nog niet van haar af.

De koffie was geserveerd. Mathijs van Anrooy stond op en wilde juist aan zijn toespraak beginnen, toen Hillie haar hand opstak. 'Mag ik even?' vroeg ze liefjes. Mathijs keek haar verstoord aan. Hè, moest dat nu? 'Jullie zullen me wel een zeur vinden, maar ik kom toch weer even terug op het geld dat we gekregen hebben toen het huis werd gekocht door jou en José nadat vader was overleden. Ik denk dat we te weinig hebben gekregen. Als ik zie wat jullie er allemaal van doen... ' Hillie keek haar zwager en schoonzuster afwisselend doordringend aan, 'dan moeten jullie meer hebben gehad.' Mathijs haalde diep adem. 'Hillie,' begon hij toen afgemeten.

Hillie zag met genoegen hoe José onmiddellijk waarschuwend aan de arm van haar man trok. Het ging helemaal zoals ze verwacht had.

'Laat me.' Mathijs trok zijn arm weg. Hij werd helemaal niet driftig, hij voelde zich juist heel kalm worden. Wat had hij genoeg van dat rimpelige, zonnebankbruine, onaardige gezicht met de priemende ogen die altijd leedvermaak uitstraalden; van de nooit aflatende, liefdeloze en vooral geniepige opmerkingen die altijd maar met de mantel der liefde bedekt moesten worden. Het was fout geweest, helemaal fout. Er had niets bedekt mogen worden. De vrouw van Freek moest gestopt worden. 'Hillie, het wordt tijd dat jij een keer de waarheid hoort. We hebben je meestal laten praten, omdat mama zei dat je waarschijnlijk te weinig liefde in je jeugd had ontvangen.' Hillie voelde hoe opeens een onbekend gevoel van vage misselijkheid zich bij haar maag nestelde. Afschuwelijk, die meewarige, pseudopsychologische praat: je hebt waarschijnlijk te weinig liefde in je jeugd ontvangen. Dat ze haar zo bekeken! Waarom zei Freek nou niet dat Mathijs zijn mond moest houden? Hulpzoekend keek ze naar haar man die met een knullig gezicht voor zich uit staarde. 'Dus lieten we toe dat je de meest onaardige opmerkingen maakte en dat je, net als een ekster, regelmatig dingetjes achteroverdrukte. Jazeker, Hillie, je bent gewoon een ordinaire dievegge. Weet je bijvoorbeeld dat we, voordat jij komt, alle kostbaarheden achter slot en grendel zetten? En dat we dat vanmorgen ook hebben gedaan?'

'Mathijs, niet doen,' drong José wanhopig aan. Dit mocht niet, dit kon niet. Dit was zo gênant. Ze keek haar oudste dochter aan, die haar schouders optrok en even onverschillig haar hoofd schudde. Tessa vond het eigenlijk wel goed dat haar vader tante Hil op haar nummer zette. Die vrouw dacht werkelijk ongestraft weg te komen met haar verdachtmakingen, haar provocerende opmerkingen, haar brutale gedrag en vooral met het steeds weer verzieken van familiereünies. Nu kreeg ze eens een koekje van eigen deeg. Paps nam geen blad voor de mond. Je zult maar openlijk beticht worden van diefstal. Eerlijk is eerlijk, Tessa moest toegeven dat tante Hil niet voor één gat was te vangen.

'Zo, en wat heb ik dan gestolen?' vroeg ze aan Mathijs. Ze probeerde brutaal te kijken, maar dat ging haar niet zo goed af. Haar gezicht vertoonde te veel onzekerheid. 'Wil je de hele lijst horen, schoonzuster? Om te beginnen de zilveren bloemenlepeltjes die mijn moeder van mijn vader had gekregen. Je hebt ze bijna onmerkbaar stuk voor stuk achterovergedrukt.'

'Freek, vertel ze eens hoe ik aan die lepeltjes ben gekomen,' commandeerde Hillie. 'Hoe dan?' vroeg haar man schaapachtig. 'Nou, natuurlijk via Marktplaats.'

'Komen ze daar dan vandaan?' vroeg hij onnozel.

Hillie zag in dat ze geen hulp kon verwachten van haar echtgenoot. Hij bracht haar veeleer verder in diskrediet. Ze haalde haar schouders op en staarde wrokkig voor zich uit.

'Moet ik nog verder gaan?' vroeg Mathijs. Hillie snoof.

'Ik beschouw dat als een 'nee',' concludeerde haar zwager. 'Dan nu het geld. Dit wordt de laatste keer dat we het erover hebben. Toen Freek en jij jullie geld ontvingen uit de verkoop van het huis, hebben jullie nooit bezwaar aangetekend tegen de hoogte van het bedrag, integendeel, jullie waren er zielsblij mee. Jullie gaven het direct uit aan een nieuwe auto, nieuwe kleren, vakanties en zelfs een lange wereldreis op een cruiseschip. Ik weet nog hoeveel kilo's je was aangekomen tijdens die reis, Hillie, vanwege het vele eten dat je absoluut niet had kunnen laten staan, want, om met jouw woorden te spreken: je had er toch voor betaald? Jullie hebben jullie deel erdoorheen gejaagd, terwijl wij krom moesten liggen om een tweede hypotheek te kunnen bekostigen en af te betalen. We hebben toen heel zuinig moeten leven. Familiereünies werden altijd hier gevierd, want wij hadden de ruimte en zogenaamd het geld. Nooit hebben wij een bijdrage van jullie gevraagd. Hebben jullie je ooit afgevraagd hoeveel de begrafenis van mama heeft gekost?' Mathijs keek vorsend de kring langs, want het gedoe over het geld speelde bijna bij iedereen, ook bij Herman en Lida. 'Wat we van jou kregen...' Mathijs keek Hillie weer aan, 'waren alleen maar akelige opmerkingen en nooit een woord van dank. Ik heb er genoeg van, Hillie. Vanwege mijn moeder heb ik gezwegen, maar dat doe ik nu niet meer. Jij moet stoppen met je onvriendelijkheid en je naargeestige stelen of anders ben je hier niet meer welkom. Ik accepteer je onfatsoenlijke houding niet meer. Straks zullen José en Tessa de dingen die ze in de kast hebben gezet, weer neerzetten op hun oude plaats. Mocht ik merken dat je ook maar de waarde van een euro achterover hebt gedrukt, dan zet ik je onmiddellijk uit ons huis en kom je er niet meer in. Ik ben je meer dan beu, Hillie Sijbrandie.' Een trek van diepe weerzin lag op het gezicht van Mathijs van Anrooy. 'Dus je weet het: nog één foute opmerking of beweging...' Hij maakte de zin niet af maar keek zijn schoonzuster veelbetekenend aan.

Tessa kon amper een glimlach van trots onderdrukken. Haar vader... Eindelijk werd dat akelige mens teruggepakt.

'Trouwens, er is al een vervangster voor je,' merkte Mathijs op.

Vervangster, voor haar? Hillie strekte haar rug en herwon razendsnel haar zelfvertrouwen. Zo snel was ze niet verslagen. 'Freek, wat bedoelt je broer? Heb jij soms een ander?' kefte ze. Haar ogen glinsterden van kwaadheid. 'Nee Hil, echt niet,' antwoordde Freek met grote ogen. 'Hij heeft geen ander,' zei Mathijs kalm. 'Wat bedoel je dan?'

'Dat hoor je straks wel. Dus Hillie, geen kuren meer, en dat geldt ook voor je dochter, want die lijkt precies op jou.'

Hillie van Anrooy voelde de kwaadheid opkomen toen Mathijs haar dochter erbij betrok. Het kostte haar de grootste moeite om niet meteen terug te bekken. Sieni, haar dochter, hoe durfde Mathijs iets van haar te zeggen. Hillie wist echter dat ze in de verdediging was gedrongen en zoals het gezegde luidt: als je geschoren wordt, moet je stil blijven zitten. Dus ze zweeg. Mathijs was werkelijk in staat haar de toegang tot het huis te ontzeggen en dat wilde ze ook weer niet. Straks kwam hij misschien ook nog op de proppen met de rekening van de begrafenis van haar schoonmoeder en moesten zij en Freek alsnog een deel betalen. Het idee alleen al deed haar gruwen. Dus toch maar even een tandje lager fietsen en alle commentaar binnenboord houden. Ze had straks wel een appeltje te schillen met Freek. Zo'n slapjanus. Hillie keek naar Mathijs. Als ze met hem was getrouwd, was ze dan anders geweest? Wat niemand wist en wat Hillie ook zorgvuldig geheim had weten te houden, was dat eigenlijk Mathijs haar eerste keus was geweest. Maar toen die niet hapte, had Hillie genoegen genomen met Freek, het slappe aftreksel van Mathijs.

Mathijs merkte Hillies blikken, die hij niet begreep. Wat ging er nu weer rond in dat vreemde hoofd? Niets van aantrekken. Hij had andere zorgen. Mathijs keek de kring rond. 'Ik kom nu op het onderwerp waarvoor ik jullie heb uitgenodigd. Tes, wil jij het hun vertellen?' Tessa schrok even. Zij? Nou ja, waarom niet. 'Zoals jullie misschien wel weten heb ik alle herbaria van oma Beatrijs geërfd. Nu zat er eentje bij die heel bijzonder was. Er zaten brieven in verstopt waarin oma dingen over haar jeugd had beschreven. Het bleek dat oma, voordat ze met opa Mathijs trouwde, met iemand anders verloofd is geweest. Ik kan niet alles vertellen, omdat ik denk dat oma dat niet had gewild. Ze was nogal gesteld op haar privacy. Vlak voordat oma overleed vroeg ze me iets vreemds: of ik twee mensen wilde zoeken en hun wilde vertellen dat ze altijd van hen gehouden had. Door het lezen van de brieven kwam ik achter de identiteit van die twee mensen: het waren haar verloofde en haar... zoon.' Even viel er een stilte. Toen barstte een kakofonie van vragen los.

'Verloofde? Zoon? Welke zoon?'

'Verloofde? Wie dan?'

'Waar is die zoon dan gebleven?'

'Heeft mama dat kind afgestaan? Wanneer dan?'

'Leeft hij nog? Waar dan?'

'Waarom heeft mama ons daar nooit iets van verteld?' Iedereen was toch wel geschokt. Alleen Hillie genoot. Tjonge, wat een stiekeme tante was haar schoonmoeder toch geweest. Een buitenechtelijke zoon... Wie had dat gezocht achter die keurige Beatrijs van Anrooy! Hillies dag werd toch weer een beetje goed. Haar ogen glinsterden van leedvermaak. 'Dat had ik nou helemaal niet achter haar gezocht, zo netjes, zo... beschaafd, hè Freek, dat zei ik toch altijd? Ik vond jullie moeder altijd zo... zo'n voorbeeld.'

Ze keek om zich heen en ontmoette de ogen van Mathijs. Ze schrok. Nou moest ze even verstandig zijn, want stel je voor... Mathijs was altijd dol op zijn moeder geweest. Ze sloeg snel haar ogen neer en zweeg.

'Oma heeft die baby moeten afstaan. Dat is een lang verhaal, maar dat komt later nog wel. Het gaat er nu om dat ik op zoek ben gegaan en dat ik hem heb gevonden.'

'Het lijkt Spoorloos wel,' vond Lida. 'Waar woont onze... halfbroer?' wilde Herman weten. 'In Alkmaar. Hij heeft daar een bloemenzaak. En jullie ontmoeten hem vanmiddag. Dan komt hij hier met zijn hele gezin. Hij heeft een zoon en twee dochters. Eén dochter, de jongste, lijkt op oma.'

Gezellig, die tweede kloon van haar schoonmoeder kon er ook nog wel bij, dacht Hillie wrevelig. En ze had al zo'n hekel aan die oudste van Mathijs. Iedereen sprak door elkaar en wilde van alles weten.

'Maar waarom is mama dan niet getrouwd met die andere man?' vroeg Herman.

'Oma dacht dat hij omgekomen was in een concentratiekamp. Die man was namelijk Joods. Maar later bleek dat hij bijtijds was ondergedoken. Toen de oorlog voorbij was, was oma al getrouwd met opa Mathijs,' antwoordde Tessa.

'Leeft die vroegere verloofde nog?' wilde Lida weten. Ze vond de geschiedenis van haar overleden schoonmoeder precies op een roman lijken.

Tessa haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet, maar ik ga wel naar hem op zoek. Dat heb ik oma Beatrijs beloofd.'

'En krijgen we die dan ook te zien?' vroeg Freek. 'Natuurlijk niet. Wij hebben toch niets met die man te maken,' merkte Hillie snibbig op. Freek kon af en toe zulke stomme vragen stellen.

's Middags om half drie arriveerde de familie Dekker. Tessa deed open.

Daar stonden vijf mensen, ieder gewapend met een enorm boeket bloemen, met uitzondering van Mark die, om zich een houding te geven, er een beetje onverschillig bij stond. 'Dag familie,' groette Tessa hartelijk. 'Kom binnen.' Ze zag dat Maarten Dekker een gespannen trek had op zijn gezicht. Hij was kennelijk behoorlijk zenuwachtig. Dat zou zij ook zijn als het haar overkwam. Terwijl Tessa ze de hal binnenleidde, kwamen Mathijs en José naderbij. Even was er een ongemakkelijk moment. Toen sloeg Mathijs zijn armen om zijn halfbroer heen. 'Welkom,' zei hij gesmoord.

Tessa raakte erdoor ontroerd. Wat een geluk dat Maarten Dekker eindelijk familie van zichzelf had. Ze moest er niet aan denken om helemaal zonder familie je leven door te moeten gaan. Binnen een kwartier was er van enige onwennigheid geen sprake meer. Iedereen van de familie vond het zeer attent dat elke schoonzuster een prachtig boeket bloemen kreeg. Heel slim, vond ook Hillie. Met zo'n bos bloemen had je het ijs snel gebroken en, laten we wel zijn, het had die Maarten en zijn vrouw natuurlijk geen cent gekost. Misschien schreef die bloemenman zijn boeketjes wel af van de belasting. Dat kon toch?

Maarten Dekker en zijn gezin leken wel altijd tot de familie Van Anrooy te hebben behoord. Het werd een tijd van voorstellen, aftasten en informeren naar de kinderen, wat ze deden en waar ze woonden. Zelfs Hillie had vrede met een paar leden van de nieuwe schoonfamilie. Die Gerda leek haar wel aardig, beetje een soft tutje, maar dat was juist wel prettig. Eén José van Anrooy in de familie was genoeg. Met die man, die Maarten, had ze niets. Leek zeker alleen op zijn vader. Wel erg Joods met die zwarte krulletjes en die donkere ogen. Hij kon ook wel doorgaan voor een Marokkaan. Gelukkig dat Freek een andere vader had gehad. Ze moest er toch niet aan denken dat zij met zo'n halve buitenlander het leven zou moeten delen. Die zoon leek sprekend op hem - dat kon hij natuurlijk ook niet helpen - en de jongste dochter had ontzettend veel weg van haar schoonmoeder. Die oudste dochter, Saskia, had wel wat. Een rustig meisje. Leek op haar moeder. Misschien iets voor Sieni?

Die avond zaten ze als vanouds om de open haard. Tessa en Maarten zaten naast elkaar. 'Als je hulp nodig hebt bij het zoeken naar mijn vader, moet je het me onmiddellijk laten weten, hoor,' stelde Maarten voor. 'Ik ben toch zo benieuwd naar hem.'

'Als hij tenminste nog leeft,' temperde Tessa zijn verlangen.

'Goed, als hij nog leeft, jij je zin. Maar misschien heb ik van die kant ook nog wel broers. Dat zou toch geweldig zijn. Zo heb je niemand, en zo heb je twee families. En als ze me net zo welkom heten als jullie het deden, dan ben ik een zeer gelukkig mens.'

'Waarom zouden ze u niet hartelijk welkom heten?' vroeg Tessa.

'Och...' Zijn ogen zwierven even door de ruimte en bleven rusten bij Hillie van Anrooy, die broeiend voor zich uit keek. Die vrouw was de enige die hem een ongemakkelijk gevoel had gegeven. Waarom had er op haar gezicht een dergelijk terughoudende, bijna afkerige trek gelegen? 'Zij is het meest onvriendelijke lid van de familie,' zei Tessa zacht, toen ze de blikken van Maarten volgde. 'Mijn vader ligt constant in de clinch met haar.'

'O, gelukkig.' Toen keerde hij zijn gezicht weer naar het meisje naast hem. 'Wanneer begin je met zoeken?' wilde hij weten.

'Volgende week,' antwoordde Tessa. 'Ik moet eerst nog iets regelen in Utrecht, maar dan ga ik aan de gang. Ik zal wel regelmatig mailen of telefoneren om u op de hoogte te houden.'

Aan het eind van de avond was iedereen het erover eens dat ze het getroffen hadden met de nieuwe familie. 'Gek hè, toch zag ik er een beetje tegenop,' bekende Tessa. 'Waarom, je kende die mensen toch al een beetje?' vroeg Karijn.

'Maar ik wist toch niet hoe onze familie zou reageren?'

'Iedereen was laaiend enthousiast,' merkte hun moeder op.

Dat betwijfel ik, dacht Tessa. Ze dacht terug aan tante Hil. Tessa had haar blikken onderschept toen Hil haar gloednieuwe zwager had bekeken. Nee, Hillie was de uitzondering geweest, maar de reden wist Tessa niet.

Tessa was terug in Utrecht. Ze had haar laptop geopend. Voor haar op het scherm stond de telefoongids. Ze tikte Irrgang, Amsterdam in. Zeker tien namen, adressen en nummers verschenen op het scherm. Haar ogen dwaalden eroverheen. Helaas, geen Brouwersgracht. Het zoeken naar Léon Irrgang zou waarschijnlijk een moeilijker klus worden dan naar zijn zoon. Tessa had totaal geen aanknopingspunten. Bij Maarten Dekker had ze nog terug kunnen vallen op zuster Iris en later op Kees Jonker, maar daar was nu geen sprake van. Wie uit het brievenboek van oma kende verder Léon Irrgang? Voor zover zij zich kon herinneren, niemand. Vanavond moest ze toch nog maar snel de brieven napluizen. Misschien had haar grootmoeder iets opgeschreven wat haar kon helpen bij het zoeken.

Ze keek naar de lijst met de adressen. Eerst moest ze er maar eens een selectie in aanbrengen. Léon Irrgang behoorde vast niet tot de armen van het land. Bepaalde wijken en stadsdelen van Amsterdam kon ze dus uitsluiten. En als ze het niet zeker wist, moest ze maar eens op internet kijken hoe de wijken eruitzagen. Algauw had ze haar keuze bepaald. Er bleven maar drie adressen over die in aanmerking kwamen. Met kloppend hart tikte ze een nummer in op haar mobiel. Wat moest ze zeggen? Het klonk zo suffig: woont er op uw adres een Léon Irrgang?

De telefonade leverde geen resultaten op. Dan bleef er niets anders over dan om vanavond de brieven zorgvuldig na te kijken waarin misschien nog een aanknopingspunt verborgen was. Even flitste het woord Spoorloos door haar hoofd, maar dat idee wuifde ze meteen weg. 's Avonds installeerde ze zich op haar bank en begon de gekopieerde herbariumbrieven door te bladeren. Sommige kon ze meteen terzijde leggen, omdat Léon er niet in voorkwam. Eigenlijk had ze niet verwacht dat het lezen zo veel tijd in beslag zou nemen. Teleurgesteld legde ze ten slotte de laatste brief weg. Ze was niets tegengekomen wat haar op weg kon helpen. Doodmoe ging ze naar bed. Morgen moest ze maar eens alle feiten op een rijtje zetten. Misschien hielp dat haar verder.

De volgende morgen nodigde niet bepaald uit om uit bed te komen. Een dikke, grauwe mist lag als een vuilgrijze deken over de stad. Het leek alsof de lage bewolking alle uitlaatgassen had opgezogen en roerloos boven de stad bleef hangen. Verbeeldde ze het zich of was de mist in Dalsum werkelijk lichter en vriendelijker? Echt Breitnerweer, vond Tessa. Ze hield meer van de lente met zijn frisse groen, zijn helderblauwe luchten en kleurige voorjaarsbloemen. Met tegenzin kwam ze uit bed. Ze zette een kop thee en ging op de bank zitten met haar benen opgetrokken. Nu moest ze bij het begin beginnen. Léon kwam terug van zijn onderduikadres. Ging natuurlijk eerst naar de Brouwersgracht, maar het was uiteraard de vraag of het huis nog aan hem had toebehoord. Er waren een heleboel mensen in de oorlog geweest die zich het bezit van Joden hadden toegeëigend. Je had papieren nodig om te bewijzen dat het pand werkelijk van jou was. Tessa kon zich niet voorstellen dat Léon op dat moment die eigendomsbewijzen bij zich had gehad. Waar zou hij dan naartoe zijn gegaan? Edam, en daar was hij ook niet bepaald met open armen ontvangen. Als Tessa dacht aan die afschuwelijke overgrootmoeder Nita... Die had vast met veel leedvermaak Léon Irrgang van de deur weggestuurd. En zijn eigen ouders zaten in Engeland. Tessa veerde overeind. Engeland! Daar was hij natuurlijk na de oorlog naartoe gegaan. Niet direct, vanzelfsprekend, want de bootdiensten kwamen pas veel later weer op gang. In Engeland moest ze zoeken. In de brief had zelfs de naam van de stad gestaan, Caustonbury. Ja, maar dan? Hoe kwam ze achter het adres in Caustonbury? Trouwens, waren die ouders na de oorlog werkelijk in Engeland gebleven of waren ze weer teruggekeerd naar Nederland? Het leek erop dat het zoeken werd naar een speld in een hooiberg. Was er nu niet een andere manier om iets meer te weten te komen over de familie Irrgang? Misschien op internet. Joodse families hadden meestal een stamboom in verband met de komst van de Messias. Hoe dat precies in elkaar stak, wist ze niet. Nou ja, dat was nu even van ondergeschikt belang. Ze stond op en deed haar computer aan. Toen het scherm oplichtte, tikte ze de woorden genealogie familie Irrgang in. Ze schrok van de hoeveelheid pagina's en namen die op de computer verscheen. De stamboom van de familie Irrgang ging helemaal terug tot 1632 en begon met David Joseph Irrgang en Sara Cahane, allebei woonachtig in Pabianice, Polen. Een enorme verzameling van Joodse namen trok aan Tessa's ogen voorbij: Ledelmeyer, Asscher, Irrgang. Ze hield de pagedown-knop lang ingedrukt tot ze ten slotte in de negentiende eeuw terechtkwam. Langzaam gleden haar ogen over het scherm. Daar, 1884, geboren in Dresden: Reuben Elias Joseph Irrgang, zoon van David Léon Irrgang en Sara Elisabeth Friedmann, overleden in 1962 in Caustonbury, Engeland.

Reuben Irrgang huwde Rachel Clara Baumgartner, geboren in 1888 in Halle, dochter van Ezra Mozes Baumgartner en Tamar Yael Bechstein, overleden in Caustonbury in 1971. Uit het huwelijk werd geboren in

Dresden in 1912 een zoon, Léon David Irrgang. Léon David Irrgang trouwde in 1946 in Caustonbury met Hannah Rosette Green (1920), dochter van Jesse Green en Deborah Tirza Ellioth.

Hé, dus die vrouw van Léon was ook in 1920 geboren, evenals haar grootmoeder, ging het door Tessa heen. Ze las verder: Hannah overleed in 1975 in Caustonbury. Vijfenvijftig jaar... Dat was betrekkelijk jong. Dus Léon Irrgang was al jaren weduwnaar en niet hertrouwd, want daarover stond niets vermeld.

Uit het huwelijk werd een zoon geboren: Reuben Jesse Irrgang (1947) die in 1970 trouwde met Judith Margaret Margrove (geboren in 1948), dochter van Thomas Margrove en Elisabeth Abercromby. Uit het huwelijk werden geboren David Ezra (1971), Thomas Jacob (1972) en Jesse Daniël (1974). Dus de hele familie Irrgang had zich na de oorlog blijvend gesetteld in Engeland, dacht Tessa. En dat haar grootmoeder Léon Irrgang had gezien in het Rijksmuseum kwam natuurlijk doordat hij het schilderij met het kimonomeisje tijdelijk te leen had gegeven aan het Rijksmuseum.

Tessa zuchtte diep. Ze moest naar Engeland en dat kwam goed uit, want haar vader had er steeds op aangedrongen dat ze eerst met vakantie moest gaan voordat ze een baan zou zoeken. Caustonbury. Even kijken hoe dat dorpje eruitzag. Ze tikte op Google de naam van het dorp in. Het lag in de Cotswolds, niet al te ver van Oxford. Kon ze meteen de stad bekijken van Morse, de politieman uit de gelijknamige detectiveserie. De afbeeldingen van het stadje zagen er schilderachtig uit: een grijze, gebogen stenen brug met drie halfronde doorgangen, romantische huizen met puntdaken, de honingkleurige muren van zandsteen begroeid met klimop en clematis, een kerkje met een stompe toren uit de Normandische tijd en overal tuinen met een overvloed aan rozen, ridderspoor en hortensia's. Beslist een goede keuze van de familie Irrgang, vond Tessa.

Ze keek naar buiten. De mist was dikker geworden, bepaald geen weer om op vakantie te gaan naar Engeland, want daar waren de winters niet veel beter. Maar voor de winter kwam, wilde ze daar zijn geweest. De leeftijd van Léon Irrgang in aanmerking genomen, had ze nog maar weinig tijd. Hij was een man van de dag. Als haar ouders dat nu maar ook vonden.

'Op vakantie? Naar Engeland? Nu?' riep Mathijs van Anrooy verbijsterd uit. Hij keek zijn dochter aan alsof ze niet goed snik was.

'Het is eigenlijk geen vakantie, pap,' bekende Tessa. 'De familie Irrgang woont daar. Via internet ben ik achter hun verblijfplaats gekomen.'

'Tes, je haat regen en mist. Dan ga je toch zeker niet in dit jaargetij naar Engeland? Wacht nou even tot de lente. Dan kan het zelfs in Engeland prachtig weer zijn.'

'Maar als Léon Irrgang de winter niet overleeft? Hij is een stokoude man en kan zomaar aan een hartinfarct of een beroerte sterven.'

'Dat kan iedereen, Tessa,' vond haar vader. 'Als dat kind het nou graag wil,' zei José van Anrooy. 'Laat haar dan gaan, Mathijs. Het betreft toch maar een paar dagen?' wendde ze zich tot haar dochter. 'Je houdt daar toch niet echt vakantie?'

'Nee, ik blijf maar een paar dagen tot ik die Léon gevonden heb. Daarna kom ik meteen weer naar huis.'

'Dan moet je het zelf maar weten,' gaf Mathijs ten slotte toe.

José, praktisch als altijd, regelde de volgende dag een hotel in Caustonbury, 'The white horse'. 'Het ziet er niet echt flitsend uit, Tes, maar de prijzen zijn er dan ook naar. De kamers zien er ouderwets degelijk uit. Ik heb geboekt voor drie dagen. Dat is toch wel genoeg?' Vragend keek José haar dochter aan. 'Meer dan genoeg,' vond Tessa.

De cityhopper landde precies om twaalf uur 's middags op vliegveld Heathrow. Tessa nam de metro naar London. Het viel haar op dat mensen haar zo nu en dan verrast aankeken, alsof ze haar ergens van kenden. Ach, misschien was ze wel overgevoelig en beeldde ze het zich in. In Londen stapte ze in de trein die haar naar Oxford bracht, om vervolgens met een lijnbus naar Caustonbury te rijden. Ondanks de motregen die tegen de beslagen busramen miezerde en de donkere, laaghangende bewolking, kon ze toch nog wel iets zien van de omgeving. Ze reden langs parklandschappen en uitgestrekte weilanden die als groene lappendekens tegen de heuvels verspreid lagen. Heggen en lage muurtjes van grijze stenen perkten de akkers en weiden af. De tocht voerde over heuvels en door zacht glooiende valleien die doorsneden werden door riviertjes. Ze passeerden kleine, slaperige dorpjes met schilderachtige huisjes en popperig kleine tuintjes. Als het zomer werd, ging ze beslist hier nog eens naartoe, nam Tessa zich voor.

Om half drie stapte ze uit in Caustonbury op een soort brink vlak voor een plompe, Normandische kerk. Even keek ze verdwaald om zich heen, terwijl de bus verder reed en de uitgestapte reizigers zich snel naar alle kanten verspreidden en het plein weer leeg werd. Rondom het plein lagen huizen van grijze en honingkleurige zandsteen en met leien daken. Twee winkelstraten kwamen uit op het plein. In de meeste winkels brandde licht vanwege het donkere weer. Een uithangbord van een bakkerij zwaaide langzaam knarsend heen en weer. De keitjes van het plaveisel glansden van de regen. Tessa waande zich in de eeuw van de Tudorkoningen. Alsof ze 's morgens een trip had geboekt naar lang vervlogen tijden in plaats van naar een modern Engeland. Het effect werd nog versterkt door de ouderwetse straatlantaarns die langs de straten stonden.

Plotseling merkte ze hoe moe ze was en hoe de allesdoordringende motregen haar verkilde tot op het bot. Ze moest maar snel op zoek gaan naar het hotel 'The white horse'. Caustonbury was gelukkig niet groot. Een vriendelijke vrouw wees haar de weg naar het hotel. 'The white horse' was inderdaad een wat ouderwets aandoend familiehotel. Hoewel het bijna winter was, zat de conversatiezaal nog aardig vol met voornamelijk oudere mensen. Het personeel was bijzonder aardig en voorkomend. Men vroeg of ze soms niet eerst een kop thee wilde hebben. Alles was juist klaargezet voor de befaamde Engelse thee. Tessa nam met genoegen de uitnodiging aan. Op een lange tafel stonden schalen met scones, vruchtenbroodjes, muffins, roombroodjes die aangeduid werden als Devonshire splits, kleine sandwiches, plakken cake en natuurlijk de thee in de overbekende bruine theepotten met de crème randen en de kloeke, bijpassende koppen en schotels. Pas nu voelde Tessa dat ze alleen 's morgens in de vroegte iets gegeten had.

Ze deed de lichte maaltijd alle eer aan. Weer viel het haar op dat een paar mensen haar even langer dan beleefd was, vriendelijk maar vooral nieuwsgierig aankeken. Was er iets met haar aan de hand? Mankeerde er iets aan haar kleding? Straks maar eens kijken in de spiegel op haar kamer.

Na de thee ging ze naar haar kamer. Er stond een koperen tweepersoonsledikant dat bedekt was met een lappendeken als sprei die verbleekt was door het vele wassen. De lakens waren helder maar vertoonden hier en daar slijtplekjes. Toen ze een deur opende, zag ze tot haar grote opluchting een badkamer met een toilet. Ze moest er niet aan denken om met vreemden een badkamer of een toilet te moeten delen. Alleen al om deze reden hield ze niet van kamperen. Ze keek op haar horloge. Bijna vier uur. Eerst moest ze maar iets anders aandoen. Ze was blij dat ze het voorstel van haar moeder had opgevolgd om vooral warme kleding mee te nemen. Tessa verwisselde haar kleding voor een warme wollen trui en een spijkerbroek. Daarna trok ze sokken en haar stevige sportschoenen aan.

Toen ze haar haren kamde, bekeek ze zichzelf nadrukkelijk in de spiegel. Nee, ze zag er heel gewoon uit: geen uitgelopen mascara, geen glimmende neus en geen vlekken. Wat die Engelse mensen hadden?

Ze kon nog wel even op zoek gaan naar de begraafplaats. Misschien kwam ze wel iemand tegen die haar iets meer kon vertellen over Reuben en Rachel Irrgang. En anders zou ze de pastoor of de dominee van de kerk aan het plein wel een bezoek brengen.

De kleine begraafplaats lag achter de kerk die ze had gezien toen ze de bus uit stapte. Het bleek een anglicaanse kerk te zijn, de Sint Mary's. Toen ze om de kerk heen liep, zag Tessa een kleine aanbouw bij de kerk. Er brandde licht. Het veroorzaakte een veilig gevoel. Ze was niet alleen.

De begraafplaats lag ondergedompeld in een fijne waas van motregen. Het was een heuvelachtig terrein met eenvoudige grafstenen en omzoomd door oude eiken en taxusbomen die als donkere wachters het kerkhof leken te bewaken. Langzaam liep Tessa tussen de graven door. Het was stil. De invallende schemering en de allesdoordringende motregen maakten het lastig om de opschriften van de grafstenen te lezen, waardoor ze zich steeds diep voorover moest buigen. Het viel haar op dat het kerkhof er zo sober uitzag. Geen plastic bloemen, knuffels, beertjes en lantarentjes die de graven moesten opleuken. Ook waren er geen foto's te bezichtigen. Alleen maar simpele grafstenen met hier en daar een vaste plant. Een zacht geluid verstoorde de diepe stilte. Tessa keek snel op. De deur van de aanbouw ging open. Licht viel op een man die even in de deuropening bleef staan en toen sloffend op Tessa afliep. Hij stelde zich voor als John Butler, koster van de kerk. 'Zoekt u iets? Kan ik u misschien helpen?' vroeg hij vervolgens nieuwsgierig aan het meisje.

'Ik zoek het graf of de graven van Reuben en Rachel Irrgang,' antwoordde Tessa.

'De buitenlanders,' merkte de man op. 'Bent u familie?' Tessa schudde haar hoofd. 'Eigenlijk ben ik op zoek naar hun zoon Léon en zijn vrouw Hannah.'

'Hannah Green?' zei de man. 'Hannah Green ligt hier. Gaat u maar mee.'

De koster bracht haar naar het graf van Hannah Irrgang, geboren Green, beloved wife of Léon Irrgang. Boven aan de grijze steen was een ster uitgebeiteld en onderaan stonden Hebreeuwse tekens en een paar getallen. 'De geboorte- en sterfdatum volgens de Joodse jaartelling,' legde de koster gedienstig uit. 'Een daar liggen de schoonouders van mrs. Green.' Hij wees op een graf iets verderop. Tessa liep achter hem aan. En grote steen stond rechtop met daarop de namen van de ouders van Léon Irrgang: Beloved busband, beloved wife. Ook hier waren de data van geboorte en overlijden in Hebreeuws schrift weergegeven.

'De familie woont hier allang niet meer. Ze zijn verhuisd naar Londen. Alleen de jongste zoon van Mr. Reuben Irrgang komt hier nog wel. U zou eens moeten praten met een nicht van Hannah,miss Ruby Green. Die kan en wil u wel meer vertellen over de familie Irrgang. Miss Ruby mag graag praten, sommigen noemen het roddelen, maar dat vind ik laster. Ruby is gewoon wat eenzaam en klampt iedereen aan om haar hart te luchten. Ja, vind je het gek. Je kunt toch niet tegen de muren gaan kletsen?' Die koster zat ook niet verlegen om een babbeltje, dacht Tessa.

'Ruby woont op Arlington Road nummer 11.'

'En Léon Irrgang, de man van Hannah?' vroeg Tessa. Haar hart begon sneller te kloppen.

'Wat is daarmee?'

'Is hij ook al overleden?'

'Voor zover ik weet, niet. Maar die woont hier al tijden niet meer. Miss Ruby zal wel weten waar die oude man uithangt.'

Tessa bedankte de man en liep terug naar het hotel. Ze was weer wat wijzer geworden.

Omdat ze alleen maar voor logies en ontbijt in het hotel verbleef, ging ze later op de avond op zoek naar een restaurant waar ze een plaatsje opzocht dicht bij het raam. Het was er gezellig en warm. Een dienster kwam langs. Ze keek Tessa nieuwsgierig aan. 'Bent u familie van eh... toe, hoe heet ze ook weer?' vroeg ze.

Verbaasd haalde Tessa haar schouders op. Familie van wie?

'Toe, van die actrice. Ze woont nu in Frankrijk. Kristin Scott Thomas.'

'Nee, helaas, ik ben geen familie.' Tessa begon te glimlachen. Gelukkig, het raadsel was opgelost. Nu begreep ze opeens de nieuwsgierige blikken van de mensen. 'Je zou zweren dat je haar zuster of nichtje was,' merkte de dienster op.

Tessa bestelde een typisch Engels gerecht: een gepofte aardappel met een vulling van gebakken champignons, uien en kleine stukjes spek, een schaaltje witte bonen in tomatensaus met allerlei kruiden en gepaneerde balletjes lamsgehakt. Het was ronduit heerlijk. Voldaan maar moe ging ze terug naar het hotel. Het steeds weer moeten vertalen van Hollandse zinnen in het Engels had haar behoorlijk afgemat, merkte ze. Nog even keek ze televisie in de conversatiezaal, maar ze viel bijna in slaap bij het tuinprogramma. In een zaaltje stonden twee computers met internet die bestemd waren voor het gebruik door de gasten. Tessa ging zitten, mailde naar huis dat ze goed was aangekomen en ging toen naar haar kamer. Tollend van de slaap maakte ze zich klaar voor de nacht en dook in bed. Bijna onmiddellijk viel ze in slaap. Pas laat in de morgen werd ze wakker. Nog enigszins verward door de slaap keek ze op haar horloge: tien uur. Mijn heden, de dag was al bijna voorbij. Ze racete uit bed, douchte zich, kleedde zich aan en rende naar beneden.

Zou er nog een ontbijt te krijgen zijn? Het kon nog wel, maar de man van de bediening keek wel zuinig. Het werd al bijna koffietijd. Tessa bedankte hem uitbundig, voor zover ze uitbundig kon zijn.

Ze keek op haar horloge en besloot om pas in de middag Ruby Green te gaan opzoeken. De ochtend was bijna voorbij.

Het weer was aanzienlijk opgeknapt. De motregen was verdwenen, er zaten weer grote stukken blauw in de lucht en af en toe scheen zelfs de zon. De wereld zag er een stuk vriendelijker uit.

'Het belooft koud te worden,' waarschuwde een ober die de opgeruimde blik zag waarmee Tessa naar buiten keek. 'Waarschijnlijk krijgen we vorst.'

'Dat is beter dan regen,' vond Tessa luchtig. Ze had genoeg warme kleren bij zich en anders zou ze nog wel een wollen trui kopen in een van die grappige winkeltjes.

Op haar gemak drentelde ze door het dorp en bewonderde de huizen, de brug van grijze cobblestones over de snelstromende rivier, de houten muziektent, en ze bezocht de gezellige winkeltjes. Bij de kerk zag ze dat de deur open was. Nieuwsgierig liep ze naar binnen. Er was een trouwerij aan de gang. Op haar tenen sloop ze naar de achterste bank en ging daar zitten. Ze hield ervan om in een kerk te zitten, vooral een lege kerk. In de diepe stilte ervoer ze dan een vrede die ze niet kon omschrijven, maar die haar intens gelukkig maakte. Dat was nu niet het geval, want voorin was geroezemoes. Ringen werden gewisseld, camera's klikten en flitsten, het bruidspaar kuste elkaar. Tessa wachtte nog even. Misschien dat er nog gespeeld zou worden op het orgel, maar dat gebeurde niet. Een beetje teleurgesteld stond ze op en verliet de kerk. Ze sloeg de lunch over, want ze was na het uitgebreide ontbijt nog niet toe aan weer een maaltijd. Misschien dat ze later in de middag wat fruit zou kopen.

Om twee uur wandelde ze langzaam naar de Arlington Road. Het huis waar het nichtje van Hannah Green woonde, was niet groot en lag wat achteraf. Tessa liep het lange, smalle tuinpad af naar de voordeur en liet de klopper met een scherpe klap op de houten deur neerkomen. Het duurde even voordat de deur werd geopend. Tessa zag een vrouw van een jaar of zestig. Ze had grijs haar dat ze in een wrong had opgestoken. De vrouw droeg een hoog dichtgeknoopt, grijs vest over een wollen bloemetjesjurk. Haar bruine ogen keken het meisje vriendelijk maar ook een beetje gereserveerd aan. 'Ja?' vroeg ze. 'Miss Green? Ik ben Tessa van Anrooy. Ik heb uw naam en adres van de koster van de Sint Mary's gekregen.'

'John Butler,' knikte de vrouw. 'En waar heb je die dan gesproken?'

'Op het kerkhof. Ik was op zoek naar het graf van Reuben en Rachel Irrgang. Hij liet me ook het graf van uw nichtje zien, Hannah Irrgang-Green.'

'Dat was mijn tante,' verbeterde de vrouw haar. 'O. Hij zei dat u me wel iets meer kon vertellen over de familie Irrgang,' vervolgde Tessa.

Miss Green fronste even haar wenkbrauwen, maar deed de voordeur iets wijder open. 'Hoe was je naam ook weer?'

'Tessa. Tessa van Anrooy.'

'Van Anrooy, is dat een Hollandse naam?'

Tessa knikte.

'Ben je soms familie van de Irrgangs?'

'Nee.'

'O.' Ruby Green dacht even na en keek het meisje aan. Kennelijk vertrouwde ze Tessa wel, want ze zei: 'Kom maar even binnen. Zoals je al weet, ik ben missGreen, miss Ruby Green.' Ze stak haar hand uit terwijl ze zich voorstelde. Na de begroeting liep Tessa achter de vrouw aan naar een kleine woonkamer. Het zag er precies zo uit als Tessa zich altijd voorstelde hoe een huisje in de Cotswolds er vanbinnen moest uitzien: kleine crapauds van gebloemd cretonne, chintz gordijnen bedrukt met kleurige planten en vlinders, een ouderwets meidenkastje en een theetafel met deurtjes waarin raampjes zaten van facetgeslepen glas. In een kleine potkachel brandde een houtvuur. Het was vrij warm in de kamer.

'Ga maar ergens zitten, dear,' nodigde Ruby het meisje uit. Zelf nam ze plaats in een stoel naast de kachel. Ze vouwde haar handen in elkaar op haar schoot en vroeg toen vriendelijk: 'Wat wil je weten, dear?'

'Ik ben op zoek naar Léon Irrgang,' begon het meisje voorzichtig.

Het gezicht tegenover haar verstrakte. 'Waarom?' wilde miss Green weten.

'Mijn grootmoeder was ooit verloofd met hem.'

'O dear, verloofd? Dat kan niet, hoor.' Miss Green schudde ongelovig haar hoofd. 'En wanneer waren ze dan verloofd?'

'Vlak voor de oorlog.'

'Waarom is je grootmoeder dan niet met hem getrouwd?'

'Ze dacht dat haar verloofde was omgebracht in een concentratiekamp, maar dat was niet zo. Léon Irrgang zat ondergedoken in Friesland, dat is een provincie in Holland,' verduidelijkte Tessa. 'Pas na de oorlog kwam mijn grootmoeder erachter wat er gebeurd was en toen was het te laat. Ze was intussen met iemand anders getrouwd.'

'Dan is ze waarschijnlijk voor veel onheil behoed,' vond de vrouw. 'Léon Irrgang was een onbetrouwbare echtgenoot.'

Spraken ze wel over dezelfde persoon, vroeg Tessa zich verbaasd af. De Léon van haar grootmoeder kwam uit de herbariumbrieven tevoorschijn als een aardige, serieuze man die niet naar andere vrouwen keek en werkelijk alles wilde doen om het zijn verloofde naar de zin te maken. De sluizen van de welsprekendheid van Ruby Green werden geopend. Een stortvloed van zinnen werd over Tessa uitgestrooid.

'Ik was nog maar een klein kind toen Léon Irrgang na de oorlog bij zijn ouders introk. Alles wat ik uit die tijd weet, heb ik van mijn moeder. Ze was de oudste zuster van Hannah. Tante Hannah was een knap meisje, heel vriendelijk en heel zachtmoedig. Ze ontmoette Léon Irrgang en raakte halsoverkop verliefd op hem. Niet zo gek, hoor, want zelfs ik herinner me de eerste keer dat ik hem zag: een knappe man met mooie, diepbruine ogen en zwart krulhaar, kortom, een romantisch type. Ken je mr. Rochester uit Jane Eyre?'

Tessa knikte glimlachend. Wie kende nou niet het romantische verhaal van Jane Eyre?

'Veel later, toen ik het boek vanJane Eyre las, stelde ik me die mr. Rochester voor als Léon Irrgang, maar dan wel in het knappe, want die Rochester was niet een dergelijk mooie man. Léon Irrgang was tante Hannahs grote liefde. Nou, dear, die bestaan niet, hoor,' zei miss Green vastbesloten tegen Tessa. 'Zo'n verliefdheid is precies een steekvlam: even oplaaien en dan inzakken tot een armzalig vlammetje. Maar ja, tante Hannah moest en zou met hem trouwen. Mijn moeder was bezorgd, want zij kreeg de indruk dat die man niet zo veel van Hannah hield als omgekeerd. Hij kon soms heel afstandelijk zijn. Mam waarschuwde haar zusje om niet alleen maar op haar gevoel af te gaan maar ook haar verstand te gebruiken. Hannah wilde niet naar haar luisteren. Dat zie je wel meer bij die heel zachtaardige mensen: ze kunnen ongelooflijk koppig zijn als ze eenmaal iets in hun hoofd hebben. Hannah kreeg haar zin en trouwde met haar Léon. Voordat we verdergaan, dear, heb je zin in thee? Dat bedaart altijd zo fijn de gemoederen,' merkte Ruby op. 'Graag,' antwoordde het meisje. Wiens gemoederen moesten bedaard worden, vroeg ze zich af. Wond Ruby Green zich zo op tijdens het vertellen van de treurige geschiedenis van haar tante, of was het zomaar een soort Engelse zegswijze?

Toen Ruby terugkwam, zei die verontschuldigend: 'Ik heb er helaas niets bij. Als ik geweten had dat ik vanmiddag visite kreeg, had ik vanmorgen wel iets gebakken. Ik heb nog wel watsbortbread, maar die is al wel wat ouder.'

'Nee, dank u, dat hoeft echt niet,' zei Tessa haastig. Ze vond de Schotse koekjes alleen maar lekker als ze net vers waren. Daarna veranderden ze in droge, smakeloze kruimelkoek.

Toen miss Green weer in haar stoel zat, ging ze verder met haar verhaal. 'Waar was ik ook weer gebleven? O ja, dat huwelijk. Eerst leek het of mijn moeder zich had vergist: Hannah kwam volledig tot bloei in het huwelijk en Léon leek een goede echtgenoot. Ze kregen een zoontje, Reuben, een aardig, knap jochie. Hannah was in de wolken. 'Ik wil een heel groot gezin,' vertrouwde ze mijn moeder toe. Maar dat gebeurde niet, want na de geboorte van hun zoon ging het mis. Hannahs man bleef steeds vaker de nacht over in Oxford, waar hij en zijn vader een soort handelsbank hadden. Het was voor ons een beetje duister wat ze daar deden, maar ja, dat vind ik tegenwoordig ook van alle financiële instellingen in the City. Ze rommelen daar wat aan met geld, krijg ik soms de indruk. Maar om terug te keren op die man van mijn tante: het begon met een nacht weg te blijven en al snel gebeurde het dat hij soms een weekend niet meer thuiskwam. En als Hannah dan naar het kantoor belde, werd er niet opgenomen. Kijk, dan word je toch wel wat wantrouwend. Ten einde raad schakelde mijn tante een detective in. Die rapporteerde dat Léon vaak naar een hotel ging in een afgelegen plaatsje en daar het weekend doorbracht. Je kunt dan op je vingers natellen dat hij daar niet alleen zat. Niet dat die detective dat met zoveel woorden zei, maar wij wisten natuurlijk genoeg.'

Of niet, dacht Tessa. Dan had er toch ook een bewijs van ontrouw moeten zijn, bijvoorbeeld in de vorm van foto's? Maar wat deed die man daar dan wel in zijn eentje? Was het misschien een soort vlucht geweest, een vlucht voor de werkelijkheid?

'Hannah werd ziek. Ze kreeg kanker, heel pijnlijk,' onderbrak Ruby Green Tessa's gedachten. 'Ik moet eerlijk toegeven, haar man heeft haar prima verzorgd, maar ik kreeg het gevoel dat Léon Irrgang de zorg voor zijn vrouw op zich nam eerder uit een soort mededogen of misschien wel uit schuldgevoel dan uit liefde. Volgens mijn moeder wist Hannah dat ook. Ze stierf, maar wij waren ervan overtuigd dat ze niet overleed aan die afschuwelijke ziekte, maar domweg door een gebrek aan echte liefde. Als mijn tante niet met Léon Irrgang was getrouwd, had ze zeker langer geleefd.'

'Leeft uw oom nog?' Tessa keek de vrouw met enige spanning aan.

Ruby knikte. 'Na zijn pensionering is hij teruggegaan naar Holland, waar, dat weet ik niet. Zijn zoon en zijn drie kleinkinderen wonen nog wel in Engeland. Die zijn hier geboren en getogen. Reuben woont met zijn vrouw in Oxford en twee van hun zoons zijn getrouwd en werken in Londen, maar wat de jongste precies uitspookt, weet ik niet. Hij doet iets met meubels, heb ik me laten vertellen. Je ziet, ik heb maar weinig contact met die familie. Sinds het overlijden van mijn tante had ik daar geen behoefte meer aan. Jesse, de jongste zoon, komt nog regelmatig in het dorp, want het huis van de grootouders is nog steeds in het bezit van de familie. Volgens de buren slaat hij daar soms zijn meubels op.'

'Meubels? Is hij een verhuizer?' vroeg Tessa verwonderd. 'Welnee, dear.'' MissGreen begon te lachen. 'Hij koopt oude meubels op en laat ze restaureren. Daarna verkoopt hij ze. Ja, een gewiekste jongen. Zijn die Irrgangetjes trouwens allemaal. Een neus voor geld.' In de stem van Ruby Green klonk duidelijk wrok door.

'Dus die jongste zoon zou me kunnen vertellen waar zijn grootvader woont,' zei Tessa.

'Vast wel. Dat huis van de familie staat aan Abbey Road, iets buiten het dorp, richting de abdij van Caustonbury. Nummer 76.'

'Dan ga ik daarnaartoe,' zei Tessa. Zo langzamerhand bereikte haar zoektocht de eindbestemming. Ook al zou die jongste kleinzoon van Léon Irrgang de eerstkomende dagen niet aanwezig zijn, dan nog kon ze een briefje achterlaten met de vraag of hij haar het adres van zijn grootvader wilde opsturen of mailen.

'Misschien vind je me wel nieuwsgierig, maar waarom wilde je die oude man ontmoeten?' Nieuwsgierig keek Ruby het meisje aan.

'Toen mijn grootmoeder overleed, moest ik haar beloven dat ik Léon Irrgang zou opzoeken om hem te vertellen dat ze altijd van hem is blijven houden.'

'En wat je beloofd hebt, moet je doen,' begreep Ruby.

Zelfs al moest je daarvoor naar Engeland gaan.

'Ik heb nog wat familiefoto's. Tante Hannah had ze mijn moeder nagelaten toen ze overleed en ik heb ze weer van haar geërfd. Wil je ze misschien zien?' vroeg miss Green plotseling.

'Graag,' antwoordde Tessa.

Ruby liep naar een kast en haalde er een grote, platte kartonnen doos uit. Een beetje verontschuldigend zei ze: 'Alle foto's liggen door elkaar. Steeds neem ik me voor om ze in te plakken, maar het komt er niet van.' Ze zette de doos op tafel en rommelde met haar hand door de foto's. Toen pakte ze er één uit en gaf die aan Tessa. 'De oude meneer en mevrouw Irrgang, de schoonouders van mijn tante,' legde ze uit. 'Zij was een echte dame en zat in een rolstoel. Hij was nogal wereldvreemd, volgens mijn moeder. Maar ze waren dol op elkaar.'

Tessa keek naar de foto. Wat ontzettend leuk om de mensen te zien die haar grootmoeder beschreven had in haar brieven en van wie Tessa zich alleen maar een fantasiebeeld had kunnen maken. Het verrassende was dat de beschrijving van grootmoeder Beatrijs praktisch overeenkwam met de afbeelding in Tessa's hand. Ze zag een mooie vrouw met grijs, krullend haar en donkere ogen, elegant gekleed en zittend in een rolstoel. Niet meer het houten geval dat oma Beatrijs had beschreven, maar een modernere uitvoering met zwart metaal en chroom. Naast de rolstoel stond een oude heer met een keurig verzorgd baardje. Op zijn hoofd was nog net een keppeltje te zien. Hij keek streng in de lens van de fotograaf. 'Hier zijn nog meer foto's van de familie.' Ruby Green pakte de ene na de andere foto uit de doos. Het werd een behoorlijke stapel. Tessa kreeg nauwelijks tijd om ze aandachtig te bekijken.

'Je mag ze eigenlijk wel houden, als je dat wilt, want ik hoef ze niet meer te hebben. Die mensen voelen toch niet aan als mijn familie, en anders gooi ik de foto's toch maar weg,' merkte Ruby achteloos op.

'Heel graag,' zei Tessa gretig. Dit was geweldig. Wat zou Maarten Dekker zeggen als hij de foto's van zijn familie zag. Ze kon zich zijn vreugde zo goed voorstellen. Zelfs zij vond het al leuk om die oude foto's te bekijken. Door het herbariumdagboek van haar grootmoeder voelde Tessa zich op een vreemde manier wel verbonden met de familie Irrgang.

'Het gaat mij natuurlijk niets aan, maar wat moet je met die foto's? Je grootmoeder is dood en die mensen zijn niet eens familie van je?' vroeg Ruby Green. Tessa dacht na. Zou ze de geschiedenis vertellen van Maarten, de geadopteerde zoon van haar grootmoeder en Léon Irrgang?

Ruby keek het meisje afwachtend aan. 'Er is nog iets, maar ik weet niet goed...' Tessa aarzelde. Ach, waarom ook niet. Deze vrouw had toch ook alles verteld over haar familie. Maar het verhaal over de adoptie kreeg miss Green niet te horen. Dat moest Tessa proberen te omzeilen. Ze wilde voorkomen dat er een verkeerd beeld over haar grootmoeder zou ontstaan, alsof deze zich uit schaamte had ontdaan van haar zoon. 'Die meneer Irrgang, Léon, heeft nog een zoon, maar dat weet hij niet. Mijn grootmoeder raakte in verwachting van haar verloofde, maar ze kon het hem niet vertellen, want hij moest onderduiken. Omdat ze in de veronderstelling leefde dat haar verloofde was opgepakt tijdens een razzia en hij dus niet meer zou terugkomen, is ze met mijn grootvader getrouwd. Daarom wil ik nu de foto's aan Maarten, hun zoon geven. Dan weet hij tenminste uit welke familie hij komt. Hij weet wel wie zijn vader is, maar hij kent hem alleen van één foto. Toevallig heb ik die bij me. Wilt u die soms zien?' De vrouw knikte.

Tessa haalde de verlovingsfoto van haar grootmoeder met Léon Irrgang uit een vak van haar citybag en overhandigde die aan Ruby.

'O dear, o dear, zo heeft hij nooit naar tante Hannah gekeken,' mompelde miss Green en ze gaf de foto hoofdschuddend terug. 'En ook nog een zoon...' Toen zei ze eenvoudig: 'Ik denk inderdaad dat Léon Irrgang met de verkeerde was getrouwd. Wat kunnen mensen domme dingen doen. Ik ben blij dat ik niet getrouwd ben. Wil je nog thee, dear? Ik neem wel een kopje.' Het was al vrij laat in de middag toen Tessa het huis van Ruby Green verliet. Het afscheid was bijzonder hartelijk. 'Je komt maar eens terug,' nodigde Ruby het meisje uit. Tessa knikte, maar ze betwijfelde het of ze werkelijk nog een keer zou terugkomen.