Hoofdstuk 14
Tessa verliet de grote hal van het Centraal Station en liep naar het zonovergoten Stationsplein. Even bleef ze staan, overrompeld door de enorme hoeveelheid mensen die zich al of niet gehaast voortspoedde over het grote plein. Taxi's, trams en bussen reden af en aan. Het plein leek wel één grote mierenhoop. Aan de overkant van het plein verhieven zich de gebouwen van de Prins Hendrikkade met op de hoek het Victoriahotel. Vreemd idee dat hier tientallen jaren geleden haar grootmoeder had gelopen; dat ze daar Léon Irrgang had ontmoet en dat die twee van daaruit naar de pont achter het Centraal waren gelopen. Beatrijs en Léon, voor elkaar geschapen, maar door een oorlog uit elkaar gedreven. Kom, ze moest niet langer weemoedig mijmeren maar datgene doen waarvoor ze was gekomen: een bezoek brengen aan zuster Iris op het Begijnhof, de sleutel tot het geheim van haar grootmoeder.
Tessa wandelde over het Damrak naar de Kalverstraat en controleerde haar plattegrond die ze van internet had gehaald. Aan de rechterkant moest de Begijnensteeg liggen. Terwijl ze door de Kalverstraat wandelde, ontdekte ze dat Amsterdam niet haar stad was. Iedereen roemde altijd zo over de stad met zijn grachten, zijn monumentale panden, gezellige pleinen en de vele uitgaansmogelijkheden, maar Tessa voelde zich meer thuis in Utrecht. De warme, iets gezelliger uitstraling van de studentenstad paste meer bij haar dan de mondaine, wat arrogante sfeer van de hoofdstad van het land. Zelfs de mensen die haar voorbijliepen in de drukke winkelstraat kwamen haar afstandelijker voor dan de winkelende mensen op Hoog Catharijne. Ze liep door de Begijnensteeg naar de poort die toegang gaf tot het Begijnhof. Nadat ze de deur achter zich had gesloten, bleef ze verbaasd staan. Ze had zich wel een voorstelling gemaakt van de plaats, maar de werkelijkheid overtrof haar stoutste verwachtingen. Een diepe rust hing over het hof. Heel in de verte klonken de gedempte geluiden van de jachtige stad. Er liepen maar weinig toeristen, die door hun camera's het hof bewonderden. Oude huizen, allemaal verschillend van vorm en van gevel, stonden om het grote, driehoekige plantsoen. Een machtige kastanje spreidde zijn takken uit in een soort beschermende zegening over het gras waarin allerlei beelden stonden, een statige Jezusfiguur naast een kleine, tolronde begijn met een hoofddoekje dat langs haar ingetogen gezichtje op de schouders rustte. Tessa zuchtte van bewondering. Wat zou het geweldig zijn om hier te wonen in een van die sprookjesachtige, middeleeuwse huizen. Het leek wel of een sprookje van Grimm tot leven was gekomen.
Ze keek naar de kerk die met zijn slanke torenspits scherp afgetekend stond tegen de stralend blauwe lucht. Langzaam liep Tessa over het stenen pad langs de voortuinen waarin een uitbundige hoeveelheid rozen nog triomfantelijk bloeiden in de late herfstzon. Nu moest ze eerst maar eens het adres opzoeken waar zuster Iris Kwantes woonde, als ze tenminste nog leefde. Ze stond stil voor een tamelijk laag huis met een puntdak en een tuin vol met herfstbloemen. Aarzelend deed Tessa het witte tuinhek open. Haar hart begon onrustig te kloppen. Zou die vrouw haar willen helpen, of zou ze zich soms ook verschuilen achter privacy- en andere politiek correcte regeltjes. Naast de deur was een naambordje bevestigd met daarop de naam M.A.I. Kwantes. Voorzichtig trok Tessa aan de koperen bel naast de deur. Even bleef het stil. Toen klonken er haastige, scherpklikkende voetstappen die over een harde ondergrond liepen. De deur werd met een felle ruk geopend. Een jonge vrouw met een bleek geagiteerd gezicht waarin zwartomrande ogen Tessa agressief aankeken, zei op scherpe toon: 'Nee, ik ben geen begijn; nee, je mag niet binnenkomen om de boel te bekijken en nee, het is hier geen openluchtmuseum en wil je nu onmiddellijk weggaan. Jouw soort kent ook geen fatsoen.'
Verbluft keek Tessa in het boze gezicht. 'Ik wil helemaal niet de boel vanbinnen bekijken,' zei ze terugdeinzend. Mijn heden, wat een felle tante was dat mens. Tegelijkertijd bekroop haar ook het gevoel van teleurstelling. Ze had misgegokt. Hier woonde zuster Iris Kwantes dus niet. Tessa had de reis naar Amsterdam voor niets gemaakt.
'O. Wat kom je hier dan doen? Je ziet er niet uit als iemand van de post.' Tessa rechtte haar rug. Die onvriendelijke vrouw moest niet zo hoog van de toren blazen. En dat mens sprak over fatsoen... 'Ik ben op zoek naar een zuster Iris Kwantes,' antwoordde ze koeltjes. 'Ik dacht dat ze hier woonde, maar ik had het mis.'
'Waarom dacht je dat dan?'
'Ik dacht dat de I van die hoofdletters...' Tessa wees met haar hoofd naar het naambordje, 'Iris betekende.'
'Ik heet Irene.'
Tessa knikte en draaide zich om.
'Waarom ben je op zoek naar die Iris?' vroeg de vrouw. Haar stem klonk aanzienlijk minder fel dan eerst. Tessa haalde haar schouders op en liep door naar het tuinhek.
'Hé, wacht nou even. Sorry dat ik zo tegen je uitviel.' Enigszins verbaasd wendde Tessa haar hoofd naar de vrouw.
'Je moet weten... Die toeristen zijn af en toe een plaag. Ze bellen aan of ze mijn huis vanbinnen mogen bekijken en soms staan ze met hun handen om hun gezicht gevouwen pal voor de ramen naar binnen te gluren. Ze nemen zelfs foto's van mijn woonkamer. En ondertussen vertrappen ze mijn bloemen en planten. Ik dacht dat jij ook zo'n toerist was. Sorry.'
Tessa begon te lachen.
'Wil je soms even binnenkomen?'
Tessa weifelde.
'Echt, ik zou het erg leuk vinden. Ik ben opeens nieuwsgierig geworden naar die Iris van je.'
'Nou ja, omdat je zo aandringt,' zei Tessa. Ze kon het niet nalaten om even een plaagstoot terug te geven. De vrouw schoot in de lach. Ze stak haar hand uit. 'Ik ben Irene Kwantes,' stelde ze zich voor. Tessa greep de hand. 'Tessa van Anrooy.'
'Weet je dat je sprekend op Kristin Scott Thomas lijkt?'
'Dat zeggen er wel meer,' antwoordde Tessa. Dat riedeltje had ze eerder gehoord. En elke keer weer dachten de mensen dat ze origineel waren. Ze liep achter Irene naar binnen.
De huiskamer was eigentijds ingericht. Geen antieke kasten, stoelen of tafels, maar moderne meubels zonder tierelantijnen en andere verfraaiingen. 'Heb je trek in koffie?'
Tessa knikte. De zon scheen in warme banen door de ouderwetse roederamen. Tessa deed haar jasje uit en hing dat over de rugleuning van haar stoel. 'Vertel, wie is Iris en waarom ben je naar haar op zoek?' vroeg Irene Kwantes, terwijl ze koffie inschonk. 'Heel in het kort: mijn grootmoeder heeft in de oorlog afstand moeten doen van haar zoontje. Het jongetje werd geadopteerd. Mijn grootmoeder heeft na de oorlog alle mogelijke moeite gedaan om zijn naam en adres te achterhalen. Ze wilde hem terug. Zuster Iris Kwantes, een diacones, wist wie de mensen waren die de baby hadden geadopteerd, maar ze wilde de naam niet vertellen aan mijn grootmoeder. Ik denk terecht. Mijn grootmoeder vroeg me vlak voordat ze overleed of ik het jongetje wilde opzoeken en hem wilde vertellen dat hij geen moment uit haar gedachten is geweest en dat ze altijd zielsveel van hem heeft gehouden.'
'Dit was het verhaal in het kort, maar ik zou graag het hele verhaal willen horen,' merkte Irene op.
'Nee,' schudde Tessa beslist haar hoofd. Dat verhaal ging die vreemde vrouw niets aan. 'Meer kan ik je niet vertellen,' zei ze terughoudend.
'Je kunt het wel, maar je wilt het niet,' merkte Irene Kwantes op.
'Ja, ik vind het verhaal te privé.' Het kon Tessa niets schelen of de vrouw boos zou worden of niet. Het verhaal van grootmoeder Beatrijs was niet bedoeld voor vreemde oren.
Tot haar lichte verbazing leek de vrouw totaal niet gepikeerd door Tessa's afwijzing.
'En nu wil jij die jongen, nou ja man, opzoeken,' begreep Irene.
'Ik ben bang dat het me niet gaat lukken. Ik weet namelijk niet hoe ik aan dat adres van die zuster moet komen. Overal loop je tegen privacymuren op.' Irene keek peinzend naar buiten. 'Ze was een diacones, hè. Waarschijnlijk zit ze in zo'n speciaal huis waarin ze die zustertjes opbergen.'
Tessa schoot in de lach. 'Wat klinkt dat ontzettend dreigend. Alsof die vrouwen in een doos worden gestopt.'
'Nou ja, ik bedoel maar. Het lijkt me verschrikkelijk om met allemaal vrouwen in één huis te zitten.'
'Maar hier wonen toch ook allemaal vrouwen?' vroeg Tessa.
'Ja, maar wel ieder in haar eigen huis of appartement. Het is hier geen kippenhok.' Irene stond op en pakte een laptop uit de kast. 'Ik heb een idee,' zei ze. Ze deed de computer open, wachtte even en tikte toen in: Diaconessen in Amsterdam. 'Es kijken, waar houden ze die oude zustertjes gevangen.' Ze klikte een titel aan op haar scherm. 'Ha, gevonden. Er staat een opvanghuis aan de Willemsparkweg en een in de Vondelstraat.'
'Maar misschien is zuster Iris allang dood,' zei Tessa toch wel benauwd.
'Dat horen we dan wel. We gaan er gewoon naartoe en vragen naar Iris Kwantes. Laat mij het woord maar doen. Ik zeg gewoon dat ik haar nichtje ben. Zeker weten dat ze me helpen. Ik zwaai meestal gewoon even met mijn perskaart.'
'Wat doe jij eigenlijk voor de kost?' wilde Tessa weten. 'Wat dacht je? Freelance journalist. Af en toe voel ik me net een detective. Ik ben dol op geheimen, vooral van politici, notarissen, advocaten en ander gespuis. Heerlijk! Wat die gasten af en toe te verbergen hebben...'
'Ik hoor het al, je bent een echte mensenvriend,' zei Tessa.
'De meeste mensen deugen niet. Maar nu jouw zuster Iris. Zullen we eerst maar naar de Willemsparkweg gaan?'
'We? Ga je echt met me mee?'
'Natuurlijk, maar wees maar niet bang dat ik bij het eventuele gesprek met die diacones blijf. Ik heb vanmorgen nog een afspraak met de hoofdredacteur van een krant. Ik hoop op een sappige opdracht.'
Tessa zag dat er niets anders op zat dan Irene toch maar mee te laten gaan. Ze was toch dom als ze nu zei: 'Ik heb geen begeleiding nodig, ik ga wel alleen.' Maar het liefst was ze nog wat langer op het Begijnhof gebleven om de beelden te bekijken, de tuinen te bewonderen en een bezoekje te brengen aan de kerk. Tessa nam zich voor om beslist nog een keer terug te komen. Met Irenes auto reden ze naar de Willemsparkweg, waar de vrouw haar wagen doodleuk op de stoep voor het huis parkeerde. Ze legde haar perskaart goed zichtbaar op het dashboard. 'Dat dingetje doet wonderen. En als ik toch een bekeuring krijg, ga ik altijd even op bezoek bij het politiebureau. Wil meestal wel helpen.' Ze liepen naar de grote deur. Irene belde aan. Toen een stem door de intercom vroeg wie ze was, antwoordde ze: 'Irene Kwantes, nichtje van mevrouw Iris Kwantes, een van de bewoonsters van dit huis.' Even bleef het stil. Toen klonk er een zoemer en ging de deur open. 'Ik bedoel maar,' mompelde Irene. Achter elkaar aan liepen ze door een gang naar de receptie die zich in een kleine hal bevond.
'Waarmee kan ik u van dienst zijn?' vroeg de vrouw achter de balie.
'Wij komen voor mijn tante,' antwoordde Irene.
'Mevrouw Iris Kwantes.'
'Weet u zeker dat uw tante hier woont?'
'Jazeker.' Irene keek de vrouw met een glashard gezicht aan.
De vrouw keek op haar computer. 'Ik val momenteel in,' legde ze verontschuldigend uit. 'Nee, ik kom de naam van uw tante niet tegen.'
'Nou zou ik hebben kunnen zweren dat ze hier zat,' zei Irene. 'Zit ze toch in de Vondellaan. Mevrouw, heel erg bedankt voor de moeite.' Ze draaide zich om, greep Tessa bij de arm en trok haar mee naar de gang, nagestaard door een verblufte receptioniste.
'Jij hebt meer met dit bijltje gehakt,' wist Tessa.
'Mijn dagelijks werk. Gewoon mensen overbluffen. Zeg, wat ik van jou nog wil weten: wat doe jij in het dagelijks leven?'
'Ik ben net afgestudeerd in biologie en ben op zoek naar een baan. Maar eerst wil ik mijn zoektocht uitvoeren. Gelukkig springt mijn vader bij.'
Al pratend reden ze naar de Vondellaan. Irene stopte de auto voor een groot huis dat verborgen lag achter een paar rijen bomen. Ze keek op haar horloge. 'Nu vind ik het zelf wel,' zei Tessa vlug. 'Ik wil niet dat je te laat komt voor die afspraak.'
'Ik heb het graag gedaan. Houd je me op de hoogte? Ik ben zo benieuwd naar de afloop en of je die mensen werkelijk vindt. Hier is mijn kaartje.'
'Bedankt,' zei Tessa terwijl ze uitstapte. Ze bleef staan om de auto na te kijken. Even keek ze naar het kaartje in haar hand. 'Ships that pass in the night,' mompelde ze. Ze wist zeker dat ze Irene Kwantes nooit meer zou zien of spreken. Hun wegen liepen te ver uit elkaar. Achteloos vouwde ze het kaartje dubbel en stopte het in haar jaszak. Toen keek ze op haar horloge. Was ze niet te laat voor het bezoek? Meestal werden de maaltijden in verzorgingstehuizen al vrij vroeg geserveerd aan de bewoners. Maar het was gelukkig nog voor elven. Ze had nog zeker een uur de tijd. Tessa liep naar een hoog gietijzeren hek en duwde dat open. Een lange oprijlaan leidde langs oude bomen naar het meest fantasierijke huis dat ze ooit in haar leven had gezien. Het gebouw had vijf etages. Rechte delen met halfronde balkons en uitstekende erkers werden afgewisseld door torentjes met ronde ramen. Dakterrassen met stenen pilaren en verschansingen die begroeid waren met klimop en kleurige wingerd zorgden voor de groene en schaduwrijke accenten. De schuine daken waren voorzien van diverse dakkapelletjes. Boven de ramen hingen ouderwetse oranje-wit gestreepte markiezen. Als zij haar levensavond in zo'n huis mocht doorbrengen, zou ze beslist een blij en tevreden mens zijn, dacht Tessa. Aarzelend liep ze naar een vrij brede witmarmeren trap die naar een boogvormige portiek voerde met daarin een donkergroen gelakte deur. Nu maar hopen en bidden dat zuster Iris Kwantes hier inderdaad woonde, want als dat niet het geval was, had ze een groot probleem. Hoe kwam ze dan achter dat adres van Reuben Irrgang? Ze drukte op een bel. Voetstappen naderden. De deur werd geopend door een oudere vrouw, die haar vragend aankeek.
'Ik kom voor mevrouw Kwantes, Iris Kwantes, die hier moet wonen.' Tessa's hart begon te bonzen. Als die vrouw nu maar niet zei dat de oude dame niet meer leefde of dat ze er niet woonde.
'Komt u verder,' zei de vrouw uitnodigend. Tessa kon nauwelijks een zucht van opluchting onderdrukken.
'Bent u familie?' vroeg de vrouw toen ze een ronde hal betraden.
'Nee, maar zuster Kwantes was een goede vriendin van mijn grootmoeder. Mijn grootmoeder is helaas eind december overleden.'
'Ach,' merkte de vrouw deelnemend op.
'Ik was in Amsterdam en ik dacht...'
'Ik breng zuster Kwantes even een bezoekje,' maakte de vrouw de zin af. 'Heel aardig van u. Wat zal ze blij zijn als ze u ziet. Zoveel bezoek krijgt zuster Kwantes niet. Zal ik u even naar haar toe brengen?'
'Dat hoeft niet. Als u me vertelt waar ze woont...'
'Helemaal boven, kamer drieëntwintig. Daar is een lift,' wees de vrouw.
'Ik loop liever,' zei Tessa. Ze knikte nog even en liep toen naar een granieten trap. Het was een hele klim naar de vijfde etage. Licht hijgend liep Tessa door de gang naar kamer drieëntwintig.
'Laat ze me alstublieft de naam en het adres van dat echtpaar geven, God,' bad ze snel een schietgebedje. Toen drukte ze op een bel in het deurkozijn. Er klonk gerommel. Een stoel werd verschoven. Langzame voetstappen naderden. De deur ging open. In de deuropening stond een rijzige vrouw met grijs haar. Ze leunde op een stok en keek Tessa aan. Een plotselinge blik van verbazing verscheen op haar gezicht. 'Beatrijs?' vroeg ze ongelovig.
Snel schudde Tessa haar hoofd. 'Dat was mijn grootmoeder. Ik ben Tessa, Tessa van Anrooy, Beatrijs' kleindochter.'
'Wat leuk! Kind, kom binnen. Beatrijs' kleindochter,' zei de vrouw nog steeds verbaasd.
Het meest opvallende van de kamer waren de openslaande deuren waarachter een schaduwrijk balkon lag. Een groot oranje-wit gestreept zonnescherm was iets neergelaten, waardoor de kamer baadde in zacht oranje licht.
'Ga zitten, kind,' zei de oude dame en ze wees op een sierlijke stoel met een geborduurde rugleuning en zitting. Zelf nam ze plaats in een felrode, hoge oorstoel. 'Beatrijs' kleindochter,' herhaalde ze weer. 'Hoe gaat het met je grootmoeder?'
'Mijn oma is vlak voor de kerst overleden.'
'Och, wat spijt me dat.' Even bleef het stil. Toen ging ze verder terwijl ze peinzend voor zich uit staarde en zich niet meer bewust leek van de aanwezigheid van Tessa. 'Die kleine Beatrijs Voordewind... Wat had ik een medelijden met haar. En zo dapper. Ze deed wat ze moest doen. En huilen was er bijna niet bij. Da's tegenwoordig wel anders als je naar bepaalde programma's op de televisie kijkt. Mensen hebben amper een woord gezegd of ze beginnen al met een brok in hun keel te stamelen of in snikken uit te barsten. Vreselijk, wat een aanstellerij. Nee, dan jouw grootmoeder.' Nu keek de oude dame Tessa wel weer aan. 'Zo'n dapper, klein ding. Die rottige oorlog ook... Zoveel slachtoffers, zoveel verdriet. Maar vertel me eens, hoe wist je wie ik was? Waarom ben je hier? Heeft je grootmoeder je dat gevraagd? Ik begrijp het niet goed. Leg het me eens uit. Wacht, ik zet eerst even koffie, want daar zul je ongetwijfeld wel trek in hebben. Het duurt even, want ik zet mijn koffie nog altijd met de hand. Dat bocht uit die koffiezetapparaten...' Ze rilde even. Voordat Tessa kon protesteren, stond ze op en liep naar een kleine keuken die aan de kamer grensde. Eerlijk is eerlijk, de koffie was voortreffelijk en de erbij gepresenteerde koek was absoluut afkomstig van een zeer goede warme bakker, vond Tessa.
Hoewel zuster Iris Kwantes beslist in de negentig moest zijn, zag ze er jaren jonger uit. Haar blauwe ogen keken ongewoon helder de wereld in en de huid van haar wangen was nog volledig rimpelloos. Alleen door het grijze kapsel schemerde heel vaag de roze hoofdhuid. 'En vertel me nu eens wat jou hier brengt, kind.' Tessa zette haar kopje op de tafel die voor de openslaande deuren stond.
'Ik hield veel van mijn grootmoeder. Ik was er dan ook bij toen ze overleed. Ze was heel erg onrustig en noemde steeds maar namen: Léon, Reuben en ook uw naam, Iris. Maar niemand van ons had ooit van die namen gehoord.
Vlak voordat ze stierf, vroeg ze aan mij of ik twee mensen wilde opzoeken. Ik moest hun vertellen dat oma Beatrijs altijd van hen gehouden had. Toen overleed ze. Ik begreep er niets van. Wie moest ik zoeken en wie waren die mensen? Tot het testament geopend werd. Oma had mij onder andere een kartonnen doos nagelaten waarin een herbarium zat. Daarin zaten brieven verstopt. Ik heb ze allemaal gelezen en kwam er zo achter naar welke mensen ik moest zoeken. U was er een van. Mijn grootmoeder zei dat u mij wel verder kon helpen bij de zoektocht.' Heel langzaam schudde Iris Kwantes haar hoofd. 'Wat een klein, koppig ding was jouw grootmoeder toch.' Ze begon te glimlachen en zweeg.
'Kunt u mij de naam van dat geadopteerde jongetje geven?' vroeg Tessa.
'Ik weet niet of dat verstandig is,' antwoordde zuster Iris. De glimlach verdween van haar gezicht. 'Als die man - want dat jongetje is intussen wel een volwassen man geworden - van niets weet...'
'Het is ook mogelijk dat hij wel weet dat hij geadopteerd is en misschien zijn hele leven al hoopt om een keer zijn moeder te ontmoeten,' bracht Tessa ertegen in. 'Die moeder is dood, lieve kind.'
'Maar ik kan vertellen wie zijn moeder was. Ik kan hem foto's laten zien,' pleitte Tessa. 'En hij krijgt er ook nog eens een stel halfbroers bij.'
Zuster Iris zuchtte. 'Ik weet echt niet of ik er goed aan doe. Ik wil niet iemands leven in het honderd sturen. Dat begrijp je toch wel?'
'Jawel, maar ik denk dat het niet zo'n vaart zal lopen. Kijkt u wel eens naar programma's waarin kinderen op zoek gaan naar hun ouders of mensen op zoek gaan naar hun vermiste familieleden? Al die mensen blijken meestal intens blij te zijn als ze hun familie vinden.'
'Ik kijk zelden of nooit naar die programma's, want ik houd niet van emotionele uitbarstingen. Maar als jij het zegt, zal het wel zo zijn.'
Zuster Iris zweeg en keek naar buiten. De wind deed het zonnescherm zacht klapperen. Door de open balkondeuren was het zachte koeren te horen van duiven die zich hadden verscholen in de hoge kruinen van de bomen.
Gespannen keek Tessa de oude dame aan. Alles hing af van haar bereidheid tot praten.
'Ik hoop dat ik er goed aan doe,' zei de oude dame zuchtend. Ze stond op en liep naar een boekenkast waaruit ze een klein, smal boekje pakte. Ze bladerde er even in. 'Hierin heb ik de namen en adressen geschreven van mensen die ik heb ontmoet en die ik belangrijk vond.' Ze stopte met het omslaan van de bladen en streek even over het midden van het boekje. 'De baby van jouw grootmoeder is onder de naam Maarten Dekker ingeschreven in het bevolkingsregister van Amsterdam. De familie Dekker is onmiddellijk na de adoptie verhuisd naar een andere plaats. Dat is alles wat ik weet.'
Dekker... De moed zonk Tessa in de schoenen. Hoeveel Dekkers bestonden er wel niet in Nederland? Waarom nu geen minder voorkomende naam als Ottenvanger of Augustijn?
'En u hebt zeker geen vermoeden naar welke stad ze zijn verhuisd?'
'Alleen dat ze in Noord-Holland bleven wonen.'
Nou ja, het was tenminste iets, dacht Tessa, maar moeilijk werd het.
Het geluid van rollende wieltjes klonk in de gang. 'Daar zijn de zusters met het eten,' zei Iris Kwantes. 'Dan ga ik weg. U wordt heel hartelijk bedankt.' Tessa stond op. Ze gaf de oude dame een hand en verliet het appartement.
Toen ze weer buiten stond, keek ze omhoog. Zonneschermen klapperden vredig in de suizelende wind.
Het was vrij laat toen ze weer in Dalsum terug was. Tessa had eerst nog een bezoek aan de Bijenkorf gebracht. Even had ze in dubio gestaan om naar de Herengracht te wandelen om te kijken waar haar grootmoeder een deel van haar jeugd had doorgebracht en misschien een kijkje te nemen bij het huis aan de Brouwersgracht. Toch had ze niet toegegeven aan dat verlangen. Ze had genoeg emoties doorgemaakt.
Het weer was veranderd. Vanuit het westen was bewolking het land binnengedreven met allesdoordringende motregen. Huiverend en nat stapte ze tegen de avond de grote hal binnen, waar een vuur in de open haard was aangemaakt.
'Nou, hoe was het, missie geslaagd?' begroette haar moeder haar.
'Welke missie?' vroeg Karijn nieuwsgierig die de woorden nog net had opgevangen. 'Kan iemand me uitleggen wat er de laatste dagen aan de hand is?'
'Je kunt het maar beter aan iedereen in dit huis vertellen,' raadde José haar oudste dochter aan. 'Als ik me eerst even omkleden mag,' zei Tessa. Ze was nat en koud en ook een beetje gedeprimeerd. Haar zoektocht was vastgelopen. Hoe moest ze de zaak weer vlot krijgen?
Opgekruld in een grote fauteuil die ze dicht bij het vuur had geschoven, keek Tessa naar de oplaaiende vlammen. Af en toe gooide ze een dennenappel op het vuur. De rest van het gezin had ook een plaats gezocht bij de open haard.
'Wat een romantisch verhaal,' vond Karijn toen Tessa het verhaal van grootmoeder Beatrijs had verteld. 'Zo romantisch is het niet om een kind af te moeten staan,' merkte haar moeder scherp op. 'Nou ja, dat bedoel ik ook niet, maar dat oma Beatrijs nog met iemand anders verloofd was, voordat ze met opa Mathijs trouwde. Maar waar is dat jochie eigenlijk gebleven?'
'Jochie? Hij is nu wel een volwassen man, Karijn, en ik weet alleen zijn naam: Maarten Dekker. Dat wordt zoeken naar een speld in een hooiberg,' merkte Tessa somber op. 'Hoe kom ik achter dat adres? Het is al zo lang geleden. Misschien zijn die mensen na de oorlog wel geëmigreerd, weet jij veel. Er zijn toen zoveel mensen naar Australië, Canada en Amerika vertrokken.'
'Dan schakel je toch een detective in,' adviseerde Ben. 'Die mogen echt niet zomaar in een Gemeentelijke Basis Administratie van een stad rondsnuffelen,' merkte zijn vader op. 'Alleen opsporingsambtenaren kunnen er zonder moeilijkheden in kijken.'
'Opsporingsambtenaren? Kees Jonker is toch politiechef?' zei José.
De commissaris was een huisvriend van de familie Van Anrooy en had zijn bureau in Zutphen.
'Ben je dan gelijk een opsporingsambtenaar?' wilde Karijn weten.
José knikte. 'Natuurlijk, dat spreekt toch vanzelf? Ze doen niet anders dan opsporen.'
'Maar zou Kees willen helpen?' vroeg Tessa. 'Ik weet het niet. Hij is nogal, hoe zal ik het zeggen...'
'Hij is nogal strikt,' viel Mathijs haar bij. 'Ik geef je inderdaad weinig kans.'
'Ach meid, als je hem even lief aankijkt, doet hij alles voor je,' zei Ben.
'Dan ken je Kees nog niet,' vond Mathijs. 'Maar Tes, je kunt het altijd proberen. Leg hem de zaak uit.'
'Dat zou geweldig zijn.' Tessa veerde een beetje op. Toch weer een sprankje hoop. 'Mag ik morgen je auto lenen, pap?'
Mathijs knikte. 'Ik heb hem toch niet nodig.'
De nazomerzon liet zich niet meer zien. In plaats daarvan trokken grijze regenwolken over het land, waaruit gure buien vielen. Tessa reed naar Zutphen. Ze hoopte maar dat Kees Jonker een beetje meegaand zou zijn. Ze parkeerde de auto voor het politiebureau en liep naar binnen.
Het was er druk. Mensen liepen haastig door de gangen. Alleen de dienstdoende agent aan het loket was de gemoedelijkheid zelve. 'Hebt u een afspraak? De chef heeft het op dit moment behoorlijk druk,' liet hij weten op de vraag van Tessa of ze de heer Jonker kon spreken. 'Ik zal kijken wat ik voor u kan doen.' Hij liep weg en kwam vrijwel onmiddellijk terug. 'Gaat u maar mee,' zei de man.
'Dag Tes, wat een verrassing,' begroette Kees het meisje warm. Hij keek op zijn horloge. 'Wat kan ik voor je doen? Het kan zijn dat ik straks even word weggeroepen. We zitten namelijk midden in een actie.' Kees Jonker had altijd al een zwak gehad voor de oudste dochter van zijn vriend Mathijs van Anrooy. Hij hield wel van dat ingetogen type. 'Wat kan ik voor je doen?'
'Ik wil u om een gunst vragen. Ik ben op zoek naar het adres van iemand, maar het lukt niet erg. Daarom wilde ik vragen of u me kunt helpen.'
Een lichte frons verscheen op het gezicht van de man. 'Leg me dan eerst eens uit waar het om gaat.' In korte, bondige zinnen legde Tessa de zaak uit. Kees Jonker was haar enige houvast bij het zoeken naar het adres van Maarten Dekker.
'Ik heb het mijn grootmoeder beloofd,' eindigde ze haar verhaal. Vol spanning keek ze de man tegenover haar aan. Ongelooflijk, dacht Kees Jonker. Die rustige, stijlvolle mevrouw Van Anrooy, altijd beminnelijk glimlachend als een Chinese mandarijn. Hoe lang had hij haar gekend? Zeker twintig jaar, en al die tijd had ze dit geheim zorgvuldig verborgen weten te houden voor de buitenwereld. Hij kwam toch elke keer weer voor verrassingen te staan. Een buitenechtelijk kind... Hij kon de verleiding niet weerstaan om de computer te openen en de naam in een database in te tikken. Die mevrouw Van Anrooy... 'Wat was de geboorteplaats van dat jochie?'
'Amsterdam.'
'Datum?'
'25 Januari 1942.'
'En de naam waaronder hij ingeschreven werd?'
'Maarten Dekker.'
Kees tikte nog wat zinnen in. Daar verscheen de uitvoerige informatie over het buitenechtelijke kind van Beatrijs Voordewind, want ook de naam van de biologische moeder stond vermeld. En nu wilde die charmante kleindochter het adres van dat kind weten.
'Ik zou je de informatie wel willen geven, maar het mag niet,' merkte hij op.
Er klonk een korte roffel op de deur, die onmiddellijk daarna openging. Een man stak zijn hoofd om de deur. 'Chef?'
'Ik kom.' Kees Jonker klikte haastig zijn computer op stand-by en stond op. 'Ik ben zo terug,' zei hij tot Tessa en hij verliet de kamer.
Waar ze de moed vandaan haalde, wist ze niet, maar Tessa stond meteen op, liep om het bureau heen en klikte de computer weer aan. Haar hart maakte overslagen. Het scherm lichtte op. Daar was de informatie die ze zo nodig had voor haar zoektocht: Maarten Immanuel Dekker, woonachtig in Alkmaar, Langestraat 22. Er stonden nog veel meer bijzonderheden op het scherm, maar Tessa durfde niet langer te kijken. Dat vond ze het noodlot tarten. Snel zette ze de computer weer terug in de stand-bystand en nam weer plaats op de stoel voor het bureau. Vervolgens pakte ze een pocket die ze altijd bij zich had, uit haar tas. Wachten had ze altijd tijdverspilling gevonden. Ze begon te lezen, maar de woorden op de bladzijden vervormden tot een letterbrij. Wat een wonderlijke naam, Immanuel, dacht ze. Dat betekende toch 'God met ons'? Dan waren die adoptieouders vast heel erg blij geweest met hun zoon. Wat schrijnend dat het geluk van die mensen die zelf geen kinderen konden krijgen, had afgehangen van haar grootmoeder, die door het afstaan van haar baby in diep ongeluk terecht was gekomen.
Na vijf minuten kwam Kees Jonker weer binnen. 'Slim van je,' zei hij lachend en hij wees met zijn hoofd naar het boek in Tessa's handen. 'Heb je altijd een boek bij je?' Tessa knikte. 'Ik vind wachten altijd zo zonde van mijn tijd.'
De man keek haar aan. 'Ik zou je zo graag de gegevens over dat jongetje willen geven, maar...' Hij haalde een beetje hulpeloos zijn schouders op. 'Het mag niet,' constateerde Tessa. 'Inderdaad, het is tegen de wet.'
'Ik had hier ook nooit mogen komen,' zei Tessa. 'Papa zei al dat u erg strikt was. Dat bedoelde hij als een compliment, hoor,' voegde ze er haastig aan toe. 'Ik vind het vervelend dat ik u in zo'n lastig parket heb gebracht.'
'Welnee, meisje, je hoeft je helemaal niet schuldig te voelen. Ik vind het gewoon heel jammer dat ik je niet kan helpen.'
Tessa stond op. 'Dan houd ik u niet langer op, want ik zie dat u het vreselijk druk hebt.' Ze stak haar hand uit. Kees Jonker keek in de prachtige ogen, aarzelde even en zei toen: 'Ik kan je wel een tip geven. Degene die je zoekt woont in Noord-Holland en lijkt op jou en je grootmoeder wat betreft zijn werk.' Tessa trok een verbaasd gezicht.
'Denk er maar eens goed over na,' adviseerde de man haar lachend.
Tessa nam afscheid en verliet het bureau. Wat had ze afschuwelijk gehuicheld. En die aardige Kees voelde zich vast nog schuldig ook dat hij haar niet het volledige adres had gegeven. Aan de ene kant voelde ze zich gelukkig omdat ze nu wist waar ze zoeken moest, maar aan de andere kant had ze een nare smaak in de mond van de truc die ze had uitgehaald. Ze leek wel op Minoes, die door Tessa altijd bekritiseerd werd vanwege de smoezen die ze te pas en te onpas gebruikte, en nu had zij hetzelfde gedaan. Maar ze had echt geen keus gehad, hield ze zichzelf voor. In liefde en oorlog was alles geoorloofd. Wat ze had uitgehaald was een daad van liefde geweest tegenover haar grootmoeder. Toch?
In een goede stemming kwam ze thuis. Ondanks de regen zag alles er geweldig uit, vond Tessa: de glimmende dakpannen op het zadeldak, de glanzende wingerd en de druipende bomen. Wat was regen soms mooi!
'En, had ik gelijk?' vroeg Mathijs toen hij zijn dochter zag.
'Kees kon je vast niet verder helpen.'
'Niet helemaal waar,' antwoordde Tessa. 'Kees zei dat Maarten Dekker nog steeds in Noord-Holland woonde en hij gaf me nog een tip: die man lijkt op oma en mij wat betreft zijn werk. Dan heeft hij natuurlijk een bloemenzaak.'
'Of dat hij, net als jij, bioloog is of misschien wel biologieleraar,' meende haar vader.
'Dat kan natuurlijk ook,' gaf Tessa toe. Nu was ze nota bene ook aan het toneelspelen tegenover haar vader. Vervelend. Nou ja, ze moest het later maar eens uitleggen als alles achter de rug was. 'Morgen ga ik uitvissen waar die man woont en dan ga ik volgende week naar hem toe. Ik kan nu al zenuwachtig worden.'
'Doe het dan niet, Tes,' zei haar vader dringend. 'Laat deze geschiedenis rusten. Wat win je ermee?'
'Ik heb het oma beloofd, pap, ik kan niet anders,' hield Tessa vol.
'Maar als die man nu van niets weet en hij is gelukkig, waarom zou jij dan dat geluk verstoren?'
'Misschien weet hij het wel en is hij al jaren naar zijn biologische ouders op zoek,' bracht Tessa ertegen in. 'Dan moet je het zelf maar weten,' vond Mathijs. Was haar vader nou niet al te pessimistisch, dacht Tessa. Iedereen wilde toch weten wie zijn vader en moeder waren? Of...?
In het weekend zocht Tessa foto's bij elkaar. Als het gesprek naar wens verliep, was het natuurlijk wel leuk om te laten zien in welke familie die Maarten Immanuel terechtkwam, en vooral de foto's van oma en de verlovingsfoto van haar grootmoeder met Léon Irrgang waren natuurlijk enorm belangrijk voor hem. Ook koos ze de gekopieerde brieven uit die verband hielden met de geboorte van Maarten Dekker. Ze was benieuwd hoe hij zou reageren.
De trein reed door het vlakke land van Noord-Holland. Tessa kende de provincie niet. Toch een vreemd idee dat haar grootouders hier waren opgegroeid. Alkmaar bleek een buitengewoon gezellige stad te zijn met mooie monumentale panden, rustieke singels en grachten en vooral veel winkels, heel veel winkels. Tessa keek haar ogen uit. Maar ondertussen werd ze langzaam maar zeker bloednerveus. Hoe moest ze deze klus aanpakken? Ze kon niet zomaar met de deur in huis vallen met de mededeling dat Maarten Immanuel Dekker geadopteerd was, of was hij van deze informatie al op de hoogte? Het was een hele tippel van het station naar de Langestraat, en nummer 22 bleek niet aan het begin te liggen. Eindelijk had ze haar doel bereikt. Ze ging aan de overkant van de straat staan en keek naar de bloemenwinkel. In het midden van de zaak was de ingang, met aan beide zijden een grote etalage, die gevuld waren met planten en bloemen, maar ook met potterie en een grote hoeveelheid glaswerk. Buiten stond een overvloed aan bloemen in emmers. Een jongen met donker krulhaar sjouwde een emmer met bossen dahlia's naar buiten. Zou dat soms een neef van Tessa zijn, of moest ze halfneef zeggen? Dat klonk ronduit gek. Tessa haalde diep adem en liep toen naar de overkant de winkel in. Een meisje van een jaar of achttien was bezig een herfstboeket samen te stellen. Ze keek op. Ze lijkt op oma, flitste het door Tessa heen. Niet heel veel, maar die ogen en de vorm van het gezicht. Ze had echter niet de gebogen neus geërfd van grootmoeder Beatrijs.
Een lichte trek van verwondering verscheen op het gezicht van het meisje. 'Kan ik u helpen?' vroeg ze terwijl ze een stukje touw draaide om de onderkant van het herfstboeket.
'Ik eh...' Tessa zocht even naar woorden. 'Ik zou graag even met uw vader willen praten,' zei ze toen. Het meisje draaide zich om en liep weg. Even later kwam ze terug met in het kielzog een man. Hij had donkere ogen en donker haar.
De nieuwe oom, dacht Tessa in een flits. Toen de man Tessa zag, leek hij te schrikken. Hij keek naar zijn dochter en toen weer naar Tessa. 'U wilde met me praten?' vroeg hij toen.
Tessa knikte bevestigend. 'Maar als het kan ergens anders, niet in de winkel,' zei ze snel.
De man aarzelde even en zei ten slotte: 'Dan kunnen we beter maar naar binnen gaan.'
Tessa volgde hem door een lange gang naar een kamer met een serre. Daar zat een vrouw aan een tafel die een krant aan het lezen was. Ze keek op. In de gauwigheid zag Tessa dat ze hazelnootbruine ogen had en blond haar dat in een goede coupe geknipt was.
'Mag mijn vrouw er ook bij zijn?' vroeg de man.
'Ja. Zal ik me dan eerst maar even voorstellen: ik ben Tessa van Anrooy.'
'Maarten Dekker,' zei de man. 'En dat is mijn vrouw Gerda.'
Er werden handen geschud.
'Wilt u uw jas niet even uitdoen?' vroeg de vrouw. 'Graag. U mag wel 'je' zeggen, hoor.' Tessa gaf haar jas aan de vrouw, die wegliep en snel daarna weer terugkwam.
'Waar wilde je me over spreken?' vroeg de man en hij keek Tessa nieuwsgierig aan.
Tja, hoe moest ze beginnen? Aarzelend vroeg ze: 'Hebben uw ouders u wel eens iets over uw geboorte verteld?' De man schudde ontkennend zijn hoofd.
Nou, dat maakte de boodschap er niet makkelijker op. Ze haalde diep adem.
'Mijn grootmoeder, Beatrijs van Anrooy, is verleden jaar vlak voor de kerst overleden.' Tessa zweeg even. Gek, bij het uitspreken van de woorden voelde ze het verdriet weer opkomen. Ze kuchte. 'Voordat ze stierf, vroeg ze me of ik twee mensen wilde zoeken om hun te vertellen dat ze zo vreselijk veel van hen gehouden had en dat ze elke dag aan hen gedacht had.'
De man en de vrouw tegenover haar keken lichtelijk verbaasd. Tessa zag ze denken: wat hebben wij daarmee te maken?
'Toen het testament van mijn grootmoeder werd geopend, bleek dat ik een herbarium had geërfd. In dat herbarium zaten eigenlijk alleen maar brieven. Mijn grootmoeder had daarin een soort dagboek bijgehouden. Ik heb die brieven gelezen. Uit die brieven bleek dat mijn grootmoeder, voordat ze met mijn grootvader trouwde, verloofd was met iemand anders. Dat was voor de oorlog. Die man was Joods. Toen de oorlog uitbrak, moest hij onderduiken, maar mijn grootmoeder dacht later dat hij omgekomen was in een concentratiekamp. Mijn grootmoeder was in verwachting geraakt van hem. Toen het jongetje geboren was, moest ze hem om veiligheidsredenen afstaan.' Tessa zweeg even. Nu kwam het moeilijkste gedeelte. De man tegenover haar kreeg een gespannen trek op zijn gezicht. Zijn vrouw legde beschermend haar arm om zijn schouders.
'Mijn grootmoeder heeft na de oorlog haar best gedaan om de baby terug te krijgen, maar dat is haar niet gelukt. Ze heeft daar altijd vreselijk veel verdriet over gehad.'
'En wat heeft dit verhaal met mij te maken?' vroeg de man.
Ze wachtte even. Toen zei ze: 'Die baby bent u.' De man hapte naar adem, zijn gezicht kreeg een grauwe kleur. Toen mompelde hij schor: 'Dus toch.' Er viel een diepe stilte. Geschrokken keek Tessa naar de man. Ze voelde zich ineens een boodschapster van slecht nieuws. Had ze toch maar niet beter naar haar vader moeten luisteren? Deze man leek helemaal niet blij. Wat had ze in vredesnaam gedaan in haar eigenwijsheid? 'Waarom hebben ze mij nooit iets verteld? Waren ze soms bang dat ik ze zou verlaten? Ik hield toch van ze? Dat wisten ze toch? Ze zouden altijd mijn ouders gebleven zijn.' Maarten Dekker keek zijn vrouw aan, zijn gezicht pijnlijk vertrokken.
'Ach lieverd,' zei de vrouw troostend. 'Je moet weten dat mijn man altijd heeft geweten dat er iets niet klopte.' Ze keek Tessa aan. 'Hoe lief zijn ouders ook waren voor hem, hij miste iets. Hij leek niet op ze, was compleet anders. Er was nooit een herkennen van: hé, dat heb ik van mijn vader of van mijn moeder. Hij heeft hun zelfs een keertje gevraagd of hij geadopteerd was, zo twijfelde hij. Maarten was bijvoorbeeld dol op planten en bloemen. In zijn vrije tijd was hij altijd in de natuur te vinden.'
'Mijn grootmoeder legde herbaria aan en ik heb biologie gestudeerd.' Tessa durfde weer iets te zeggen. 'Had ik soms niet moeten komen?' vroeg ze toen voorzichtig. 'Natuurlijk wel.' Maarten Dekker veerde op. 'Ik vind het geweldig. Eindelijk begin ik meer van mijn leven te begrijpen.' De kleur keerde weer terug op zijn gezicht. Tessa zuchtte opgelucht. 'Ik heb foto's bij me. Wilt u ze zien?' Ze pakte een dikke envelop uit haar tas en opende die. 'Dit is mijn grootmoeder... uw moeder.' Maarten nam de foto en bekeek hem met intense blikken. Een paar tranen gleden langs zijn neus naar zijn kin. 'Sorry,' zei hij een beetje beschaamd en hij veegde snel over zijn gezicht.
'En op deze foto staat ook uw vader.' Tessa overhandigde hem de verlovingsfoto.
'Als je eens wist hoe blij je me hebt gemaakt,' zei de man met gesmoorde stem. 'Ik voelde me altijd zo... zo loshangend in mijn leven. Of ik nergens bij hoorde. Alsof ik maar voor de helft bestond. En ik wist maar niet waardoor dat kwam. Mijn ouders hebben altijd gezwegen... ik denk alleen maar uit angst om mij te verliezen. Hoe ben je achter mijn identiteit en adres gekomen?' wilde hij toen weten.
'Ik vond de zuster terug die mijn grootmoeder geholpen heeft bij de adoptie. Ze was al tamelijk oud, maar ze is nog steeds heel goed bij de tijd. Ze had uw naam opgeschreven en ook waar uw ouders naartoe waren verhuisd.'
Tot Tessa's opluchting vonden Maarten en zijn vrouw haar antwoord zeker volledig aannemelijk, want ze vroegen niet verder door.
'Leeft mijn biologische vader nog?' vroeg Maarten. 'Dat weet ik niet. Dat moet ik nog uitvinden, maar ik vond het belangrijk om eerst naar u op zoek te gaan. Hier zijn nog meer foto's van de rest van de familie. Dit is mijn vader Mathijs, de oudste zoon van het gezin Van Anrooy. Natuurlijk bent u nu de oudste van het stel.'
'Hoeveel broers heb ik eigenlijk?'
'Voor zover het onze familie betreft drie: Mathijs, Herman en Freek en drie schoonzusters: José, Lida en Hillie. En verder nog een neef en vier nichten, waaronder een tweeling. Van de kant van uw vader weet ik het niet.' Maarten Dekker zuchtte diep. 'Geweldig, wat een dag.' Hij bekeek de rest van de foto's terwijl Tessa uitlegde wie wie was.
Er klonken voetstappen in de gang. De deur ging open en het meisje uit de winkel kwam binnen. Ze keek verbaasd naar de foto's op tafel en naar het opgewonden gezicht van haar vader. 'Papa?' vroeg ze. 'Hier zit je nicht, Tessa van Anrooy,' zei Maarten. Tessa stak haar hand uit.
'Zie je wel, ik dacht wel dat je familie was,' merkte het meisje op. 'Wij lijken op elkaar, dat zag ik meteen toen je de winkel binnenkwam. En nu weet ik tenminste ook waar mijn kleur ogen vandaan komt. Ik ben die enige die van die vreemde grijze ogen heeft.'
'Dit is onze jongste dochter Annemarie, ons nakomertje,' zei Maarten trots.
'Hè ja, hoor, moet je dat er nu altijd bij zeggen, pap?' Maarten Dekker begon te lachen.
'Maar hoe zit dat nu? Hoe kan Tessa familie van ons zijn?' vroeg Annemarie toch wel verwonderd. 'Schrik niet, Anne,' zei haar moeder. 'We zijn er zojuist achter gekomen dat papa geadopteerd is.'
'Echt? Nou pap, dan had je toch gelijk. Je hebt toch nooit begrepen waarom je geen spaan op oma of opa Dekker leek? En die foto's, van wie zijn die?'
'Deze hier is van je grootmoeder, de biologische moeder van papa.' Gerda gaf de foto van Beatrijs aan haar dochter.
'Dus ik lijk op haar,' merkte Annemarie tevreden op. 'Alleen haar neus is anders. En wie is nou jouw vader, papa?'
Tessa overhandigde het meisje de verlovingsfoto. 'Goh, een knap stel, hoor.'
'Maar nu wil ik wel eens weten hoe mijn vader heet,' zei Maarten.
'Léon Irrgang.'
'Wat een vreemde naam,' vond Annemarie. 'Het is een Joodse naam,' legde Tessa uit. 'Jouw grootvader is voor de oorlog met zijn ouders gevlucht naar Nederland. Daar leerde hij mijn grootmoeder, en natuurlijk ook de jouwe, kennen.'
'Dus je bent Joods, pap!' riep Annemarie uit. Tessa schudde haar hoofd. 'Jouw vader is Hollands, omdat zijn moeder Hollands was. Alleen de afkomst van de moeder telt bij de Joden.'
Ze pakte haar tas en haalde er de envelop met de brieven uit. 'Ik denk dat u deze brieven wel wilt lezen,' zei ze tegen Maarten Dekker.
De deur ging open en de jongen met het donkere krulhaar stak zijn hoofd om de deur. 'Anne, de winkel staat vol. Kom je nog helpen?' vroeg hij ongeduldig.
'Ik kom. Mark, dit is Tessa, je nicht, en papa is geadopteerd en zijn vader was Joods en zijn moeder Hollands.' De woorden ratelden uit Annemaries mond. 'Niet goed snik,' zei de jongen en hij verdween weer, maar onmiddellijk daarop verscheen hij weer met zijn hoofd om de deur. 'Echt?' vroeg hij.
Zijn ouders knikten. 'Help eerst je zuster, dan praten we je verder bij,' zei zijn moeder. 'Zeg, je blijft toch wel eten? We hebben nog zoveel vragen.' Gerda keerde zich naar Tessa. Die vond het een prima idee. Wat was alles toch meegevallen. Het was goed dat ze naar haar moeder had geluisterd en niet naar haar vader. Ze moest straks maar even naar huis bellen. Het was beter dat ze vanavond niet meer naar Dalsum maar naar Utrecht ging.
De avond vloog voorbij. Er werd over alles gepraat. Over de oorlog en de liefde tussen Léon Irrgang en Beatrijs Voordewind; over hun ouders; over grootvader Johan Voordewind die kruidenier was geweest en grootvader Reuben Irrgang die het beroep van bankier had uitgeoefend, maar Tessa zweeg over haar overgrootmoeder Nita Voordewind en de rol die zij had gespeeld in het drama van haar dochter. Een zekere schaamte hield haar tegen. Het kostte haar ook nog wel enige moeite om niet te laten doorschemeren hoe ze over bepaalde familieleden dacht, voornamelijk tante Hillie. Ze moest dat akelige mens toch wel een eerlijke kans geven, maar het lag op het puntje van haar tong om te zeggen: houd Hillie in de gaten. Ze heeft nogal graaihandjes.
Pas heel laat in de avond bracht Maarten Dekker zijn nichtje naar de trein. Het voelde totaal niet vreemd aan. 'Gek hè, het lijkt of ik je al jaren ken,' merkte Maarten op. 'Ik vind het zo prettig dat ik nu dingen herken. Zoals jij soms kijkt, zo kijkt Saskia ook. Ik ben benieuwd hoe zij op al dit nieuws zal reageren. Sas studeert economie in Amsterdam,' legde Maarten uit. 'Ze komt meestal in het weekend over. Ze kan niet zonder Alkmaar.'
Toen ze op het perron afscheid namen, zei Maarten: 'We moeten heel snel als familie bij elkaar komen. Ik kan niet wachten om kennis te maken met mijn broers. Wil jij dat regelen en het liefst op zeer korte termijn?'
'Dat doe ik graag,' beloofde Tessa. Ze stapte de trein in. Heel langzaam gleed de trein uit het station. Tessa wuifde nog een keer en ging toen voldaan zitten. Eén deel van de missie was tenminste gelukt.