Hoofdstuk 13

Verbluft keek Tessa naar de brief in haar hand. Niet te geloven dat je zó je kind kon kwetsen. Nu begreep ze waarom haar grootmoeder nooit iets had verteld over haar ouders. Die opa Voordewind was natuurlijk een slappeling geweest die niet op kon tegen zijn vrouw. Wat had haar grootmoeder zich anders vreselijk vergist. Léon Irrgang had ondergedoken gezeten tijdens de oorlogsjaren in plaats van afgevoerd te zijn naar een concentratiekamp. Maar waarom had hij dan niet een briefje geschreven? Plotseling rees er een afschuwelijke gedachte in Tessa op. Stel nu eens dat hij wel een briefje had geschreven, maar dat die moeder van oma Beatrijs het had verdonkeremaand? Dat kon toch? Dat mens was er gek genoeg voor geweest. Ze opende de volgende envelop, haalde er een dubbeldikke brief uit en begon te lezen.

Edam, 1 oktober, 1945 Lieve Annabel,

Een dag met onbegrijpelijk schokkend nieuws. Nog steeds ben ik er ondersteboven van. Maar laat ik niet op de feiten vooruitlopen.

Vandaag hebben we afscheid genomen van de mensen in Edam, want we gaan verhuizen. Mathijs heeft namelijk een aannemerij overgenomen in Dalsum, een plaatsje dicht bij Zutphen. Ik wist dat hij er al langer mee bezig was. Mathijs wilde namelijk zijn eigen bedrijf beginnen. De aannemer in Dalsum is omgekomen bij een bombardement op Arnhem. Zijn weduwe wilde de zaak verkopen.

Ik wilde alleen afscheid nemen van mijn vader. Dat kwam vandaag heel goed uit, want mijn moeder was niet aanwezig. Elke maandagmorgen gaat ze namelijk naar een handwerkclub van de kerk.

Papa schrok toen ik de winkel binnenkwam. Sinds die afschuwelijke dag in mei ben ik niet meer thuis geweest. Ik kon de aanblik van mijn moeder niet meer verdragen. 'Dag kind,' zei mijn vader verheugd. 'Fijn dat je besloten hebt om toch weer thuis te komen. Een mens heeft tenslotte maar één vader en moeder.' Zonder een woord van mij af te wachten, liep hij naar de woonkamer. Samen gingen we aan tafel zitten.

'Als vanouds,' merkte mijn vader genoeglijk op. 'Nee papa, niet als vanouds,' zei ik hoofdschuddend. 'Ik kom afscheid van u nemen. Wij, Mathijs en ik en ons kind gaan verhuizen... naar Gelderland.'

Papa keek me geschokt aan. 'Dat meen je niet, Beatrijs, je bent ons enig kind,' riep hij verontwaardigd uit.

'Een vrouw moet nu eenmaal haar man volgen, papa,' zei ik schouderophalend. Wat klonk dat gedwee.

'En waarom kom je nu? Je weet dat mama in de kerk is.'

'Daarom juist, papa. Ik hoef geen afscheid meer te nemen van mama. Dat heb ik al gedaan in mei.'

'Beatrijs, ga je nu niet te ver? Natuurlijk begrijp ik dat je je gekwetst voelt, maar je kent mama toch? Ze doet wel meer onverstandige dingen,' zei hij daarna vergoelijkend. 'Zo zit ze nu eenmaal in elkaar, maar ze is en blijft nu eenmaal je moeder. Ik was het er ook niet mee eens dat ze dat briefje...' Hij stopte abrupt.

'Briefje? Welke briefje bedoelt u?' vroeg ik plotseling argwanend.

'O, niets,' zei mijn vader ontwijkend. 'Welk briefje?' drong ik aan. 'Nou ja... Het briefje dat Léon had geschreven.'

'Het briefje dat Léon had geschreven?' herhaalde ik verbijsterd. 'Wanneer was dat dan? Waarover ging dat en waarom hebben jullie mij dat niet gegeven? Het was toch aan mij gericht?'

'Jouw toenmalige verloofde zat een paar weken ondergedoken, toen wij het briefje ontvingen. Hij zat veilig ondergedoken en wilde je dat laten weten, maar je kent je moeder. Ze vond het maar niets dat je met een Joodse man was verloofd. En ze deed het voor je eigen bestwil. Ze had alleen maar jouw veiligheid voor ogen, Bea, vergeet dat niet. Daarom...'

'... hebben jullie dat briefje verdonkeremaand; hebben jullie mij in de veronderstelling gelaten dat Léon was weggevoerd naar Duitsland en hebben jullie er bewust op aangestuurd dat ik me met Mathijs ging verloven. En dat ik uiteindelijk getrouwd ben met hem,' zei ik in stijgende woede. Ik voelde tranen in mijn ogen branden. 'Dat mama zoiets kon doen, maar u... Waarom hebt u mij niets verteld? U zag toch dat ik verdriet had? Als ik had geweten dat Léon nog leefde, had ik toch op hem gewacht? Dan was ik toch niet getrouwd met Mathijs?' riep ik bijna huilend uit.

'Ik heb er ook wel spijt van, maar ik had je moeder beloofd dat ik niets zou vertellen,' antwoordde mijn vader zwakjes. Volledig overstuur stond ik op en liep weg. Ik had hier niets meer te zoeken. De tranen stroomden over mijn wangen. 'Beatrijs, ga nou niet weg. We hadden het beste met je voor. Je houdt toch van Mathijs? Dan is er toch niets meer aan de hand? Doe nu geen ondoordachte dingen.' Ondoordachte dingen... Een goeie die het zei. Ik was bedrogen en belogen door mijn eigen ouders. Door hun schuld was ik mijn grote liefde verloren. 'Eert uw vader en uw moeder, Beatrijs.' Ik draaide me om. 'Ach ja, dat geweldige gebod dat jullie zo mooi als vrijbrief konden gebruiken om jullie eigen zin door te zetten en jullie dochter eronder te houden. Hét gebod voor tirannieke ouders. Maar mij hebben jullie er niet meer mee. Jullie zijn me voor altijd kwijt.' Toen verliet ik de winkel zonder nog maar één keer om te kijken. Mijn ouders' bedrog was de druppel die de emmer deed overlopen. Nu heb ik geen ouders meer en weet je wat, Annabel? Het laat me op dit moment volledig koud.

Ik was zo in de war dat ik eerst maar een wandeling over de Zuidervesting maakte, want ik wilde Mathijs niet in deze staat onder ogen komen. Ik maakte mezelf ook verwijten. Waarom had ik veiligheid en stabiliteit boven liefde gesteld? Was ik maar iets standvastiger geweest. Nu ben ik twee dierbare mensen kwijtgeraakt: mijn zoon Reuben door adoptie en mijn verloofde Léon door bedrog en wankelmoedigheid. Hiermee zal ik moeten leren leven, maar ik weet echt niet hoe.

Liefs van Beatrijs

Wat vreselijk om zo behandeld te worden door je ouders, dacht Tessa. Ze wist niet aan wie ze meer een hekel had: aan die gestoorde hellefeeks van een Nita of aan die slappe Johan die elke gelegenheid aangreep om met bijbelteksten te strooien. Walgelijke mensen. Heel goed dat oma afstand van hen had genomen. Maar waarom toch steeds weer dat vreselijke schuldbesef van haar grootmoeder? Was ze niet veel te hard geweest voor zichzelf? Een gedachte kwam plotseling in haar op. Stel nu eens voor dat haar grootmoeder wel het briefje had ontvangen en op Léon Irrgang had gewacht en later met hem was getrouwd, dan had de familie Van Anrooy er heel anders uit gezien en had Tessa waarschijnlijk nooit het levenslicht aanschouwd. Een wonderlijk idee. Ze vouwde het volgende blaadje briefpapier open.

Dalsum, 2 oktober, 1945

Lieve Annabel,

Het was vandaag koud en akelig weer, typisch herfstweer. Hoewel het pas drie uur was, leek de schemering al in te vallen. Na een lange en vermoeiende autorit reden we ten slotte over de lange oprijlaan naar het huis dat Mathijs heeft gekocht. Het leek meer op een buiten. 'Kunnen we ons dit allemaal wel veroorloven?' vroeg ik bezorgd toen ik naar het statige huis keek. Nog steeds was ik niet mezelf sinds dat afscheid van mijn vader. Ik zag alles somber in.

'Lieve Bea, Nederland schreeuwt om huizen en ik zal ze bouwen. Binnen een paar jaar hebben we dit landhuis afbetaald,' antwoordde mijn man zelfbewust. Zijn optimisme stelde me enigszins gerust.

Mathijs parkeerde de auto voor de ingang. Nog nooit had ik zo'n geheimzinnig en vreemd huis gezien. Het is opgetrokken uit bruine stenen en bestaat uit drie verdiepingen. Diagonale rijen donkergrijze leien bedekken het zadeldak. Voor de gevel, die overwoekerd is met een prachtige wingerd, staan vijf pilaren waarachter de ingang ligt met dubbele eikenhouten deuren. Toen we binnenkwamen, zagen we in de hal een grote open haard waarin een vuur brandde. Het deed zo warm en gastvrij aan. Ik wist onmiddellijk dat ik hier gelukkig zou worden. Het huis leek me welkom te omarmen. Een deur ging open. Een oudere vrouw kwam de hal in en liep op ons af. Ze begroette ons hartelijk en stelde zich voor als Anna van der Waard, de buurvrouw. Ze had de sleutels van de vorige eigenaar gekregen en overhandigde die nu aan Mathijs. De geur van koffie zweefde de hal in. Tranen schoten me in de ogen bij zoveel onverwachte hartelijkheid. In de gezellige keuken, die grenst aan een uitgestrekte tuin, dronken we koffie. Vooral de tuin trok mijn aandacht. Hij zag er wild en verwaarloosd uit. Ik zou er zo in willen werken, maar eerst was het huis aan de beurt.

In dit huis wordt dus ons volgende kind geboren, want ik ben weer in verwachting. De baby wordt in april verwacht. Ik heb me voorgenomen om het verleden volledig achter me te laten. Wat telt is de toekomst. Even heb ik nog met de gedachte gespeeld om Léon te gaan zoeken, maar ik wist niet waar. De huizen van de meeste weggevoerde en ondergedoken Joden waren geconfisqueerd en in handen gekomen van andere eigenaren en het was buitengewoon moeilijk om deze mensen eruit te krijgen. En wat als ik hem vond? Moest ik hem vertellen van de brief die achtergehouden was door mijn moeder? Van zijn zoon die ik afgestaan heb? En als ik al deze dingen had verteld, wat dan? Ik was getrouwd met Mathijs en had een zoon met hem. Nee, het was beter dat ik elke gedachte aan Léon zou uitbannen, maar ik wist ook dat ik mijn eerste liefde nooit zou vergeten. Liefdesherinneringen zijn bijzonder hardnekkig. Gelukkig heb ik het de komende tijd heel druk. Ik moet het huis inrichten, gordijnen naaien, de omgeving verkennen en misschien een stukje tuin ontginnen, dus veel tijd blijft er niet over om over mijn leven na te denken en dat is heel gezond.

Ook zal er weinig tijd zijn om brieven te schrijven. Dus voorlopig wordt dit een laatste brief. Dag lieve Annabel, wat was het heerlijk dat ik jou alles kon vertellen wat ik aan niemand anders kwijt kon. Een geduldiger vriendin kan ik me niet voorstellen. Au revoir.

Liefs, je Beatrijs

Wat was er vreselijk veel voorgevallen in het leven van haar grootmoeder, terwijl ze op het oog er altijd had uitgezien als een kalme, rustig voortlevende dame zonder enige opwinding in haar leven. En dat ze er nooit onderdoor was gegaan, tenminste, voor zover Tessa het kon nagaan. Grootmoeder Beatrijs was altijd een baken van rust geweest die niet snel van haar stuk was af te brengen. Haar grootmoeder was van zeer stevige makelij geweest. Tessa sloeg de bladzij om. Daar was het laatste vel papier met twee enveloppen. De bladzijde was versierd met bleekgroene blaadjes, teergele en zacht blauwpaarse bloemen. Er waren dus nog maar twee brieven om te lezen, dacht ze spijtig. Langzaam vouwde ze het klepje van de bovenste envelop open en nam de brief eruit. Verbaasd keek ze naar de datum. Oma had drieëntwintig jaar geen brief geschreven. Waren er dan zo weinig belangrijke zaken voorgevallen? Nieuwsgierig begon ze te lezen.

Dalsum, 16 april, 1968 

Lieve Annabel,

Toen ik vanavond thuiskwam, wist ik maar één ding: ik moest jou schrijven, want er is niemand anders die ik mijn diepste gedachten kan toevertrouwen. Nu pas besef ik dat ik het natuurlijk nooit had moeten doen, maar dat is praat achteraf. Mathijs slaapt. Hij vermoedt niets. Hij denkt dat ik een griep onder de leden heb, maar niets is minder waar. Toen ik hoorde dat hij sliep, ben ik naar boven gegaan, naar mijn werkkamer op de tweede verdieping. En nu zit ik hier achter mijn werktafel. Het licht komt van een eenzame bureaulamp. Verleden week las ik in de krant dat er een schilderijententoonstelling zou worden gehouden in het Rijksmuseum. Het betrof een paar schilders uit eind negentiende, begin twintigste eeuw: Isaac Israëls, Willem Witse en... George Breitner. Bij het lezen van die laatste naam werd ik teruggevoerd naar mijn jeugd. Ik was een jong meisje van zeventien dat met mijn eerste liefde naar het Rijksmuseum ging om daar de Breitnertentoonstelling te bekijken. Onmiddellijk ging ik naar boven en pakte het herbarium met de brieven die ik jou geschreven had en zocht de bewuste brief op. Hij was gedateerd op 11 oktober, 1937.

Toen moest alle ellende en verdriet nog beginnen. We hadden er geen notie van dat er een Tweede Wereldoorlog aankwam die heel Europa in pijn, verdriet en rouw zou dompelen. Ik was tot over mijn oren verliefd op de knappe Léon Irrgang en had hem op maandag tijdens mijn middagpauze ontmoet. We maakten een afspraak omdat Léon met me wilde praten. De volgende dag, het was mijn vrije dinsdagmiddag, wandelden Léon en ik hand in hand door de zalen van het Rijksmuseum. Ik las hoe ik onder de indruk was van de brede trappen en de zalen die vol hingen met kostbare schilderijen en dat ik dadelijk weg was van Breitner. Mijn hele jeugd herleefde. Na het lezen van de brief besloot ik om naar de tentoonstelling te gaan. Alleen maar om de schilderijen van Breitner te zien, maakte ik mezelf wijs. Ten diepste wist ik wel beter, maar die gedachte drukte ik weg.

Toen ik aankondigde dat ik naar Amsterdam ging om de schilderijententoonstelling te bezoeken, zei Mathijs: 'Een prima idee. Ik neem een dagje vrij. We hebben al zo lang niets met z'n tweeën gedaan.'

'Leuk,' zei ik. Hoezo leuk? Het liefst was ik alleen gegaan, maar als ik dat zei, wekte ik op z'n minst argwaan. Vanmiddag waren we in het Rijksmuseum. Het was er druk, heel anders dan eenendertig jaar geleden. Toen waren de zalen praktisch leeg geweest. In het begin keek ik steeds om me heen of ik niet het bekende gezicht zag. 'Bee, ik ga even ergens anders kijken,' zei Mathijs, die toch al niet veel opheeft met schilderijen. Breitner zegt hem niets. Hij houdt eigenlijk alleen van de grote schilderijen met zeeslagen en zo. 'Ik kom je straks wel weer opzoeken,' sprak Mathijs af. Ik knikte. Al snel werd ik helemaal in beslag genomen door de schilderijen, vooral de serie met de kimonomeisjes. Tot mijn verrassing en ook wel lichte schrik hing er ook het schilderij van het meisje in de oranjerode kimono, dat bij Léon thuis had gehangen. Had het museum het schilderij geleend van Léon, vroeg ik me af. Ik dronk de beeltenis als het ware in. Die prachtige kleur oranjerood waarop de crème bloemen zo prachtig afstaken; de sofa met de bruine en crème kussens; de donkere achtergrond waartegen het tengere meisje was geschilderd dat met een beetje treurig gezicht de bloem in haar hand bekeek. Herinneringen kwamen boven en ik merkte niets meer van de bezoekers om me heen. Ik dacht terug aan de pauzes in het bruidshuis, mijn bezoeken aan Léons ouders, het mooie huis aan de Brouwersgracht met de oranjerie en de grote tuin die erachter lag.

Plotseling leek het wel of ik wakker werd. De sfeer in de zaal was veranderd. Niet langer werd ik betoverd door het schilderij met een van de kleurrijke kimonomeisjes. Waarom...? Langzaam draaide ik me om en liet mijn ogen dwalen over de mensen die stilstonden voor een schilderij of verder door de zaal drentelden. Opeens ging er een schok door me heen.

Mijn blikken werden getrokken naar een hoofd met donker, iets grijzend krulhaar boven een modieus lichtgrijs pak. Hoewel er eenendertig jaren overheen waren gegaan en ik de man alleen op zijn rug zag, herkende ik hem onmiddellijk aan de stand van zijn hoofd: Léon Irrgang. Hij was niet alleen, maar hield zijn arm om de schouders van een donkerharige vrouw die gekleed was in een dieprood mantelpakje. Ik voelde hoe de grond onder mijn voeten golfde. Ik beet hard op mijn lippen, want flauwvallen stond niet op mijn programma. Dat moest ik met alle middelen voorkomen. Ik wilde me afkeren, maar mijn blikken zaten als magneten vastgeklonken aan het paar. Van alles ging door mij heen: pijn, verlangen, maar vooral jaloezie. Daar stond mijn grote liefde met zijn arm om een vreemde vrouw geslagen. Ik weet hoe onredelijk ik was, maar zo voelde ik het nu eenmaal. Ik was de enige die recht had op de plaats naast Léon Irrgang. Maar het ergste was dat, toen de vrouw zich half omkeerde naar haar partner, ze een heel vriendelijk en open gezicht bleek te hebben. Haar glimlach had iets ingetogens. Op zo'n gezicht kon ik niet kwaad worden. Voelde Léon dat ik naar hem keek? Heel langzaam, als een vertragende film, draaide hij zijn hoofd om en keek me recht aan. Mensen bewogen, maar ik hoorde en voelde niets. Het was helemaal stil om me heen. Ik zag alleen maar die donkere, lieve ogen die ik al die tijd zo vreselijk had gemist. Ik wilde op hem toe gaan, hem uitleggen, om vergeving vragen...

'Nog niet uitgekeken, lieverd?' kwam de geamuseerde stem van Mathijs. Hij stond plotseling naast me en sloeg een arm om mijn schouders. 'Meisje, wat zie je bleek.'

'Ik... eh... voel me niet zo... lekker,' hakkelde ik. Nog steeds keek ik Léon aan. Ik zag hoe zijn gezicht vertrok. Het kreeg een afwerende, hooghartige uitdrukking. Toen draaide hij zich om en verdiepte zich in een volgend schilderij.

'Laten we maar snel naar buiten gaan. Geen wonder dat je je niet prettig voelt, iedereen zou hier ziek worden van de warmte,' merkte Mathijs een beetje afkeurend op. Hij trok me mee naar de zaaluitgang. Nog één keer keek ik om, maar Léon en de vrouw waren opgegaan in de menigte. Ik voelde me rampzalig.

Van het plan om ergens iets te gaan eten, kwam niets. Ik wilde alleen maar naar huis. Tijdens de autorit naar Dalsum dwarrelden de gedachten door mijn hoofd. Had Léon dezelfde intentie gehad als ik? Had hij ook verwacht dat er een heel kleine kans in zat dat we elkaar konden ontmoeten? Wat was er gebeurd als Mathijs niet naast me was komen staan en zijn arm om me heen had geslagen? Had Léon me dan aangesproken? En stel nu voor dat zowel Mathijs als die vrouw niet aanwezig waren geweest? Stop, niet verder denken. Het had totaal geen nut. Ik had gekozen voor Mathijs, mijn betrouwbare, zorgzame en liefhebbende echtgenoot. Hij had me gered uit de puinhoop van thuis. Hij was werkelijk een van de allerlaatste mensen die ik zou willen kwetsen. En ik houd van hem, echt, maar wel op een andere, rustiger manier. Het is nu voorbestemd dat ik de rest van mijn leven een diep verlangen zal voelen naar mijn grote liefde. Het zij zo. Na deze biecht voel ik me gelukkig weer een beetje opgelucht.

Misschien dat ik ooit nog eens mijn zoon Reuben mag zien.

Het levensboek van haar grootmoeder was beslist spannend en romantisch te noemen, maar ook tragisch, vond Tessa. Jammer dat de afloop zo onbevredigend was geweest, want ze wist heel zeker dat grootmoeder Beatrijs nooit die Reuben had teruggezien. Anders had haar grootmoeder op haar sterfbed niet die dringende oproep aan haar gesteld: zoek ze op en vertel hun dat ik altijd van hen heb gehouden. Tessa wist nu wie die 'ze' waren die ze moest zoeken. Ze opende de andere blaadjes papier die nog bij de brief hoorden.

Ik heb nog steeds geen slaap en omdat ik toch aan het schrijven ben, zal ik onze andere zonen aan je voorstellen. Mathijs ken je wel. Onze oudste zoon studeert bouwkunde, maar hij wil, als hij zijn studie voltooid heeft, gewoon de aannemerij in, net als zijn vader. Hij heeft nog geen vriendin. 'Ik ga alleen trouwen als ik tegen de ware ben aangelopen, en anders maar niet, want ik houd niet van nep,' zegt hij. Ooit heb ik dat ook eens gezegd, en zie wat ervan terecht is gekomen. Onze middelste zoon heet Herman en is net tweeëntwintig geworden. Herman is een enorme druktemaker met even drukke vrienden en vriendinnen. Herman studeert wiskunde. Hij heeft een vriendin, Lida. Leuk meisje, en volgens Herman een écht feestbeest. Ik geloof het graag. En dan Freek... ach, Freek. Mijn jongste zoon, geboren in 1949, lijkt erg op mijn vader: wat slap en bangig van karakter. Natuurlijk houd ik van hem, alleen had ik hem iets flinker gehad willen hebben. Dat mag een moeder toch wel zeggen? Ook Freek heeft een vriendin, Hillie Sijbrandie, een geval apart. Vanaf het eerste moment dat we elkaar ontmoetten, ontstond de aversie van beide kanten. Ik vind het vreselijk om te zeggen, maar Hillie deugt niet. Freek wil echter geen kwaad woord van haar horen. Net als mijn vader, die ook geen kwaad woord van mijn moeder wilde horen. Nu ik deze zinnen neerschrijf: Hillie lijkt inderdaad op mijn moeder, kortom, een onaardig meisje. Het ergste vind ik dat ze steelt. Als ik weet dat ze komt, berg ik al mijn kostbaarheden voor de zekerheid achter slot en grendel. Ik denk dat ze thuis weinig liefde krijgt en daarom zo is. Ik wou maar dat Freek genoeg van haar kreeg, maar dan nog... Ik denk niet dat het hem lukken zal om Hillie aan de dijk te zetten. Wat Hillie Sijbrandie in haar handen heeft, laat ze niet los. Toen we hier net woonden, kreeg ik elke week een brief van mama, maar ik heb ze allemaal ongeopend weggegooid. Daar heb ik nu toch wel spijt van. Had ik haar geen extra kans moeten bieden? In 1950 is ze overleden. Ik was bij haar begrafenis. Papa was volledig van de kaart. Niet lang daarna werd hij ziek en hij overleed een jaar na mama. Ik voelde geen verdriet, alleen weemoed om wat had kunnen zijn. Het wordt tijd dat ik naar bed ga. Wat voelde dit schrijven aan jou vertrouwd aan.

Als vanouds: liefs van je vriendin Beatrijs

Tessa schoof de brief in de envelop. Wat een treurigheid bij elkaar als je niet eens kon rouwen om de dood van je vader en moeder. Gelukkig had zij totaal andere ouders. Ze moest er niet aan denken dat er iets met hen zou gebeuren. Waarschijnlijk zou ze dagen huilen, maar dat was beter dan de weemoedige gevoelens van haar grootmoeder.

Die tante Hil... Toen ook al zo'n onaardige, diefachtige meid. En dan oma Beatrijs die haar steeds in de gaten hield. Tessa schoot bij die gedachte even in de lach. Ze zag het voor zich. En oma kon zo wantrouwend kijken... En dan nu de laatste brief. Toen ze de blaadjes papier openvouwde, ging er een schok door haar heen. De datum van de brief was haar geboortedatum.

Dalsum, 13 november, 1980

Lieve Annabel,

Mijn laatste brief, zonder treurigheid deze keer. Eindelijk is het zover: Mathijs en José hebben vannacht een dochter gekregen. Het is hun eerste kind. Mathijs is vrij laat getrouwd. Hij was zesendertig toen hij met José Distelkamp in het huwelijk trad. José is acht jaar jonger dan hij. Ze passen uitstekend bij elkaar. José is een bijzonder aardige, verstandige, kalme vrouw. Die heeft Mathijs wel nodig, want hij is een driftkop en snel uit balans. Hij kan dan de zaken niet goed overzien, behalve dan de dingen die de aannemerij betreffen. Daarin hij is heel zeker.

De twee andere jongens waren eerder getrouwd en hebben ook al kinderen gekregen. Freek en Hillie hebben een dochter. Ze heet Sieni en lijkt sprekend op haar moeder. Ik heb er niet zoveel mee. Herman en Lida hebben een tweeling: Gabrielle en Bianca. Waar halen ze de namen toch vandaan? Maar nu deze kleindochter... Tessa, Tessa Beatrijs van Anrooy. O Annabel, ik ben zo blij. Ze lijkt op mij. Toen ik haar in mijn armen mocht houden, deed ze haar oogjes open en keek me recht aan. Ze zeggen dat pasgeboren baby's niet bewust iemand kunnen aankijken, maar dit kindje wel. Het leek wel of ze even lachte. Ze trok met haar mondje. Deze kleindochter is voor mij, ik weet het zeker. We gaan later natuurwandelingen maken en ik zal haar alles bijbrengen over planten en bloemen. Och, het is zo'n schatje. Wat is deze dag een geweldige dag. Ik voel dat we veel van elkaar zullen houden.

Deze brief wordt de laatste aan jou, Annabel. Toen ik begon met het schrijven van de brieven, was je een meisje uit een hogere klas, met diepbruine ogen en donkere krullen. Maar gedurende die jaren veranderde je langzaam. Je bleef geen kind. Maar hoe je er dan wel uitzag, kan ik ook niet zeggen. Misschien ben je wel meer op mijn vroegere werkgeefster, mevrouw Laméris gaan lijken. Die was ook zo knap en donker. Mevrouw Laméris... Zou ze ook al overleden zijn? Plotseling zie ik in gedachten ook meneer en mevrouw Irrgang voor me. Die zijn vast overleden, net als mijn ouders. Misschien wel in Engeland. En hoe zou het zijn gegaan met meneer en mevrouw De Korte? Zouden ze nog vaak op reis zijn gegaan? Allemaal schimmen uit het verleden die me weemoedig maken. Weet je dat ik stiekem toch nog een keer op zoek ben gegaan naar Léon? Ik was in Amsterdam op bezoek bij Iris. Het heeft me altijd dwarsgezeten dat we op zo'n akelige manier uit elkaar waren gegaan, terwijl ze me zo geholpen had. Gelukkig werkte ze nog steeds in het Diaconessenziekenhuis. Ik heb mijn excuses aangeboden voor mijn gedrag. Het is gelukkig weer goed gekomen tussen ons. Na afloop van het bezoek ben ik naar de Brouwersgracht gewandeld, niet bewust, maar voordat ik het besefte stond ik voor het huis met de ijzeren paaltjes en de kettingen. Het huis zag er nog precies zo uit, maar op het naambord stond een andere naam en voor alle ramen hing gelijke vitrage. Het leek wel of het pand een kantoor was geworden. Ik wilde zo graag aanbellen om te vragen of men de familie Irrgang kende, maar op het laatste moment durfde ik niet. Onverrichter zake keerde ik weer naar huis.

Lieve Annabel, jou heb ik al mijn geheimen, mijn gedachten en verlangens toevertrouwd. Op dit moment zijn die er niet meer. Straks zal ik het herbarium zorgvuldig dichtknopen en het voorlopig opbergen in een kartonnen doos op de vliering. Waarschijnlijk dat ik het in de toekomst verbrand, maar het is ook mogelijk dat ik het nalaat aan mijn nieuwgeboren kleindochter Tessa Beatrijs van Anrooy. Misschien dat zij er iets mee kan doen. Misschien wil ze wel naar mijn allerliefste Reuben en Léon op zoek gaan. Dat zal ik niet meemaken, maar alleen al de gedachte maakt me blij. Dit was het dan, mijn lieve Annabel. Je was een geduldige, geweldige vriendin. Toch jammer dat we elkaar nooit echt hebben gekend.

Adieu.

Beatrijs van Anrooy-Voordewind

Natuurlijk had Tessa altijd al geweten dat haar grootmoeder intens van haar hield, maar nu ze het zo zwart op wit zag staan, werd ze er toch nog door geroerd. Haar grootmoeder had beslist een vooruitziende blik gehad. Oma Beatrijs en zij hadden altijd een geweldige band met elkaar gehad. Allebei hadden ze liefde voor de natuur en op aanraden van haar grootmoeder was Tessa biologie gaan studeren. Ze streek over de hoes van donkerrood lakpapier. Hier en daar vertoonde de lak kleine barstjes van ouderdom. Het geheime leven van grootmoeder Beatrijs, bijna de titel van een boek. Het leek alsof er twee Beatrijzen hadden bestaan. Een jonge Beatrijs die heen en weer werd geslingerd tussen een bijna allesoverheersende liefde en diep verdriet en die zich af en toe verzette tegen haar levensomstandigheden, en een oudere Beatrijs die kalm, gereserveerd en volledig in balans het leven aanvaardde zoals het was.

Maar hoewel haar grootmoeder overleden was, had haar leven volgens Tessa nog steeds een open einde. Aan haar de taak de losse eindjes aan elkaar te knopen, maar waar moest ze in vredesnaam beginnen? Tijdens het lezen was het haar al heel vroeg duidelijk geworden wie haar grootmoeder had bedoeld met 'ze' in: 'Je moet ze zoeken.' Het probleem was alleen: waar moest ze zoeken? Oma had alleen namen achtergelaten, geen adressen. Had haar grootmoeder zich overigens gerealiseerd wat haar verzoek aan Tessa inhield? Hoe zouden haar vader en ooms reageren op het feit dat ze een halfbroer hadden? En niet te vergeten die vreselijke tante Hil... Tessa zag in gedachten al het verlekkerde gezicht van haar tante als ze hoorde dat haar stijlvolle, afstandelijke schoonmoeder, die ze uit de grond van haar hart had verafschuwd, een buitenechtelijk kind had gekregen. Zeker weten dat ze zich onmiddellijk op de sappige details zou willen storten, maar dat feest ging niet door. Hillie van Anrooy kreeg alleen de noodzakelijke dingen te horen, meer niet. En dan Reuben Irrgang, zoals Tessa maar even voor het gemak het geadopteerde jongetje noemde dat inmiddels een volwassen man was geworden, tenminste, als hij nog leefde; hadden zijn ouders hem verteld dat hij geadopteerd was? Als hij het niet wist, moest Tessa dan zijn leven overhoop halen met te zeggen: U weet het niet, maar u bent geadopteerd en uw echte moeder is dood. Hoe zou die man reageren? Boos worden op zijn ouders omdat die zijn adoptie verzwegen hadden? Zou hij verhaal bij hen halen? Maar was de kans niet groot dat die ouders waren overleden? Of zou hun geadopteerde zoon het wel weten en een diepe rancune koesteren tegen zijn biologische moeder omdat ze hem had afgestaan? Dat hoorde je toch wel eens? Tessa twijfelde en vroeg zich ook af of Léon Irrgang nog leefde. Hij was jaren ouder geweest dan haar grootmoeder. Hij moest minstens negentig zijn. Stel dat hij nog leefde, maar dement was? Er zou stuurmanskunst nodig zijn om door dit veld vol voetangels en klemmen te kunnen navigeren. Tessa moest het probleem maar eens voorleggen aan haar ouders. Vooral haar moeder was bijzonder praktisch ingesteld. Maar dat hield wel in dat ze meer moest vertellen over het geheime leven van grootmoeder Beatrijs, dat Tessa zelfs bepaalde brieven moest laten lezen, maar welke? En om dat herbarium overal mee naartoe te slepen, vond Tessa geen optie. Daarvoor was het te kwetsbaar. Plotseling kreeg ze een ingeving. Ze zou alle brieven kopiëren op haar scanner. Het werd een taaie klus, want haar grootmoeder had zeker zo'n zestig tot zeventig brieven geschreven. Maar het was daarna veel gemakkelijker om te bepalen welke brieven er wel en niet mochten worden gelezen.

Ze knoopte het herbarium zorgvuldig dicht en legde het op tafel. Als ze morgenochtend de brieven had gekopieerd, ging ze naar Dalsum. Ze zouden thuis vast verbaasd zijn dat ze er alweer was.

Het was middag toen ze op de trein stapte en even later Utrecht uit reed.

Tessa had het beter gevonden om haar komst niet aan te kondigen, want om door de telefoon uit te leggen wat de reden was van haar plotselinge bezoek - ze was een paar dagen geleden nog geweest - leek haar geen goed idee. Ze nam de bus en stapte dicht bij huis uit. Gelukkig was het prachtig weer; alsof een laatste sliertje zomer de strijd aanbond met de herfst. De grijze stenen leeuwen stonden onvermoeid op hun sokkels in de verte te staren. Langzaam wandelde Tessa over de bochtige oprijlaan naar het huis dat als een cadeau ingepakt was door de dieprode wingerd. De deur was open, ze had niet anders verwacht. Toen ze pas in Utrecht woonde, had ze erg moeten wennen aan het feit dat ze alle deuren zorgvuldig af moest sluiten. In Dalsum was dat ondenkbaar. Men vertrouwde elkaar.

Het was stil in huis. Alleen vanuit de tuin klonken geluiden. Tessa liep door de keuken naar de achterkant van het huis. In de tuin waren bouwvakkers druk bezig kozijnen van ramen en deuren te plaatsen, en op de langwerpige paardenstal waren dakdekkers bezig een rieten dakbedekking aan te brengen. Het geluid van doffe hamerslagen en gierende cirkelzagen vulde de lucht. Mathijs van Anrooy was druk bezig met het geven van instructies. Hier was haar vader in zijn element, dacht Tessa. Ze keek zoekend om zich heen. Waar was mam? Ah, daar was ze bezig met het binnenhalen van de was die aan de waslijnen langs de randen van het gazon hing. Verrast keek José op toen ze opeens haar dochter in het oog kreeg.

Ze liep met de volle wasmand in haar handen op Tessa af. 'Wat een verrassing,' riep ze blij uit. 'Er is toch niets gebeurd?' vroeg ze onmiddellijk daarop bezorgd. Tessa schudde haar hoofd en gaf haar moeder een kus. 'Nou, hoe vind je het worden?' vroeg José. 'Prachtig, mam,' antwoordde Tessa. Ze zei maar niet dat ze het huis van haar grootmoeder nog steeds vreselijk miste. 'Wordt dat ook een stal?'

Ze wees op een laag gebouw waarvan de muren gedeeltelijk waren opgetrokken.

'Nee, dat wordt een gebouw waar de kinderen zich kunnen omkleden. Er komen speciale toiletten. Ga maar even mee.' José zette de wasmand neer en liep naar het gebouwtje. 'Daar komen een bar en tafeltjes en stoeltjes waar die kinderen hun brood kunnen opeten.'

'Geweldig, mam,' prees Tessa haar moeder. 'Het wordt super.'

Mathijs van Anrooy kreeg ook zijn dochter in de gaten en liep haastig op het duo af. 'Toch niet iets aan de hand?' wilde ook hij een beetje verontrust weten. 'Kan ik dus niet zomaar even aan komen wippen?' zei Tessa lachend, maar er klonk toch een licht verontwaardigde toon door in haar stem.

'Natuurlijk wel, dat weet je best, maar je zult moeten toegeven dat het niet zo vaak voorkomt dat je doordeweeks bij je ouders langskomt, lieverd,' merkte haar moeder kalm op. 'Je zult wel trek in koffie hebben.'

De maaltijd was achter de rug. Mathijs van Anrooy had de open haard in de hal aangemaakt en drie gemakkelijke stoelen bijgeschoven.

Tessa keek peinzend naar de hoogoplaaiende vlammen, terwijl ze met haar hand gedachteloos streek over de kop van Joost, de hond die zich tegen haar had aangevleid. Naast haar stond de tas met daarin de kopieën van de brieven.

'Er is toch niets ernstigs gebeurd?' José keek haar dochter onderzoekend aan. 'Nee, maar... Het betreft oma.'

'Oma Beatrijs?' vroeg Mathijs verbaasd. Tessa knikte. 'Ik weet niet goed hoe ik het moet vertellen. Jullie weten dat ik dat herbarium heb geërfd. In dat herbarium zaten niet alleen gedroogde planten en bloemen, maar voornamelijk brieven. Meer dan zeventig stuks.'

'Dus oma had een dagboek bijgehouden,' begreep José. 'Niet echt. In de brieven waren eigenlijk alleen de belangrijkste gebeurtenissen uit een deel van haar leven beschreven. Oma heeft...' Tessa had van tevoren niet beseft dat het niet meeviel om te vertellen dat haar grootmoeder nog een kind had gekregen. Een kind dat in de coulissen van de oorlog was verdwenen. 'Ja?' drong haar vader aan. 'Pap, je hebt nog een broer, een halfbroer.' Het werd doodstil in de hal. Alleen het vuur knetterde en siste met uitwaaierende vonken.

Het leek alsof het nieuws niet goed doordrong tot Mathijs van Anrooy. Verwezen keek hij zijn dochter aan. 'Nog een broer?' herhaalde hij.

Tessa knikte. 'Van iemand anders. Dat jongetje is ongeveer in het begin van de oorlog geboren.'

'Ik begrijp er niets van,' zei Mathijs hoofdschuddend. 'Mijn moeder... Met een ander... Ongelooflijk. Wist mijn vader hiervan?' Tessa's vader was nog steeds in een soort shock.

'Ja.'

'Maar waar is die baby dan gebleven?' vroeg José. 'Oma heeft het moeten afstaan voor zijn eigen veiligheid. De vader van dat jongetje was namelijk Joods. Ik denk dat het het beste is als jullie de brieven lezen waarin het verhaal beschreven staat. Oma heeft er vreselijk veel verdriet van gehad.' Tessa bukte zich en haalde de stapel brieven uit haar tas. Ze bladerde de stapel papieren door en pakte er een paar uit.

'Lees maar,' zei ze toen en ze gaf haar vader de brieven. Mathijs begon te lezen. Toen hij klaar was, gaf hij het papier aan zijn vrouw. Het bleef lange tijd stil.

'Waarom heeft mijn moeder dit nooit aan ons verteld?' vroeg Mathijs toen hij de brieven had gelezen. 'Omdat ze zich schaamde, pap,' antwoordde Tessa. 'Ze voelde zich vreselijk schuldig. Maar ze zat klem. Die Duitse had het op haar en haar zoontje gemunt. Dat mens, die Fraulein Benedict had een enorme hekel aan Joden. Nou ja, dat hebben jullie kunnen lezen,' antwoordde Tessa.

'Leeft die Léon nog of is hij ook in de oorlog omgebracht?' wilde haar moeder weten.

'Hij leeft nog. Oma dacht dat hij was omgekomen, maar hij zat ondergedoken. Hij heeft nog een briefje geschreven, maar dat heeft de moeder van oma achterovergedrukt. Die vond het maar niets dat haar dochter met een Joodse man was verloofd. Voor de oorlog was er niets aan de hand. Die Léon was bankdirecteur, dus daarover kon ze opscheppen. Maar nog niet brak de oorlog uit, of ze vond die hele verloving maar niets. Zelfs... ' Tessa stopte abrupt.

'Wat, zelfs?' wilde haar moeder weten.

'Ach mam, dat kan ik beter niet vertellen. Dat is eigenlijk te gênant voor woorden.'

'Vertel het maar, Tes, we kunnen wel tegen een stootje.' Tessa aarzelde nog even. 'Oma Beatrijs had haar ouders gevraagd of haar verloofde niet kon onderduiken bij hen thuis, maar dat wilden ze niet. Uit bangheid enzovoort.'

'Ze waren niet de enigen die daarvoor terugdeinsden,' merkte Mathijs vergoelijkend op.

'Papa! Die Léon was de verloofde van oma. En dan nog... Omdat andere mensen dit ook niet durfden, daarom bleef het wel laf en kun je het niet goedpraten!' riep Tessa uit. Hoe kon haar vader dit nu zeggen?

'Tes, natuurlijk is het niet in de haak, maar wij leven nu in zo'n andere tijd. Ik durf niet te oordelen.'

'Dus jij zou een eventuele aanstaande schoonzoon niet laten onderduiken?' vroeg José.

Haar man begon te glimlachen. 'Ik denk het wel, Josje. Ik zou niet kunnen leven met het idee dat ik iemand in de steek had gelaten en dan nog wel de geliefde van een van mijn dochters.'

'Dat bedoel ik maar,' vond José nuchter. 'Die oma Nita was niet bepaald een lieverdje. Je zult maar zo'n moeder hebben. Arme mama... Een kind moeten afstaan lijkt me het ergste wat er is.'

'Oma wilde het met alle geweld na de oorlog zoeken, maar ze kwam niet achter de naam en het adres van de adoptieouders,' zei Tessa.

'En nu wil jij die Léon en zijn zoon Reuben opsporen,' concludeerde José. Tessa knikte.

'Ik vind het geen goed idee. Waarom zul je het leven van diverse mensen overhoophalen? Je kunt niets aan het verleden veranderen,' vond Mathijs. Nog steeds was hij een beetje uit zijn doen. Hij zuchtte diep. 'Ik vraag me nu werkelijk af of mama van mijn vader hield.'

'Ze hield heel veel van opa, pap. Ze had die Léon kunnen schrijven en uitleggen wat er was gebeurd, maar dat heeft ze niet gedaan.'

'Het beste is om de hele geschiedenis te laten rusten,' raadde Mathijs zijn dochter aan. 'Ik heb het oma beloofd,' merkte Tessa kalm op. 'Ik vind dat het niet kan,' hield Mathijs koppig vol. 'Oma had dit zelf moeten doen. Het heeft geen zin als jij de hele geschiedenis ophaalt. Je maakt er alleen maar slachtoffers mee.'

'Je overdrijft schromelijk,' vond José. 'Misschien is het juist goed als er duidelijkheid komt. Het is best mogelijk dat die man, die Reuben, heel erg blij wordt als hij hoort waarom hij is afgestaan. Dat zie je toch ook bij dat programma Spoorloos? Vaak bloeien die geadopteerde kinderen helemaal op als ze het hoe en waarom van hun adoptie weten. Nee, ik vind echt dat Tessa door moet zetten.' Mathijs haalde zijn schouders op. Zijn moeder met een andere man... Hij kon het zich nog steeds niet voorstellen. 'Wat zullen mijn broers er wel niet van zeggen als ze horen dat ze nog een broer hebben?' vroeg hij zich af. 'Die zullen eerst wel geschokt zijn en tante Hil zal smullen,' antwoordde Tessa laconiek. 'Maar pap, het is toch ook wel spannend om er een broer bij te krijgen?'

'Ja, heel erg spannend.' Mathijs begon te lachen. 'Wanneer zullen we het Herman en Freek vertellen?' vroeg hij toen.

'Vooralsnog niet,' vond José. 'Geen slapende honden wakker maken als het niet hoeft. Het kan best zijn dat Tessa dat kind en zijn vader niet kan vinden. Waarom zul je dan deze geschiedenis openbaar maken? Nergens voor nodig. Die mensen moeten eerst opgespoord worden.'

'Maar ik weet echt niet waar ik moet beginnen met zoeken,' zei Tessa een beetje hulpeloos. Ze keek haar moeder onderzoekend aan. Mam was een ster in het geven van logische en vooral praktische oplossingen. José van Anrooy staarde even peinzend voor zich uit. 'Je moet je afvragen: wie vind je het belangrijkste om eerst te zoeken?'

'Ik vind ze allebei belangrijk, maar die Léon moet al erg oud zijn. Die kan elk ogenblik overlijden, of misschien is hij al dood. Dat moet ik nog uitvinden.'

'Jij wilt natuurlijk via die zuster Iris achter de naam en het adres van dat jongetje Reuben komen. Besef je wel dat die zuster ook een vrouw van de dag is?' Tessa zuchtte. 'Wat zou u doen?' vroeg ze toen. 'Eerst die zuster opzoeken. Dat is al moeilijk genoeg.'

'Misschien kunnen ze me helpen bij het bevolkingsregister in Amsterdam,' stelde Tessa voor.

'Vergeet het maar,' zei Mathijs. 'Dat ligt heel privacygevoelig. Je kunt nog beter de mensen vanSpoorloos inschakelen.'

'Ja, daag pap, mooi niet. Dat oma een kind heeft afgestaan, hoeft niet aan de grote klok te worden gehangen,' vond Tessa. 'Het is al erg genoeg dat tante Hil het komt te weten. Ik ben nu al benieuwd hoe zij zal reageren op een eventuele nieuwe zwager.'

'Als je die man vindt, Tes, zeg hem dan dat hij heel erg welkom is,' meende José kordaat.

'Doe ik zeker, mam, maar ik moet eerst het adres van die zuster weten. Dat Diaconessenziekenhuis, bestaat dat nog steeds?'

'Welnee, meissie. Dat ziekenhuis is het Andreasziekenhuis geworden en dat is net gefuseerd met het Sint Lucas,' antwoordde Tessa's vader.

'Zou er nog een archief bestaan waarin bijgehouden is welke diaconessen er in dienst waren?' vroeg Tessa. 'Dat denk ik wel, maar de mensen die daarover gaan, zullen je echt niets wijzer maken, ook alweer vanwege de privacy.'

'Waarom doen jullie zo moeilijk? Kijk eerst even in de telefoongids. Misschien staat die zuster daar wel in,' adviseerde José. 'Hoe heette ze ook alweer?'

'Iris Kwantes.'

'Probeer het even op internet. Zoveel Kwantesen zullen niet in de gids staan. Het is beslist geen vaak voorkomende naam, tenminste, niet in Amsterdam. En je weet het, Tes, zonder geluk vaart niemand wel.' Die mam, altijd zo praktisch, dacht Tessa. Ze wist nu tenminste waar ze moest beginnen.

Er woonden inderdaad niet zoveel Kwantesen in Amsterdam, ontdekte Tessa 's avonds toen ze de telefoongids op internet raadpleegde. Vooral één adres beloofde veel goeds: M.A.I. Kwantes, die in het Begijnhof woonde. Dat moest haar wel zijn. De I in de voorletters stond natuurlijk voor Iris en alleen vrijgezelle vrouwen mochten in het Begijnhof wonen. Klaarblijkelijk leefde zuster Iris nog, of ze moest onlangs zijn overleden, dat kon natuurlijk ook nog. Morgen ging Tessa meteen naar Amsterdam. Als alles zo voorspoedig zou gaan, had ze binnen de kortst mogelijke keren de beide mensen opgespoord en kon ze hun de boodschap van haar grootmoeder overbrengen.