Hoofdstuk 2
De kerst was voorbij, de begrafenis achter de rug. Tessa had zich verbaasd over sommige mensen die de familie condoleerden met het verlies.
'Kind, wat ben je sprekend je oma en wat zul je haar missen. Ik heb Beatrijsje zo goed gekend. Ze zei niet veel, maar ik wist dat ze het altijd volledig met me eens was. Zo'n goede vriendin. Het is fijn dat ze op een ster zit en van daaraf naar beneden kijkt,' had een zweverige, oude dame haar toevertrouwd. De vrouw liep erbij in wonderlijke kleding en was een van de laatsten om de familie haar deelneming te betuigen. Een grote paarse sjaal was om haar hoofd geknoopt en vastgezet met een enorm grote sierspeld. Een zwarte cape bedrukt met paarse en rode motieven hing zwierig om haar schouders. Haar gezicht was fel opgemaakt. De Heer had vreemde klanten onder zijn kostgangers, vond Tessa.
'Heb je wel eens van eenreading gehoord, kindje?' had iemand anders gevraagd.
Tessa had ontkennend haar hoofd geschud. Wat in de vrede was een reading?
'Echt niet? Ook niet van Char, dat televisiemedium? Dan mis je iets. Zij kan je in contact brengen met je grootmoeder.'
Tessa had zo geschokt gekeken dat de vrouw er ijlings vandoor was gegaan.
'Ik wist niet dat mensen zulke nonsens konden uitkramen,' zei ze na afloop tegen haar vader. 'Bijgeloof groeit waar het geloof in God verdwijnt, Tes. Dan geloof je in sterren, wolken, geesten van dode mensen en andere rarigheid. Nooit mee bemoeien. Daar word je alleen maar ongelukkig van,' merkte haar vader op. 'Kende u die laatste twee vrouwen? Zulke rare types! Dat waren toch geen vriendinnen van oma?'
'Je grootmoeder vertelde niet vaak waar ze naartoe ging en wij hoefden dat natuurlijk ook niet te weten. Mijn moeder ging van het motto uit: onderzoek alle dingen en behoud het goede. Zo ontmoette ze de meest bijzondere mensen over wie ze soms iets vertelde, maar niet veel. Hoewel je het niet zou denken, was je grootmoeder behoorlijk avontuurlijk. Ze had een lijst van namen en adressen nagelaten, zodat wij wisten wie er allemaal een kaart moesten krijgen. Er waren totaal onbekende namen bij. Maar neem van mij aan dat ze allemaal wel iets goeds hadden, anders had je grootmoeder ze beslist niet op de lijst gezet.'
'Wat jammer dat ze dood is. Ik had haar nog zoveel dingen willen vragen,' zei Tessa. Vervelend, nu voelde ze weer de tranen opkomen.
De volgende dag zat Tessa weer in het huis van haar grootmoeder om de laatste herbaria door te bladeren op zoek naar aanknopingspunten waardoor ze de belofte aan haar kon inlossen. Maar hoe ze ook zocht en de bijschriften heel aandachtig las - je wist maar nooit of oma Beatrijs een naam of adres cryptisch had omschreven - ze vond niets wat haar op weg kon helpen. Ze zette het laatste herbarium terneergeslagen in de kast. Wat had oma bedoeld met dat herbarium? Bestond er nog een ander herbarium dat ze misschien verstopt had, bang voor nieuwsgierige ogen die haar geheim konden ontdekken? Tessa doorzocht alle boekenkasten die zich in het huis bevonden, maar er was geen herbarium. Wel vond ze in de onderste la van een ladekast die op een slaapkamer stond, een hoeveelheid geurzakjes van fijn kaasdoek. Met piepkleine kruissteekjes waren er bloemboeketjes op de stof geborduurd. De zakjes waren gesloten met satijnen bandjes en verspreidden een zachte lavendelgeur. 'Oma,' fluisterde Tessa zacht terwijl ze een zakje tegen haar gezicht drukte. Het werd zomaar nat.
Zonder verder iets gevonden te hebben, ging ze naar huis.
De notaris had gebeld met de vraag of hij op korte termijn een afspraak kon maken met de familie zodat hij het testament kon openen en voorlezen.
Een week later bevond zich de hele familie Van Anrooy inclusief de kleinkinderen op het chique kantoor van de notaris, die wat bevreemd opkeek toen de grote groep binnenstapte. Had de familie soms de indruk gekregen dat mevrouw Van Anrooy welgesteld was? Zoveel was er niet te verdelen. Alleen waren er wat juwelen die behoorlijk wat waard waren.
Er waren zoveel mensen dat er extra stoelen moesten worden gehaald. Er ontstonden twee halve cirkels achter elkaar, waardoor het kantoor de indruk gaf van een gezellig, klein theater, maar dan wel zonder toneel en gordijnen. Ondanks de aanvoer waren er niet genoeg stoelen. 'Ik blijf wel staan,' bood Tessa aan. Het was dat haar moeder erop gestaan had dat ze meeging. 'Natuurlijk is die vreselijke dochter van Hil en Freek er ook bij, dan moet jij zeker aanwezig zijn. Jouw grootmoeder vond Sieni maar niets,' had José van Anrooy opgemerkt. 'Heeft ze dat dan gezegd?' had Tessa gevraagd. 'Natuurlijk niet, zoiets zou je grootmoeder nooit zeggen, maar het was zonder meer duidelijk. Oma trok zich altijd terug als Hil en haar dochter op visite kwamen en dat deed ze niet voor niets, toch?' Zo was Tessa toch maar meegegaan. Ze ging naast de deur staan. Belachelijk, dacht ze, zoveel mensen. De notaris haalde het testament uit een map en begon te lezen: 'Heden voor mij verschenen...'
Beatrijs van Anrooy had haar nalatenschap zonder aanzien des persoons verdeeld onder haar familie. Zelfs haar schoondochter Hillie werd de eigenaresse van een gouden ring met een kornalijn en een bijpassende hanger, maar echt tevreden was die nog niet. 'Ik wilde nog iets vragen,' zei ze bazig.
De notaris zette zijn bril af en keek naar de vrouw. 'Ik wilde even terugkomen op het huis van mijn schoonmoeder.' Hillie keek even om zich heen. Wat ze zag, beviel haar: Mathijs leek wel door een adder gestoken en ook van het gezicht van José was geschoktheid af te lezen. De rest van de familie keek haar nieuwsgierig, zelfs een beetje verlekkerd aan. Ja, lieve mensen, dit wordt feest, dacht ze vilein.
'Uw schoonmoeder bezat geen huis. Dat heeft ze toch vijf jaar geleden verkocht?' merkte de notaris op. 'Iedereen heeft toen een even groot bedrag gekregen.'
'Maar het huis is tegen een veel te laag bedrag verkocht aan mijn zwager. Het is nu wel anderhalf keer zo veel waard.'
Er viel een ongemakkelijke stilte.
'Hè Hillie, toe nou,' zei Freek, haar sullige man een beetje beschaamd. Zijn hangwangen trilden zenuwachtig. Schichtig keek hij naar zijn oudste broer. 'Wat nou, toe nou? Het is toch zo?!' bitste Hillie. Wat een vreselijk mens, dacht Tessa. Nooit was het genoeg voor haar. Waarschijnlijk had die vrouw in haar jeugd een grote hoeveelheid aandacht en liefde moeten missen, anders kon Tessa het ook niet begrijpen. 'Jullie hebben zelf een beëdigd taxateur mogen uitkiezen voor de taxatie van het huis,' merkte Mathijs fel op, terwijl hij zenuwachtig in zijn handen wreef. 'Ik heb niet afgedongen en jullie de volle mep betaald. Moet ik je nu weer gaan betalen?'
'De waarde van het huis was zelfs wat overtrokken getaxeerd door uw bevriende taxateur, mevrouw. Uw zwager heeft, naar mijn menig, te veel voor dat huis betaald. Er heeft een enorme renovatie plaatsgevonden.'
'Uw mening is niet belangrijk,' merkte Hillie snibbig op. 'Mijn zwager en mijn schoonzuster willen een manege voor pony's houden, misschien wel een pretpark aanleggen, een soort Ponypark Slagharen, en dan moeten wij zeker op een houtje bijten?'
De notaris was verbijsterd over Hillies logica. 'Mevrouw, als u het voor de rechter zou willen brengen - ik zie u daar zelfs voor aan - zal hij uw klacht niet eens in overweging willen nemen. Die kan zijn tijd wel beter gebruiken. U hebt uw rechtmatig deel van de verkoopsom gehad en meer dan dat. Kan ik nu verder voortgaan met het lezen van het testament?' Met een ijzige blik keek de man Hillie aan. Die haalde met een klein lachje haar schouders op. Het was toch te proberen? En ze hield ervan om de zaak een beetje op te schudden. Mathijs was helemaal van slag. Heerlijk.
Een korte rij van legaten volgde.
Tessa keek op haar horloge. Had ze maar niet naar haar moeder geluisterd. Dit was verspilling van tijd. Het stak haar wel een beetje dat oma Beatrijs haar helemaal niets had nagelaten. Tessa hoefde geen juwelen, hoewel ze de zilveren ring met de ovale steen van rozenkwarts omringd door een randje gruispareltjes altijd wel erg mooi had gevonden. Hé, wie had die ring eigenlijk gekregen? Nou ja, wat deed het ertoe.
Ook José van Anrooy had opgemerkt dat haar schoonmoeder niets had nagelaten aan haar oudste dochter. Ze begreep er niets van. Haar schoonmoeder die altijd zo dol op Tes was geweest? Ze draaide zich om en zag haar dochter geleund tegen de deurpost. Haar bleke gezichtje stond afwezig en enigszins gekwetst.
De notaris boog zich opzij, pakte een doos en zette deze op het bureau. Het was een bordkartonnen doos die aan de hoeken was verstevigd met metalen krammetjes. Twee stukken breed plakband zaten kruislings over het deksel gespannen.
'Ten slotte nog deze doos met de zeer persoonlijke eigendommen van mevrouw Beatrijs van Anrooy. Deze is bestemd voor haar kleindochter Tessa van Anrooy.' Tessa veerde even op. Ze zuchtte onmerkbaar. Gelukkig, haar grootmoeder had ook nog aan haar gedacht. 'Mogen wij nog weten wat erin zit?' vroeg Hillie snel. 'Nee, dat mag u niet, anders had uw schoonmoeder dat wel vermeld in het testament,' antwoordde de notaris koel met iets opgetrokken wenkbrauwen. Hillie haalde een beetje verbolgen haar schouders op. Aanstellerij, vond ze. Nou ja, ze had toch wel een leuke middag gehad. Mathijs geschokt, José uit haar evenwicht en nicht Tessa, de lieveling van oma Van Anrooy, afgescheept met een kartonnen doos. Ze glimlachte. Maar ondertussen was ze nog steeds bloednieuwsgierig naar de inhoud van de doos. Was er nou helemaal geen gelegenheid...? Ze draaide zich om en keek naar Tessa, die naar het bureau liep en de doos in ontvangst nam. Nee, dat was uitgesloten. Jammer.
'Tot deze persoonlijke bezittingen behoort ook een vrij kostbaar ebbenhouten beeldje uit de Jugendstilperiode, dat helaas ontbreekt. Is iemand van de aanwezigen bekend met de vindplaats van het siervoorwerp?' Mathijs van Anrooy stak zijn hand op. 'Het beeldje bevindt zich nog steeds in het huis van mijn moeder.' De notaris knikte en wendde zich toen tot Tessa: 'U weet dus waar u uw eigendom kunt ophalen. Dan is er nog een toevoeging die ik persoonlijk niet begrijp, maar die misschien wel duidelijk voor u is. In het testament refereert uw grootmoeder naar herinneringen uit haar jeugd. Deze zijn ook voor u.'
Er verscheen een verbaasde trek op Tessa's gezicht. Hoe konden iemands herinneringen een onderdeel van een erfenis vormen? Herinneringen waren toch niet tastbaar? Ze begreep er niets van.
Hillie glimlachte vol leedvermaak. Herinneringen erven... Te bizar voor woorden. Herinneringen zaten opgesloten in iemands hoofd en dat hoofd van Beatrijs van Anrooy was voorgoed verleden tijd. Haar schoonmoeder was vast niet helemaal goed snik geweest op het einde van haar leven, anders laat je zoiets niet opnemen in een testament.
De sessie was ten einde. De familie zou alleen nog voor koffie terugkeren naar 'Het huis met de vijf pilaren' en dan zou eindelijk de rust weerkeren.
Thuisgekomen liep Tessa meteen naar het huis van haar grootmoeder. Ze wilde niet het risico lopen dat tante Hil alsnog op zoek ging naar het beeldje dat voor Tessa bestemd was. Ze zag haar tante daar echt wel voor aan. Het glanzende ebbenhouten vrouwenfiguurtje stond gelukkig nog op zijn plaats.
Toen alle familieleden huiswaarts waren gekeerd en de rust eindelijk weer was neergedaald, ging Tessa naar haar kamer met de doos in haar handen. Ze kon niet wachten om het ding te openen. Met een mesje sneed ze de stroken plakband door en daarna tilde ze het deksel van de doos. Een zwartfluwelen doosje met gouden opdruk lag boven op een envelop. Nieuwsgierig opende ze het doosje. Even hield ze haar adem in: in het ringenbedje stak de zilveren ring met de steen van rozenkwarts omringd door een randje gruispareltjes. De lievelingsring van grootmoeder Beatrijs, die ze bijna altijd droeg. Tessa zuchtte diep. Gelukkig, de ring was toch voor haar. Aan andere sieraden had ze totaal geen behoefte. Ze schoof de ring aan haar wijsvinger. Hij was ietsje te groot, maar als er ze een draadje omheen wikkelde, zou het probleem wel verholpen zijn.
Toen keek ze naar de envelop waarop Tessa stond geschreven. Heel voorzichtig sneed ze de envelop open.
Lieve Tesje,
Als je deze brief leest, ben ik er niet meer. Wees niet al te bedroefd, want het is goed zo, mijn tijd is om. Ik heb een goed leven gehad. Zeg dit ook tegen je vader, want ik weet hoe verdrietig hij kan zijn.
Ik heb in mijn leven verschrikkelijke fouten gemaakt. Ze waren als molenstenen die om mijn hals hingen. Ik heb me altijd diep schuldig gevoeld en durfde het niemand te vertellen. Houd bij het lezen van mijn bekentenis alsjeblieft voor ogen dat het oorlog was. Ik hoop zo dat je die twee mensen vindt. Nu schrijf ik nog in raadsels, maar als je de brieven uit het herbarium hebt gelezen, weet je wie ik bedoel. Ik hoop dat de Heer mij genadig zal zijn. Lieve Tessa, maak goed wat je grootmoeder fout heeft gedaan. Tot ziens.
Je grootmoeder,
Beatrijs van Anrooy-Voordewind
Even bleef Tessa zitten met de brief in haar handen. Ongelooflijk, om je zo schuldig te voelen over iets wat jaren geleden was gebeurd. Als molenstenen om haar hals... Was het dan zo erg geweest? Arme oma. Maar waar bevond zich het herbarium met de brieven die de raadsels moesten onthullen? Tessa legde de brief neer en keek in de doos. Ach, de botaniseertrommel en de oude Flora van E. Heimans en Jac. P. Thijsse die bijna uit elkaar lag en die haar grootmoeder altijd had meegenomen op haar tochten door de natuur. Tessa wist precies wat er in de botaniseertrommel zat: een pincet om de bloemen voorzichtig uit elkaar te halen om te bepalen tot welke familie ze behoorden, een kleine vouwloep, een potlood en een kleine blocnote. Ze opende de klep van de ronde plantentrommel. Er zat zelfs nog een zakdoekje in met een geborduurd monogram in een van de hoeken, de hoofdletter B. Tessa ademde diep in. Ze vocht tegen haar tranen. Het leek wel of haar grootmoeder zich in de kamer bevond. Nou ja, niet echt natuurlijk, want Tessa hield niet van bovennatuurlijk gedoe. Ze keek weer in de doos. Op de bodem lag een glanzend boek, tenminste, dat dacht ze, met daarnaast een stapeltje brieven, bij elkaar gehouden door een fluwelen lint dat kruislings eromheen was geknoopt en eindigde in een strik. Zou haar grootmoeder deze brieven hebben bedoeld? Nieuwsgierig pakte Tessa het stapeltje en las halfluid wat er op de eerste envelop stond:
Aan: Mej. Beatrijs Voordewind, p/a Herengracht 12, Amsterdam Centrum.
Tessa draaide het stapeltje om.
Afzender: Harriet van Eersel, 566 Cumberland Street, Scarborough, Yorkshire, England.
Wie in de vrede was Harriet? Een vriendin? Tessa had haar grootmoeder nog nooit deze naam horen noemen. Ze draaide het stapeltje brieven weer om. Dus daar had oma vroeger gewoond: Herengracht 12, maar wie was Harriet van Eersel? Misschien zat het raadsel van de namen wel in deze brieven. Nee, dat kon niet. Deze brieven hadden toch niets met een herbarium te maken? Eerst maar eens dat dikke boek uit de doos pakken.
Het boek bleek een grote hoes te zijn van stevig karton dat overtrokken was met donkerrood gevlamd, glanzend lakpapier. Hier en daar was de lak een beetje beschadigd. De omslag bevatte een vrij grote verzameling losse vellen papier en werd gesloten door twee paar bandjes. Het herbarium! Dit moest het bewuste herbarium zijn, flitste het door Tessa heen. Een beetje opgewonden trok ze de bandjes los. Tot haar grote verrassing bleek het zogenaamde herbarium te bestaan uit stapeltjes papierbladen die bij elkaar werden gehouden door dunne, zijden koordjes. De koordjes waren door perforatorgaatjes getrokken en geknoopt in een dubbele strik. Op het bovenste blad bijna in het midden zaten twee enveloppen boven elkaar gelijmd met een tussenruimte van ongeveer twee centimeter. In de enveloppen zaten brieven. De rest van het blad was versierd met kleine, gedroogde bloemen en blaadjes. Brieven verstopt in een herbarium. Hierop had haar grootmoeder gedoeld. In deze brieven zat de oplossing van haar geheim verborgen. Toen Tessa voorzichtig het blad omsloeg, zag ze dat de enveloppen zich niet meer in het midden bevonden, maar ver uit elkaar tegen de onder- en bovenkant van het papier gelijmd waren. Slim bedacht van haar grootmoeder, vond Tessa. Zo waren de brieven regelmatig verdeeld en vormden ze geen hobbel.
De enveloppen waren gelukkig niet dichtgelijmd. Voorzichtig haalde Tessa een brief uit de bovenste envelop. Het waren vier dunne velletjes gelijnd papier, dicht beschreven in het bekende, puntige handschrift van haar grootmoeder.
Edam, 23 juni, 1936. Lieve Annabel, begon Tessa halfluid en ook wat aarzelend te lezen. Het was toch niet niks om zomaar in de privé-correspondentie van haar grootmoeder te duiken.
Toen ik het plan kreeg om alle belangrijke gebeurtenissen uit mijn leven in briefvorm op te schrijven, dacht ik meteen aan jou. De brieven moesten gericht worden aan jou, hoewel je er niet eens meer bent, maar dat hindert niet. Als ik heel diep aan je denk, dan ben je er toch ook? Natuurlijk niet echt, alleen maar in mijn geest, maar dat is genoeg. Andere mensen praten met elkaar als ze iets verdrietigs of iets aardigs meemaken: zusjes met zusjes, vriendinnen met vriendinnen, maar ik heb geen zusjes en ook geen vriendinnen, daarom praat ik maar met jou.
Bijna acht jaar geleden zag ik je voor het eerst. Samen met je oom, de burgemeester van Edam, kwamen jullie het schoolplein op. We waren verbaasd. De burgemeester had toch geen jonge kinderen meer? Maar je bleek zijn nichtje te zijn. Je liep een beetje als een balletdanseres, sierlijk en licht, en je zag er heel anders uit dan de kinderen op het schoolplein. Die waren allemaal gekleed in groene, bruine, beige en donkerblauwe kleding, saaie kleuren. De meisjes droegen een witkatoenen schort over hun rokken heen, maar jij droeg onder die rode mantel een glanzende, blauwe strookjesjurk en jouw schort was gemaakt van fijne, spierwitte mousseline dat aan de randen was versierd met kant. En dan je lage lakschoentjes met twee knoopbandjes... Nog nooit had ik zulke mooie schoenen gezien. Ik werd er dadelijk een beetje jaloers op. Jouw lange, donkere pijpenkrullen werden bijeengehouden door twee blauwzijden strikken en je was helemaal niet bang voor ons. Met een vrolijke blik in je donkerbruine ogen keek je om je heen. Toen ik je zag, wilde ik meteen vriendin met je worden, maar ik wist dat dat natuurlijk niet ging: stel je voor, een nichtje van de burgemeester vriendinnetje worden met de dochter van de kruidenier, dat kon niet. Tot mijn grote vreugde kwam je in onze klas terecht. Je mocht naast de dochter van de dominee zitten: Moritse Winkelhof, een naar kind dat denkt dat ze meer is omdat ze later naar de HBS mag, ook al is ze dommer dan ik. Die avond bad ik tot God of Hij er alsjeblieft voor wilde zorgen dat jij met mij wilde spelen. Het hielp niet erg. Eigenlijk kon ik dat best begrijpen. Ik was nogal saai en ben dat nog steeds. Ik vind het leuk om bladeren en bloemen te zoeken die ik daarna droog tussen kranten en vervolgens op een vel papier plak. Dan zoek ik de namen op in een flora en schrijf die erbij. Mijn moeder vindt dat raar, maar dat kan me niets schelen, iedereen had het altijd over je. De jongens waren verliefd. Zo gauw ze jou zagen, begonnen ze stoer te doen en met elkaar te vechten en te duwen. Jij moest dan altijd heel hard lachen. En de meisjes waren heel trots als ze met je mochten spelen. Ze vertelden dan over het mooie speelgoed dat je had gekregen van je oom en je tante: het grote poppenhuis met wel vier verdiepingen, het fornuisje waarop je echt kon koken en bakken en de touwen en ringen op de grote zolder. Jammer, ik ben nooit in dat huis geweest. Ik denk dat je niet eens wist dat ik bestond.
Maar ook volwassen mensen hadden het over jou, tenminste, over je vader en je moeder en waarom je bij de burgemeester woonde. Er ging een gerucht dat je moeder werkte in Parijs, bij de Moulin Rouge. Wisten wij veel wat dat was. 'Moulin rouge?' vroeg mijn moeder verbaasd. 'Werkt die moeder als molenaarster bij een rode molen en nog wel in Parijs? Ik wist niet eens dat er molens stonden in Parijs.'
'Welnee, moeder,' merkte mijn vader op met een afkeurend gezicht. 'De Moulin Rouge is een dansetablissement. Die vrouw is waarschijnlijk danseres. Maar goed dat onze Beatrijs niet omgaat met dat meiske. Wie met pek omgaat, wordt ermee besmeurd.'
Wat had ik graag met pek besmeurd willen worden, als ik maar vriendin met jou had kunnen zijn, Annabel. Later vroeg ik me wel af hoe papa wist wat de Moulin Rouge was. Hij had toch alleen maar in Edam gewoond?
Toen gebeurde dat onvoorstelbare in de winter. Je kon nog niet goed schaatsen en je viel op je hoofd. Hoeveel mensen vallen er niet op hun hoofd en staan zo weer op? Maar jij niet. In het ziekenhuis zeiden ze dat je een eierschaalschedel had. Dan is je schedel zo teer, dat die heel snel breekt. Nooit zal ik de begrafenis vergeten: al die mensen in somber zwart gekleed, terwijl jij zo van kleur en vrolijkheid hield. Je familie met behuilde en witte gezichten. Je moeder was er natuurlijk ook, maar haar gezicht heb ik niet kunnen zien. Ze droeg een zwartkanten sluier over haar hoofd. Dat doen ze zeker in Parijs als iemand begraven wordt. Onze klas moest zingen: 'Veilig in Jezus' armen.' Nooit meer kan ik dat lied zingen zonder aan jou te denken. De dominee zei een beetje galmend aan het graf: 'Gelijk het gras is ons kortstondig leven.' Die man praatte maar wat, hoor. Gras groeit veel korter en waarom vergeleek hij jou niet met bijvoorbeeld een wilgenroosje of een vrolijke dotterbloem?
Het leven werd weer even saai als tevoren: donderdag de opschrijfboekjes van papa's klanten ophalen, vrijdagavond meehelpen om de boodschappen af te wegen en in te pakken (natuurlijk niet de kaas en de vleeswaren) en zaterdagmiddag meehelpen om de boodschappen weg te brengen. Ja, de opwinding over jou was voorbij. Men sprak niet meer over je. Maar ik ben je nooit vergeten. Ik weet zeker dat, als dat vreselijke niet was gebeurd, wij toch vriendinnen waren geworden.
Daarom schrijf ik je deze brieven. Het wordt geen dagboek. Je hoeft niet alles wat gebeurt in je leven, op te schrijven, vind ik. Alleen de bijzondere dingen.
Ik ben iets heel belangrijks vergeten: je kent mijn ouders niet. Ik zal ze even beschrijven. Mijn vader - hij heet Johan - is niet groot en niet klein. Hij is mager, heeft sluik haar dat heel kort geknipt is, draagt een bril, zijn neus is vrij groot en gebogen en hij wrijft vaak in zijn handen als hij zenuwachtig wordt, maar ook als hij zich ergens op verheugt. Mijn vader is nogal zorgelijk en ook wel bangelijk. Ik geloof dat ik qua uiterlijk het meest op hem lijk. Mijn moeder - ze heet Nita - is net zo lang als mijn vader. Ze is ook mager, draagt geen bril en heeft lang, donkerblond haar dat ze in een soort rol om haar hoofd draagt. Ze heeft een bol gezicht met lichtblauwe ogen en een mopsneus. In tegenstelling tot mijn vader is mijn moeder erg grillig van karakter. Het ene moment is ze hartelijk en warm en het volgende moment wordt ze zomaar boos en begint ze ruzie te maken en, nog erger, te schreeuwen. Daarbij is ze vreselijk wantrouwend en nieuwsgierig. Als ze merkt dat iemand een geheim heeft, zal ze geen middel schuwen om daarachter te komen. Heel vervelend. Daarom berg ik mijn brieven aan jou op onder mijn kleren in mijn ladekast. De laden kunnen op slot en ik heb de sleutel bij me overal waar ik naartoe ga. Ik houd geloof ik meer van mijn vader dan van mijn moeder. Mag ik dat eigenlijk wel schrijven? Vijf weken geleden heb ik mijn MULO-diploma gehaald. Ik had makkelijk naar de HBS kunnen gaan, maar dan had ik elke dag naar Amsterdam-Zuid moeten reizen en dat wilden mijn ouders niet. Amsterdam-Noord is ver genoeg, vinden ze. Jammer, ik was liever naar de HBS gegaan.
Wat is een MULO-diploma, vroeg Tessa zich af. Zoiets als een mavodiploma? En wat betekent de afkorting HBS? Straks maar even aan haar vader vragen. Eindelijk wist ze ook iets meer over haar overgrootouders. Oma Beatrijs werd altijd zeer gesloten als Tessa naar hen vroeg. Die overgrootmoeder Nita kwam niet bepaald sympathiek over uit de beschrijving. Gespannen las ze verder.
Ik had een tien voor biologie op mijn diplomarapport. Papa was trots op me, maar mama zei dat ik die tien beter voor iets belangrijkers had kunnen halen, bijvoorbeeld voor handelsrekenen of boekhouden.
Drie weken daarna heb ik gesolliciteerd bij een deftige winkel in Amsterdam waar ze bruidskleding verkopen. De winkel heet La robe de mariée, dat betekent: de bruidsjapon. Ik heb de naam opgezocht in mijn Franse woordenboek. Ze vroegen een meisje dat opgeleid wilde worden tot verkoopster en ook nog naaien kon. Naaien kan ik niet zo goed. Ja, wat zomen en borduren, maar meer niet. Geen jurken, rokken of schorten maken. Papa keek wat afkeurend toen ik zei dat ik op die advertentie wilde reageren. Ik denk dat hij niet van Franse namen houdt; dat alles wat Frans is, lichtzinnigheid betekent. Maar mama zei dat alle deftige winkels Franse namen droegen. Frans betekent volgens haar deftig, chic. Ten slotte mocht ik toch de brief schrijven. Vanmiddag kreeg ik bericht dat ik over twee dagen kan komen om kennis te maken. De winkel staat aan de Herengracht nummer 12, op de kruising met de Brouwersgracht. Als die mevrouw me goedkeurt, word ik verkoopster of zoiets. Ik moet het vak natuurlijk eerst leren. Wel eng, maar gelukkig gaat mama de eerste keer met me mee naar Amsterdam. Ik hoop maar dat ik aangenomen word. Het lijkt wel of de winkel me een beetje dichter bij jou brengt. Dat komt natuurlijk door de Franse namen. Tot gauw.
Beatrijs Voordewind
Tessa zuchtte diep. In gedachten zag ze haar grootmoeder als klein meisje, een wit schortje over haar kleding, met lange, wollen kousen en hoge bruine of zwarte schoenen en later als leerlinge aan de MULO. Misschien wel zo'n meisje dat altijd langs de kant stond en toekeek wat er op het schoolplein gebeurde. Tessa keek naar de dunne papiertjes in haar handen. Het leek wel het begin van een boek. Haar nieuwsgierigheid was gewekt. Zou oma goedgekeurd zijn door die deftige mevrouw van de bruidswinkel? Stom, natuurlijk was ze aangenomen, anders waren die brieven van dat stapeltje niet gericht aan het adres op de Herengracht. Ze vouwde de blaadjes in elkaar en schoof ze in de envelop. Toen nam ze de brief uit de tweede envelop, omdat ze niet wachten kon om te lezen hoe het sollicitatiegesprek gegaan was.
Edam, 26 juni, 1936
Lieve Annabel,
Eindelijk gebeurt er weer eens wat. Gisteren, donderdag, ben ik samen met mijn moeder naar Amsterdam geweest. Mama vond dat ik mijn zondagse kleren aan moest trekken en mijn witte handschoentjes. 'Daarmee maak je zo'n goede indruk,' zei ze. Eerst zijn we met de bus naar Amsterdam-Noord gegaan en daarna met de pont naar de overkant van het IJ. We wisten niet precies welke tram we moesten nemen die ons naar de Herengracht kon brengen. Daarom zijn we maar gaan lopen. Wat is Amsterdam groot en druk. De mensen lijken allemaal haast te hebben. Mama hield me stevig vast bij het oversteken van het Stationsplein. Al die trams die luid bellend af- en aanrijden. Voor je het weet, lig je eronder en ben je dood of raak je je benen of armen kwijt. Het was nog een aardige tippel naar de Herengracht. Mijn zondagse knoopschoenen knelden en ik voelde de blaren opkomen op mijn hielen. Eindelijk waren we bij de winkel. Ik raakte dadelijk onder de indruk, zo mooi was hij.
Zoals ik je al eerder verteld heb, staat de winkel op de hoek van de Herengracht en de Brouwersgracht. Het is een heel groot pand. De twee buitenmuren komen niet bij elkaar in een hoek maar in een smalle, schuine muur waarin de winkeldeur zit. Voor de deur is een trapje met twee treden. De winkel heeft twee enorme etalages die uitkijken op de beide grachten. La robe de mariée staat er in sierletters geschilderd op de beide winkelramen. En in de etalages... Nog nooit heb ik zulke prachtige bruidsjurken gezien van kant, satijn en zijde. Als ik later mocht trouwen, dan wil ik dat doen in een van deze jurken, nam ik me voor. Ik keek werkelijk mijn ogen uit. 'Kom, we gaan naar binnen. We willen toch op tijd zijn?' zei mijn moeder. Mijn benen begonnen een beetje te trillen van de zenuwen. Ik haalde diep adem toen mama de deur opendeed en ik achter haar naar binnen liep. Ik zal je even de winkel beschrijven. Hij is heel groot. Op de vloer ligt lichtbruin visgraatparket (dat ligt ook bij de dominee in de pastorie, daarom weet ik de naam). Er staan een toonbank en wel vier vitrines met bruidshandschoenen, bruidskroontjes, corsages, kousenbandjes, witkanten waaiers en alles wat je verder nodig hebt voor het aankleden van een bruid, waaronder ook nog heel duur uitziende lingerie. Naast de vitrines staan een paar sierlijke stoeltjes. Je zou er bijna niet op durven zitten, zo dun zijn de pootjes. Zie je het voor je?
Schuin in de hoek tegenover de ingang is een trapje van drie treden dat leidt naar een hoger gelegen ruimte waar zeker de paskamers zijn, want ik zag ze niet op de begane grond. Langs de wanden kon ik nog net de met glazen deuren afgesloten kasten zien waarin rollen witte bruidsstof lagen. Toen we binnenkwamen zagen we een verkoopster achter de toonbank staan. Ze droeg haar hoogblonde haar in een vlecht om haar hoofd gewonden. Met haar ronde, blauwe poppenogen keek ze ons een beetje vreemd aan. Mama vertelde wie we waren en dat we voor de nieuwe baan kwamen. De verkoopster ging weg en kwam na een paar minuten terug met de eigenaresse van de winkel. Het was een overslanke dame in prachtige kleren met donker haar dat met een paar kammen hoog was opgestoken. Ik vermoed dat ze was opgemaakt, want haar huid leek op het velletje van een perzik. Haar ogen waren donkerbruin met heel lange wimpers en haar lippen waren zachtroze aangezet met een lippenstift. Ze deed me denken aan jou, alleen zag ze er niet zo vrolijk uit. Haar ogen namen me snel op van top tot teen. 'Mevrouw Laméris,' stelde ze zich voor en ze stak een hand naar me uit. Het viel me op dat ze mij als eerste uitkoos om te begroeten. Haar hand was glad en smal met zachtroze gelakte, korte nagels. Toen gaf ze mama een hand. Mama keek zuinig. Ze vond het vast niet leuk dat de dame mij eerst een hand gaf.
Mevrouw Laméris keek me lang aan en zei toen bedachtzaam, terwijl ze minzaam met haar hoofd knikte: 'Een mooi, klassiek gezicht. Dat kunnen we in de winkel wel gebruiken.' Ik was verbaasd. Ik een klassiek gezicht? Mijn neus is te groot, mijn oogleden te zwaar, mijn grijsblauwe ogen en mijn mond kunnen ermee door, maar mijn haar hangt altijd sluik om mijn hoofd. Er wil geen papillot in blijven zitten. De mevrouw vroeg wat ik deed in mijn vrije tijd. Ze keek verrast toen ik vertelde van mijn liefde voor planten en bloemen en dat ik het leuk vond om een herbarium aan te leggen. 'Laat me je handen eens zien,' beval ze. Gelukkig had ik mijn handen gisteravond heel goed gewassen en ingesmeerd met Pondscrème en mijn nagels geknipt en bijgevijld. 'Als ik je aanneem moet je altijd heel goed je handen verzorgen,' merkte de vrouw op. 'Er mogen geen ophaaltjes komen in de dure stoffen.' Ik knikte.
'Laten we maar even naar boven gaan, dan kunnen we daar alles verder bespreken,' zei mevrouw Laméris met een snelle blik op de verkoopster die aandachtig naar de conversatie luisterde. Mama en ik liepen achter de vrouw aan naar de opkamer. We mochten plaatsnemen aan een lange tafel, terwijl mevrouw Laméris de deuropening naar de winkel afsloot met een glazen schuifdeur. Daarna ging ze ook zitten. 'Als je hier komt werken, begin je van onder af aan,' zei ze. 'Het zware werk wordt gedaan door een werkster, maar het stofvrij houden van de vitrines behoort tot jouw taak, en eveneens wat licht huishoudelijk werk zoals het zetten van thee en koffie als er klanten zijn en daarna het afwassen van de thee- en koffiespullen, en één keer in de week de ramen van de etalage lappen. Wij helpen de klanten die een bruidsjurk willen kopen alleen op afspraak. Komen er klanten in de winkel voor bijvoorbeeld handschoenen of corsages, dan worden die natuurlijk gewoon geholpen, net als in andere zaken. Die hoeven vanzelfsprekend geen afspraak te maken. Juffrouw Gertrud Benedict, de verkoopster, en ik zullen je leren hoe je moet omgaan met de clientèle. Naast juffrouw Benedict zijn er nog drie coupeuses, Hilde, Tonia en Annie, en verder de huishoudster Hermine, die tegelijk ook mijn kokkin is. Juffrouw Benedict is vijf jaar geleden helemaal uit Duitsland gekomen om bij mij het vak te leren. Op kosten van de zaak wordt er kleding voor je gemaakt.' Mevrouw Laméris zag mijn verbazing. Kleding van de zaak? Zag ik er dan niet netjes genoeg uit in mijn zondagse kleding?
'Wij zijn dat hier zo gewend,' legde mevrouw Laméris uit. 'Verder mag je me assisteren bij het zomen en afwerken van een bruidsjurk. Ook zal ik je leren borduren en als je dat wilt, breng ik je bij hoe je je eigen patronen kunt tekenen en je kleren kunt naaien. Je begint om acht uur. Tussen de middag heb je een half uur pauze en de werkdag eindigt om zes uur. Dat kan uitlopen als er nog een klant is om te passen waarbij jouw hulp nodig is. De dinsdagmiddag ben je vrij en natuurlijk de zondag. Bij heel slecht weer, bijvoorbeeld als het streng vriest of sneeuwt, kun je hier de nacht doorbrengen. Er wordt speciaal een kamer voor je ingericht op de tweede etage. Dat kost wel wat, maar niet veel. Ik zal jullie straks een rondleiding geven door het huis, dan kunnen jullie meteen de kamer zien. Het aanvangssalaris is 7,50 gulden per week.' Mevrouw Laméris stond op en ging ons voor met ruisende rokken. Het huis had vier etages, maar wij zagen er maar twee. De privé-vertrekken van mevrouw Laméris kregen we niet te zien. Zou ik ook niet doen als ik haar was. Er is een speciale knipkamer, een teken- en ontwerpkamer en twee naaikamers. In elke naaikamer staan twee trapnaaimachines en één handnaaimachine. Ik werd meteen voorgesteld aan de coupeuses, die hard aan het werk waren. Het lijken me wel aardige vrouwen. Dan is er nog een paskamer met twee spiegelwanden en een speciale kamer waar het personeel tussen de middag haar boterhammen kan eten. De kamer die speciaal ingericht zal worden voor mij, ligt op de tweede etage. Hij is niet al te groot maar wel sober en kan vast wel gezellig worden, hoop ik. De ramen kijken uit op de Brouwersgracht. Het lijkt me best wel eens leuk om hier een nacht door te brengen.
Toen de rondleiding was beëindigd, zei de mevrouw: 'Als je akkoord gaat met deze voorwaarden kun je volgende week beginnen.'
Ik was verrast en ook blij. Het leek me geweldig om in deze deftige winkel te kunnen werken. Maar tot mijn schrik bleek mijn moeder daar anders over te denken.
'We zullen het in beraad nemen,' zei ze stijfjes.
'Doet u dat vooral,' merkte mevrouw Laméris even vormelijk op.
'Gelukkig zijn we als een van de weinigen in Edam in het bezit van een telefoon.' Er klonk nauw verholen trots door in mijn moeders stem. Zij schepte graag op over de telefoon. 'Beatrijs kan u misschien vanavond al bellen wat we besloten hebben.' Mevrouw Laméris knikte kort.
Waarom deed mama zo raar, vroeg ik me verbaasd af. In beraad nemen?
We namen afscheid. Op de brug over de Brouwersgracht keek ik nog even om naar de bruidszaak, die nog net was te zien tussen de bomen. Ik kreeg zomaar het gevoel dat ik er thuishoorde.
Toen we uit het zicht van de winkel waren, mopperde mijn moeder: 'Er kon niet eens een kop thee af, gierig mens.'
'Maar dat gebeurt toch nooit bij een sollicitatiegesprek,' protesteerde ik.
'Een goede werkgever of werkgeefster doet dat wel,' vond mijn moeder. 'Ze dacht heel wat van zichzelf, dat kon je aan alles merken. En dat maken van die speciale kleding voor jou stond me ook niet aan; alsof je er nu niet keurig uitziet. Wat een kapsones. We moeten thuis maar eens ernstig praten met elkaar. En dat salaris is ook niet om te jubelen. Ik weet wel, je begint pas, maar je wordt wel een manusje-van-alles en die dame is vast niet een van de gemakkelijksten. Ik wil niet dat ze je afbeult. Ik ben benieuwd wat je vader ervan vindt. Hij zegt vast dat je maar beter een gewone baan moet zoeken in de buurt: Edam, Volendam of Monnickendam.'
'Maar mam, ik vond het er echt leuk met al die mooie stoffen,' zei ik dringend. 'En er was toch iemand voor het zware werk?'
'We zien wel, Beatrijs.'
Hoe moest ik haar nu ervan overtuigen dat ik heel graag wilde werken bij die winkel en dat ik helemaal geen gewoon baantje wilde in Edam of Monnickendam? Vreselijk. En die nieuwe kleren leken mij juist leuk. Zoveel mooie jurken heb ik niet. Toen we thuiskwamen was de boze bui van mijn moeder gezakt. Gisteravond werd er lang over de baan gepraat. Papa wilde eerst niet dat ik in Amsterdam ging werken. Hij had het meteen al niets gevonden, maar mama overtuigde hem dat het een deftige zaak was met heel nette mensen. Dat viel me erg van haar mee. Ik had een andere reactie van haar verwacht. En raad eens, Annabel, aan het eind van de avond gaf papa mij zijn toestemming. Ik ben zo verschrikkelijk blij. Morgen mag ik opbellen naar die mevrouw dat ik graag voor haar wil werken. Ik weet zeker dat ik vannacht bijna niet kan slapen.
Liefs van je Beatrijs.
Ach, die oma... Waar mensen vroeger al niet blij om waren: een nieuwe jurk en als manusje-van-alles werken in een deftige winkel voor een mevrouw die het vast hoog in haar bol had. Tessa vouwde de brief in elkaar. Plotseling roffelden er voetstappen op de trap. 'Tes, waar zit je? We wachten op je. Er is koffie!' klonk de stem van Karijn. Haastig schoof Tessa de brief in de envelop en knoopte de bandjes van de omslag dicht. Een klop op de deur en haar zusje kwam de kamer in. 'Zit je hier,' zei Karijn. 'Is dat alles wat je hebt geërfd?' vroeg ze vervolgens, terwijl ze op de botaniseertrommel en het herbarium wees. 'Oma was niet goed wijs om je alleen maar dat beeldje, zo'n stom herbarium en een oud trommeltje na te laten. Wat bezielde haar?'
'Ach welnee, Karijn, dit is niet alles. Kijk...' Tessa opende het zwarte doosje waarin de zilveren ring glansde. Karijn trok haar neus op. 'Ja, en? Is dat alles? Zag je niet wat Hillie en haar dochter in de wacht sleepten?'
'Ik vind gouden sieraden niet eens mooi. Het kan me echt helemaal niets schelen. Ik ben blij met deze ring, oma's lievelingsring. Meer hoeft niet. En dat beeldje waar jij het over hebt, is toevallig wel een klein fortuin waard.'
'Ik denk toch dat oma op het laatst van haar leven ze niet helemaal op een rijtje had staan. Wie haalt het in zijn hoofd om herinneringen te laten erven? Dat kan toch niet? Of het moet een dagboek zijn, maar of dat nou zoveel opbrengt? Dacht het niet. Nou, laten we maar gaan. De koffie wordt koud.'
Tessa deponeerde de hoes met de brieven voorzichtig terug in de doos en legde de botaniseertrommel erbovenop. Toen sloot ze de doos, zette hem in een kast die ze daarna op slot deed.
'Niemand haalt het in zijn hoofd om dat herbarium te stelen, hoor,' merkte Karijn spotlachend op. 'Wat lijk je toch sprekend op oma, met je plantjes en je bloemetjes. Nou, schiet op.'
Toen Tessa de kamer binnenkwam, vroeg José van Anrooy, die de gang van zaken in het notariskantoor niet had vertrouwd: 'Tes, wat zat er in die doos?'
'Een knots van een herbarium en oma's eigen roestige botaniseertrommeltje, mams, wat dacht je anders,' antwoordde Karijn voor Tessa in de plaats. 'Je overdrijft vreselijk,' zei Tessa op verdedigende toon. 'Nee hoor, mam, ik ben heus wel aan mijn trekken gekomen. Oma liet me ook haar zilveren ring na. Meer hoefde niet. Ik ben helemaal niet dol op sieraden en dat wist ze.'
'Ik ben het er niet mee eens,' zei haar moeder. Ze was danig uit haar humeur dat die vreselijke Hillie van Anrooy en haar dochter zulke waardevolle sieraden in de wacht hadden gesleept en haar eigen dochter, nota bene de lievelingskleindochter van Beatrijs van Anrooy, praktisch niets. Wat had haar schoonmoeder bezield? 'Erg kostbaar is die ring niet, Tes,' voegde ze eraan toe.
'O mam, ik vind hem prachtig. Ik ben helemaal geen type voor zware gouden sieraden. Die gouden ring met de kornalijn en de bijpassende hanger van tante Hil vond ik toch al niets en de sieraden die Sieni erfde, waren ook niet mijn smaak. Maak je maar geen zorgen, mam, ik ben echt heel tevreden. Pap, wat was vroeger een MULO? Wat betekenden die letters?' vroeg Tessa vervolgens aan haar vader.
'Meer uitgebreid lager onderwijs. Waarom wil je dat weten?'
'O, zomaar. Ik kwam een briefje tegen van oma waarin ze schreef dat ze haar MULO-diploma had gehaald.'
'Heb jij brieven van oma geërfd?' Haar moeder keek haar nieuwsgierig aan.
Tessa knikte. 'Er zaten er een paar in de doos,' zei ze ontwijkend.
'Mogen wij ze ook lezen, Tes?' vroeg Karijn. Ze rook opeens dat Tessa iets wilde verbergen. In tegenstelling tot veel oude mensen die altijd maar praatten en zeurden over die goede, oude tijd, had haar grootmoeder weinig of niets losgelaten over haar jeugd.
'Nee,' antwoordde Tessa kort. 'Ik dacht dat we koffie gingen drinken,' zei ze vervolgens. De brieven in het herbarium waren alleen voor haar ogen bestemd. Vanavond ging ze terug naar Utrecht. Dan nam ze meteen het herbarium met de brieven mee. In Utrecht waren ze tenminste veilig.