Ze kauwde op het droge, kale brood dat de man haar had voorgezet. Hij had niets gezegd terwijl hij haar polsen losmaakte. Vanwege de strak voorgebonden blinddoek zag ze hem niet, maar het was duidelijk dat hij zijn ogen op haar gericht hield. Hij zei zo weinig mogelijk, terwijl hij haar hand naar het brood leidde en daarna naar het glas water.

Ivo zat nu waarschijnlijk thuis, op van de zenuwen, drie keer het hele huis gecheckt, alle kamers, overal gekeken, overal naartoe gebeld. Niemand wist iets van haar. De auto stond nog in de straat. Maar misschien had hij bericht gehad, een telefoontje, een brief.

Moeizaam slikte ze een prop brood door en nam wat water. 'Ik wou wat vragen.'

Geen reactie.'Waarom ben ik hier eigenlijk? Wat wil je van me?'

Geen antwoord.

Ze meende nu zeker te weten dat dit in ieder geval niets met seks te maken had; ze was niet in handen gevallen van een of andere pornobende. Alles wees daarop: de voorzichtige manier waarop de man haar behandelde, hoe hij haar leidde door het donker achter haar blinddoek en haar even vasthield. Ze voelde een soort ingehouden kracht, als van een man die gewend was heel wat ruwer met zijn omgeving om te springen, maar nu tot behoedzaamheid was gedwongen. Seks niet dus. Godzijdank, maar wat dan? Een misverstand. Of misschien toch iets met die Huttinga.

'Ik ben de verkeerde,' zei ze. 'Jullie moeten iemand anders hebben.'

'Eten,' bromde de man.

'Jullie hebben je vergist,' ging ze door. 'Als je me vrijlaat, zal ik niks zeggen, tegen niemand, en zeker niet tegen de politie. Ik houd mijn mond dicht. Iedereen kan zich vergissen...'

'Niet lullen, maar eten. En van die blinddoek afblijven.'

Iets minder gebrom, meer stem, die ze misschien ooit zou kunnen herkennen. Ze haalde haar hand, waarmee ze aan de doek had gevoeld, weer naar beneden. 'Zet me maar ergens af. Maakt niet uit waar.'

'Eten, anders haal ik het weg.'

'Dit is een belachelijke situatie. Wat moet ik hier? Wat willen jullie?' Ze dronk een slokje water. 'Iedereen is in paniek. Ivo ook, natuurlijk. Ivo... dat is mijn man. Die gaat vast naar de politie. Dat doet-ie zeker. Er komt allemaal gedonder van, en alleen maar omdat jullie je vergist hebben. Stel nou 's dat...'

De man was opgestaan en pakte haar op een hardhandige manier beet, veel ruwer dan hij hiervoor had gedaan. Ze voelde de kracht in zijn lichaam. Nu kwam het misschien. Nu gebeurde het toch, hoewel niets daar eerder op had gewezen.

'Niet zeiken,' mompelde hij.

Haar handen werden weer bij elkaar gebonden en aan de stalen pijp vastgemaakt.

'Maar kan ik dan niet...' begon ze. Nee, besloot ze, het was beter om voorlopig niets meer te zeggen. Die man was niet te benaderen, ondoordringbaar. Het zou hem alleen maar irriteren. Hij deed de deur dicht en verwijderde zich. Een paar planken kraakten.

Haar besef van tijd was volledig verdwenen. Misschien was het nu acht uur 's avonds, misschien midden in de nacht. Ivo lag alleen in bed, wakker uiteraard, net als zij. En Michiel? Die wist van niets. Een schok trok door haar lichaam. Ivo zou kunnen vermoeden dat ze er met een andere man vandoor was, gewoon met de noorderzon vertrokken. Ze was niet ergens in haar eentje naartoe, bijvoorbeeld naar Abcoude, anders zou haar Golf er niet staan, de Golf van de zaak. Morgen verscheen ze niet op haar werk. Ivo zou bellen, maar het was de vraag wat hij zou zeggen.

In dit bed, op deze manier, kon ze nooit slapen. De nacht zou godgeklaagd lang duren! Maar een verschil tussen de nacht en de dag bestond niet, zeker niet met die doek voor haar ogen, die trouwens begon te schrijnen tegen haar huid. Ze boog haar knieën en strekte haar benen weer. Die beweging herhaalde ze enkele malen. Haar armen zouden straks natuurlijk weer pijn beginnen te doen. Net als eerder probeerde ze het touw te beproeven, maar daar zat nauwelijks speling in. Toch ging ze door. Ze wrong met haar armen, bewoog haar handen naar elkaar toe en van elkaar af, slechts enkele centimeters. Als ze daarmee doorging, moest de marge ruimer worden, misschien zo ruim dat ze-

Zuchtend ging ze weer stil liggen. Kou, daar moest ze zich tegen teweer kunnen stellen. Kou, de eeuwige kou. Daarin verkeerde papa. Ze deed pogingen om het uit haar hoofd te bannen, maar het beeld van haar vader in de kist, drong zich onafwendbaar op. Alles wat ze samen gedaan hadden, zijn verhalen, zijn zorg, zijn belangstelling. Ze had vaak artikelen gelezen over conflicten tussen ouders en kinderen - in de eigen bladen meestal tussen moeders en dochters - maar die waren voor haar altijd volstrekt onherkenbaar gebleven. In die stukken ging het erom dat ruzies met een daaropvolgende definitieve verwijdering bijna noodzakelijk waren. De natuurlijke loop der dingen, zoiets.

Zij was niet dood. Nog niet. Maar het vervolg was volmaakt onvoorspelbaar. Misschien sloegen bij die man in de andere kamer de stoppen door, als hij merkte dat ze met haar de verkeerde persoon te pakken hadden genomen. Of ze ruimden haar heel rationeel, als ongelukkige, toevallige getuige, uit de weg. Hier ergens in de achtertuin van dit huis begraven... ook een graf... niemand die haar ooit zou vinden. Ivo niet. Michiel niet. Ivo en Michiel; wat ze gedaan had, was waarschijnlijk verkeerd, maar ze kon niet anders. Het was iets in haar wat sterker was dan zijzelf, en toch bleef ze bij Ivo, tenminste tot nu toe. Als het slechter ging met Iris, zou alles misschien anders worden. Nee, dan zou het zeker anders worden, daar was ze van overtuigd. Het was stom om nu, op dit moment, aan al dit soort dingen te denken, maar het leek onvermijdelijk: die gedachten besprongen haar, waren de baas over haar geest, en zij kon zich alleen maar willoos laten meevoeren op die stroom van beelden, gesprekken, scènes. Net zoals ze zich willoos had laten meevoeren door die man, die ze nu in zichzelf' Kolos' noemde. Wie weet wat Kolos van plan  was.

Ivo pakte nog een blikje bier uit de ijskast. Heen en weer lopend in de kamer dronk hij het leeg, waarna hij het blikje in elkaar kneep, met zijn linkerhand, zodat hij de gekneusde wijsvinger extra voelde. Af en toe keek hij naar het stuk papier dat op tafel lag, met de uit kranten geknipte letters. Dit was helemaal niet volgens de afspraak; zoiets had hij absoluut niet verwacht. Maar het was waar, pijnlijk waar. De tekst hoefde hij niet te lezen, en de waarschuwing aan het eind al helemaal niet, hij wist dat het er dodelijk serieus uitzag, zowel letterlijk als figuurlijk.

Later zou hij het aan anderen kunnen uitleggen. Natuurlijk was hij niet naar de politie gegaan. Die waarschuwing nam hij zeker ter harte. Haar leven ging hem boven alles en wie weet wat er zou gebeuren als hij de politie inlichtte.

Hij dacht aan vroeger. Uren lagen ze in bed in het weekend. Soms ook op haar vrije maandag als hij ook geen afspraken had. Zededen spelletjes, gaven elkaar raadsels op, verzonnen vreemde berichten, zoals over een boer wiens koeien langzamerhand in geiten veranderden, ze veranderden allerlei standaarduitdrukkingen met kleine ingrepen tot onzinteksten. De goede inzender wordt bestraft, verboden toegang voor bevoegden, de bon invullen, uitknippen en door de wc spoelen, voor inzenders met goede antwoorden zijn twintig windhozen beschikbaar. En dan hadden ze weer seks, heerlijke overdagseks, op warme dagen loom en zweterig.

Het huis was nu stiller dan anders wanneer hij alleen was. Op de televisie zag hij een reportage over buren die eikaars huis opnieuw inrichtten of deels verbouwden. De presentator was moedeloos makend optimistisch, en het ene stel deed weliswaar enthousiast over de nieuwe inrichting van hun woning, maar de twijfel droop eraf. ']a, wel apart,' zei de vrouw, wijzend naar de grote zitkussens op de grond en de Oosters bedoelde verlichting. Voor ditzelfde type mensen had hij onlangs nog een huis verkocht. Soms kon hij zich even concentreren op dit soort uitzendingen, hoe trivialer, hoe beter, maar dan sloeg de onrust weer toe, en liep hij naar zijn kantoortje om iets op de computer te zoeken. Voor hij het gevonden had, had hij alweer de krant gepakt, waarin hij eigenlijk ook niet las. Dan ging hij weer terug naar zijn kantoortje om zijn banksaldi te controleren.

Hoe zou het nu met Mirjam gaan? Hij begon opnieuw heen en weer te lopen inde woonkamer, alsof hij wachtte op iemand of iets, terwijl hij wist dat dat onzin was. Misschien moest hij toch mensen bellen, vragen of ze wisten waar Mirjam was. Hij haalde het adresboekje uit haar tas en liep de namen langs. Het zou een rare indruk maken als hij niet wist waar ze was. Maar aan de andere kant was het minstens zo vreemd als hij helemaal niet gealarmeerd werd door haar afwezigheid. Hij liep de namen langs. Jorinde, Sharina, Janne, Willemiek... Nee, hij was niet voor niets van tevoren gewaarschuwd. Niemand mocht het weten. Hij moest iemand bellen die hij voor honderd procent kon vertrouwen. Johan? Nee, die zou het aan zijn Marcel vertellen, en dan lag het op straat. Michiel. Ja, Mi- chiel. Misschien moest hij dan meteen alles vertellen, alles eruit gooien, om het op die manier meteen een beetje kwijt te raken. In de keuken dronk hij twee glazen water, maar zijn keel bleef droog.

Hij twijfelde nog even, maar toetste toen het nummer van Michiel in.

'Michiel Langenberg.'

'Ja, met mij... eh, met Ivo. Ik... nou ja...'

'Is er iets?'

'Mirjam... Mirjam, die is...'

'Wat is er met haar?' onderbrak Michiel hem met een licht paniekerige stem.

'Mirjam is verdwenen.' Terwijl hij het zei, voelde Ivo hoe het zweet hem uitbrak.

'Verdwenen ? Hoe bedoel je?'

'Ze is weg.'

Michiel zweeg, alsof hij dit even moest verwerken. 'Weg? Waar is ze dan naartoe?'

'Dat weet ik niet.'

'Maar is ze niet naar een vriendin of zo?'

'Ze is... eh, ze is ontvoerd.'

'Wat?'

'Ze is ontvoerd... meegenomen.'

Michiel was opnieuw even stil. 'Maar dat kan toch helemaal

niet...'

'Het kan...'

Michiel onderbrak hem. 'Waar ben je nu?'

'Gewoon thuis.'

'Kan je hiernaartoe komen?'

'Nee,' zei Ivo. 'Ik wil thuisblijven. Stel dat ze terugkomt, dan wil ik hier zijn, dan moet ik hier zijn.'

'Ja, natuurlijk. Ik kom naar jou toe. Dit kan helemaal niet... dit is toch...'

'En Iris?'

'Die ligt in bed, die slaapt volgens mij al lang. Ik ben binnen een halfuur bij je,' zei Michiel.

Kolos verscheen weer.

'Ik moet plassen,' zei ze.

Zonder een woord van commentaar maakte hij haar los, ook haar handen, zodat ze zelf haar broek naar beneden kon doen. Attent en beschaafd, dat wel. Hij leidde haar naar de wc. Daar bleef ze langer zitten dan strikt nodig was. Haar handen waren nu vrij. Ze zou de blinddoek weg kunnen halen, maar wie weet hoe agressief hij daarop reageerde. Dat pistool, dat kon hij natuurlijk zo tevoorschijn trekken. En de vraag was trouwens wat zij - zelfs als hij dat wapen niet had - tegen hem uit zou kunnen richten. Een schop in zijn kruis? Een haal met haar scherpe, lange nagels over zijn gezicht? Een knietje in zijn maag?

Ze trok door, maakte op de tast haar kleding weer in orde en deed de deur open. Hij pakte haar bij een bovenarm.

'Wat moeten jullie dan? Wat willen jullie?' Nu moest ze het weten. Ze zou door blijven vragen tot ze een antwoord kreeg.

Kolos zweeg, terwijl hij haar weer naar haar kamertje voerde.

'Wat moet ik doen?' vroeg ze. 'Waarom houden jullie me hier vast?' Ze probeerde tegen te werken, maar zijn sturende hand maakte duidelijk dat hij van dat protest niet onder de indruk was.

'Dat weet je best.'

'Nee, dat weet ik helemaal niet. Hoe zou ik dat kunnen weten?' Ze wilden haar misschien in onzekerheid laten om zo de spanning op te voeren. 'Heeft het met Huttinga te maken?' probeerde ze.

Er kwam geen reactie. Hij deponeerde haar weer op het bed.

'Hoe lang moet ik hier nog blijven?'

'Tot we het geld hebben.'

'Het geld? Welk geld?' Misschien ging het toch om die zogenaamde schuld van Ivo aan Huttinga.

'Ik zal het je zo laten zien.' Kolos leek bijna spraakzaam te worden. 'Je hoeft alleen maar te tekenen, dan ben je van alles af.' Hij verdween nadat hij haar had vastgebonden aan de ijzeren stang.

Het duurde enkele minuten voor hij terug was. Hij deed haar blinddoek af. Het licht deed pijn aan haar ogen. Ze knipperde ermee, veegde tranen uit haar ogen. Kolos hield haar een stuk papier voor. Ze las het snel over.

'Duidelijk?' Kolos droeg weer een bivakmuts.

Ja, absoluut duidelijk.

Michiel keek hem onderzoekend aan. 'En wat ben je dan van plan te gaan doen? Naar de politie?'

'Dat lijkt me niet verstandig. Je hebt het toch gezien?' Ivo gebaarde in de richting van het papier met de geplakte krantenlet- ters. Hij had het idee dat Michiel finaal door hem heen keek.

Michiel had het bericht grondig gelezen en herlezen. Omge- draaid, nog eens omgedraaid, en opnieuw bestudeerd alsof het een code bevatte die hij zou kunnen kraken. 'Ze vragen dus geld. )a, natuurlijk... wat zouden ze anders vragen? "We houden u telefonisch op de hoogte." Hebben ze nog niet gebeld?'

'Nee. Ik ben de hele tijd thuis geweest, maar geen telefoon, niet van hen tenminste. Wil je wat drinken?'

Michiel bleef peinzend voor zich uit kijken, alsof hij de vraag niet gehoord had. Ivo stond op en begon door de kamer te lopen, van voor naar achter en terug, en opnieuw. Hij had zin om te drinken, veel te drinken, alles weg te drinken en laveloos in slaap te storten, zodat hij morgenochtend met een verschrikkelijke kater wakker zou worden, een kater die alles naar de achtergrond zou drukken.

'Geld van Mirjam?' vroeg Michiel ten slotte.

'Ja, dat moet wel.'

'Dit is dus een kwestie van bang maken, van angst inboezemen,' veronderstelde Michiel. 'Ze moeten jullie zo ver zien te krijgen dat jullie toegeven. Toch begrijp ik het allemaal niet.' Hij schudde zijn hoofd.

'Wat begrijp je niet?'

'Alles... deze hele toestand. Hoe komen ze bij Mirjam, terwijl in de Quote 500... zo heet dat toch? Terwijl daar mensen op staan met veel meer geld... miljoenen.'

'Misschien denken ze dat wij het niet verwachten, dat wij met dat soort dingen geen rekening houden.' Ivo liep van de deur naar het tv-toestel en weer terug naar de deur.

'Ga nou 's zitten,' zei Michiel. 'Ik word er doodnerveus van.'

'Ik kan niet zitten. Ik moet bewegen.'

Michiel zuchtte. 'Maar waarom hebben ze juist jullie uitgekozen?'

'Toeval, denk ik, een ongelukkig toeval. We hebben gewoon pech gehad.'

'Noem het maar pech. Ik lust trouwens best een biertje. Misschien moet ik Iris toch even bellen. Haar 06 ligt naast haar bed.'

'Zou je dat nou wel doen? Hoe minder mensen ervan af weten, hoe beter, dacht ik.'

'Heb je misschien gelijk in.'

Ivo pakte de laatste twee blikjes Grolsch uit de ijskast. In de voorraadkast stond niets meer. Waarschijnlijk was Mirjam van plan geweest om vandaag nieuw bier te kopen. Hij bleef als versteend in de keuken staan, plotseling bang om de kamer weer in te gaan. Alles zou duidelijk worden. Het had vanzelfsprekend geleken om die stap te zetten, maar hij had Michiel nooit moeten inlichten. Die zou alles analyseren en in de gaten krijgen hoe het in elkaar zat. Ivo zette de blikjes neer en klemde zich vast aan het aanrecht alsof dat zijn reddingsboei was. Maar het was duidelijk: hij was niet te redden. Dit was verdomme volledig uit de hand gelopen. Hij voelde de spanning achter zijn ogen.

'Wat is er?' Michiel stond in de deuropening.

'Niks... of eigenlijk alles... ik weet het niet meer.'

Michiel sloeg een arm om Ivo's schouder, die daardoor de tranen nog meer voelde aandringen. 'Kom... het is logisch dat je van de kaart bent.'

In de kamer dronken ze eerst zwijgend van het bier.

Michiel pakte het papier weer en staarde naar de tekst. 'Misschien moeten we toch naar de politie gaan. Zo kunnen we alleen maar afwachten en dan...'

'Nee, ik wil niet naar de politie.' Dat nooit, wist Ivo, dat nooit.

'Volgens mij moet je dat wel doen,' zei Michiel. 'Ze hebben tactieken, strategieën hoe ze zoiets aan moeten pakken.'

'Nee, ik wil het niet, ik doe het niet.'

'Moet ik dan de politie bellen?'

Ivo schoot naar voren: 'Nee!'