Maar je kunt hier toch niet de hele tijd blijven?'

Mirjam reageerde niet. Toen Ivo eindelijk de kamer in het ziekenhuis had gevonden, had ze alleen gevraagd: 'Waar was je nou?' Maar voor zijn uitleg leek ze doof. Na een paar mislukte pogingen had hij eindelijk uit haar gekregen wat de diagnose was. Een gebroken heup en een shock. Hij was even bij bewustzijn geweest, maar nu was hij weer weggezakt. Nee, zeker geen coma, toch zag het er niet goed uit. De oude Van der Hoek, zoals Ivo hem altijd bij zichzelf noemde, die vroeger de hele wereld aan kon, als je de verhalen van Mirjam en vooral zijn eigen verhalen mocht geloven.

Niet helemaal van krantenjongen tot miljonair, wel aardig in die richting. Een import- en exportbedrijf. Hij had vooral een grote klapper gemaakt met de invoer van textiel uit Maleisië,toen bijna heel Europa nog dacht het allemaal zelf beter en goedkoper te kunnen. Ivo raakte af en toe geïrriteerd door die eeuwig herhaalde anekdotes over de scherpe onderhandelingen die hij in Singapore had gevoerd. Ja, ja, aan hun blikken kon je niets zien, met die smalle oogjes, die ze ook nog dichtknepen, en die eeuwige glimlach van ze. Maar hij had er een smak geld mee verdiend. En als hij nu dood zou gaan, dan was dat allemaal... Ivo had de tas met het geld van Karel steeds dicht tegen zich aangeklemd. Hier, in het ziekenhuiskamertje met gedempt licht, had hij hem tussen zijn voeten gezet. Hij begon een houten kont te krijgen van de ongemakkelijke bezoekersstoel. Mirjam staarde de hele tijd naar haar vader. Alsof ze hem zo, via haar genezende blikken, weer gezond kon maken. Dat leek hem een mission im- possible. De oude Van der Hoek zou zo te zien nooit meer gezond worden; niet meer opscheppen over zijn zakelijke avonturen, geen neerbuigende grapjes meer maken over profiterende makelaars. Hij zou zelf het hoekje om gaan, bedacht Ivo.

Mirjam hield haar vaders rechterhand tussen haar handen en zat als een verpleegengel naast zijn bed. Hij moest iets met dat geld doen. Het was niet goed om het bij zich te houden. Hij schoof een stoel naast Mirjam en sloeg een arm om haar heen.

Mirjams vader bewoog even en maakte een snurkerig geluid. Daarna liet hij een zware, langgerekte wind, alsof hij de kwalijke dampen lang had opgespaard voor juist dit moment.

Mirjam bleef even serieus en liefhebbend kijken als eerder. Ze was altijd al gek op hem geweest, maar nu overtrof ze zichzelf. Elk weekend ging ze al bij hem langs, vaak nodigde ze hem thuis uit voor een maaltijd, waarvoor hij zelf dan extra lang in de keuken stond. Geen gekke plaats om te verkeren als Mirjams vader over de vloer was.

'Hoe lang blijf je hier?' vroeg hij.

'Zo lang als het nodig is.'

'Maar is het dan nodig?''Dat voel ik. Hij heeft me nodig.'

'Dan blijf ik bij je.' Als het moest kon hij zijn afspraak ook cancelen.

Ze boog zich naar hem toe. 'Dat hoeft niet.'

'Zeker weten?'

'Natuurlijk.'

'Dan bel ik later wel, of stuur me even een sms'je als je weet wat je verder gaat doen of als er nieuws is van je vader. Oké?' Hij gaf haar een droge zoen op haar lippen en vergat bijna zijn tas mee te nemen. Een blik op haar vader deed hem denken aan het geld dat erin zat.

Op de gang luisterde hij zijn voicemail af. Twee flutberich- ten en een tekst van Annet, het zwarte schaap van de familie, zeker sinds ze Harry en de twee kinderen van de ene op de andere dag had verlaten en bij Karin was ingetrokken. Ze had absoluut een nieuw atelier nodig. Hij kon toch wel iets voor haar regelen, met al zijn relaties in de Amsterdamse huizenwereld. Nu was het onmogelijk om goed te werken, terwijl ze juist stampvol ideeën zat. 'Vandaag of morgen krijg je de uitnodiging voor mijn nieuwe expositie. Je komt toch wel? Dag. Liefs van je kleine zusje.'

Het was net of tijd niet meer bestond. Of het snel ging of juist langzaam kon Mirjam niet zeggen. Het deed er niet toe. Er kwam een arts binnen, die zich keurig aan haar voorstelde.

'Wat gaat er verder gebeuren?' vroeg Mirjam.

'Voorlopig niets,' zei de man. 'Zijn conditie is te slecht. Voor we gaan opereren moet hij een beetje opgeknapt zijn.'

'En de prognose?'

De arts was al bijna onderweg naar de gang. 'Valt niets van te zeggen. Hij is tenslotte al achtenzeventig. Misschien dat het morgen een stuk beter gaat, maar het kan zijn dat-ie... nou ja... z'n leeftijd, u begrijpt het wel.'Nu pas begon ze honger te krijgen; toch wilde ze niet weglopen. Als papa wakker werd, moest ze er zijn. Hij bewoog zijn hand even en ze keek verwachtingsvol naar zijn gezicht. Hij leek gewoon door te slapen. Ze pakte haar gsm en liep door de binnengekomen sms'jes: Jorinde, die vroeg hoe het met haar vader ging. Frank, die vroeg hoe het met haar vader ging. Tooske, die vroeg hoe het met haar vader ging. En een berichtje van Michiel. BEL JE ? waren de enige woorden. Ze stuurde een sms' je terug. In een hoekje van de kamer luisterde ze de voicemailberichten af. Niets belangrijks. Niets wat niet kon wachten. Voor eeuwig desnoods.

Ze ging voor het raam staan en trok het gordijn een stukje opzij. Het regende licht. Het raam was bedekt met een dunne laag van fijne druppeltjes. Een man duwde een vrouw die in een rolstoel zat. Net als Iris, maar deze vrouw leek een stuk ouder. Mogelijk was dit haar eigen vooruitzicht. Een heupbreuk en ouderdom was geen gelukkige combinatie, wist Mirjam. Zoals hij haar had voortgeduwd in haar kinderwagen, zou ze hem overal naartoe rijden. Haar vader. Natuurlijk hadden ze vroeger soms ruzie gehad, maar gek genoeg was dat nooit meer voorgekomen na het overlijden van mama. Misschien omdat hij zich schuldig voelde, ik had haar nooit alleen met de auto weg moeten laten gaan,' had hij verschillende keren gezegd. Ze had hem bezworen dat hij er niets aan kon doen, dat het niet zijn fout was. Hij wist ook niet dat het zou gaan misten. Zestien was ze; ze zat nog op school. Haar vader had na een paar maanden voorgesteld een vrouw in huis te nemen, die zou koken, schoonmaken, wassen, opruimen. Nee, dat kon ze allemaal zelf. Het was of ze in enkele weken volwassen was geworden.

De rolstoel stond nu naast een bankje waar de man op zat. Hij stak een sigaret aan, en gaf de vrouw zo te zien iets om te eten.'Kan ik niet even binnenkomen?'

'Je was hier een paar dagen geleden toch ook al met die uitbuiter... die proleet?'

Ivo besloot hier niet op in te gaan. 'We hebben een...'

De man onderbrak hem. 'Huttinga Vastgoed, zo bekend als de bonte hond. Werk je voor hem?'

Ivo knikte. Hij stak zijn hand uit. 'Ivo Verstegen.'

De man streek alleen met zijn hand over zijn kortgeschoren schedel. Hij droeg een vaalblauwe overall die flink was bezoedeld met verfvlekken.

'Jij moet zeker de lullige klusjes voor hem opknappen,' suggereerde de man.

'Kan ik misschien even binnenkomen? Dat praat wat makkelijker.' Ivo keek naar het slordige rijtje bellen en de morsige briefjes met voornamen ernaast geplakt en geprikt. Ze stonden voor de ingang van het pand, waarschijnlijk een voormalig bedrijfsgebouw. Magazijn met kantoor, zoiets.

De man groef een pakje zware shag uit de zak van zijn overall en begon een sigaret te draaien. 'Ik praat hier heel makkelijk. Alles mag in het openbaar, wat ons betreft. Daar heeft Huttinga volgens mij wat meer moeite mee.' Hij stak de sigaret aan en zoog de rook genotvol naar binnen. 'Met welke boodschap heeft Huttinga je naar ons toe gestuurd?'

'Jullie hebben toch last van lekkage?' vroeg Ivo. 'Het dak, de ramen, absoluut verwaarloosd. Als het flink regent, komen jullie volgens mij teilen en emmers tekort om alles op te vangen.' In een paar kamers had hij eerder enorme vochtplekken gezien.

De man reageerde niet. Hij bleef onbewogen voor zich uit kijken, alsof hij lvo's woorden zelfs niet eens waarnam, laat staan dat de betekenis ervan tot hem doordrong.

' En de riolering moet worden vernieuwd.' Hij deed even of hij de geur opsnoof. 'Volgens mij kan je het hier ruiken.'

'Als het stront is, ruik je waarschijnlijk jezelf.'

Humor, natuurlijk! Zwarte humor. Ivo glimlachte begrijpend.

Er kwam een jonge vrouw het pand uit, eveneens in een bevlekte overall. Ze had rastahaar. Ze zei iets tegen de man, in een eigen variant van het Engels, dat zo gebroken was, dat Ivo er niets van verstond. De man omhelsde haar even en fluisterde iets in haar oor. Ze lachte. Een mooie vrouw. Ze liep de straat uit.

'Die buitenlanders, die hier wonen, hebben die allemaal een verblijfsvergunning?' vroeg Ivo.

'Werk je ook al voor de vreemdelingendienst. Elke schoft of elke kutinstantie kan jou, geloof ik, inhuren.'

'Huttinga gaat dit pand kopen.'

' Dat willen er wel meer.'

'Hij heeft er geld voor over. Behoorlijk veel. Niet alleen voor de eigenaar, maar net zo goed voor jullie, zodat jullie eruit gaan.'

De man trapte zijn sigaret uit en werkte de peuk met zijn voet in de goot naast het trottoir.

'En we hebben wat ideetjes voor andere plekken, voor andere panden. We willen graag een beetje met jullie meedenken.'

'Hoeveel geld?'

Ivo wachtte even. Hij had elf namen op de verschillende briefjes geteld. Ieder drieduizend, dat leek hem redelijk. Afronden naar beneden, naar boven kon altijd nog. 'Dertigduizend euro.'

De man begon hartelijk te lachen. 'Jullie denken dat we daar serieus op ingaan?'

'Het lijkt me wel verstandig.'

'Hoezo?' vroeg de man.

'Er zouden anders vervelende dingen kunnen gebeuren.'

is dat een dreigement van Huttinga?'

' En dat dak wordt er niet beter op,' stelde Ivo vast.' Eieren voor

je geld kiezen, zo noemen we dat.'

'Noem het zoals je wilt,' zei de man, 'maar die dertigduizend kan je wat ons betreft in je reet steken. Trek ze d'r weer uit, ruik eraan, en dan weet je hoe je stinkt. Ja?'

Mirjam parkeerde haar Golf zo'n vijftig meter van hun woning. Een verpleegster had haar gezegd dat ze beter naar huis kon gaan. 'De toestand is nu stabiel, en thuis kunt u tenminste slapen.' Ze stapte uit de auto, en voelde hoe ze wankelde op haar benen. Even leunde ze tegen de motorkap. Nu leek alles nog ingewikkelder te worden. Het licht was aan. Elf uur. Ivo zat waarschijnlijk naar Barend af Van Dorp te kijken. Aan het eind van de middag was hij nog in het ziekenhuis geweest, en had hij met haar ongeveer een uur naast haar vaders bed gezeten. Omdat ze erop aandrong was hij weer naar huis gegaan. Dit huis, waarin ze zo lang gelukkig was geweest met Ivo. Ze had niets anders gewild dan hier samen met hem zijn: tv-kijken, drinken, lezen, samen lachen, met elkaar naar bed gaan. Ze waren soms een heel weekend met z'n tweeën in bed gebleven. Raadselachtig hoe zoiets zomaar kon veranderen. Het was in ieder geval niet de schuld van Ivo, dat moest ze niet vergeten.

Terwijl ze haar jas uittrok, kwam Ivo de gang in. Hij gaf haar een zoen. 'Hoe gaat het? Nog nieuws?'

'Stabiel.'

Ivo drukte haar tegen zich aan. 'Hij komt er vast wel weer bovenop. Die man is beresterk.'

Ze werkte zich uit zijn armen. 'Misschien. Hij weet 't niet, hij is er zelf niet bij, hij kan er zelf niet tegen vechten. Hij is...' Ze kon het niet meer tegenhouden. 'Hij is machteloos. Wij zijn machteloos.'

Ivo omhelsde haar opnieuw, nu nog inniger. Toen ze haar tranen had gedroogd, liep ze naar de woonkamer.

'Wil je wat eten?' vroeg Ivo terwijl hij de tv uitzette.

'Nee, alleen wat drinken graag.'

' Er staat nog wat pasta met kip en pesto in het vriesvak. Ik kan het in de magnetron zetten. Met wat salade erbij, misschien?'

'Nee, geen trek.'

'Witte wijn? Of liever rood?'

'Doe maar rood,' zei Mirjam.

Ivo verdween naar de wijnkast. Mirjam ging op de bank liggen. Haar lichaam zou zo in slaap kunnen vallen, maar haar geest pookte dat lichaam meteen weer wakker. Klaarwakker.

Hij kwam terug met twee flessen. 'Chateau Roudier, dat is een Saint-Emilion, of Carbonala? Die hadden we laatst ook, een redelijke Chianti.'

'Maakt me niet uit.'

'Goed.' Ivo trok een van de twee flessen open, keurde de wijn en schonk toen twee glazen in.

'Dus geen verandering.'

'Nee, tenminste niet toen ik wegging. Hij lag er net zo bij als toen jij er was.'

' En je hebt er de hele tijd in je eentje gezeten?'

'Ja, natuurlijk,' zei ze. 'Wie zou er anders kunnen komen? We hebben verder geen familie meer, behalve die oude neef of zo in Beilen.' Toch vreemd dat Ivo hiernaar vroeg, bijna alsof hij verwachtte dat er iemand zou komen om haar te steunen, iemand uit het niets, een familielid, een bekende, een vriendin, misschien wel een vriend.

Ze had haar gsm op het nachtkastje gelegd. Als er een duidelijke verandering in de toestand van haar vader kwam, zouden ze bellen. Positief of negatief, ze zouden haar op de hoogte stellen. Omdat ze haar laptop op de zaak had laten staan, had ze vanaf de computer van Ivo een mailtje verstuurd naar Frank om te laten weten dat ze de volgende dag in ieder geval niet op kantoor zou komen. En of iemand haar afspraken kon afzeggen. Alles stond in de elektronische agenda, waar ze vanaf hier niet bij kon.

Ivo trok haar tegen zich aan. 'Het komt wel weer goed.'

Ze had zin om te huilen, diep, hevig en ontroostbaar, maar ze bleef als een plank in bed liggen.

Ivo streelde haar schouder, haar bovenarm. Nee, geen seks, daar was ze nu absoluut niet voor in de stemming. Als hij haar maar voor één procent begreep, dan probeerde hij niet die richting op te gaan.

'Ik hoop dat je kunt slapen. Welterusten.'

'Ja, welterusten.' Ze draaide zich op haar andere zij, haar rug naar hem toe.

Even legde hij een hand op haar heup. 'Het komt heus wel weer goed.'

'Ja, dat zei je al.'

'O ja, misschien dat we wat afspraken voor de komende tijd moeten afzeggen.' Ze voelde hoe hij omhoogkwam, waarschijnlijk op een elleboog leunde. 'Zaterdag zouden Michiel en Iris toch komen eten? Misschien moeten we dat uitstellen.'

'Zien we morgen wel.'

' En wat is de vraagprijs ook alweer?' vroeg de man, die werkelijk op alles wat hij zag kritisch of zelfs denigrerend commentaar had geleverd. Dit was zeker de tiende woning die Ivo met hem bekeek, in de Uiterwaardenstraat. De keren hiervoor was het niet anders geweest. Zijn vrouw was een stil muisje, dat nergens ook maar één opmerking over maakte.

'Vierhonderdachtentwintig,' zei Ivo.

De eigenaresse knikte. Ze was een vrouw van achter in de veertig, die vrolijk deed, alsof het de rondgang door een pretpark betrof. Haar makelaar was voor deze ingelaste bezichtiging verhinderd en daarom nam ze zelfde honneurs waar.

'Vierhonderdachtentwintig?' herhaalde de man, op een toon alsof hij nooit van z'n leven zoiets belachelijks had gehoord. Gek genoeg heette hij Leguit, een naam die Ivo nooit eerder was tegengekomen.

'Dat is de vraagprijs,' zei Ivo. Dit werd waarschijnlijk niks. Weggegooide tijd. Gelukkig maar dat hij eerder vanochtend iets rond had kunnen krijgen voor een klant. Een appartementje in de Pijp, nog geen tweehonderd, maar het was in ieder geval iets.

'ja, de vraagprijs,' zei de vrouw die hier woonde, 'er valt misschien over te onderhandelen, en daarvoor moet u natuurlijk bij mijn makelaar zijn. Maar dat weet mijnheer...' Ze maakte een gebaar in de richting van Ivo. 'Dat weet mijnheer Verstegen net zo goed.'

'Het is duidelijk.' Ivo had behoefte om alles af te ronden. Er stond een bericht op zijn voicemail dat hij wilde afluisteren. 'Als we er iets in zien, dan hoort u dat via mijnheer Linders.'

Ze maakten aanstalten om naar buiten te gaan. In het nauwe gangetje legde de bewoonster even een hand opzijn arm. 'Kan ik u straks nog even spreken?'

'Natuurlijk.'

Ze gingen naar buiten. Vanaf de straat keken ze naar boven.

'Schilderwerk ziet er goed uit,' zei Ivo.

'Wat ze vragen is veel te hoog.'

'Misschien dat ik er ruim dertig vanafkan halen,' suggereerde Ivo. 'Dat het in de driehonderdnegentig komt.'

'Hoe lang staat het te koop?' vroeg Leguit.

Ivo zocht in zijn aantekeningen. 'Ruim vier maanden.'

'Driehonderdvijftig, hoger wil ik voorlopig niet gaan.'

'Een officieel bod?'

'Ja, waarom niet?'

Ivo wist dat je nooit zo ver onder de vraagprijs kon gaan zitten. Linders zou hem uitlachen. 'Goed, ik zal het proberen. Dan zien we wel wat het wordt.' Ivo schudde twee handen.

Hij beluisterde zijn voicemail. Het was iemand die zijn naam niet bekendmaakte, maar Ivo herkende de stem. 'Voor veertig

doen we het plus de verhuiskosten. Totaal vijfenveertigduizend.' Verder niets, geen nadere aanduiding. Dit zou Karel niet leuk vinden. En hijzelf nog minder. Voor die vijfduizend extra kon hij niet bij Karel aankloppen.

Hij startte zijn Vespa. Sommige mensen vonden het vreemd, een makelaar in keurig pak op een scooter, maar in de stad was het verdomde handig: nooit parkeerproblemen. Zijn oude Volvo liet hij liever thuis staan.

'Mijnheer Verstegen!' De vrouw stond in de open deur op hem te wachten, waarschijnlijk had ze hem de hele tijd vanaf daar geobserveerd.

In feite had hij zijn werk verricht, maar het was moeilijk om haar verzoek te negeren.

'Wilt u koffie?' vroeg de vrouw, toen ze weer in de kamer stonden.

'Nee, dank u, ik moet zo weer weg. Een andere klant.'

'Wat denkt u? Wordt het iets?'

Ivo haalde zijn schouders op. 'Daar kan ik nog niets over zeggen. Morgen of overmorgen weet mijnheer Linders meer.'

'Maar ze moeten het kopen,' zei de vrouw, die er in één klap anders uitzag. Alle vrolijkheid en de opgewekte toon waren als bij toverslag verdwenen, ik moet het kwijt. Het gaat zo niet langer.' Er klonk een snik in haar stem. Ze klemde zich plotseling vast aan Ivo. 'U móet me helpen. U moet tegen die mensen zeggen dat het uniek is, dat het een koopje is. Ik moet het kwijt. Ik zit helemaal aan de grond. Ik kan niet anders.'

Hij klopte haar op haar schouder. 'Mevrouw... mevrouw... ik zal m'n best doen, dat beloof ik. U moet vooral ook met uw eigen makelaar praten.'

'Maar Linders, die doet niks voor me. Vandaag was-ie er weer niet. Straks moet het nog geveild worden. Dan krijg ik er geen cent voor. Veel minder dan de hypotheek. U moet me helpen.'

ik zal doen wat ik kan.' Voorzichtig maakte Ivo zich los.

Zonder achter zich te kijken, plofte de vrouw op een stoel neer. 'Als ik het niet kan verkopen, dan pleeg ik zelfmoord. Hij is nou toch weg, met die rotmeid, met die del, met die sloerie. Nou maakt het toch niks meer uit. Ga maar. Aan jou heb ik ook niks.'