45

D’Agosta bleef in de deuropening van Haywards kantoor staar . Hij was bijna bang om aan te kloppen. De pijnlijke herinnering aan hun eerste ontmoeting in haar kantoor kwam ongevraagd zij- gedachten binnen, en met grote inspanning dacht hij aan iets anders en klopte harder aan dan hij van plan geweest was.

‘Binnen.’ Zijn hart sloeg een slag over bij het horen van haar stem alleen al. Hij greep de deurkruk en duwde de deur open.

Het kantoor zag er heel anders uit. Weg waren de vele stapels papier, de plezierige, beheerste rommel.

 

Nu zag het er streng georganiseerd uit - en het leed geen twijfel dat Hayward dag en nacht aan één enkele zaak werkte.

En daar stond ze, achter haar bureau, haar kleine, slanke figuurtje in een keurig grijs pak met de strepen van haar rang op de schouder. Ze keek hem vol aan. Haar blik was zo intens dat D’Agosta zich bijna lijfelijk weggeduwd voelde.

‘Ga zitten.’ Haar stem klonk kil en neutraal.

‘Luister, Laura, voordat we beginnen wil ik alleen zeggen...’

‘Inspecteur,’ klonk het afgemeten antwoord, ‘u bent hierheen geroepen vanwege politiezaken, en als u iets van persoonlijk aard zou willen zeggen is dat volkomen ongepast.’

D’Agosta keek haar aan. Dit was niet eerlijk. ‘Laura, alsjeblieft.. Heel even werd haar blik iets milder, en zachtjes zei ze: ‘Vincent: doe mij en jezelf dit niet aan. En nu al helemaal niet. Ik moet ja iets heel, heel erg akeligs laten zien.’

Bij die woorden verstijfde D’Agosta.

 

‘Ga alsjeblieft zitten.’

‘Ik sta liever.’

Even bleef ze naar hem staan kijken. Toen zei ze: ‘Pendergast leeft nog.’

D’Agosta kreeg het koud. Hij had niet geweten waarom hij bij had moest komen, hij had niet eens durven gissen - maar dit was we het laatste wat hij verwacht had.

 

‘Hoe ben je daarachter gekomen?’ stamelde hij.

Haar gezicht verstrakte van woede. ‘Dus dat wist jij inderdaad.' Weer een gespannen stilte. Toen pakte ze een stuk papier en trok dat naar zich toe. D’Agosta zag dat het een lijst met handgeschreven aantekeningen was. Waar ging dit over? Hij had Laura nog nooit zo van slag gezien.

‘Op 19 januari is professor Torrance Hamilton ten overstaan van een collegezaal met tweehonderd studenten aan Louisiana State University vergiftigd en een uur later overleden. Het enige bruikbare bewijsmateriaal dat ze op de plaats delict hebben kunnen vinden waren enkele zwarte vezels uit zijn kantoor. Die worden in dit rapport geanalyseerd.’

Ze liet een dunne map op haar bureau vallen.

 

D’Agosta keek ernaar maar pakte hem niet op.

‘In dat rapport staat dat de vezels afkomstig zijn van een heel dure kasjmier-merinomengvezel, een stof die maar een paar jaar lang, eind jaren vijftig, in een fabriek even buiten Prato in Italië gemaakt is. Het enige - maar dan ook écht het enige - verkooppunt in Amerika was een winkeltje aan de Rue Lespinard in New Orleans. Een winkel waar de familie Pendergast klant was.’

D’Agosta voelde plotselinge hoop opkomen. Was het dan toch mogelijk dat ze hem geloofde? Dat ze Diogenes nagetrokken had? 'Laura, ik...’

‘Inspecteur, laat me uitspreken. Mijn forensisch team heeft Pendergasts appartement in het Dakota doorzocht - althans die vertrekken die we binnenkwamen - en heeft monsters genomen. Verder hebben we een kast met twee dozijn identieke pakken gevonden. De pakken en de vezels zijn afkomstig van dezelfde bron: die balen kasjmier-merinowol, zwartgeverfd. Dit is een vrijwel unieke vezel. Er is geen vergissing mogelijk.’

D’Agosta voelde een heel eigenaardige gewaarwording langs zijn ruggengraat omhoogkruipen. Plotseling had hij een voorgevoel welke richting dit uit ging.

 

‘Op 22 januari is Charles Duchamp vanuit het flatgebouw waar hij woonde, hoek é5th en Broadway, opgehangen. Ook hier was de plaats delict onwaarschijnlijk schoon. Maar ons forensische team heeft wel kans gezien een paar van diezelfde zwarte vezels te bemachtigen die ook bij de moord op Torrance gevonden waren. Verder was het touw waaraan Duchamp was opgehangen gemaakt van een zeldzame kwaliteit grijze zijde. Uiteindelijk hebben we ontdekt dat dit een speciaal soort touw is dat gebruikt wordt bij boeddhistische religieuze ceremoniën in Bhutan. De monniken knopen die zijden touwen in onvoorstelbaar complexe knopen - dat is een soort meditatie- en contemplatiemethode. Het zijn unieke knopen, die nergens anders ter wereld gevonden worden.’

Ze zweeg even en legde een foto neer van het touw waarmee Duchamp was opgehangen. Daarop was de knoop te zien, besmeurd met bloed. ‘Deze knoop hier heet Ran t’ankha durdag,’ zei ze. ‘Het verknoopte pad naar de hel. Ik vernam dat special agent Pendergast enige tijd in Bhutan heeft doorgebracht, en dat hij in de leer is geweest bij diezelfde monniken die deze knopen maken.' ‘Er is een heel eenvoudig antwoord...’

‘Vincent, als je me nog één keer onderbreekt, laat ik je muilkorven.’

D’Agosta zweeg.

 

‘De dag daarop, 23 januari, is special agent Michael Decker thuis in Washington vermoord. Door de mond gestoken met een antieke bajonet uit de Burgeroorlog. Dit was een al even schone plaats delict. Het forensische team heeft een stel vezels gevonden van dezelfde baal kasjmier-merinowol als bij de vergiftiging van Hamilton.’ Ze legde nog een rapport voor D’Agosta neer.

‘Om circa twee uur in de ochtend van 26 januari is Margo Green doodgestoken in het Museum voor Natuurlijke Historie. Ik heb de personeelslijsten van het museum doorgenomen, en zij was de laatste die de expositieruimte binnengegaan is. Maar ze heeft de zaal ook weer verlaten - de moordenaar moet haar kaart gebruikt hebben om het pand uit te komen. Deze plaats delict was in de verste verte niet zo schoon als de andere. Green was een geduchte tegenstander, en ze heeft hevig verzet geboden. Ze verdedigde zich met een betonschaar, en ze heeft haar aanvaller verwond. Er is op de plaats delict bloed gevonden dat niet van het slachtoffer was - zowel op de betonschaar, die haastig wat schoongeveegd was - als op de vloer.’ Ze zweeg even. ‘Gisteravond laat zijn de uitslagen van de DNA-tests binnengekomen.’

 

Ze pakte een blad papier en liet ook dat voor D’Agosta’s neus vallen. ‘Dit zijn de resultaten.’

D’Agosta kon zich er niet toe zetten om te kijken. Hij kende het antwoord al.

‘Precies. Special agent Pendergast.’

D’Agosta wist dat commentaar geen enkele zin had.

‘En dat brengt me op het motief. Al die mensen hadden iets gemeen - het waren goede kennissen van Pendergast. Hamilton was Pendergasts mentor voor diverse talen aan de middelbare school. Duchamp was Pendergasts beste - en misschien wel enige - jeugdvriend. Michael Decker was Pendergasts mentor bij de FBI. Hij was een van de voornaamste redenen waarom Pendergast het überhaupt gered heeft bij de FBI, na alle problemen die hij met zijn onorthodoxe methoden veroorzaakte. En tot slot, zoals jij heel goed weet, was Margo Green een goede vriendin van Pendergast, nog uit de tijd van twee zaken van jaren geleden, de museummoorden en die moorden in de onderwereld.

Al dat bewijsmateriaal en al die tests zijn driedubbel gecontroleerd. Er is geen vergissing mogelijk. Special agent Pendergast is een psychopaat, een moordenaar.’

 

D’Agosta had het koud gekregen. Nu begreep hij waarom Diogenes Pendergasts leven gered had, waarom hij hem verzorgd had tot hij weer op krachten was na zijn avontuur in kasteel Fosco. Hij wilde er niet mee volstaan de vrienden van zijn broer te vermoorden - nee, hij zou hem er zelf voor laten opdraaien!

‘En dan nu dit,’ zei Hayward. Ze liet hem een ander rapport zien. Dat zat in een plastic mapje, en de titel was zichtbaar:

Psychologisch profiel

Moordenaar Hamilton/Duchamp/Decker/Green

Afdeling gedragswetenschappen

Federal Bureau of Investigation, Quantico

 

‘Ik heb er niet bij gezegd dat ik iemand uit hun gelederen verdacht. Ik heb alleen gezegd dat er volgens mij een verband kon bestaan tussen de misdrijven, en ik heb gevraagd of ze een profiel wilden opstellen. Vanwege de moord op Decker kreeg ik het binnen een etmaal terug. Lees het maar, als je wilt, maar hier is de verkorte versie. De moordenaar is een hoogopgeleide man met minstens vier jaar studie na z’n doctoraal. Het is een ervaren chemicus.

 

Hij is volledig op de hoogte van forensische en politieprocedures en waarschijnlijk heeft hij ooit gewerkt, of werkt hij nog, voor een ordehandhavingsdienst. Hij heeft een brede kennis van een groot aantal onderwerpen: wetenschap, literatuur, wiskunde, geschiedenis, muziek en beeldende kunst - kortom, een soort renaissanceman. Zijn IQ ligt ergens tussen de 180 en de 200. Hij is waarschijnlijk dertig a vijftig jaar oud. Hij is bereisd en spreekt waarschijnlijk meerdere talen. De kans is groot dat hij uit het leger komt. Het is iemand met aanzienlijke financiële middelen. Hij is goed in vermommingen.’ Ze keek D’Agosta strak aan. ‘Doet dat je aan iemand denken, Vincent?’

 

D’Agosta gaf geen antwoord.

"Dit zijn de uiterlijke details. Nu de psychologische analyse.’ Ze zweeg even om de juiste plek in het rapport op te zoeken. ‘De moordenaar is iemand met veel zelfbeheersing, en iemand die de zaken graag in de hand heeft. Hij is bijzonder georganiseerd, netjes, er hecht veel waarde aan logica. Hij onderdrukt uiterlijke tekenen var emotie en neemt zelden of nooit iemand in vertrouwen. Hij heeft weinig of geen echte vrienden en heeft moeite met relaties met he: andere geslacht. Deze persoon heeft waarschijnlijk een moeilijke jeugd gehad met een koele, heerszuchtige moeder en een afstandelijke of afwezige vader. Geen hechte banden met zijn familie. Waarschijnlijk zit er een achtergrond van mentale ziekte of criminaliteit in de familie. Als jong kind heeft hij een verschrikkelijk emotioneel trauma meegemaakt, waar een van zijn naaste familieleder nauw bij betrokken was - moeder, vader, broer of zus - en dat is hij de rest van zijn leven aan het compenseren. Hij koestert grote achterdocht jegens het gezag, beschouwt zichzelf als intellectueel en moreel superieur aan anderen...’

 

‘Wat een eindeloos geouwehoer!’ barstte D’Agosta uit. ‘Dit is helemaal verkeerd. Zo zit hij helemaal niet in elkaar!’

Plotseling zweeg hij. Hayward zat met opgetrokken wenkbrauwen naar hem te kijken.

‘Dus je herkent de beschrijving.’

‘Natuurlijk herken ik die! Maar dit is een verdraaiing van de werkelijkheid. Die moorden zijn niet door Pendergast gepleegd. Het moet alleen zo lijken. Die bewijzen en dat bloed zijn daar opzettelijk achtergelaten. De ware moordenaar is zijn broer Diogenes Weer een lange stilte. ‘Ga door,’ zei ze op neutrale toon.

‘Na die ellende in Italië, toen we allemaal dachten dat Pendergast dood was, heeft Diogenes hem naar een kliniek gebracht om te herstellen. Hij was ziek en zat onder de drugs. Daarbij moet Diogenes meer dan genoeg gelegenheid gehad hebben om al die bewijzen te oogsten die hij nodig had om Pendergast voor de moorden te laten opdraaien: haar, vezels, bloed. Diogenes heeft het gedaan Zie je dat dan niet? Die heeft Pendergast al zijn leven lang gehaat, hij werkt al jaren aan de plannen. Hij heeft Pendergast een treiterbrief gestuurd waarin stond dat hij de perfecte misdaad zou plegen, en hij heeft een datum genoemd - vandaag.’

 

‘Nou kom je toch hopelijk niet weer aanzetten met die krankzinnige theorie van je, Vincent...’

‘Nee, nu mag ik uitpraten. Diogenes wilde een misdaad plegen die nog erger was dan zijn broer vermoorden. Hij wilde iedereen op wie Pendergast gesteld is om het leven brengen, en Pendergast ze.: in leven laten. En nu wil hij zijn broer dus ook nog eens laten opdraaien voor de moorden die hijzelf gepleegd heeft... ’

 

D'Agosta zweeg. Ze zat hem aan te kijken met een mengeling van medelijden en iets dat bijna verdriet leek.

‘Vinnie? Weet je nog dat je zei dat ik die Diogenes eens moest narekken? Nou, dat heb ik gedaan. Het was een vreselijke klus om hem te vinden, maar dit heb ik gevonden.’ Ze opende een map, naaide er een zoveelste document uit en schoof dat naar hem toe. Het was gestempeld en van een notarieel zegel voorzien.

‘Wat is dat?’

Een overlijdenscertificaat. Van Diogenes, Dagrepont Bernoulli Pendergast. Twintig jaar geleden omgekomen bij een auto-ongeluk in Engeland.’

Een vervalsing. Ik heb een brief van hem gezien. Ik weet dat hij leeft.’

Hoe weet je dat Pendergast die brief niet zelf geschreven heeft?’ D'Agosta keek haar verbijsterd aan.

‘Omdat ik Diogenes zelf gezien heb, met eigen ogen!’

‘O ja? Waar dan?’

Bij Fosco’s kasteel. Toen ze achter ons aan zaten. Hij had twee berschillende kleuren ogen, precies zoals Cornelia Pendergast zei.

’En hoe weet je dat dat Diogenes was?’

D’Agosta aarzelde. ‘Dat had ik van Pendergast gehoord.’

‘Heb je hem dan gesproken?’

Nee. Maar ik heb kortgeleden een foto van hem gezien, als kind. Het was hetzelfde gezicht.’

Er volgde een lange stilte. Hayward pakte het forensische profiel weer. ‘Hier staat nog iets in. Lees het.’ Ze schoof het papier naar rem toe.

 

De persoon in kwestie kan symptomen vertonen van een zeldzame vorm van meervoudige-persoonlijkheidsstoornis, een gesublimeerde variant van het Von Münchhausen-by-proxy-syndroom waarbij de persoon twee verschillende, diametraal tegenovergestelde, rollen speelt: die van moordenaar en die van onderzoeker. Bij deze ongebruikelijke conditie kan de moordenaar tevens de politiefunctionaris zijn die met het onderzoek belast is, of een rechercheur die bij de zaak betrokken is. In een andere variant van deze pathologie is de moordenaar een particulier persoon die op eigen initiatief de moorden gaat oplossen, waarbij hij vaak schijnbaar briljante vondsten doet en bewijsmateriaal kan aandragen dat de politie over het hoofd gezien lijkt te hebben. In beide varianten laat de persona van de moordenaar piepkleine aanwijzingen achter voor de persona van de onderzoeker, en zulke ontdekkingen worden vaak kennelijk gedaan dankzij buitengewone observatie- en/of deductievermogens. De personae van moordenaar en onderzoeker zijn niet op een bewust niveau op de hoogte van eikaars bestaan, hoewel er op onderbewust, pathologisch niveau een hoge mate van samenwerking wordt geconstateerd.

 

‘Bullshit. Münchhausen heeft te maken met mensen die aandacht willen, en Pendergast doet juist zijn uiterste best om niet op te vallen. Dit is geen beschrijving van Pendergast. Jij kent hem, jij hebt met hem gewerkt. Wat zegt je gevoel je?’

‘Wat mijn gevoel me zegt, dat wil jij niet weten.’ Haar donkere ogen namen hem op. ‘Vinnie, weet je waarom ik je dit allemaal laat weten?’

‘Nee, waarom?’

‘Ten eerste omdat ik denk dat je in groot gevaar verkeert. Pendergast is volslagen geschift, en jij bent de volgende die eraan gaat. Dat weet ik gewoon.’

‘Mij zal hij niet vermoorden, want hij is de moordenaar niet.’

‘De Pendergast die jij kent, die wéét niet eens dat hij de moordenaar is. Hij gelóóft in die Diogenes. Hij denkt echt dat zijn broer nog leeft en dat jullie hem samen zullen vinden. Dat hoort allemaal bij de pathologie die hier genoemd wordt.’ Ze gaf een tik op het rapport. ‘Er is nog een andere kant, een andere persoonlijkheid... Diogenes. Die in hetzelfde lichaam woont. De persoon die jij nog niet ontmoet hebt. Maar dat komt nog wel... als hij jou vermoordt.’ D’Agosta had geen idee wat hij zeggen moest.

 

‘Tja, ik weet niet. Misschien had ik je dit allemaal niet moeten vertellen.’ Haar stem kreeg een hardere klank. ‘Je hebt het recht niet om hier iets van te horen, gezien de manier waarop je de zaak verknald hebt. Ik heb mijn nek mijlenver voor je uitgestoken, je een fantastische baan midden in New York bezorgd... en jij beschaamt mijn vertrouwen, je spot met mijn...’ Ze zweeg, haalde een paar maal diep adem en herpakte zich.

Nu werd D’Agosta echt boos. ‘Ik heb jou verraden? Luister eens even, Laura: ik heb geprobeerd hierover te praten. Ik heb geprobeerd het uit te leggen. Maar jij duwde me weg, je zei dat ik geobsedeerd was door iemands dood. Hoe voelde dat, denk je? En hoe denk je dat ik me nu voel, nu jij me vertelt hoe naïef ik ben, hoe goedgelovig, dat ik Pendergast zomaar vertrouw? Je hebt mijn dossiers uit het verleden gezien, je weet waartoe ik in staat ben. Waarom denk je dan dat ik het nu allemaal zo verkeerd zie?’

 

De vraag bleef in de lucht hangen.

‘Dit is niet de geschikte tijd en niet de geschikte plaats voor dat gesprek,’ antwoordde Hayward even later. Haar toon was kalm en zakelijk. ‘En we dwalen van het onderwerp af.’

‘Wat is dan precies het onderwerp?’

‘Ik wil dat je Pendergast arresteert.’

D’Agosta stond als aan de grond genageld. Dat had hij moeten zien aankomen.

‘Arresteer hem. Red je eigen huid. Red je carrière. Als hij onschuldig is, kan hij dat voor de rechter bewijzen.’

‘Maar er is zoveel bewijs tegen hem...’

‘Precies. Meer dan voldoende. En jij hebt de helft nog niet gezien. Maar zo werkt ons systeem: arresteer hem en laat hem zich verantwoorden voor een jury van zijn gelijken.’

‘Hem arresteren? Hoe stel je je dat voor?’

‘Daar heb ik een plan voor. Jij bent de enige die hij vertrouwt.’

‘Moet ik hem soms verraden?’

‘Verraden? Mijn god, Vinnie, we hebben het hier over een seriemoordenaar! Er zijn vier onschuldige mensen dood. En je lijkt nog iets over het hoofd te zien. Jouw handelingen tot nu toe - tegen niemand zeggen dat Pendergast nog leeft, tegen mij liegen, tegen Singleton liegen - grenzen aan belemmering van de rechtsgang. Nu je weet dat Pendergast voortvluchtig is - want inderdaad, er is een arrestatiebevel uitgevaardigd - liggen de zaken duidelijk: als je nu ook nog maar iéts doet om hem in bescherming te nemen, geldt dat als criminele belemmering van de rechtsgang en word je zijn handlanger. Je zit al diep in de ellende, en dit is de enige manier om eruit te komen. Je arresteert hem, of je gaat zelf de bak in. Zo simpel is het.’

Een tijd lang bleef D’Agosta zwijgen. Toen hij reageerde, klonk zijn stem mat en doods, zelfs in zijn eigen oren. ‘Geef me een dag om erover na te denken.’

‘Een dag?’ Ze keek hem ongelovig aan. ‘Tien minuten kun je krijgen.’