*

 

 

Thérèse scheen haar taak ter harte te nemen. Zij die zo ordeloos was geweest, zo'n warhoofd, deed alle moeite om het grote huis weer in orde te brengen. Ze toonde zich zacht tegenover de kinderen, geduldig voor hun grillen, vindingrijk om ze te verstrooien. Ze begonnen van haar te houden.

Het moest Laure wel voorkomen dat de Thérèse die zich met haar zoons bezighield, niet dezelfde was als die van wie ze hekserij had gevreesd — als ze de tijd nam om eraan te denken, wat zelden voorkwam. De oude dienstbode stierf, met Théodore ging het al niet veel beter. Laure zelf rilde koortsachtig, ze vocht wat ze kon om bestand te zijn tegen de ziekte. Maar door haar vermoeidheid werd ze een makkelijke prooi: op een keer viel ze bewusteloos neer op de trap. Het was Thérèse die haar naar bed droeg.

Laure had last van een afmattende misselijkheid:

Thérèse hield zonder zichtbare walging het teiltje vast als ze braakte. De hoofdpijn folterde haar, en alleen Thérèse kon die verlichten door onvermoeibaar haar nek te masseren, aan haar haarwortels. Waar had Thérèse geleerd zo hulpvaardig, zo efficiënt te zijn? Putte ze haar toewijding uit haar erkentelijkheid? Ze wist dat Laure haar niet van harte had onthaald, dat ze haar bij gebrek aan beter bij zich had genomen. Ze handelde niet in herinnering aan Paul, haar vroegere minnaar die haar zo vaak in de steek had gelaten en voor wie ze waarschijnlijk meer wrok dan vriendschap koesterde. Wilde ze zich onmisbaar maken om voor zichzelf een eervolle oude dag te verzekeren, met alle kwaadaardige schaduwen weggewist?

Ze had zich nooit berekenend getoond, maar nu ze haar jeugd had verknoeid, maakte ze zich misschien eindelijk bezorgd voor de jaren die nog moesten komen.

In feite schijnt Thérèse zich aan Laure te hebben gehecht. Wisselende stemmingen en grillen waren haar niet vreemd, zodanig dat ze opeens medelijden en zelfs tederheid was gaan voelen voor de jonge vrouw die zich zo moedig had verweerd alvorens zelf ziek te worden, die zich nog altijd te weer stelde, ondanks het feit dat de koorts haar bijna voortdurend in bewusteloosheid gevangen hield. Ze herkende in Laure misschien een vrouw die tegen haar was opgewassen, die veel hoogstaander was dan de willoze Paul.

Je kan je ook afvragen of de mollige en ontloken schoonheid van Laure haar niet had ontroerd. In deze tijd dat opulente vrouwen doorgingen voor 'mooie vrouwen', was Laure zeker bekoorlijk. Onder haar smal gebleven middel verbreedden haar heupen zich, naar men zegt, op koninklijke wijze. Ze had haar blanke gelaatskleur behouden, haar zachte en romige huid, en de fijne gouden ketting rond haar hals deed de ronding ervan goed uitkomen. Men verzekert dat ze kleine, mooi gewelfde voeten had, fraai gevormde kuiten. Onder haar jakje bleven haar borsten stevig; men beeldt zich in dat ze marmerachtig waren, fijntjes mauve dooraderd en voorzien van grote bruine aureolen.

 

Laure genas.

De griep scheen trouwens te wijken.

De oorlog was ten einde, en de stadsbewoners, die door de ziekte meer beproefd waren geweest dan door de afloop van de gevechten, verheugden zich meer over het einde van de epidemie dan over wat men toen 'de overwinning van onze troepen’ noemde.

Paul Bernardini kwam heelhuids en met een zwarte baard terug. Toen hij zag dat Thérèse bij hem thuis was, werd hij met verstomming geslagen. Maar ze leek zo weinig op de duivelin van zijn dolle jaren dat hij op den duur wende aan haar aanwezigheid en haar als een ordinaire dienstbode ging beschouwen.

De oude dienstbode was dood; Théo was aan de beterende hand en de kinderen, hersteld, speelden in de tuin waar een gouden herfst met stralen doorpriemde nevels achter zich aan sleepte. Het huis was rustig. Met van vermoeidheid blauw gekleurde oogleden liep Thérèse door de grote kamers, werkzaam, zeker van zichzelf en van haar bekwaamheid.

Verscheidene vrouwen hadden zich in het grote huis aangeboden in de hoop als dienstbode tewerkgesteld te worden. Laure had ze weggezonden: ze behield Thérèse.

 

Was Laure het die het idee kreeg Théodore aan Thérèse te koppelen? Dat beweerden de mensen. Nu de griep en de oorlog vergeten waren, kwamen de bewoners van de stad weer terug op hun kletspraatjes, op hun geliefde kuiperijtjes,• ze begonnen weer te fluisteren, te bekladden, kwaad te spreken van de een en van de ander. Het oude schandaaltje lag nog niet zo veraf dat de goede zielen het niet uit het vergeetboek konden halen. Mensen gingen overal met goede bedoelingen (daar mag je niet aan twijfelen) vertellen dat Thérèse en Paul hun doel hadden bereikt, dat die vervloekte deerne zich had geinstalleerd, en dat de oude Mme Bernardini zich wel in haar graf zou omkeren.

De dames Cygne durfden Laure geen bezoekje meer brengen uit schrik door Thérèse te worden ontvangen. Mlle du Fleuriel hield voortdurend haar ogen neergeslagen om toch maar niet de vrouw van slechte zeden te zien. Ze durfden niets te zeggen: had Laure ze dan niet terecht verweten dat ze tevergeefs op hen had gewacht toen ze hulp nodig had? Mme Constantin sprak duidelijke taal. Laure moest zich ontdoen van Thérèse. Het was toen dat de meesters van het grote huis aan een list dachten, en dat Paul het zaakje voorlegde aan Théo. Hij aarzelde niet lang. De materiële voordelen kwamen hem aanzienlijk voor; en misschien was hij ook zo onnozel te menen dat Thérèse hem een beetje toebehoorde: hij had zo vaak van haar gedroomd, in de tijd toen hij met zijn meester door de bossen liep.

Het huwelijk werd afgesloten.

Thérèse won er wellicht nog bij; en de misrekening met Théo kwam er pas later bij.

De tongen vielen stil ; daar de schijn was gered, hervond huize Bernardini nogmaals haar reputatie; Thérèse was niet meer dan een dienstmeid, zoals de anderen; Laure had een echtpaar in haar dienst. De zaak was afgedaan, het schandaal begraven. Ondanks de recente wereldberoering bleef het huwelijk voor de stad de panacee, de garantie van de achtbaarheid-voor-de-schijn. En als Paul soms al eens in zijn oude zonde herviel, zou men de ogen sluiten bij wat dan nog slechts een banale meester-dienstmaagd verhouding zou zijn — Thérèse was immers geen hoer meer.

 

Je kan je wel voorstellen dat Laure lang had nagedacht alvorens hardnekkig haar gewezen rivale bij zich te willen houden. Wellicht voelde ze zich sterk genoeg om de situatie de baas te blijven. En ze vond Thérèse ook bezadigder geworden, en verknocht aan haar persoontje. Ten slotte ook had Thérèse zoveel gedaan, in zulke penibele omstandigheden dat Laure allicht voelde dat ze haar iets verschuldigd was. Misschien waren er andere, diepere beweegredenen die de jonge Mme Bernardini ertoe noopten Thérèse in haar dienst te houden. Kon ze de lange massagebeurten wel missen die haar elke avond zo ontspanden? Thérèses handen waren zacht, streelden haar huid, verpoosden in haar nek, betastten haar rug waaraan ze ten gevolge van haar ziekte nog altijd pijn had.

Thérèse kapte Laure; en gevolg gevend aan een geheime afspraak verlengden de twee vrouwen naar hartelust de kapbeurten. Laure, die van haar brutale echtgenoot niet het vleselijke genot had gekregen, was toch gevoelig voor bepaalde aanrakingen, die haar meer troebleerden naarmate ze onschuldiger leken; ze had graag dat men lange tijd haar hoofdhuid krabde; onder de puntige vingers van Thérèse voelde ze heerlijke, lange rillingen door haar lichaam voeren. Dezelfde vingers konden haar doen kreunen van genot als ze haar gladde en mollige rug kneedden. Ze stak haar handen uit, Thérèse masseerde ze tussen duim en wijsvinger, gleed tot aan de pols, met zachte cirkelvormige drukjes die de golven van genot in heel het lichaam van Laure versterkten.

Onder minder ervaren handen was deze verzorging alleen maar vervelend geweest; Thérèse maakte er kundige strelingen van, ze betoverde Laure langzaam, bereidde haar misschien voor op andere spelletjes. En het is begrijpelijk dat de jonge vrouw, die afkerig was van het contact met mannen omdat ze alleen maar de lompheid van Paul had gekend, zich overgaf aan de manipulaties van Thérèse; ze had altijd van zichzelf gehouden; in de omhelzing met een wezen dat aan haar gelijk was, kon ze zich inbeelden een andere ik te strelen.

 

Men waagt het niet te beweren dat Laure en Thérèse samen de liefde bedreven: niemand zou dit kunnen bevestigen. Maar ze leefden samen als twee katten, ze wreven zich wellustig tegen elkaar en het gezelschap van de ander was voor elkeen onmisbaar geworden.