*

 

 

De herfst was begonnen; de lucht kleurde mauve, de contouren van de dingen verloren hun scherpte, een wat weke zachtheid maakte alles kwijnend.

Of het was nog zomer, en de zon, die een groot deel van haar baan aan de horizon moest afleggen, maakte elke gevel hard, bracht de korrel van elke steen aan 't licht, liet blauwachtige nevels achter diep in de steegjes waarvan de huisjes in contrast rossig leken. De straten kronkelden naar omhoog; Laure liep door de klimmende steegjes die steeds smaller en steeds ouder werden, en haar stap vertraagde naarmate ze het huis van Thérèse naderde. Ze klemde haar tasje tegen haar heup, keek recht voor zich uit, maar haar lippen trilden.

Er wordt gezegd dat de winkel van de hoedenmaakster precies onder de vestingmuur lag. De straat liep daar dood; heel alleen stond een eik, als een schildwacht aan de grens van de stad en de heuvel.

Was de herfst begonnen, dan deed een plotselinge windstoot enkele van de boom losgerukte bladeren opdwarrelen; Laure omklemde stevig haar sjaal die bijna wegvloog; de avond viel en de ongastvrije wijk wees het jonge meisje af. De vitrine van het hoedenwinkeltje schitterde, hetzij omdat men een lamp had aangestoken, hetzij omdat een laatste zonnestraal nog wat dartelde op twee met ogen beschilderde pruikebollen die een hoed droegen met linten van tule en versiersels van roosjes of kersen. Op de achtergrond kon je Thérèse zien, over een werkje gebogen en met een lange naald in het stro of het fluweel prikkend.

Laure duwde de deur open; ze bleef op de drempel staan, in het zachte geklingel van de schel. Zo zag Thérèse haar: fijn, mooi, schuw en toch vastberaden. Met een kundig oog taxeerde ze het figuurtje, het gezicht, het kapsel van haar bezoekster; ze beet zich op de lippen; ze hield er niet van dat een vrouw mooier was dan zij.

Terzelfdertijd nam Laure Thérèse op, verbaasd dat ze zo klein en zo gewoon was, verrast door haar bleke gelaatskleur en haar ogen met blauwe kringen. Was zij het meisje naar wie Paul smachtte? Het luisterrijke beeld, de maagd met de diademen maakte plaats voor een alledaagse arbeidster zonder enige schittering. Naïef bedacht Laure dat alles nog niet verloren was: ze voelde zich sterk genoeg om het tegen zo’n rivale op te nemen, om te overwinnen. Ten gevolge van zijn belangstelling voor een ordinair hoedenmaakstertje daalde de ongenaakbare Paul uit zijn hoge regionen neer, hij kwam dichter bij Laure. Hij werd een man die je nog kon hopen te veroveren.

Laure wende aan het licht van het winkeltje; ze zag de wanorde van her en der verspreide stoffen, open dozen; de verflaag op de muren was kleurloos, afgeschilferd, en de spiegels dof. Zich niet bewust van de geringschattende trek die over haar gezicht gleed, nam Laure alles op, ze berekende haar kansen, ze vergat haar schroom en zelfs de reden die haar naar hier had gebracht. Ten slotte vroeg Thérèse naar het motief van haar bezoek. Zonder te antwoorden overhandigde Laure haar het briefje. Thérèse las het, terwijl ze met één hand een haarlok weer in haar wrong stak en op haar duimnagel beet. Ze begon opeens te glimlachen. Ze vouwde het papiertje weer op en stak het in haar zak. Laure wachtte. Thérèse zei dat er geen antwoord was.