*

 

 

Théodore heeft alle hokken schoongemaakt. Hij profiteert ervan dat de dienstbode even weg is om in de keuken voer van eigen vinding te gaan brouwen. Over het fornuis gebogen roert hij met een grote houten lepel in een soort van zwartachtige brij. Zo vindt de dienstbode hem; ze beknort hem: weer een pan naar de haaien. Théodore zegt dat hij in de almanak een gezondheidsreceptje voor zijn konijnen heeft ontdekt: bepaalde grassoorten vermengd met ossebloed, een handvol meel, kruiden... Het grote gevlekte wijfjeskonijn gaat jongen, en hij wil op haar de deugden van de versterkende zwarte soep uitproberen. De dienstbode zucht, en Théodore blijft in de pap roeren die dikker wordt, opzwelt, bellen vormt die met een puf uiteenspatten en hete druppels in het rond schieten. Een weeë, walgelijke reuk komt uit de pan, dringt door tot in de mooiste kamer, bereikt de neusgaten van Mme Thérèse.

Mme Thérèse heeft een fijne neus, en op dit uur van de ochtend is ze erg prikkelbaar. Ze volgt de reuk; ze belandt in de keuken en begint Théo ’n flink standje te geven. Hij maakt zich klein; hij tekent achten met zijn lepel; hij zwijgt. Mme Thérèse windt zich op en verheft haar stem die het punt bereikt waarop ze overslaat. Théo kijkt Mme Thérèse in het gezicht en lacht.

De dienstbode heeft zich achter in de kamer teruggetrokken en doet alsof ze ingespannen bezig is met het schuren van de kookpannen; tersluiks slaat ze alles gade, half nieuwsgierig, half bang.

Mme Thérèse grijpt de pan en smijt ze op de grond waar de bruine brij in brede, rokende stroompjes uitvloeit.

De dienstbode slaakt een kreet en zwijgt dan. En Thérèse, die weer op adem is gekomen, krijst dat Théo een lomperd is: smerige papjes koken kan er nog mee door, maar ze uitgieten over een pas gedweilde tegelvloer, dat gaat te ver. En terwijl Théo neerhurkt om de vloer af te wissen, gaat ze weg, genietend van haar wraak. De dienstbode haalt de schouders op. Théo kreunt bij het schoonmaken van de tegels.