48
Het ging allemaal heel anders. Hij belde zelf de politie, eerst hier in Nederland en via hen die in Brussel. Kreeg hij daar het nummer van het centrale mortuarium, gatverdamme. ‘Pour plus de sûreté, monsieur.’ Toch maar gebeld, pour al die zekerheid van hen. Niks gelukkig. En daarna de alarmcentrale van de anwb , op eigen initiatief, oproep voor mevrouw Pam Petterson, zich verplaatsend in een zilvergrijze Audi A6 met het kenteken 19- RT - HB , want zijn hoop was dat ze het hotel verlaten had en aan het vergeetracen was geslagen, dwars door België, rondje door Duitsland, het autowalhalla , en bij Lobith het land weer binnen. Deed ze wel vaker, stukje Duitsland pakken om zich, zoals ze het noemde, uit zichzelf los te scheuren.
Het was steeds of het over een ander ging. Een zelf ontworpen slachtoffer, een fictioneel karakter waar hij niks mee te maken had. Iemand uit de krant. Zo’n dooie die net zo dood was als de vis die er de volgende dag in werd verpakt . En het ging ook over een ander, want terwijl hij druk doende was zich te laten doorverbinden met deze en gene, kwam Pam op een gegeven moment doodleuk binnenstappen. Uit de dood herrezen . Ze schudde haar haren uit, hing haar jas aan de kapstok, alsof ze even een ommetje had gelopen met de denkbeeldige hond.
Wat kom jij hier doen? dacht hij verstoord. Ik ben je nog aan het zoeken.
Daar stond ze in de open ruimte, levensgroot en ademend. Ze zag er beter uit dan anders. Nog beter. Alsof ze na jaren, eindelijk door iemand heel goed en grondig was geneukt.
Hoe ging het verder? dacht hij panisch. Maar het leven ging zelf al gewoon verder. Op eigen gelegenheid. Het had hem niet nodig om verder te gaan.
Ze knikte. Dat was wat ze leek te doen. Of er niks aan de hand was. Ja? Knikte ze inderdaad? Hij had het niet goed gezien. Moest hij terugknikken? Voor de zekerheid bewoog hij zijn lippen, hij vormde een woord dat hij zelf niet kende maar dat zij misschien wel zou kunnen thuisbrengen. Hem ging het om het gebaar, het idee. Meer kon hij haar niet bieden. Terwijl hij eerlijk waar echt blij was dat zij ongedeerd terug was. En bang, hartstikke bang . Was hij ook. Voor wat volgen ging. Er vormde zich een stilte tussen hen, die zich volzoog met lucht, die zich steeds voller zoog met lucht.
Oké, en dan nu de afrekening . Hij boog het hoofd alvast, omdat het bij zijn rol leek te horen. Hij had er vaak aan gedacht, maar nooit concreet. Dit was het dus. Hij aan de keukentafel met de telefoon in de hand en zij die binnen komt wandelen met verwaaide haren. Een gewone alledaagse scène. Maar het onheil voltrok zich altijd in gewone, alledaagse scènes. In Pompeji stonden ze gewoon pannenkoeken te bakken toen de Vesuvius uitbarstte .
Tegelijk de gedachte dat hij er wel weer mee weg zou komen, aangezien het zo altijd ging. Hij leefde in de aanname dat wanneer hij de dingen niet al te serieus nam, anderen het ook niet zouden doen. Zelfs de natuur niet . Hij was onkwetsbaar, dat voelde hij .
Shit, als ze niet thuis was gekomen, had hij nu lekker een sigaretje kunnen roken. Als ze zich dood had gereden helemaal, dan had hij het hier binnen voor de rest van zijn leven blauw van de rook kunnen zetten.
Pam leek het overigens allemaal uitermate sportief op te vatten. Wat hij toch niet helemaal vertrouwde . Zo gemakkelijk zou het ook weer niet gaan. Ze ging eerst staan kijken naar de post die er voor haar was. Afleidingsmanoeuvre? Hij hield zich koest, wachtte af. Dacht aan sigaretten.
Hij had de scenario’s in zijn hoofd. Het verstandigst was om in de verdediging te gaan. Hij kon natuurlijk ook zelf de aanval kiezen. Zeiken hoe ongerust hij was geweest en zo, hoeveel gedoe hij eraan had gehad. Verrassend. En geschikt om haar te overrompelen. Te overbluffen. Maar niet helemaal gepast onder de huidige omstandigheden. Nee, hij kon niets doen. Hij stond hier in zekere zin buiten . Het was vooral haar probleem, als je het zuiver technisch bekeek.
De lulligheid van de situatie was niet te verdragen. Wat twee mensen elkaar konden aandoen die zoveel van elkaar hielden . Het mocht toch niet zo zijn dat zoiets futiels als dit gedoe zulke vergaande consequenties zou hebben? Daar moesten ze toch uit kunnen komen, dat kon toch gewoon uitgepraat worden? Hij stond open voor alle suggesties in deze richting. Conflicten, weet je, waren zo gedatéérd, zo uncool, zonde van je energie , ze stamden uit simpeler wereldbeelden, de grote tijd der dichotomieën , toen vriend & vijand, mijn & dijn, goed & kwaad, noem het gelul maar op , nog gezaghebbende begrippen waren en het één nog duidelijk tegenover het ander stond, terwijl nu alles in elkaar overvloeide en alles met alles was gaan samenhangen, wat breken en botsen tot achterhaalde uitingen had gedegradeerd. Maar dat, wist hij zeker, vond zij ook. Ze was een vrouw van deze tijd, een reëel iemand met wie altijd gewoon te praten viel.
Zeg, zo bezwoer hij in gedachte het naderend onheil, we gaan hier toch niet een beetje ruzie maken? Daar zijn we, dacht ik, net niet dom genoeg voor. Toch, Pam?
‘Waarom heb je niet gezegd dat je een zoon had? Dan hadden we er meteen van kunnen genieten. Nu hebben we de mooiste jaren gemist.’
O gaan we die kant op. Een makkie dus . Hij knikte, hij begreep haar volkomen. ‘Ik begrijp volkomen dat je dat zegt.’ Het was niet veel, dat besefte hij ook wel .
‘Maar ik begrijp jóú niet,’ ging ze eroverheen. ‘Ik begrijp niet dat jij zoiets al die jaren voor me achterhoudt terwijl je weet, na alles wat ik, wat we hebben doorgemaakt met die eindeloze, achteraf vruchteloze onderzoeken, hoe belangrijk een kind voor mij, voor ons is.’
Maar Alwin is jóúw kind toch niet, wierp hij in gedachte tegen. Hoe kun je nou iets voelen voor een kind dat niet van jou is?
‘Ik dacht…’ begon hij, om iets, om niets te zeggen.
‘Ja, wat dacht je? Dat zou ik wel eens willen weten, wat jij al die jaren hebt gedacht.’
Hij zuchtte diep, de emoties moesten van ver komen. Maar ze kwamen. ‘Ik denk,’ zei hij, en hij voelde zich klein en weerloos worden, ‘dat ik het gewoon niet aankon. Als ik eerlijk ben. Jouw onvruchtbaarheid, het verdriet dat dat bracht, en aan de andere kant dat geluk. Dat geluk was gewoon te veel voor me. Dat durfde ik niet aan te nemen. Omdat jij niets had, liefje, omdat jij zo van alles en iedereen was verlaten.’ ‘Vooral door mij,’ flapte hij eruit in een vlaag van bekentenisdwang. ‘En dat spijt me oprecht, dat ik je zoveel verdriet heb gedaan.’ Begon hij te huilen? Dat verbaasde hem, maar het was toch echt zo.
‘Ja, maar je hebt me geen verdriet gedaan. Je hebt me juist heel blij gemaakt. Ga nou niet huilen, Fonsje.’
Het was alweer voorbij. Wat een paar traantjes al niet konden doen voor een vrouwenhart. Een beetje gênant eigenlijk. Het gevoel was alweer weg, maar de nattigheid plakte nog aan zijn gezicht. Even afvegen . Huilen, zo las hij in zijn parate kennis, is een fysieke ontlading om nerveuze disbalans te corrigeren. Een soort emotionele ontlasting dus. En iedereen maar – ach gut – over zo’n emo-drol heen hangen en diep inademen die handel. Ook Pam, ook zijn onnozele Pam helaas . Iets voelen werd zo serieus genomen dat menigeen het voor het hoogste hield wat een mens kon bereiken. Nou, hij voelde nooit iets, nou ja zonet even maar dat stelde niks voor , en hij kon niet zeggen dat hij er last van had gehad.
Ze hing met haar armen om hem heen en likte de tranen van zijn gezicht. Als een hond zijn baasje . ‘Heb je geen foto’s van hem?’ kraaide ze opgewonden. ‘Ik ben zó benieuwd.’
Foto’s, foto’s? Waar had hij die? Hij had inderdaad wel eens zo’n pakketje met foto’s gekregen. In ruil voor een ‘financiële bijdrage’ , de bitch . Maar waar had hij ze? Zelf was hij niet zo’n fotoman, vandaar. Hij herinnerde zich dingen liever gewoon spontaan. Nou was dat bij Alwin een beetje moeilijk haha. Waar konden ze zijn? Nergens was het meest waarschijnlijk .
‘Hè, hou ’s op met dat gelebber de hele tijd. Zo kan ik niet nadenken.’
‘Nou nou,’ zei ze beledigd. ‘Ik ben gewoon blij.’
Had hij ze laatst niet op straat in een afvalbak geflikkerd? Hem kwam vaag een moment voor de geest dat zoiets gebeurd zou kunnen zijn. En andere keren? Laten slingeren, vermoedde hij. Op caféstoelen, achter in taxi’s, tussen de kranten bij de afhaalchinees, de gebruikelijke plekken. Per ongeluk vergeten en nooit meer aan gedacht. Sorry hoor. Kon gebeuren. Wat was dat toch van mensen om anderen, hem dus, steeds ter verantwoording te roepen? De ene keer was het dit, de andere keer dat. Nu weer foto’s. Wat verwachtten ze van hem? Dat hij een complete administratie zou aanleggen, een heel archief beheren voor het geval iemand hem ergens naar vroeg? Foto’s? O ja hoor. Van wie wou je foto’s? O, van die. Komt voor mekaar. Ik zal even in het archief kijken en zo ja, dan noteer ik even in de administratie dat jij die foto’s hebt. Tot je dienst en veel plezier ermee. Het was toch van de gekke, zoiets. Ze moesten op hem niet rekenen, zo iemand was hij niet, hij was niet de behulpzame handyman, niet het clichématige papa-derivaat , dat wisten ze, waarom verwachtten ze een dergelijke betrouwbaarheid dan telkens weer van hem? Alsof hij zich tegen een aanstormende overmacht moest verdedigen, zo stond hij in stilte tegen zijn aanzwellende woede in te stamelen.
‘Nee sorry,’ zei hij om ervan af te zijn, ‘ik heb geen foto’s van hem. Niet dat ik weet.’
Dat vond ze onbegrijpelijk. Je hebt een kind, je hebt het mooiste wat er is, je ziet het nooit, en dan heb je niet eens een foto van hem.
Hij had het natuurlijk gewild, alle foto’s die hij te pakken kon krijgen, hoe meer hoe liever, of course darling, wat dacht jij, maar hij had háár niet willen kwetsen. Hij een kind en zij niks, dat was gewoon niet eerlijk. Omdat het voor haar nog belangrijker was dan voor hem. Hij had op zich wel zonder gekund, maar voor haar was het ’t mooiste wat er was, zoals ze zelf net zei. Voor hem ook, daar niet van, maar toch was het bij hem anders. Een man verhield zich tot een zaadje, een vrouw tot de hele vrucht. Een echte vrouw dan . Of nee, dat bedoelde hij niet, een vrouw die zelf zwanger kon worden, bedoelde hij, een vrouw die vruchtbaar was. Een natuurlijke vrouw . Nee, natuurlijk was zij ook een echte vrouw. Laat daar geen misverstand over bestaan. Ze moest hem niet verkeerd begrijpen. Nee? Oké, dan was het goed.
Waar bleef de afrekening, by the way? Ze zou hem toch wel ter verantwoording willen roepen? Hij kreeg steeds meer praatjes verdomme. Stom stom . Als ze hem maar niet uit de tent aan het lokken was. De oude truc, geen weerstand bieden zodat de tegenstander komt en komt, steeds verder zijn nek uitsteekt. Totdat jij hem, tsjak!, in één keer af hakt.
Het kon haar niet schelen, gek genoeg. Laat maar, wuifden haar handen, laat maar zitten. Even iets anders nu.
Ze maakte een zeer daadkrachtige indruk sinds ze uit Brussel terug was. Zou ze dan echt eens stevig doorgeneukt zijn daar? Helemaal doorgeblazen? Daar knapten ze altijd zienderogen van op. Hij durfde het niet te vragen, hij durfde ook niet kwaad op haar te worden onder de huidige omstandigheden. Geen slapende honden wakker maken. Het niet erger maken dan het al was. Als er iemand recht op had om kwaad te zijn, was zij het. Hij had nergens recht op. Zelfs haar eventuele overspel had hij zelf verdiend. Het enige oneerlijke was dat zij plezier had beleefd en hij alleen maar narigheid. Aan de andere kant, zelf moest hij op dit moment helemaal niet aan seks denken. Daarvoor had hij nu te veel gezeik aan zijn kop.
Met wie trouwens? piepte een stemmetje door een gaatje. Met wie zou hij het moeten doen? Hij zou niemand kunnen bedenken. Ja, Amanda natuurlijk, maar tja . Hij moest haar trouwens nog terugbellen over haar artikel, bedacht hij zich, terwijl de geest alweer uit de fles dampte. Daar ging-ie weer. Daar kwamen de beelden alweer, de van tevoren herinnerde verlangens. Zij met de zijkant van haar borst ‘per ongeluk’ tegen zijn dankbaar ontvangende arm en samen woordje voor woordje met een gezwollen lul de tekst doornemen. Godverdomme man, geil als een schooljongen werd hij ervan, van die zogenaamde dochter van hem. Ze was zijn dochter, that’s true, maar daar had zo’n harde knoeperd even geen boodschap aan.
O shit, Pam had haar jas alweer aan. Met een schok ontwaakte hij uit zijn snelle sluimer . Had hij iets gemist, ging ze er opnieuw vandoor? Nee, het bleek mee te vallen, gelukkig.
Spijkers met koppen slaan, verordonneerde ze. Nu snel handelen, voordat de natuurlijke moeder zich bedacht. O, dat was de tactische koers die ze volgde, nu snapte hij het. Ze wilde het kind. Ze had een paar dingen op een rijtje gezet, zei ze, die moesten gebeuren. Een paar dingen die eerst moesten worden opgelost. Haar daadkracht was fenomenaal. Petje af hoor. Zelf zou hij in zo’n situatie helemaal kapot zitten. Zij niet. Zij was zo positief ingesteld dat ze altijd en overal het beste van wist te maken. Ze wilde het kind, die schat . Zelfs van een puinhoop als deze maakte zij nog iets moois. Wat een vrouw. Hij had medelijden met haar dat ze het met hem moest doen. Ze verdiende een beter leven. Maar dat ging hij haar natuurlijk niet vertellen .