21

 

Het restaurant lag in een lommerrijke zijstraat van de avenue die hem bekend voorkwam, maar waarvan hij niet meer op de naam kon komen. De taxi reed tot voor de deur. Zijn stijve was nog niet helemaal weg, dus wurmde hij enigszins houterig uit het achterportier, met zijn kalfsleren aktetas als een soort vijgenblad zo’n beetje half en half voor zijn kruis geschoven.

Op straat, ademend in de koelte van de kalme, statige gevels, raakte hij het probleem vanzelf kwijt. Hij was in het centrum van Europa gearriveerd, het ging beginnen. Wat eigenlijk? Ja wat?  

Even kreeg hij de zenuwen, een rilling als bij plotselinge hoogtevrees. Daarna maakte zich een rustgevende routine van hem meester: alsof hij hier, gaap gaap, al zo vaak geweest was, Bourguignon door en door kende en hij op voorhand wist hoe het gesprek ging verlopen. Hij stapte in een oude vertrouwde rol, hij had hem al zo vaak gespeeld. Ga altijd van jezelf uit. Zet je verhaal neer, want het is een goed verhaal. Hopelijk was die oude Boeuf zo vriendelijk om vrouwelijk gezelschap mee te nemen van kantoor, want een leuke assistente die werd aangeschoven, deed wonderen voor zijn performance. Een bijeenkomst met alleen mannen hè bah had die eeuwenoude benauwdheid van oude, potdichte, stoffige huiskamers met dikke gordijnen waar nog geen streepje licht naar binnen kierde. Misschien had hij toch Babs mee moeten nemen, hij had er nog aan gedacht. Nee, het was beter om geen eigen vrouwen mee te nemen. Als het om seks ging, kon je het best alleen zijn. En anders kon hij bij Babs achteraf de schade inhalen. Moest-ie zich natuurlijk niet als een gek gaan liggen aftrekken op zijn hotelkamer.  

Hij was, zag hij nu, overigens een paar minuutjes te laat, maar dat was volgens hem pas de problème , de eerste Fransman die op tijd kwam, moest hij nog leren kennen.  

Monsieur Bourguignon zat er al, zei de ober. Enfin. Zeker een statement van onze Boeuf. ‘Het is vijf voor twaalf, mon cher monsieur Portille – et pas seulement en Afrique.’ Zoiets.

Dat was hem dus . De chef, het opperhoofd, de aller-, allerhoogste man in het ontwikkelingsgebeuren. Pas de femmes accompagnantes, constateerde hij even snel tussendoor, maar wel alvast in het Frans om erin te komen.  

Boeuf schoot overeind toen hij Portielje zag. Op die beschaafde manier: zonder met zijn stoel te schuiven of onhandig een stuk tafellaken mee te nemen. Een winkelnieuw mes dat werd uitgeklapt. Messcherp was ook de vouw in zijn broek. Idem de scheiding in zijn spuugstrak gekamde haar. Een smetteloze kop met het gelooide varkensvel als een trommel om de botstructuur gespannen. Zo’n uitgebeende antivetmaniak die zich waarschijnlijk elke ochtend stond uit te sloven in de sportschool. Vast een homo. Zulke dingen voelde je gewoon . Zo’n getrouwde die het stiekem deed. En met een condoom natuurlijk.  

Het gedrag van Bourguignon lag er, vond hij, net iets te dik bovenop. Alsof hij er thuis voor de spiegel op geoefend had. Typisch iemand van simpele komaf die veel (misschien te veel) had bijgeleerd. Het hele spelletje maakte de indruk van de bekende homoseksuele maskerade van iemand die zichzelf niet kan zijn, alleen kan spelen. Shit , het was natuurlijk ook mogelijk dat zijn gastheer door een toneelstukje nederigheid op te voeren hem subtiel te kennen gaf dat hij – als ordinaire plaatsvervanger nota bene – een grofheid had begaan door iemand van een duizelingwekkend hogere positie nodeloos te laten antichambreren. Brusselse fijngevoeligheid kortom. Zijn kop gloeide. Blunder, blunder . Ja maar hoor ’s even, hij was een buitenstaander, sorry hoor, hoe kon hij zulke dingen weten? Hij was in feite wetenschapper, geleerde ja. Dat mocht niet vergeten worden. Monsieur Portille, professeur de faculté. Enchanté. Buitengewoon hoogleraar heette in het Frans in feite nogal lullig ‘chargé de cours’, maar zo gedetailleerd hoefde hij zich niet voor te stellen. Jezus man , hij had wel iets anders aan zijn hoofd dan de verhoudingen tussen de diverse ambtelijke schalen. Laat je niet opjagen. Ga van jezelf uit .  

Het ergerde hem dat hij zich nerveuzer maakte dan nodig was. Alsof het lot van Afrika van hem afhing. In zekere zin was dat ook zo. Jazeker, meer dan je zou denken. In gesprekken als dit konden de contouren geschetst worden van een waarlijk effectief beleid. De bureaucratie doorbreken. Hij moest van zijn eigen stijl uitgaan, zich niet lafhartig conformeren aan de hogere machten. En zich zeker niet encanailleren met Brusselse mores aangaande de juiste volgorde van binnenkomst. Het was in dit verband misschien goed om Bourguignon meteen te laten merken wat er werkelijk belangrijk was in deze wereld. Liet hij meteen zien waar híj voor stond.  

 

Hij wilde daarom het liefst meteen doorstoten naar de heart of the matter . De heart of darkness, met een dikke dubbele knipoog naar degene die zijn klassiekers kende. Niemand dus.  

Bourguignon hield de boot echter af. In impeckable Engels, met zelfs a touch of Oxford , manoeuvreerde hij het gesprek naar het aftastende en omtrekkende. How was your trip? I hope you received the notes my secretary sent? Informeerde voorts, zonder wezenlijke interesse, naar het welzijn van chairman Dirkzwager (hij zei ‘Durk Swagger’ en niet ‘Direcque Choixcoeur’). Fladderde wat, bladerde wat. Pakte het menu, las hardop een aanbevelenswaardig gerecht, proefde de lettergrepen nadenkend om de smaak ervan thuis te kunnen brengen.

Uit de wc kwam onverhoeds een tweede tafelgenoot aanzetten. Een jongeman. Hij verontschuldigde zich voor zijn tijdelijke afwezigheid, stak ter kennismaking Portielje zijn hand toe. Dezelfde hand, dacht hij, waarmee ja waarmee wat? ‘Mister Berndt Hinterhofen is my personal assistant,’ expliceerde monsieur Bourguignon. ‘I hope you don’t mind him joining us?’  

Ineens was hij in de minderheid. Twee tegen één. Een ondergeschikte was hij geworden, een sollicitant die voor een commissie moest verschijnen. Had hij ook iemand mee moeten nemen?  

De vieze hand was inmiddels gelukkig teruggetrokken. Had hij hem op subtiele wijze beledigd? Wie beledigde hier wie? Ja, zo moest je het stellen. De persoonlijke assistent leek het niet te deren. Alsof Portielje niet wezenlijk voor hem bestond. Herr Hinterhofen wachtte hondsbraaf op een blik of teken van zijn machtige heer en billenvriend , waagde het toen pas te gaan zitten op zijn keurig schoongeveegde jeweetwel.  

Of maakte hij zich druk om niks?

Terwijl de ober zich aan hun tafeltje vervoegde om de bestellingen op te nemen, zei hij, bij wijze van beginselverklaring en ook om zijn gespreksgenoten te overtuigen van zijn politieke ernst en idealisme: ‘Het is ons doel om Afrika hoog op de agenda te houden. It’s our priority number one.’ De Afrikaanse zaak ging hem zeer ter harte, betoogde hij, waarschijnlijk meer dan wat dan ook . De aangeboren hartelijkheid van die kinderlijke mensen die hij tijdens zijn bezoeken had ontmoet. De vanzelfsprekende geilheid, ook van de vrouwen, die een natuurlijke geilheid op het hele leven was. Zo mooi, zo verschrikkelijk mooi. En lekker. Dat ook ja. Waarom niet? We moeten ervan af om alleen in termen van problemen over die lui te praten, zei hij. Daar hamerde hij op. Als er problemen waren, dan waren het in feite ónze problemen. Hij wilde er alles aan gedaan hebben. Zichzelf recht in de ogen kunnen kijken. Want het was in wezen zijn eigen, persoonlijke probleem, zo moest je het leren zien. Wij keken totaal verkeerd naar dat paradijselijke continent. Het was langzamerhand de hoogste tijd voor het formuleren van oplossingen in plaats van het eindeloos herhalen van eeuwig dezelfde hindernissen. Haalbaarheid versus idealisme, daar ging het in de politiek van tegenwoordig om. Een negerhand is niet gauw gevuld. Minder gauw gevuld dan je denkt. Zulke dingen zei hij. Sommige dacht hij, maar de meeste zei hij wel degelijk.  

Bourguignon knikte nadenkend. ‘Your goal is my mission, mister Portillo,’ mompelde hij afwezig. En tegen de ober: ‘Qu’est-ce que vous puissez nous recommender aujourd’hui?’