22
Om eens lekker uit te pakken, en niet katterig meteen terug te hoeven reizen , had hij een hotelkamer laten reserveren. Voor de zekerheid waren er op zijn verzoek links en rechts wat afspraken uitgezet. Om iets te doen te hebben. Er zat niks essentieels bij. Hij zou wel kijken of hij erheen ging; met een belletje naar het secretariaat was de boel zo weer geannuleerd. Iets voor vanavond was het dacht hij en twee dingetjes voor morgenochtend.
Het hotel dat ze voor hem geregeld hadden, was trouwens kut-met-peren. Idioot ver van het uitgaanscentrum, ergens aan een soort uitvalsweg richting nergens heen. De chauffeur had zelfs nog even moeten vragen of hij echt het goede adres had genoemd. Tering, dan wist je het wel. Ontwikkelingswerkers waren geen genieters, klaar uit. Het liefst liepen die jezusfreaks op sandalen hun grote tenen achterna. Je bleef het aan hen zien dat ze van de witte paters afstamden, de oeraanbieders van westers lesmateriaal in de afgedwaalde regionen van kaffers, moriaantjes en al die andere godvergeten schepselen.
Eerst even onder de douche, alles van zich afspoelen. Het gesprek met Boeuf was niet helemaal goed verlopen, dat voelde hij zelf ook wel. Op een of andere manier lagen Fransen hem nu eenmaal niet zo, hoewel hij hun taal prachtig vond . Maar een gesprek met ze voeren was iets anders. Ze leken meer met het menu bezig dan met wat er op de agenda stond. Bourguignon zeker. Zo dun als-ie was. Wist je werkelijk alles te vertellen over het lulligste gerecht aan toe. Moest hij in Afrika mee aankomen. Maar daar kwam hij natuurlijk nooit. Dat kreeg je met die Brusselse bureaucraten. Raakten het contact met de werkelijkheid volledig kwijt. Enfin, het zat erop, dacht hij, om er een positieve draai aan te geven.
Hij ging op bed liggen, maar hij had geen rust in zijn donder. Met de afstandsbediening klikte hij de tv aan. ‘Welcome Mr. Portielje. How was your trip? We wish you a pleasant stay at our hotel. Further information at the desk on the ground fl oor.’ Hij klikte verder. Omdat er keuzes waren, bleef hij kiezen, hoewel hij op zich niets zocht. ‘Thank you, Mr. Portielje, for choosing our pornstar channel.’ Er verscheen een blond ding met opgepompte borsten en sluwe, harde oogjes dat haar lippen opende. ‘Sorry hoor, maar mister Portielje is geen pornoman,’ antwoordde hij het beeldscherm. ‘Ja, gek hè, meisje, van mister Portielje? Gek hè, zo’n ouderwetse romanticus kom je niet meer zo vaak tegen zeker?’ Toen ze wilde laten zien wat er nog meer bij haar openstond behalve haar mond, klikte hij haar weg. Hoewel hij nieuwsgierig was hoe ver het meisje zou gaan, maar nee liever niet. ‘Welcome Mr. Portielje. How was your trip?’ Klik, uit.
Hij wierp de afstandsbediening van zich af, richting voeteneinde. Maar achter het zwart bleef hij de meest expliciete scènes vermoeden. Zou hij toch…? Hij wilde al overeind komen. Ja, en de boel straks op zijn rekening laten zetten zeker, met titel en al erbij. Thank you, Mr. Portielje, for enjoying our anal program. Leuk voor het overkoepelend overlegorgaan om de masturbatiepatronen van het bestuur een beetje in kaart te kunnen brengen. Sorry hoor, daar had hij geen zin in. Hij kon zijn zaad beter op zak houden voor het echte werk.
Plotseling kreeg hij vreselijk zin in Babs, zin in haar geile aanhankelijkheid. Haar continue beschikbaarheid. Het gevoel opeens in de verkeerde stad te zitten, het verkeerde land. Het verkeerde continent bij wijze van spreken. Om dat gevoel echt te voelen ging hij voor de aluminium schuiframen staan en trok de vitrages opzij. Beneden zag hij het verkeer voortrazen over de uitvalsweg. Aan de overkant, als bakens in de leegte, de anonimiteit van gebouwen waar mensen in en uit gaan maar die verder van niemand zijn. Nu met Babs op een hotelkamer. Waarom had hij haar niet meegenomen g.v.d.? Dit was een uitgelezen middag geweest voor lange en langzame seks, waar ze anders altijd te weinig tijd voor hadden.
Zonder erover na te denken belde hij haar. Om wat eigenlijk? Om zich hier aan deze vergeten snelweg nog eenzamer te voelen? Ze nam niet op. Ook dat nog. Hij sms’te dat hij haar nú nodig had verdomme. In gedachte zag hij haar mobieltje afgaan in haar spijkerbroek die samen met haar minuscule truitjes, topjes, strings en dingetjes in een haastig hoopje op de vloer lag, terwijl zij samen met zo’n inwisselbare jongen van college dingen lag te doen waar ze met hem nooit aan toekwam. Hij zag haar kont, verdomme, hij zag haar kont . Babs’ volmaakte bilrondingen, met die matglanzende, iets getinte huid van haar en in de verdwijnende oneindigheid heuvelaf die donshaartjes die zo mooi konden glanzen in het middaglicht.
Niet dat hij jaloers was, zo hadden ze het nu eenmaal afgesproken, maar leuk was anders. Hij belde expres nog een keer, om eens flink herrie te trappen in die weggesmeten spijkerbroek van haar, waar dat fucking kutding ook mocht liggen.
Dan Margot maar, toetsten zijn vingers voordat hij het kon denken. De billen van Babs stonden nog op zijn netvlies, al was de student er gelukkig niet meer bij. Oeps, daar ging ook het billenbeeld. Nou da-hag, lekker kontje van me. ‘O dag lieverd,’ zei hij met zijn natuurlijke opgewektheid. Waren er nog berichten voor hem binnengekomen? Of ze even een verslag wou geven, daar belde hij voor.
Hij had het idee dat hij Nederland in totale consternatie had achtergelaten. Vanuit zijn internationale perspectief zag hij het hele spulletje ineens in ware proporties. Madurodam. Met een dikke dijk van klei eromheen. Niks gewend, dat miniatuurvolkje. Bij het minste of geringste sloegen de stoppen door. Een paar onderbroekjes en hoppa! Een landje van verzenuwde modelbouwers, eeuwig ruziënd over hun bouwpakket, ook vanwege een verkeerd vertaalde gebruiksaanwijzing, die iedereen natuurlijk op eigen houtje ging zitten verbeteren.
‘O bedoel je dat. Ik heb eerlijk gezegd nog geen tijd gehad om daarnaar te kijken.’
Haar onverschilligheid maakte hem razend. ‘Geen tijd gehad, hoe bedoel je: geen tijd gehad?’ Had zij soms iets belangrijkers te doen?
‘Om dat allemaal te bekijken, ja.’
‘Is het dan zo veel?’
‘Nou ja, niet echt. Ik weet het niet.’
‘Interesseert het je dan niet?’
‘Natuurlijk wel, Hans, maar ik heb ook andere dingen te doen.’ Wat dan? dacht hij, maar hij vroeg het niet.
Margot zei dat hij zich niet druk moest maken. Maar hij máákte zich niet druk, verdomme! Het dreef vanzelf wel weer over, hield ze hem voor. ‘Maak je nou maar niet te veel zorgen,’ zei ze kalmerend, terwijl ze ondertussen waarschijnlijk gewoon iets anders zat te doen . ‘Er zijn belangrijker zaken in de wereld, Hans. Zoals je dochter die een nieuwe beugel krijgt die haar veel beter staat dan dat martelwerktuig dat ze eerst moest dragen.’
Wat kon hem die kutbeugel verrekken . Maar hij corrigeerde zich bijtijds. ‘O. Ja ja. Is dat zo? Goed voor haar. Geef haar maar een kusje van me.’ Hij wilde neerleggen, aan Margot had hij niks, dat merkte hij al. Hij wilde Fons bellen.
‘Tot later.’
‘Dag.’
‘Dag.’
‘Dag lieverd.’ Doei!
Meteen tikte hij het nummer van Nieuwenhuijs in. Hij had de hele tijd telefonerend heen en weer gelopen door zijn hotelkamer en nu hij Fons’ nummer liet overgaan, begon hij weer te lopen. Hij telde met zijn stappen de signalen die op weg gingen naar een verte die op dit moment niet echt bestond. Een – stap. Twee – stap. Drie – stap. Als in een animatiefilmpje waarin quantumfysica voor debielen wordt verklaard, zag hij de geluiden als projectielen door de leegte suizen en in de verte tot ontlading komen. Vier – wham! Als nepkogels suisden ze door hun namaakheelal, sloegen in als een denkbeeldig precisiebommetje dat nochtans geen krasje schade veroorzaakte. Want in Nieuwenhuijs’ naar sigaretten stinkende binnenzak werd de inslag keurig op elektrotechnische wijze getransformeerd tot een ringtone op de wijs van ‘Eine kleine Nachtmusik’ of de lokroep van de wielewaal . Ja, een wielewaal of, hoe heette zo’n beest, een nachtegaal was typisch een ringtone voor Fons. Nee nee, ja een blaffende herdershond. Of een huilende wolvenroedel. Vijf – wham! stapte hij kalmpjes voort. Zes – wham! Geniale Fons kon zijn telefoontje vast niet zo gauw vinden, keek nu natuurlijk verdwaasd alle kanten tegelijk op, waanzinnig opgejaagd door zijn eigen geinige wolvenroedel. Je neemt toch wel op zeker, lul?
‘Eh, Nieuwenhuijs.’
‘Even met mij hier. Waar zit je? Stoor ik?’
‘Ja. Nee. Een beetje. Geeft niet. Waar zit jij?’
‘Nog steeds in Brussel.’
‘Druk?’
‘Nee, lekker rustig eigenlijk. Daarom bel ik ook.’
Het inwisselbare uitzicht begon steeds vertrouwder vormen aan te nemen. Ja kunst, als je de hele tijd voor het raam blijft staan. Hij begon zelfs contouren te onderscheiden die hij als ‘Brussel’ wist thuis te brengen. Het Palais de Justice. Zag hij. Toch? De hoogbouw rondom het Zuidstation. Dacht hij. Of was dat daar de Europese wijk? Het viel niet mee om vanuit deze uit-het-lood-geslagen positie de Brusselse ijkpunten te lokaliseren. Het was een stad waar hij nooit helemaal tot doorgedrongen was. Transitoire passant/passant transitoire , om het eens tweetalig/bilingue uit te drukken. Hij kende alleen de losse plekken, niet het geheel. Als er geen taxichauffeurs bestonden, zou hij er steeds opnieuw verdwalen.
‘Waar zit je? Zeker in het gezellige buurtje achter de Beurs?’
‘Nee, meer aan de zuidkant.’
‘De zuidkant? Waar is dat dan?’
‘Nou ja. Enfin. Laat maar.’
Nu hij zijn vriend hoorde, had hij spijt dat hij hem niet had meegenomen. Nieuwenhuijs betekende voor hem de ideale uitvlucht. Hij was een wandelend excuus, een smoes in eigen persoon. Hij was een deur die men per ongeluk open had laten staan – en weg! De grote verdwijntruc. Heren, mag ik éven eclipseren? Onbedwingbare zin om als vanouds samen met hem een wenkend café binnen te wandelen en met een soepele beweging van de wijsvinger in de richting van de ober iets in gang te zetten, iets nieuws, iets wat de belofte van oneindigheid in zich borg en tegelijk verrekte bereikbaar was, iets geils dus , een vooruitzicht dat natuurlijk allereerst moest worden gevierd met een in het namiddaglicht fonkelend glas versgetapt bier. Precies als in de reclame.
‘En Fons, hoe is het dáár?’ Hij vroeg het op zo’n intercontinentale toon alsof aan de andere kant van de lijn de nacht al moest zijn gevallen.
‘Je mag blij zijn dat je in Brussel zit, haha.’
‘Is het zo erg?’
‘Je weet hoe dat gaat bij onze vroegere collega’s: geef ze een vinger en ze scheuren je arm tot in de oksel van het bot.’
Hij werd nu toch een tikje nerveus. ‘Hoezo? Wat? Waar heb je het eigenlijk over?’
‘Ach, de gebruikelijk verwijten. Je bent arrogant. Seksistisch. Enzovoorts. Noem het hele rijtje maar op.’
‘En op welke gronden? Met welke argumenten?’
‘Argumenten nada. Maar die doen er ook niet toe. Hoe vaak moet ik jou dat nog uitleggen? Let op je imago. Dat is Latijn voor beeld, sukkel. Een camera is een spiegel. Een microfoon is een echo. Jij ziet en hoort jezelf, maar ook de mensen die naar jou kijken en naar jou luisteren, horen zichzelf. Als het goed is. Als het goed is ja. Anders horen ze een arrogante, seksistische lul.’
‘Weinig reden tot tevredenheid.’
‘Weinig reden, ja inderdaad.’
‘Het lijkt wel of je boos op me bent.’
‘Boos niet, nee. Bezorgd. En dat heeft niet alleen met dit akkefietje te maken. Er is nog iets, maar dat kan ik je beter uitleggen als je weer terug bent.’
‘Je klinkt zo dreigend. Leg eens uit.’
‘Sorry, ik krijg er steeds een gesprek doorheen. Iemand probeert me al een hele tijd te bereiken, ik moet nu echt hangen. See you!’
Portielje stond voor het dichte raam, beneden stroomde het verkeer massaal richting vergetelheid , met zijn telefoontje nog steeds aan zijn oor gedrukt, alsof het een schelp was en hij hoopte de zee te kunnen horen ruisen.