1
Te laat natuurlijk en daarom alvast routineus de geijkte verontschuldigingen opdiepend uit zijn geheugen, liet Nieuwenhuijs zich door de draaideur van het bekende grand hotel naar binnen zwiepen. Even die werveling, die verwarring: waar ben ik? En natuurlijk weer dat gevoel iets kwijt te zijn, iets wat hij zeker niet had mogen vergeten: een tas die hij expres had klaargezet, portemonnee, papiertje waarop alles genoteerd stond tralala. Ze kon hem vast al zien, ergens vanuit die opgesmukte zaal vol gedekte tafeltjes. Terwijl hij nog naar zijn vorm, naar zijn houding moest zoeken.
Het was weer eens zover. Zijn leven lang werd hij ter verantwoording geroepen door mensen die hun zaken wél goed voor elkaar hadden. Het was een spel dat klaarblijkelijk steeds opnieuw gespeeld diende te worden. Hij zuchtte, en moest toen hoesten. Let’s go.
Ongeconcentreerd, met gebaren die zichzelf allang niet meer geloofden, frommelde hij in de zakken van zijn regenjas, zijn jasje, zijn broek, beklopte zich van boven en van opzij. Sigaretten? Aansteker? Maar deze gebaren hoorden al bij de rol die hij ging spelen. De Schuldbewuste: zijn verplichte nummer bij vrouwen. De Schuldbewuste Biedt Zijn Lege Handen Aan, heette het voluit. Handen die op de tast de juiste leugens vonden, lekkere klootzak, zoals een ander de lichtknop in het donker.
Inmiddels had hij, de zaal checkend op bekende gezichten, gelukkig, geen getuigen , haar ergens achterin ontdekt. Een plotselinge duizeling, alsof er bliksemsnel iets werd uitgewist. Daar zat ze dan, met dat samengeperste en ingeblikte ongeduld van mensen, vrouwen meestal, die heilig geloven in hun eigen gelijk. En het smerigste, zou ze hem waarschijnlijk weer inwrijven, het schofterigste is dubbele punt: dat je een kind hiervan de dupe laat worden. Een kind, Fons. Uit roepteken.
Het zonlicht viel in strakke banen door de hoge ramen binnen en vormde keurige vlakken op de parketvloer, het tafelblad; pas waar het haar bereikte, brak het in duizend splinters.
Achter zijn rug ging een witte ober voorbij met de taartentrolley.
Mechanisch liep hij op haar toe en boog zich allerhartelijkst over haar heen. Hij verdwaalde hierbij vakkundig in een bepaald soort onhandigheid, zodat hij haar niet echt hoefde te omhelzen, en pakte toen een stoel. Zonder eerst zijn jas uit te trekken plofte hij zuchtend en steunend tussen de smalle leuninkjes neer.
Ze observeerde hem als was hij een kruipend insect, ze bestudeerde zijn bewegingen in de wetenschap dat het altijd nog doodgeslagen kon worden. Bestond het, dacht ze nu ongetwijfeld, dat deze sukkel dezelfde persoon was als het monster dat thuis haar gedachten vergiftigde? Yes darling, that’s me. Ze zat meer naast dan achter het tafeltje, losjes leunend op haar elleboog. Haar benen gekruist, waarbij het rokje krap kwam te zitten om de net iets te vette en te korte dijen. In haar schoot lag, onopvallend als een hand, zo’n plastic pakket van de fotoshop.
Als hij eerlijk was, vond hij haar best wel een lekker wijf. Nog steeds. Of opnieuw. Of hoe dan ook. Hij voelde hoe zijn eigen jaspanden wat raar onder zijn kont geschoven waren zodat het nu trok bij de schouders en de oksels. O Solana, m’n hete banana. Hij overwoog te gaan verzitten, vergat het echter.
Je kon niet zeggen dat ze knap was, maar daarom juist. Hoefde je niet zo je best te doen. Ik heet Selena hoor, dat weet je heus wel. Maar er was nu helaas geen tijd voor eerlijkheid, niet voor zúlke eerlijkheid althans. Was het al tijd voor bier?
Hij legde zijn hoofd achterover en sloot zijn ogen: als een artiest die zich in opperste concentratie voorbereidt op een moeilijk optreden. Nu dacht hij aan niets, niet eens meer aan vluchtige seks.
Het gesprek dat volgde, kon hij dromen. Toch moest hij goed opletten waar hij zijn punten plaatste. Bij dergelijke, zogezegd pijnlijke en persoonlijke gesprekken ging het om het ritme. Op de juiste momenten stilvallen, vertragingen inbouwen. En niet steeds tak-tak-tak willen scoren.
Ongetwijfeld was het allemaal waar wat zij ging zeggen (heel sneu en zielig en zo, zou hij beamen), maar helaas voor haar had hij het laatste woord. Dat ging ook vanmiddag weer de trieste werkelijkheid zijn.
Zijn hand wenkte buiten hem om een ober.
Hij bekommerde zich om het gezicht dat hij moest trekken wanneer ze over het jongetje begon. Alwin had ze hem genoemd – hoe verzon je het. Op een of andere manier deed hij het nooit goed. Daarom keek hij het liefst maar zo gewoon mogelijk. ‘Wat kijk je raar,’ zei ze dan. ‘Het gaat over je eigen kind hoor!’
Toch waren kinderen in principe heilig voor hem. Ook nu medisch vaststond dat zijn huwelijk met Pam kinderloos zou blijven. Juist nu. Hij kon het Pam echt niet aandoen om bij een willekeurige andere vrouw doodleuk een of ander zoontje groot te brengen; dat betekende verraad aan alles wat hij met Pam had doorgemaakt. De fertiliteitsonderzoeken, het wachten, het stille hopen, het speuren naar een teken van leven op de eindeloze echografieën, die desolate maanlandschappen waar niets wilde groeien, de lege ziekenhuisgangen, steeds die lange, lege gangen. Een kind bij een ander, bij deze Solana, dat was gewoon too much.
Hij had trouwens al een gezin, als je het goed bekeek, waar Pam niks van wist. Van heel vroeger nog. Zo kon je Ruth wel noemen, zijn old sport Ruth van Gugchel. Hij had zijn voorhistorische kneuzenbestaan nooit durven opbiechten – uit schaamte? – en nu was het te laat om er nog over te beginnen. Maar het was duidelijk: deze nieuwe leg kon hij zich gewoon niet veroorloven. Als je voor iemand zorgde, moest je het goed doen. Anders kon je het beter laten.
In wezen, hield Nieuwenhuijs zich voor, had hij niets met Solana en dat zoontje van haar te maken. Doe eens een stapje opzij, adviseerde hij zijn mensen in het bestuurlijke circuit, ga eens náást je zelf staan. Dit hele gesprek was facultatief wat hem betreft. Het was pure goeiigheid van zijn kant. Uiteindelijk kon je het allemaal reduceren tot een kwestie van geld. Een rekensom waarvoor de juiste uitkomst moest worden gevonden. De juiste balans, zowel boven als onder de streep. Een bepaald geldbedrag verschafte vaak die exactheid waar gevoelens zo naar konden snakken. Daarom wilde hij best iets betalen. Aan hem lag het niet. Geschrokken controleerde hij of hij het mapje nog bij zich had. Gelukkig . Als het maar redelijk bleef. Hij vond het prima om af en toe wat opzij te leggen voor de verzorging van Alwin, dat was het probleem niet. Wat dat betreft was hij een ouderwetse gentleman. Alleen wilde hij er verder, om emotionele redenen, liever niets mee te maken hebben.
Hij grabbelde in zijn zakken naar zijn sigaretten en stak er een op. Mocht je hier eigenlijk roken?
‘Hij heeft het de hele tijd over je,’ begon ze ineens uit het niets. Wie? Over wie had ze het? ‘Alwin. Hij begint er steeds over. Wie je bent en zo. Ik weet langzamerhand niet meer wat ik tegen hem moet zeggen.’ Ze wreef gedachteloos met haar vingers over het pakketje foto’s, die ze, te oordelen naar het keurige mapje, speciaal voor hem had laten ontwikkelen.
Zijn gedachten gingen naar Pam, hoe pijnlijk het was om haar in verband te moeten brengen met zo’n tussendoormokkel als dit geval hier. Pam was een vrouw met wie je voor de dag kon komen, en dat kwam niet alleen door haar televisiebekendheid. Hij kon haar nog steeds zien alsof het voor het eerst was. Maar wat was voor het eerst? Ook hij kende haar bij hun eerste ontmoeting al van televisie, ook hij was bevangen geweest door de onbegrijpelijke echtheid van haar verschijning. Een verhevigde, haast bovennatuurlijke aanwezigheid, herinnerde hij zich, waardoor zij omstraald leek als een gotisch heiligenbeeld. Dat gotische had ze nog steeds, met haar lange benen, haar doorschijnend blanke hals, de stille devotie van haar fotomodellengezicht. Iemand uit een andere wereld. Al moest hij tegenwoordig eerlijk gezegd een beetje zijn best doen om het allemaal precies terug te kunnen halen.
Maar nu hij hier zat, bij deze nondescripte ex-stagiaire met haar afperserspakket kinderkiekjes, voelde hij hoe zijn onbevlekte Pam in al haar heiligheid over zijn schouder meekeek. En ze vond het vast niet leuk wat ze hier zag, dit halfhartige gekonkel om een kind. Terwijl ze er zelf alles voor over had gehad! Woedend werd hij ervan, namens zijn engel, hij voelde het bloed stuwen tot achter zijn oogbollen. Hoe durfde zo’n grietje met korte dikke pootjes, want daar kwam het op neer, zijn maagdelijke Pam zo te bezoedelen met haar miezerige praktijken.
Het hele jongetje stond hem plotseling tegen. Nieuwenhuijs was nu eenmaal iemand die alles op gevoel deed. Ineens had hij ongelooflijk veel zin om bier te drinken in een café waar niemand hem kende. Waar bleef die fucking ober trouwens? Of heel hard aan het werk te gaan. Een van de twee. Het was haar kind, dat kind, er zat niets van hem in, ja, wat dronken zaad, gestort op een geile avond. Niet gedacht dat het ergens voor diende, ergens toe leidde. Tot iets leidde wat helemaal niet geil meer was. Dat gekloot met vrouwen ook, verdomme. Nee, het onbezorgde kutjesjagen was meer iets voor zijn vriend Hans Portielje, met die inwisselbare tronie van hem. Die was er gewoon iets handiger in dan hij. En Hans had er trouwens ook meer plezier van. Vanwege zijn oppervlakkigheid waarschijnlijk. Dan kon ook nooit iets een probleem worden. Bij hemzelf werd het meteen zo serieus. Op een of andere manier werden ze op hem ook altijd verliefd. Gewoon erin en er weer uit was er jammer genoeg voor hem niet bij.
‘Hij zou je dolgraag een keer willen ontmoeten.’ Solana schoof naar het puntje van haar stoel. ‘Het is aan jou om –’
‘Om wát?’ Wat wilde ze daarmee suggereren? ‘Wat wil je daarmee suggereren?’ vroeg hij. ‘Dat ik –?’ Clichézinnen, besefte hij . Oppassen, nooit gaan spiegelen in het debat. Je vocabulaire is je gereedschap. Een timmerman hoeft zijn hamer toch ook niet bij de concurrent op te halen? Maar de clichés bleven komen, alsof ze door iemand werden gedicteerd.
‘Wat wil je eigenlijk van me?’ riep hij, buiten zichzelf. ‘Wat wil je van me, ja?’
Eerlijk gezegd wist hij niet precies of zijn woede echt was of gespeeld. Ja toch, hij liet zich wel degelijk een beetje opfokken door haar strategie. Wat stom van hem was, want wie kwaad werd, was het pleit aan het verliezen. Je denkt je argumenten te ónderstrepen , adviseerde hij in soortgelijke gevallen, maar je bent ze in werkelijkheid aan het dóórstrepen. Het idee dat hij zich niet helemaal meer in de hand had, maakte hem godverdegodver pas echt kwaad.
‘Als je me kapot wilt krijgen, dan kan dat hoor. En Pam erbij. Ik weet niet of je het weet, maar Pam en ik kunnen geen kinderen krijgen, dus is het misschien wel wat schrijnend om uitgerekend bij mij met zoiets aan te komen zetten.’ Hij flapte het er allemaal zomaar uit, hij wist niet of het verstandig was. Maar zijn intuïtie zei hem dat ze medelijden met Pam zou krijgen, haar niet zou willen kwetsen. En dat was precies de situatie die hij zocht.
‘Zoiets? Wat bedoel je met “zoiets”?’ Haar verontwaardiging was moed aan het verzamelen. Bedoel je Alwin? wilde ze zeggen. Bedoel je je eigen zoon?
Maar hij was haar voor, hij was fantastisch op dreef. ‘Je hebt toch kinderfoto’s voor me meegebracht? Nou dan! Waarom in hemelsnaam? Moet ik die soms thuis aan Pam laten zien? Is dat waar je op aanstuurt?’ Zijn woede beviel hem prima, het was een motortje dat soepel draaide, de carburateur stuwde de adrenaline door de leidingen, alles liep gesmeerd. Jammer dat hij niet door kon gaan totdat hij alles in de prak had gereden. Waarom kon dat trouwens niet? Hij zag hoe zij haar woorden inslikte, ze werd bleek en stil van alle woorden die in haar keel bleven steken. Alles wat ze hem wilde zeggen en waar ze nu niet meer bij kon. Pas als ze thuis was, zouden de woorden zich weten te bevrijden. Maar dan was er niemand meer om ernaar te luisteren. Sneu ja, zeker, dat was verdomd sneu voor haar.
‘Het is sneu, als ik het zo mag uitdrukken.’
Hij wilde voortrazen op zijn woede, hij drukte op de gaspedaal, maar er kwam niks meer. Hij kreeg zijn geoliede motortje niet meer aan de praat.
Nieuwenhuijs zou nu het liefst over geld beginnen. Hoe werd zo’n akkefietje in geld omgerekend? Waar kan ik afrekenen? Hij voelde aan de envelop die hij van de bank had meegekregen. Alsof hij zich, door zich van deze bankbiljetten te bevrijden, van haar kon bevrijden.
Deze keer was het bedrag overigens iets lager uitgevallen. Ze moest toch kunnen begrijpen dat het hem onmogelijk was om al te grote bedragen op te nemen? Als je een eigen bedrijf hebt, betekent dat nog niet dat je zomaar uit de kas kunt graaien. Wilbert wilde altijd alles weten. En ook Pam zag alles wat hij uitgaf. Vandaar dat hij de alimentatie steeds via kleine onopvallende onkostendeclaraties bij elkaar moest zien te sprokkelen.
Toch voorzag hij dat Solana lelijk op haar neus ging kijken als ze zag hoe weinig er voor haar was overgeschoten. Al maakte het niks uit, want wat hij ook gaf, het was toch altijd te weinig. Vrouwen rekenden niet, ze schraapten. Ze konden het altijd zo mooi over emoties hebben, maar hun voornaamste emotie was wrok. En hebzucht. Dat kwam trouwens op hetzelfde neer. Het een bracht het ander voort.
Om te voorkomen dat ze haar centjes zou gaan tellen waar hij bij zat, stond hij in een opwelling kwaad op – ‘Ik heb het helemaal gehad’ – en kwakte de envelop voor haar neer. Waarbij hij er goed op lette dat ze zou begrijpen dat het echt geld was, door hem met zorg vergaard, en niet de fooi voor de ober. Die trouwens nog steeds niet was komen opdagen.
Terwijl hij op haar neerzag, trok hij met duim en wijsvinger van achteren zijn broek los, die aan zijn billen plakte en ook een beetje in de naad was gaan zitten.
‘Zo, heb je nu je zin?’
Hij zorgde ervoor dat hij voldoende woede in zijn stem legde. ‘Hier was het je toch de hele tijd om te doen?’ knalde hij er voor de zekerheid nog overheen en liep toen geëmotioneerd naar de uitgang.