18

 

Dankzij de reactie van de minister besteedden alle kranten de volgende dag aandacht aan Portielje. ‘Gun rijken meer stemrecht.’ ‘De betaler bepaalt.’ ‘Plan: fiscaal meeregeren.’ ‘Minister acht kiezers incapabel.’

Voordat hij de berichten zelf kon lezen, had hij al een vlotte jongen van Radio 1 aan de lijn die van hem wilde weten wat hij vond van al die commotie rondom zijn voorstel. Portielje vroeg of hij straks kon terugbellen. Hij lag nog met een ochtendstijve in bed . ‘Nee meneer, daar kunnen we helaas niet op wachten, het is live. Over precies dertig seconden moet ik de schuif openzetten.’ Dus bedenk maar wat en snel een beetje, wilde hij daarmee zeggen. Moest hij hem kennen? Hij kwam er niet op.  

‘U bent nu in de uitzending.’ Het was de presentator zelf.  ‘Ga uw gang.’  

‘Dit soort beroepsbestuurders als de minister heeft het liefst helemáál niks met de kiezer te maken, dat begrijp ik ook wel,’ raasde Portielje soepeltjes. ‘Lekker bwhamm! alle deuren dicht en in zo’n muf kantooruniform vergaderen totdat iedereen in slaap is gevallen.’ Hij dacht lief kozend aan zijn eigen Italiaanse pak. ‘Dus zijn reactie verbaast mij niet. Ik zou het raarder hebben gevonden als hij opeens geïnteresseerd zou zijn in wat kiezers willen.’  

Zo, dacht hij tevreden, die koekenbakker stond er weer mooi op.

‘Wat heb u dan voor kleren aan?’

‘Kleren!?’

‘Ja u zei net dat de minister zulke saaie kleren draagt. Wat heb u dan aan? Daar ben ik dan wel benieuwd naar.’

‘Wilt u het echt weten? Weet u het zeker?’

‘U maakt me nieuwsgierig.’

‘Ik draag zo’n piepklein dingetje van het merk, ik moet even mijn bril opzetten om die lettertjes te kunnen lezen, jazeker, het is een Calvin Klein Body Thong.’

‘Zo zo, u bent behoorlijk bij de tijd. Daar mag ik van mijn vrouw niet mee thuiskomen.’

‘Ik ook niet.’

‘Waar bent u nu dan?’

‘Ik lig op een hotelkamer met drie blote vrouwen aan wie ik eerlijk gezegd ben vergeten te vragen hoe ze heten.’ Het was een programma waar veel jongeren naar schenen te luisteren, zo’n opmerking viel bij hen wel in de smaak, dacht hij.  

‘Nou, met dit opwekkende beeld kunnen we het vanochtend wel doen, nietwaar beste luisteraars.’

‘Maar ik – ’

‘En nu – ’ De rest verstond hij niet, want hij werd weggedraaid. Hij kreeg een telefoniste aan de lijn. ‘Op wie wacht u?’ piepte het hoogafgebonden gevalletje.

Shit.

Margot kwam terug uit de badkamer, met een witte handdoek boven haar borsten geknoopt, zoals filmsterren en fotomodellen plegen te doen. ‘Wat kijk je beteuterd? Zó lelijk ben ik toch ook weer niet? Of is het inmiddels echt zo erg met me gesteld?’

‘Ik heb net geloof ik een grapje gemaakt dat niet helemaal duidelijk is overgekomen.’

Margot wist niet waar hij het over had, ze had niet eens gemerkt dat hij geïnterviewd werd.

‘Ach, laat ook maar.’ Hij klikte de kleine slaapkamer-tv aan om te zien of hij zich op een van de herhalingen zou tegenkomen. In afwachting daarvan werkte hij de kranten af. Hij was zo gewend dat hij erin stond dat het hem vreselijk kon ergeren als hij er een keer niet in stond. Zijn naam werd nergens in de kop gebruikt. Dat was nou jammer. Terwijl ‘Portielje’ – met zo’n krachtig begin en vervolgens met die smalle i, j en l – een ideale naam voor een krantenkop was. Hij stond schijnbaar als een huis en toch kon je hem goed in elkaar drukken.

De minister trok de meeste aandacht naar zich toe, constateerde hij, zonder de berichten echt te lezen. ‘Minister’: ook een prima koppenmakerswoord. Hij scande trefwoorden. Echt lezen lukte niet. Dat moest Margot straks maar voor hem doen. Of Fons.

Hé, daar was-ie op tv! Hij moest toegeven dat hij er weer picobello uitzag in zijn off-blue Ermenegildo Zegna-pak. Beter dan in het echt. Het overhemd stond hem perfect. Alsof hij het niet zelf was. Hij verbaasde zich elke keer weer als hij achteraf, met terugwerkende kracht, zijn konterfeitsel in het Hilversumse kunstlicht zag schitteren. Hij kon het nooit helemaal geloven, dat mannetje van licht waarvan iedereen deed of hij het was.  

‘Zit je jezelf weer te bewonderen?’ Margot keek even over zijn schouder mee, ging toen verder met het inspecteren van haar kleerkast. Ze wist al wat ze ging aantrekken, zocht voor de zekerheid nog even naar iets beters. ‘Dat overhemd staat je trouwens goed,’ riep ze als iemand die nonchalant iets achter over zijn schouder gooit. Je zou eens iets moois voor mij mogen kopen .  

Opeens stond Sanne in de slaapkamer. Had ze daar al een hele tijd gestaan? Het arme kind was momenteel niet op haar best, met een beugel buitenom, beginnende acne en tietjes die niet goed door wilden komen. Een lelijk eendje dat een grote lelijke eend begon te worden. Het ging hem door merg en been als hij haar zo zag, alsof het door hem kwam dat ze niet goed was gelukt. Foute genen doorgegeven. Het permanente gevoel dat hij iets goed moest zien te maken. Als hij haar zag, tenminste. Anders niet. En dat was meestal. Had hij er geen last van.  

Dat slachtofferige in haar maakte hem razend. Van onmacht. Ze was het beste wat hem overkomen was. Maar daarom juist. Al had hij iets liever een zoon gehad . Kon ze zich dan echt niet een beetje, ja dankbaarder betonen? Voor alles wat hij altijd voor haar had gedaan. Ondanks haar lelijkheid, waar hij het best moeilijk mee had . Je investeerde en investeerde, maar er kwam zo weinig uit. Je kreeg er zo verdomd weinig voor terug. Gelukkig zat ze graag in de boeken .  

‘Heb je papa op tv gezien?’ vroeg hij geïnteresseerd. Maar zijn belangstelling was niet aan haar besteed.

Ze keek naar haar tenen en schudde haar hoofd. Alsof ze besefte dat ze iets fouts had gedaan.

‘Nou meis, dat geeft niet hoor,’ loog hij en trok haar naar zich toe. ‘Kom ’s even bij me zitten.’

Eerst sputterde ze tegen, voor de vorm, gaf zich toen gewonnen. Als zoveel van zijn minnaressen . ‘Kom maar even bij papa op schoot.’  

Ze voelde vertrouwd als niets of niemand op aarde. Zo groot als ze was, ze bleef zijn kleine baby’tje. Al kon hij zich dat baby’tje zelf niet meer herinneren . Zijn lichaam was een kom waarin hij haar ontving. Ze paste altijd. Alsof ze met hem samenviel, hij haar omhulsel was. Hij kuste haar gedachteloos onder haar haren in haar nek. Zoals hij bij alle vrouwen deed . En meteen voelde hij zijn ontrouw. Hij was de eerste man in haar leven die haar afwees.  

Kon hij haar maar helpen, dacht hij. Zijn lieve lieve kind. Als hij haar eens helpen kon.