deel II De Missie

Nieuwe tijd

De herfst was ingetreden, met koudvurig strijklicht en vale schaduwen. Etta zat bij het raam, op een stoeltje met haar handen in haar schoot. Net als oude vrouwtjes - ja net als vroeger haar moeder, wanneer die tegen de avond in de voorkamer aan de Poelestraat in haar eentje zat te 'schemeren'. Ze wilde opstaan, zich uit haar silhouet losmaken. Deed 't niet. De vensters aan de overkant glommen van valse schijn, bij haar binnen bleef het grauw. Ze dacht - nee, ze dacht niet. Ze voelde. Ze paste niet meer in de wereld, voelde ze. Of nee, de wereld paste niet meer in haar. En buiten...

Het was alsof het speciaal voor haar najaar was geworden, er alleen voor haar iets ten einde liep.
Overal om haar heen was het enthousiasme groter dan ooit. Van Mlle Frey, inmiddels mevrouw Chabot, hoorde ze dat Basires vriend Fabre d'Eglantine van een of ander Comite van de nieuw ingestelde Nationale Conventie opdracht had gekregen de kalender te herschrijven. Bij een nieuwe tijd hoorde een nieuwe telling. Ja, nieuw was de tijd zeker. Alles was in een paar maanden totaal anders geworden. Alleen kon je je afvragen wie of wat er straks gekruisigd werd wanneer er opnieuw van het Jaar Nul af aan geteld ging worden.
Want bloed moest er kennelijk vloeien, sproeide er al in feestelijke fonteinen. Sinds de Pruisen in augustus bij Valmy waren gevlucht voor de uitzinnige, zich doodvechtende haat van de Revolutionaire Armee, had geweld de status van geloof gekregen; macht betekende kracht, kracht vernietigingskracht. Eengezindheid werd een kwestie van verplettering van al het andere. Duizenden 'tegenstanders van de Revolutie' waren inmiddels op bevel (van wie?) in de gevangenissen vermoord, de koning en zijn familie, in de Temple, hadden nog van geluk mogen spreken, al hing hun (werd er gezegd) de doodstraf wegens koningschap boven het hoofd - en iedereen stond te juichen. Etta gruwelde, ze kon zulke bloeddoorlopen euforie niet begrijpen.
Er viel niets te begrijpen, het gebeurde. En het was of het zonder haar gebeurde, zij in deze Nieuwe Wereld niet meer bestond.
Haar werk lag vrijwel stil. Uit Den Haag werden niet eens meer al haar brieven beantwoord, laat staan dat haar nog iets werd gevraagd. En hier in Parijs, met steeds die nieuwe Comites, was ze het spoor volledig bijster. Zelfs Carnot, die de machtswisseling in september had overleefd, kreeg ze niet meer te pakken.
Ook haar andere politieke program, de vrouwenrechten, was op dood spoor gekomen. Overal heerste martiaal vertoon van harige borstkassen, weerklonk viriel gebrul van adamsappels. Franse haantjes in de pikorde. Daar kwam je als vrouw niet meer tussen, laat staan als buitenlandse vrouw.
De Societe patriotique de la Bienfaisance et des Amies de la Verite was in geen maanden bijeengekomen. Mlle Frey, pardon Mme Chabot, ging sinds haar huwelijk helemaal op in de duistere zaakjes van haar echtgenoot, trad zo ongeveer op als zijn persoonlijk secretaris. En Christine Collard scheen helemaal te zijn doorgeslagen, had zich in die militante achterbuurt van d'r bij haar sectie aangemeld - nou ja, Etta wilde 't niet eens weten.
Ze voelde zich in de steek gelaten. Overbodig, uitgerangeerd. En bovenal somber. Het was een gevoel dat haar slecht paste; ze had nu eenmaal nooit talent gehad voor ongeluk, het was altijd iets geweest wat ze gewoonweg nooit had waargenomen. En nu was het er ineens. Voor het eerst in haar leven ontbrak het haar aan hoop, dat vermogen zich de wereld beter voor te stellen dan zij in werkelijkheid is.

***

En verglijdend in die toestand van verschimming waarin men ook zichzelf vreemd begint te worden... in die afwezigheid, die wezenloosheid... ontving ze het bericht. Dat wil zeggen: Corine had de brief per ongeluk tussen oude kranten gelegd en Etta had hem bij toeval teruggevonden. Wie weet hoe lang hij er al gelegen had. Hij had wel weggegooid kunnen zijn!

Corine was haar nieuwe kamenierster. Leopoldine had 't dikkerdje aan haar overgedaan, en het was niet moeilijk te raden waarom. Een brief bij de oude kranten leggen! dan had je er toch weinig van begrepen. Toen Adele net weg was, was Etta blij met de nieuwe hulp geweest - ja, toen nog wel. Inmiddels moest vooral Leopoldine blij zijn met deze oplossing. Enfin, als alleenstaande dame mocht ze nog van geluk spreken dat ze iemand in huis had, elk miezertje voelde zich tegenwoordig te hoogstaand om ergens een dienstje te aanvaarden. Elke ochtend moest je de huurknechten smeken om asjeblieft wat hout of water of ijs naar boven te komen sjouwen - alsof ze iets beters te doen hadden! ja, het leger, ze wilden allemaal in militaire dienst. Mijn god, wat een toestand!

Nu ging ze echt eerst die brief lezen. Ze kreeg al zo weinig post, ze had geen zin haar humeur te bederven door die verdomde oorlogsmisere die ze elke dag moest verstouwen.

Het was een merkwaardig bericht. Ze moest elke zin steeds twee keer lezen - en dan nog wist ze niet of ze het wel goed begreep. 'Aangezien Ued. binnenkort naar Holland afreist...' Wat werd daarmee bedoeld? toch geen dreigement? De brief was niet ondertekend, dus - maar toen ze verder las, merkte ze dat het om een aanbod ging. Er werd gezinspeeld op haar 'uitzonderlijke banden met de Uitvoerende Macht aldaar', weshalve de anonieme briefschrijver - wie zou de afzender toch kunnen zijn? Het handschrift zei haar niets, en de brief was zonder lakstempel verzegeld geweest.

Eerst maar even rustig verder lezen, misschien dat het dan duidelijker werd. 'Wij denken aan driehonderd livre, waarvan honderd vooruit te betalen, eveneens honderd per bankwissel in Den Haag te ontvangen en het resterende bedrag na terugkomst alhier.' Zie je wel! die zin snapte ze in een keer.

Haar handen begonnen te trillen, ze was haast te zenuwachtig om - waar ging het in hemelsnaam over? 'Zekere renseignementen betreffende de gezindheid jegens de Franse Republiek na de jongstleden behaalde militaire overwinningen op de Oostenrijkse erfgronden in de Lage Landen.' Werd daarmee bedoeld dat ze diende te spioneren in haar eigen vaderland? 'De mogelijkheid van een Brits-Hollandse alliantie... hoogst schadelijk... voor de Franse zaak.' Ja, dat begreep zij ook wel! Iedereen wist toch dat de Republiek de neutraliteit tot leidend beginsel had verklaard? (Immers, waren de paarden der cavalerie niet te vredig vetgemest om er nog een dragonder of een kurassier bij te kunnen hebben?)

'Wij vertrouwen erop dat Ued., gelet op haar toewijding aan de Democratie en de Vrijheid, haar hooggeplaatste landgenoten ervan zal weten te overtuigen dat het Franse volk de soevereiniteit van de Hollandse Republiek als zijn gelijke beschouwt.' Wat een rare formulering, 'als zijn gelijke beschouwt'. Het was kennelijk bedoeld als een uiting van respect, maar het klonk bijna alsof Frankrijk de soevereiniteit van de Republiek als iets van zichzelf beschouwde.

Het stoorde haar dat ze niet kon achterhalen wie de brief geschreven kon hebben. Was ze er al te lang uit? het spel verleerd langzamerhand? Ze nam de brief nog een keer helemaal door. Het was duidelijk dat ze werd geenvoyeerd op een buitengewone missie. Zogenaamd ging men ervan uit dat zij op eigen gelegenheid naar Holland zou reizen - maar dat was slechts camouflage, begreep ze meteen, bedoeld om het discrete, onofficiele van de missie te garanderen. Dat kon niets anders betekenen dan... ja, dit was een zaak van regeringen. Zou Carnot...? Of een ministerie. Oorlog, Buitenlandse Zaken, dat kon natuurlijk ook.

Maar het bleef gissen op die manier. Misschien dat Corine zich nog kon herinneren wie de brief had bezorgd. Weinig kans, dacht ze meteen, maar wie weet.

'Zeg, weet jij misschien nog wie deze brief...?' 'Wablief, Madame?'
'Weet jij misschien nog...? Nou verdomme, kom 'ns hierheen als ik tegen je praat!'

Het dikke mormel, dat in de keuken bezig was, maakte zich met tegenzin los uit haar werkzaamheden en veegde, terwijl ze aan kwam sloffen, haar handen af aan haar voorschoot.

'Zeg, je veegt je handen toch niet af aan je kleren, bah, wat is dat voor een viezigheid? Je bent een kamenierster, kind, geen meid!'

Geschrokken probeerde het kind haar fout ongedaan te maken, deed of ze iets wegpoetste, merkte toen dat het nu leek of ze opnieuw haar handen afveegde. En wist daarna niets beters te verzinnen dan hulpeloos met haar mollige handjes te staan wapperen - alsof ze haar Mevrouw wilde aantonen dat zijzelf ook niet begreep wat die handjes van haar de laatste tijd bezielde.

'Ben je uitgewapperd? Fijn. Wel, die brief die je laatst zo keurig bij de oude kranten hebt gelegd, weet je je misschien nog te herinneren wie die hier heeft afgegeven?'

'Een brief, Madame, bij de oude kranten?'
'Ja, maar daar zullen we 't een andere keer eens over hebben. Deze brief.' Ze rolde hem uit en hield hem haar voor. Het dienstmeisje boog zich voorover om te kijken wat of het kon zijn, maar Etta haalde hem weer naar zich toe om de datum te lezen. De hoeveelste was het? Even rekenen, dertien, veertien... drie dagen geleden dus. 'Deze brief, kindje, waar jij je niets van schijnt te kunnen herinneren, is drie dagen geleden door jou persoonlijk in ontvangst genomen.'
'Ja, Madame?'
'Ja wat? Zoveel brieven worden hier toch niet bezorgd, als ik het goed heb, nietwaar? Of verstop jij ze telkens...?'
'Nee, Madame, ik...'
'Nou dan! En dus vertel jij mij onmiddellijk wie deze brief hier heeft afgegeven. Of ben je helemaal...' Achterlijk, wilde ze zeggen.
'Een meneer.'
'Een meneer en verder niks?'
'Een meneer van het ministerie.'
'Ah!' riep Etta uit. 'Dat klinkt al beter. En van welk ministerie? van Oorlog soms? van Buitenlandse Zaken?'
'Ja, Madame.'
'Hoezo: ja?'
'Van Buitenlandse Zaken, Madame. Nu weet ik 't weer.'
'En waarom heb je me dat niet meteen verteld? Er wordt hier een brief van de minister van Buitenlandse Zaken bezorgd en jij vertelt me er niks over. Waarom...?'
'Madame heeft me er niet naar gevraagd, Madame.'
Etta zuchtte. Als er in domheid ook virtuositeit bestond, dan hoefde die dikkop niets meer te leren. Toch kon Etta zich er niet kwaad om maken, ze was veel te blij dat er eindelijk weer eens iets gebeurde. Een buitenlandse missie, toe maar! Ze kon 't nog niet helemaal bevatten, eerst bijna weg en nu dit. 't Was haast te veel.
Ze voelde zich als een actrice op haar retour die onverwacht de hoofdrol krijgt toebedeeld - in een stuk dat ze nog nooit heeft gelezen. Ze zou alvast een... al was 't alleen een gebaar... maar ze wist niet eens of het komisch of tragisch ging zijn. Ze had de hoofdrol, dat was alles. De rest werd door anderen bepaald.