Ongewenst bezoek

Helemaal netjes was het niet om de gezant zo te laten zitten. Maar alla, in liefde en oorlog was alles geoorloofd, en al was wat haar betreft geen van beide aan de orde, hij had er zijn kop vol van. Dus had hij, bedacht ze, gekregen wat hij verdiende. En met die geruststellende conclusie bonjourde ze hem for the time being definitief uit haar gedachten.

Adele was nog druk in de weer met het eten, toen Madame la baronne d'Aelders binnenkwam. De meid had enkel en alleen een kant-en-klaar stoofpotje hoeven halen bij l'Italien comestible, schuin tegenover in de Rue Neuve-StMarc. Ach ach, kennelijk had de domoor het vuur in het fornuis weer eens niet goed aan gekregen. 'Nou kind,' zei ze, terwijl ze haar zacht doch dwingend opzij duwde, 'laat me alvast eens proeven.' 'Maar Madame, alles is nog koud!' Al was het bevroren, het kon haar niets schelen. Ze had honger als...

'Mmm, konijn! Of is 't kip?'
'Madame! S'il vous plait!' De bediendentrots stond het meisje niet toe een pot-au-feu koud te serveren. Zorgvuldigheid voor alles, zo had Mevrouw het haar zelf geleerd.
Tut-tut, het was al goed. Maar wilde ma petite dan even helpen bij het losrijgen van haar korset? Anders kon er niks bij, wanneer ze straks aan tafel ging. Wat dat betreft was het maar goed dat ze er in het Palais-Royal vandoor was gegaan. Oei, wat kon het knellen - en zelf kreeg je zo'n keurs niet los. Wat maar goed was ook, want het was algemeen bekend dat een volgepropte dame beter ingesnoerd kon blijven. In verband met ontploffingsgevaar. Had ze zo'n verhaal niet eens gehoord van iemand die na een banquet een dame verleid had en toen in de chambre separee...? Wanneer de afgeknepen gassen onverhoeds de vrije loop... enfin. Affreux gewoon! Als het jezelf overkwam tenminste. Want bij een ander... was het amusant. Mijn god, ze moest er niet aan denken wanneer Basire... Wie was toch die dame? Nou ja, zijzelf was het in ieder geval niet geweest. Jammer dat ze er niet meer op kon komen wie... Hm, vast iemand wie ze het gunde.
'Wees je wel voorzichtig, kindje?' Ze voelde namelijk hoe het meisje met ongeduldige vingers de boel alleen maar vaster leek te trekken.
Het kriebelde toen het langzaam losser werd en alles ging verzakken. Ze voelde de vetplooien tot hun oorspronkelijke volume uitdijen, en toen pas merkte ze hoe moe, hoe uitgezakt en moe ze eigenlijk was. Wat zou het verkwikkend zijn om straks op de chaise longue... e-even liggen. In haar uitgaanskleding kon ze alleen popperig rechtop zitten, anders kreukte het satijn te zeer. Dan maar op een harde stoel. Pff, ze zonk neer, ineens helemaal zonder decorum met haar losgewurmde korset dat breed en lelijk om haar heen zat. Zo leek ze warempel een actrice die de vijf bedrijven heeft gedaan en in de kleedkamer, met haar rol nog verfrommeld om zich heen, verdwaasd zichzelf terugziet onder de afgepelde kostuumlagen. Het kon haar niets schelen, nee zalig even niets ophouden. 'Zeg, als je toch bezig bent. Kun je ook mijn schoenen uittrekken?'
Adele knapte inmiddels zowat van de zenuwen nu ze het eten op het fornuis had staan en tegelijk Mevrouw d'r garderobe moest verzorgen.
'Nou kindje, ga dan maar gauw het diner opdienen.' Want van dat gezenuw werd ze anders zelf nog nerveus. Dat kon ze niet gebruiken. Ze had namelijk nog genoeg te doen waar ze echt haar hoofd bij moest houden. Zou de post er al zijn? 'Ade-ele!'
'Oui, Madame?'
'Ach laat ook maar.' Ze zag dat het meisje het stapeltje al had klaargelegd op haar secretaire. Hopelijk zat er ook iets uit Den Haag bij. Al weken wachtte ze op de wissel van de raadpensionaris. Die vervelende Tinne hield de boel waarschijnlijk weer eens op. Sinds die jongen secretaris was geworden haperden de betalingen. Maar misschien zat er nu... Tussen de brieven en de couranten zocht ze naar de enveloppe met het bekende lakzegel. Nee, niks. Terwijl ze inmiddels toch heel wat rapporten had gestuurd. Sinds de vorige betaling minstens vijf - of waren het er al zes? Zie, ze begon zelfs de tel al kwijt te raken, maar geld sturen, daar dachten ze ginds niet aan. Er waren wel drie andere brieven gekomen, maar die zagen eruit als aanmaningen, facturen en herhaalde oproepen, dus daar had ze geen haast mee. Liever keek ze welke couranten er vandaag waren binnengebracht.
Ondertussen kwam Adele aanzetten met het eten. 'O Madame, dat is waar ook! Er waren vanmiddag twee heren aan de deur.'
Etta bladerde verstrooid door La Chronique du mois, haar blik gleed over de kolommen, bleef nergens hangen in het grijs van woorden en woorden en nog meer woorden. 'Zo. En wie mochten die heren dan wel wezen?'
'Dat weet ik niet, Madame. Ze gaven geen kaartje en ze wilden ook hun namen niet noemen. Ik heb ze weggestuurd, maar ze zeiden dat ze aan het eind van de middag terug zouden komen.'
'Hm, dat waren dus geen heren. Maar enfin - schep me eens op en schenk eens wat in. En trek eerst m'n schoenen uit. Ik word nog gek van dat geknel!'
Terwijl het meisje dienstvaardig onder de tafel kroop, nam Etta met de pollepel alvast een gulzige hap uit het pannetje - en omdat het op die manier goed smaakte, schoof ze haar bord opzij en trok ze het pannetje naar zich toe. Heerlijke vrijheid, als niemand naar je keek. Ze legde de Chroniqueweg, in de ingewikkelde redeneringen van Condorcet cum suis had ze op dit moment geen zin. Te moe. Straks, als ze weer een Dame was, dan zou ze haar hersens gaan breken over de Toekomst Der Mensheid en andere nijpende zaken. Voorlopig vermaakte ze zich liever met het Journal de Paris, dat zogenaamd verderfelijke krantje dat nochtans door iedereen gretig werd gelezen, er stond werkelijk alles in wat je wilde weten. Alle nieuwtjes: wie er aan welke ziekte leed en hoe ze die hadden gekregen, wie er was uitgenodigd (en wie niet), wie er onenigheid hadden enzovoort, kortom precies die kleine onbelangrijke dingen die de grote wereld zo belangrijk maken.
Zo, de schoenen waren uit!
Terwijl ze gedachteloos haar eten naar binnen propte, las ze met afgunstige nieuwsgierigheid over de jour van Mme Roland geboren Phlipon, die tegenwoordig zo prominent in de kolommen werd uitgemeten. Belachelijk gewoon! De mensen wisten met hun bediendenmentaliteit gewoon niet meer wat echt beschaafd was, als ze daar zo'n ophef over maakten, over zo'n... zo'n mens met d'r provinciale menage. Sinds M Roland genoemd werd als mogelijke minister in een nieuw kabinet, verbeeldde ze zich van alles. Het viel haar tegen wie er allemaal in trapten. Terwijl dat mens werkelijk niets, maar dan ook niets...! L'Egerie werd ze hier en daar al genoemd, het schaduwkoninginnetje. Hier! Het stond er weer. Nou ja, kunst om in de schaduw te staan wanneer overal het licht is uitgegaan. Hm, zelfs Condorcet was er geweest, met dat rare vrouwtje van 'm. Een grote geest, zeker - maar een groot man? Hij was een lange man, dat vooral. Takkerig lang. Sinds ze hem een keer in de Cercle Social had aangesproken en hij had beloofd haar 'zeker te zullen raadplegen' inzake een of ander pleidooi voor algemene burgerrechten, had ze nooit meer iets van hem vernomen - wat haar nog steeds een beetje stak, zeker nu ze las dat hij wel alle tijd had om de feestjes van Mme Roland af te lopen. Mooie woorden over 'de vierde stand', maar een wetsvoorstel indienen ho maar. Het halve land had nog geen rechten, maar meneer zat liever in de Vereniging Der Vrienden Van De Negers. Nee heus, je zou het nog meemaken dat zo'n strontknikker uit de kolonien haar straks kon commanderen omdat hij over volledige burgerrechten beschikte, terwijl zij... niks, en minder dan niks was in dit veelgeprezen Vaderland van Vrijheid en Gelijkheid - waar de mens kennelijk een man moest wezen om ergens aanspraak op te kunnen maken. Nee, en in plaats van daar iets aan te doen ging meneer de vrijheidsdenker op z'n dooie gemak een beetje zitten keuvelen bij Mme Roland, die je nooit hoorde over vrouwenrechten, omdat het een valse troela is die zich liever achter haar man verschuilt dan zelf haar verantwoordelijkheden te nemen. 'L'Egerie'! Puh! Anderen de risico's laten lopen en dan zelf veilig in de schaduw... ja, zo kon iedereen het koninginnetje spelen.
'Madame!'
'Wat is er, kindje?'
'Ze staan weer voor de deur.'
'Huh, wie zei je?' Ze was er met haar gedachten niet helemaal bij.
'De heren, Madame. De heren die daarnet...'
God nee, geen bezoek nu. 'Vraag eens wat ze willen. En zeg dan dat ik... eh, dat ik er niet ben, maar dat ik... Nee, vraag ze hun kaartje maar. En als ze dat niet hebben, hoeven ze hier niet meer langs te komen. Zeg dat maar. Zeg hun maar dat wij hier per ongeluk beschaafd zijn gebleven.'
'Maar ze...'
'Doe maar wat ik zeg. Dan komt het wel goed.'
Adele ging zuchtend de trap af. Mevrouw moest het zelf maar weten, al wist zij zeker dat ze nog een keer de trap op en de trap af zou moeten, omdat het geen heren waren die zich weg lieten sturen door een dame die zich als woning slechts een mezzanine kon veroorloven.
Etta was er zelf evenmin van overtuigd dat haar instructies toereikend waren. Daarom glipte ze voor de zekerheid met haar schoenen in haar hand de alkoof van haar garderobe in - voor het geval het dienstmeisje genegeerd werd en het bezoek brutaal klossend de trap op zou komen. Zo, met haar losgewurmde korset, kon ze zich niet vertonen. Het was al vervelend genoeg dat ze, als die schurken boven kwamen, hen vanuit haar slaapvertrek zou moeten verwelkomen. Maar misschien moest ze meteen de deur achter zich dichttrekken en de indruk wekken dat ze daar achter een bureau had gezeten. In verband met dringende correspondentie, of zoiets. Merde, wat een toestand!
'Madame?' riep het meisje verbaasd, toen ze Etta niet in de salon zag.
'Psst! Zijn ze weg?'
Adele schudde van nee.
'Wat willen ze toch? Hebben ze eindelijk gezegd wie ze zijn?'
Het meisje gaf haar een kaartje. Delahaye et fils, stond erop. 'Delahaye? Nooit van gehoord.'Libraires a Bruxelles. En voorts een adres. 'Hm, zegt me niets. Bon dieu, wat moet ik met een stel boekverkopers uit Brussel? Nou ja, gevaarlijk zullen ze niet zijn. Laten we ze dan toch maar ontvangen.' Het meisje liep alweer zuchtend naar de deur. 'Mais no-on, ma petite! Niet meteen! Zeg ben je helemaal gek geworden. Ik ben niet aangekleed, dat zie je toch! Laat ze maar even wachten hoor. Tant mieux! Kom 'ns hier, dan kun je me helpen. Ik wil dat korset niet aan, ik heb liever iets huiselijkers. M'n hoe-heet-het, je-weet-wel met die biesjes en die fluwelen... nou ja. Ik pak 't zelf wel even. Als jij me ondertussen uit dit harnas bevrijdt, dan...'
Adele horlepiepte als een gans achter haar Mevrouw aan die in alle laden tegelijk keek waar ze toch haar... haar hoeheet-het had liggen. Boog ze naar links dan moest zij ook naar links, boog ze naar rechts dan ging zij ook naar rechts - en onderwijl maar peuteren aan dat veterkoord.
'Wat een gedoe met die kerels aan de deur,' verzuchtte Etta. Ze verbaasde zich erover dat ze tegenover een stel onbekende Belgen zo toeschietelijk was. Misschien omdat ze daarginds geen schulden had en dus niets te vrezen. En verder was het natuurlijk nieuwsgierigheid, want ze wilde eindelijk wel 'ns weten waarom die twee zo volhardend waren in hun verlangen naar een onderhoud met haar.
'Zo, denk je dat we ze lang genoeg hebben laten wachten?' zei Etta, toen ze zich had verkleed. 'Ga ze dan nu maar halen, als je wilt.'
Terwijl ze de bezoekers al de trap op hoorde stommelen, zag ze dat het half leeggegeten pannetje nog op tafel stond en het onaangeroerde bord. He, verdorie, dat was geen gezicht! Snel bracht ze de troep naar de keuken. Een Dame met een pannetje. Gelukkig, net op tijd, niemand had het hoeven zien.
'Madame, les messieurs de Bruxelles.'
'Ma chere citoyenne...' begon er een. Alsof die revolutionaire etiquette haar iets kon schelen! De heren wilden duidelijk hun best doen om modern over te komen. Terwijl ze eruitzagen als... als... 'Madame,' nam de ander over, 'vergeeft ge ons dat wij U zo zonder enige annoncering of recommendatie embarrasseren...' Zeg dat wel! dacht Etta, maar ze knikte slechts, omdat zulks kennelijk van haar verwacht werd. Ook het andere mannetje knikte. 'Wij komen helemaal van Brussel,' zei het knikkende mannetje, alsof dat de hele zaak verklaarde. 'Ja, ziet u,' hernam de een, 'onze missie is dusdanig secreet dat wij ons de materiele existentie van een certificaat, hetzij een recommandatie, hetzij een annonce, of ook een brief van andere aard, niet kunnen permitteren.' Hij maakte een afwerend gebaar, zoals een spreker in een zaal die oploeiend protest in de kiem wil smoren. 'Niet dat wij zouden wagen Ued. ervan te betichten... point du tout!' Etta schudde overdreven heftig van nee, al wist ze volstrekt niet waar zij van beticht zou kunnen worden door dit heertje uit Brussel - dat inmiddels iets voorover helde, alsof hij een geheim ging verklappen: 'Maar ge verstaat, een brief kan ergens rondslingeren, onder vreemde ogen vallen he?'
Om zich te amuseren besloot Etta dit spelletje mee te spelen. Daarom keek ze, als een comedienne in een nog onbekende plot, quasi-schichtig om zich heen: was de deur wel goed dicht, stond een raam niet per ongeluk open? En vervolgens boog ook zij zich samenzweerderig voorover, en ademde met omfloerste stem: 'Ik weet niet waar u het over heeft, Monsieur...' Ze keek op het kaartje. Verbaasd: 'Heet U echt Delahaye?'
'Hoho! Mais bien sur, Madame!'
'En sterker nog,' vulde de ander aan, 'wij zijn allebei Delahaye. In gelijke mate evenzeer.'
'En wie van U beiden is dan wel de zoon, als ik vragen mag?' vroeg Etta, wantrouwend.
De heertjes schoten hinnikend in de lach. 'Awel, dat is slechts de naam van onze commerce, Madame.' En alsof het een onbetaalbare grap betrof: 'In feite zijn wij neven van malkander. Maar neven, dat klinkt niet zo commercieel he?'
Bon dieu, dacht Etta.Verbazingwekkend species. Ze hield haar gezicht in de plooi. 'Aha, dus ge zijt commercieel,' zei ze fijntjes. 'Dan mag ik Mercurius wel bidden dat Uw bezoek mij niet te veel zal gaan kosten, niet?'
'Maar Madame, wat zegt ge nu?' riepen ze quasi-geschrokken uit. 'Wij gaan U juist rijk maken he?' De een keek de ander aan, alsof hij bevestiging zocht. De ander knikte: welzeker, zij gingen haar rijk maken.
'Aha, dus U bent de weldoeners waar ik mijn hele leven reeds op heb gewacht.'
'Zo zoudt ge het inderdaad kunnen stellen, Madame.' De commerce was namelijk gelijk de justice, betoogden ze: de fortuin werd er gewogen op een balans. Ja, zeker en vast hadden zowel de handel als de rechtvaardigheid het beste met de mensen voor. 'Alleen,' merkte de een op, 'de justice is geblinddoekt, terwijl ge in de commerce beter de ogen open kunt houden.' Waarop de ander repliceerde: 'Maar dat verstaat iedereen he?'
Etta negeerde het gegiechel. Ze gingen haar dus een voorstel doen. Een lucratieve transactie. Daar had ze wel oren naar, al bleef ze gereserveerd. Wat gemakkelijk ging had ze nooit meteen vertrouwd. 'U bent toch geen physiocraten, mag ik bidden?' zei ze streng. 'Het klinkt mij allemaal zo abstract.'
'Physiocraten, Madame?'
'Ja, of hoe die nieuwe economisten ook heten. Ik ben alleen geinteresseerd in geld dat bestaat. Anders...'
De heren keken elkaar veelbetekenend aan. 'Wanneer Madame ons een zetel zou willen aanbieden? Dat spreekt wat gemakkelijker. En vermits Madame zo geinteresseerd is, kunnen wij wellicht terzake komen, niet?'
'Zeker en vast,' antwoordde de ander, alsof inderdaad de woorden niet tot haar maar tot hem waren gericht.
'Ik zie dat de heren hier de weg reeds kennen. Welaan...' Ze wenkte het meisje dat de hele tijd in de deuropening had afgewacht. 'Zeg Adele, kun je ons...' Ze maakte een gebaar dat 'koffie' betekende. 'En hebben we nog iets...?' Te smikkelen, bedoelde ze. Ze zei het aarzelend, tastend, alsof ze plotseling niet meer zeker wist wie hier eigenlijk de dienst uitmaakte.