Serieuzere zaken
Overhaast, maar toch tevreden. Ze moesten zich niet gaan inbeelden dat ze zich alles konden permitteren, die apen van kerels. Een dame had haar singularite. Wat dachten ze wel! Dat ze uit hun hand wou eten? Pff nou! Ze rechtte haar schouders en gooide haar hoofd achterover. Waar haalden ze hun inbeelding vandaan? Er viel daar geen stuiver te halen, bij dat omhooggevallen rapalje, de gouden louis kenden ze waarschijnlijk hoogstens van horen zeggen. Nee, om geld hoefde je niet aan te komen bij de heren afgevaardigden met hun praatjes voor later. Ze had eerder de indruk dat ze dachten dat er bij haar wat te halen viel. Omdat ze er zo aristocratisch uitzag zeker. Maar als Basire hoopte op haar zak te kunnen leven, dan had hij het mis. Als je het zo bekeek, had ze met haar plotselinge vertrek minstens een halve livre uitgespaard. Dat stemde haar tevreden - alsof ze het daarom had gedaan. Om die blaaskaken de rekening te presenteren.
De huurrijtuigjes, de zogeheten fiacres, die klepperend en ratelend door de Rue de Richelieu jakkerden, waren allemaal bezet, zodat ze het liever om de hoek probeerde, bij de standplaats op het grote plein aan de voorkant van het Palais-Royal.
Vroeger, dat wil zeggen een paar jaar geleden, was ze voor geen goud in zo'n aftands karretje gestapt. Maar op de een of andere manier had ze toen altijd prive-vervoer kunnen regelen, omdat ze steeds weer een heer op de kop had weten te tikken die haar wilde chaperonneren.
Tegenwoordig ging ze alleen, beschermers bestonden niet meer. Ze was heus modern, en ze vond dat een dame voor zichzelf behoorde op te komen. Maar dan moest ze wel de rechten, de middelen en de mogelijkheden krijgen om dat te doen. En zo was het niet. Ze wilde best zonder de protectie van een heer, graag zelfs - alleen, hoe kwam ze aan geld? Dat vroeg niemand zich af. Zelfs Basire had er geen idee van hoe zij haar leven bekostigde. En om eerlijk te zijn wist ze het zelf ook niet precies. De rente op haar salpeter-licentie was allang vervallen verklaard, ze had werkelijk geen sou meer achter de hand.
Toen ze de hoek om kwam en op het plein de huurrijtuigjes zag staan wachten, voelde ze snel of ze wel geld bij zich had. Dat vergat ze namelijk nogal eens mee te nemen. Zelf betalen, ze moest er echt aan wennen.
Op de een of andere manier ging iedereen ervan uit dat ze rijk was, in ieder geval welgesteld. Ook zelf was zij daar altijd van uitgegaan, al wist ze inmiddels beter. Ze had zich destijds namelijk alleen maar in de buurt van het echte geld bevonden. Nooit had ze het werkelijk bezeten, ze had het, als het ware, alleen maar even aan mogen raken. Toch leek het haar niet ongunstig die indruk van zorgeloosheid te laten voortbestaan. Ook Basire mocht gerust blijven dromen over vermeende reserves. Als dat hem aantrok - waarom niet? Het kon, docht haar, geen kwaad je belangrijker voor te doen dan je was. Als ze voor je bogen, ging je je toch niet afvragen waarom ze voor je bogen?
Bij de standplaats zagen de koetsiers haar niet staan. Er stond een flinke rij fiacres te wachten, maar omdat er vooraan gedoe was rondom een groepje besluiteloze passagiers, buitenlandse toeristen zo te zien, achtte geen van de dienstdoende vervoerders verderop in de rij zich verplicht haar behulpzaam te zijn. Ze keurden haar geen blik waardig, zelfs geen 'mannelijke': zolang ze nog geen vrachtje was, bestond ze kennelijk niet voor hen. Dat openbaar vervoer werd steeds onuitstaanbaarder! Had ze maar geld, dan was het eerste wat ze aanschafte een karosje voor zichzelf, een elegant cabrioletje dat ze zelf zou leren mennen, want zo'n dronken kerel op de bok, dat hoefde ze dan van haar levensdagen niet meer.
Toch, ondanks alle ongemakken van de moderne maatschappij, was ze niet ontevreden over haar nieuwe bestaan. Alleen de koetsiers deugden niet! Verder lukte het best. Zelf verdiend geld gaf haar heel wat meer voldoening dan de toegeworpen fooien van een heer met goede luimen. Het voelde flink, wellicht een overblijfsel van haar Groningse afkomst. 'Koakelen en gain aaier leggen,' daar hadden ze vroeger bij hen thuis niets van moeten hebben. Hoe zei haar moeder het ook alweer? 'Dei 't braid het, let 't braid hangen en dei 't nog rieker het, let 't slepen.' Nou, zij liep tenminste recht overeind.
Die zogenaamde verlichte geesten uit de Assemblee, die zouden eens een lantarenopsteker langs moeten laten komen. Wat dachten ze wel met hun 'rechten voor iedereen'? Officiele functies kon een dame niet bekleden, laat staan een ambt. Ja, wasvrouw mocht je worden of... of... maar een dame... daar dacht niemand aan! Ze had het allemaal zelf moeten regelen. En dat was haar lang niet slecht afgegaan, vond ze.
De meest lucratieve positie die ze had weten te verwerven, was die van correspondante secrete van de raadpensionaris. Het was, nu ze erover nadacht, maar goed dat ze uit het restaurant was weggeslopen. Zou Basire haar trouwens hebben gemist...? Enfin, ze had 't druk genoeg, er lag nog een boel werk op haar te wachten. Als correspondente. Ze beschouwde zichzelf liever als een soort gezant in buitengewone dienst. Hoewel, Brantsen, de officieel gevolmachtigde ambassadeur van de Staten-Generaal, maakte tegenwoordig bezwaar tegen dergelijke aanspraken. Vond haar inmiddels 'onbetrouwbaar', zoals ze via via had mogen vernemen. Nou, dat had hij toen maar moeten bedenken, toen hij haar elke dag briefjes en operakaartjes en invitaties stuurde. Begreep zo'n man niet dat een vrouw het anders aanpakte, meer, hoe zei je zoiets, meer tussen de regels? Nee, ze hadden in Den Haag niets over haar te klagen, vond ze. Maar Brantsen stuurde natuurlijk brave ambtelijke rapporten, waarin de politieke toestand keurig in vakjes werd verdeeld: de ene partij zus, de andere zo, Pruisen dit, Oostenrijk dat, en iedereen tevreden.
Maar zo werkte het niet. Als je, zoals zij, schuifelend en tastend in het labyrint van de macht binnendrong, besefte je hoe ondoorzichtig, hoe misleidend, hoe anders alles in werkelijkheid was. Daar moest je gevoel voor hebben, vrouwelijk gevoel, dacht ze zelf.
In Den Haag vroegen ze tot vervelens toe informatie over de 'uitgeweken patriotten', de zogenaamde vijanden van de stadhouder dus, dat zootje opstandelingen uit de gewesten dat destijds, in '87, meende ze (in ieder geval na hun laffe poging om prinses Wilhelmina te ontvoeren) was verjaagd door de bevriende legers van de Pruisische hertog van Brunswijk. Opgeruimd staat netjes. Verjaagd? Nee, weggevaagd. De 'uitgeweken patriotten' stelden niets meer voor, ze waren een idee-fixe geworden dat alleen in Haagse ambtelijke stukken bestaansrecht had. Wat moest je er nog mee?
Als je, zoals zij, middenin het Parijse leven stond, merkte je niets van die sukkels die op vergeten dakkamertjes in de faubourgs zaten te verkommeren. 'Ze ontvangen subsidies van de koning van Frankrijk.' Jaja, aalmoezen zult U bedoelen. Die koninklijke subsidie is niks anders dan de armenbedeling, waar iedere sloeber recht op heeft die kan bewijzen dat zijn nut voor de maatschappij tot nul komma nul is gedaald.
Mais bon, als ze in Den Haag zo zuinig op hun 'vijanden' wilden zijn, nou dan kregen ze toch hun zin (en zij haar toelage). Dus flanste ze op z'n tijd een lijstje in elkaar van door haar gesignaleerde 'contra-elementen'. Met dank aan de politieregisters van haar hooggeplaatste vriend Petion; de namen vond ze het gemakkelijkst onder de 'ongewenste vreemdelingen' en de 'landlopers'.
Nee, de werkelijke politiek zat anders in elkaar. Dat wou ze de raadpensionaris wel eens schrijven! hoe het werkelijk zat. En dat Brantsen er niets van begreep, dat zo'n provinciaal hier trouwens niks en niemendal voorstelde. Nee, zij was hier ingeburgerd, kende de wegen en de middelen. Ze woonde a propos ook al bijna twintig jaar in Parijs, was hier getuige geworden van de belangrijkste omwenteling uit de Historie - en Brantsen, die zag je hier nooit, nergens. Ze had hem tenminste al in geen tijden meer gezien.
Ja, ze zou de raadpensionaris eens een echt rapport sturen, dat zou ze doen. Want zolang ze zich in Den Haag druk bleven maken om een stelletje weggelopen 'kezen' werd 't nooit wat. Mijn god, wat liepen ze daar achter zeg.
Hehe, eindelijk! Ze was aan de beurt. De koetsier wilde haar zelf laten instappen, maar omdat ze bleef wachten, klom hij kreunend van ergernis van de bok en zwaaide het portier zo wijd open dat de scharnieren knarsten. 'Quand vous voudriez me faire l'honneur de monter...' Het bijbehorende 'Madame?' offreerde hij echter pas tijdens het dichtzwiepen van het deurtje.
De koetsier leidde het rijtuigje stapvoets van het plein de straat op, en toen vroeg hij pas waar ze heen wilde. 'Naar het Pruisische gezantschap, en als u zo vriendelijk wilt zijn voor de deur te blijven wachten...' 'Dan kost u dat tien sou per uur, tot uw dienst.' 'Tien!? Ik dacht dat vijf...' 'Dit is een andere tijd, Madame.' Moest ze soms gaan pingelen, nee toch zeker? 'Eh bien, citoyen, faites ce que vous voulez.'
Pas toen ze wegreden, kwam ze erachter dat haar mooie jurk vastzat tussen het portier, maar de koetsier had zich reeds met dubbele doodsverachting (ze betrof immers ook haar dood) in de roulette van het Parijse stadsverkeer gestort, zodat ze het niet verantwoord achtte zijn aandacht nodeloos af te leiden.
Ja, Goltz moest ze beslist nog even spreken voordat ze haar brief de deur uit deed.