De Pruisische Botschaft

De koetsier zette haar op de stoep af. Omdat hij hier onmogelijk kon parkeren, wilde hij meteen doorrijden om ergens verderop een plekje te zoeken. 'Attends un instant,' zei ze vlug. 'Jusqu'a ce qu'on ait ouvert la porte.' Wie weet was Goltz er niet en dan kon ze hier op straat uren gaan staan wachten op die sukkel van een koetsier.

De Pruisische vestiging werd streng bewaakt, men kon hier bepaald niet zomaar in en uit lopen. Op haar schellen (ze hoorde het binnen welluidend rinkelen) werd een luikje in de poort opengeklapt, iemand die ze niet goed kon onderscheiden verzocht haar in losse woorden, die werden uitgestoten of er telkens een punt of een uitroepteken achter stond, om haar paspoort en eventuele 'lettres de recommandation'. Het luikje ging meteen weer dicht, kennelijk werd het er een en ander geverifieerd, daarna werd de zware deur geopend.

In het portaal werd ze stijfjes ontvangen door twee Pruisische onderofficieren (nam ze aan, van de rangen daar begreep ze niets). Ze knikten haar toe bij wijze van groet. Of was het salueren wat ze deden? Een van hen bood haar zijn arm aan ter escorte, de ander liep hol galmend met harde hakken voor hen uit om haar aan te dienen. Voor alle deuren stonden rijk geornamenteerde militairen te posten. Elke keer dat ze hier kwam, leken het er meer te worden - zowel de ornamenten als de manschappen. De Pruisen voelden zich in Parijs duidelijk niet langer op hun gemak - zeker sinds november niet, toen ze in Pillnitz hun smadelijke anti-Franse verbond met de Oostenrijkers hadden gesloten.

Toen Goltz haar zag binnenkomen, stuurde hij meteen zijn secretaris weg en beval hij de twee onderoffieren (of wat het ook waren) om hen unbedingt nicht zu storen. Hij was nog steeds epris van haar, dat merkte ze meteen.

Zelf had ze het niet nodig gevonden de amoureuze betrekkingen met hem te continueren, toch, merkte ze, versoepelde het de omgang wanneer ze een herdersuurtje niet bij voorbaat uitsloot. Het vooruitzicht op een kans hield de gezant plooibaar en toeschietelijk, ze stelde zijn inzichten betreffende de buitenlandse politiek nog steeds op prijs. Daar kon ze echt wat van opsteken.

Vandaar ook de bevallige manier waarop ze zijn blik zocht en ontweek, zich wegdraaide en weer terug, zich aldus 'verlegen met de situatie' betonend, terwijl ze haar handschoentje zogenaamd gedachteloos over zijn bureaublad liet glijden, in het voorbijgaan achteloos de presse-papier streelde, het inktstelletje; zelfs de buste van Friedrich Wilhelm ii werd liefdevol afgestoft. En die Goltz maar hopen dat hij...

Maar hoe meer hij haar... des te strammer werd zijn beleefdheid, een klemmende, Pruisische beleefdheid, wurgend als de te hoge kragen van hun uniformen.

Al die tijd stond hij ook naast zijn bureau. In de houding, dacht Etta spottend, hij staat warempel in de houding. Prasentiiier... das Rapier! Etta vond het niet onaangenaam, deze hondse afhankelijkheid. Hij bleef toch een man met gezag - al was ze op hem uitgekeken. Maar een gezant des konings, een volbloed Freiherr, adellijk in alle kwartieren, die deed je niet zomaar weg als daar geen dwingende redenen voor waren.

'De barones wenst?' De stilte werd hem kennelijk onverdraaglijk. De barones! De nadruk waarmee hij die distinctieve aanspreekvorm gebruikte. Alsof ze de koningin van Pruisen zelve was. Ook in hun intiemste momenten had hij haar niet direct durven adresseren, wat haar in het begin overigens eerlijk gezegd een beetje opgewonden had, ze had zich een ding gevoeld, een kostbaar ding dat heel voorzichtig werd vernield. Tegenwoordig vond ze het alleen nog maar belachelijk, het was voor haar een bewijs temeer dat hij de wereld niet kende. Niet de finesses van de elegantie en evenmin de ongepolijste directheid van... van Basire. Zijn vormelijkheid was onhandigheid, ze drukte slechts onbehagen uit. Zij werd er tenminste knap onbehaaglijk van.

'Ga toch eerst 's zitten!' Ze flapte het eruit. Alsof er een veer sprong binnenin dat pantser, vloog de Pruisische hoogwaardigheidsbekleder weg om in allerijl een stoel voor haar te pakken. Hij leidde haar niet naar haar plaats, nee hij kwam met een stoel aansjouwen, als een bediende.

Pas toen zij, onder zijn overbezorgd toezicht, was gaan zitten, haar robe had rechtgetrokken en ook in die pose weer helemaal het dametje was, durfde hij zelf zijn plaats op te zoeken - en daar, gezeten achter zijn grote schrijftafel, hervond hij iets wat eventueel voor waardigheid door kon gaan. Hij scheen zich in deze positie, 'in functie', beter op zijn gemak te voelen dan daarnet, toen de situatie verwarrend was, alle kanten op kon. (Tenminste, zo liet ze hem denken.) Nu de vaste plaatsen waren ingenomen en elke aanzet tot frivoliteit bij voorbaat werd ontmoedigd door een schier onneembaar bastion van meubelstukken, leek der Gesandte des Konigs haast opgelucht te berusten.

Etta liet hem die ambtelijke rol graag spelen. Wanneer hij indruk wilde maken, wist ze, kreeg ze altijd iets te horen wat ze kon gebruiken. Vooral als ze distrait deed, verveeld met haar vingers aan haar kleding prutste. Dan werd het baas boven baas in het Pruisische gemoed, en probeerde hij haar te verleiden met mededelingen die haar aandacht wel moesten trekken.

'O ja?' zei ze dan, op zo'n toon alsof ze niet goed geluisterd had.
Goltz wist heus wel dat zij in correspondentie stond met het Stadhouderlijke Hof, toch scheen hij haar in politieke zaken steeds te onderschatten, wellicht omdat zij een dame was, en meer nog omdat zij een dame was die door hem werd begeerd. Hij kon waarschijnlijk niet geloven dat een dame die hem prive zo bezighield nog iets met het openbare leven had uit te staan. Zij bestond in zijn fantasieen, in de beslotenheid van kamertjes met de deur op slot. De wereld daarbuiten leek hem op de een of andere manier niks voor haar.
Ze maakte daar gebruik van, voerde hem met onnozelheden die hij wel tegenspreken moest.
'Maar de barones denkt toch niet dat...!?' Waarna hij geduldig ging zitten uitleggen dat de Oostenrijkers zeker niet op de steun van de Pruisen hoefden te rekenen wanneer zij naar Parijs wilden oprukken. 'Onze werkelijke belangen liggen im Osten. Daar hebben we de Kaiser nodig, opdat hij ons niet stoort wanneer wij de zogenaamde Poolse gebieden gaan zivilisieren.'
Zijn handen bewogen in brede gebaren over de leren bekleding van zijn schrijftafel, als ware het een kaart van Europa. Etta keek belangstellend hoe zijn benige vingers grenzen trokken en weer doorhaalden, hoe rijken werden uitgebreid en ingekrompen (of in het geval van 'de zogenaamde Poolse gebieden' geheel werden uitgewist). Ze wilde het zien, maar het ging te snel, ze kon de imaginaire lijnen niet onthouden - en het tafelblad was zo schoon, het bood nog geen kring, geen vlek of oneffenheid die als ezelsbruggetje dienen kon.
Het had haar trouwens nooit echt beziggehouden waar Polen lag, of waar het in de toekomst heen zou gaan, en dus kon het haar niets schelen dat ze het hier op tafel ineens nergens meer zag liggen.
'Zo zit dat,' resumeerde hij, en keek daarbij tevreden naar zijn onzichtbare stafkaart. Het was duidelijk dat hij Etta even vergeten was.
'Maar mijn beste Goltz,' vroeg ze, met een blankheid van geest die hem overrompelde, 'als jullie met zijn allen zo graag naar het oosten willen marcheren, wat doen al die soldaten dan hier? In de gang struikelde ik zowat over de troepen, het lijkt hier warempel wel een kazerne.'
De gezant zuchtte om zoveel wanbegrip. Het liefst had hij zijn topografische bureau-exercitie nog eens herhaald, maar omdat hij inzag dat een dergelijke abstracte schoonheid niet besteed was aan een dame (want dames vertegenwoordigden in zijn ogen het concrete), veegde hij in enen met de zijkant van zijn hand alle denkbeeldige landen en grenzen van zijn schrijftafel, alsof het kruimeltjes waren.
'De barones haalt, vrees ik, twee zaken door elkaar,' opperde hij beleefd. 'Ik begrijp dat ik haar heb verveeld met mijn expose, toch acht ik het noodzakelijk haar erop te wijzen dat zij zich vergist indien zij meent dat de hier aanwezige garde ook maar het geringste heeft uit te staan mit...', en hier verhief hij zijn stem, '...mit Krieg!' Het speet hem meteen al dat hij zich zo had laten gaan.
Etta merkte dat ze een gevoelig punt had bereikt en besloot nog even door te drukken. 'Als jullie zo vredelievend zijn, wat doen die sabreurs hier dan - middenin Parijs nog wel?'
'Sabreurs, wat zegt Madame nu?'
'Pardonnez-moi, dat is niet aardig van me. Soldaten, bedoel ik.'
Ook dat scheen het verkeerde woord te zijn. Het Pruisische militaire begrippenapparaat was ook zo ingewikkeld.
'De garde is, als Madame mij permitteert, een elitekorps,' doceerde Goltz met beproefd geduld, 'en als zodanig uitsluitend belast met de bescherming van de Konigliche Majestat, waartoe ook zijn attaches in het buitenland behoren. De soldaten, zoals Madame ze wenst te noemen, zijn hier dus louter ter verdediging.'
Wat was die man toch saai, dacht Etta. En vanzelf gingen haar gedachten naar Basire, en ze betreurde het dat ze bij hem niet zo op haar gemak kon zijn als hier, bij die dooie Pruis, terwijl ze natuurlijk veel liever daar, bij de jongens in het Palais-Royal, de mooie dame had uitgehangen. Zelfs de onbetamelijkheden van Chabot leken haar ineens verkieslijker dan de handleiding Pruisische gevechtskunde die ze vanonder deze korte pruik kreeg opgedreund.
Langzamerhand merkte ze dat ze het bestierf van de honger. Misschien omdat ze aan Basire, die lekker... In alle drukte had ze helemaal niet aan eten gedacht, maar nu... Die Goltz ook, met zijn drang naar volledigheid en precisie! De verveling van de vrouw ging door de maag, dat was duidelijk. Bij haar wel, tenminste. Er waren heel wat pasteitjes, kwarteltjes, gerookte worstjes en romige taartjes nodig om die holte vol te proppen - maar altijd bleef er dan een gaatje over waar de leegte werd gevoeld. In Corazza zaten ze met zijn allen lekker te smikkelen. Zou Goltz geen trek...? Maar nee, ze had geen zin om met hem... Geen beschaafd diner, alsjeblieft! Eindeloos wachten op het volgende gerecht, terwijl je wilde schransen uit drie, vier schalen tegelijk, met het braadvet op wang en kin. Zoals Basire... maar dat was degoutant. Boufferen deed je niet in gezelschap, dat deed je thuis in je eentje. En dat was wat ze zo meteen ging doen. Mond open, deuren dicht.
Ze zocht naar een komma in het expose van Goltz, een gedachtestreepje om hem af te breken. Want het schoot haar te binnen dat ze met spoed haar meid moest instrueren.
'Zeg Goltz,' brak ze op goed geluk binnen, 'zou je me een dienst willen bewijzen?' Het was nogal plomp, besefte ze. En dat zei ze er ook maar bij. Alsof het dan minder grof werd. Maar Goltz gaf geen krimp. Hij stond, de beleefdheid zelve, op om aan het schelkoord te trekken en bood haar met een air van vanzelfsprekendheid schrijfgerei en briefpapier aan. 'Als Madame een dringende depeche... En wanneer zij een bode wenst...?'
Voor de zekerheid hield ze haar hand ervoor, want ze vond het wel wat ver gaan om tijdens een onderhoud met de gezant van de koning van Pruisen een boodschap aan haar meid te schrijven. Maar ze had geen zin om thuis nog helemaal op haar eten te moeten wachten. Ze wilde na binnenkomst meteen aan kunnen schuiven.
'Als Madame gepresseerd is...?'
Nu er een Pruisische ijlbode op weg ging om haar boodschappenlijstje bij Adele af te leveren, voelde ze in het geheel geen haast meer - alsof niet haar bestelling, maar haar honger in vliegende vaart naar haar eettafel in de Rue Favart werd vervoerd.
Nee, gepresseerd was ze niet. Ze wist alleen niet meer wat ze hier te zoeken had. Het grappige was dat hij het ongetwijfeld razend druk had, doch wegens haar de belangrijkste personen nagelbijtend liet antichambreren. Daarom, om tenminste iets voor hem terug te kunnen doen, ging ze op zodanige wijze verzitten dat haar been... haar kous dan... En ook boog ze even voorover om hem tegemoet te komen in zijn... in zijn wat eigenlijk? Maar hm, zo was het weer welletjes, ze had inderdaad erg veel zin om er op stel en sprong - dag-dag! - onverwijld vandoor te gaan.