Hoofdstuk 16
Ik kon me niet herinneren dat ik het licht aan had gelaten en nam dus aan dat de kamermeisjes vergeten moesten zijn om de lampen uit te doen nadat ze mijn bed hadden verschoond en de asbakken hadden geleegd. Ik had de deur al weer op slot gedaan toen ik besefte dat ik niet alleen was. Mark zat bij het raam, en er stond een open attach�ffertje naast zijn stoel op het tapijt. In dat ene moment van aarzeling, toen mijn voeten niet wisten welke kant ze uit moesten lopen, ontmoette zijn blik de mijne en communiceerden we zonder woorden. Mijn hart sloeg op hol en trok tegelijkertijd samen van angst. Hij was bleek, had een lichtgrijs pak aan, en zag eruit alsof hij net van het vliegveld kwam. Zijn tas met kleren stond tegen het bed. Als hij een mentale geigerteller had gehad, zou die zeker als een razende op mijn rugzak gereageerd hebben. Sparacino had hem gestuurd. Ik dacht aan de Ruger in mijn schoudertas, maar ik wist dat ik nooit een revolver op Mark James zou kunnen richten en dat ik nooit de trekker over zou kunnen halen als het zover zou komen. 'Hoe ben je binnengekomen?' vroeg ik toonloos. Ik bleef doodstil staan. 'Ik ben je echtgenoot,' zei hij en haalde een hotelsleutel uit zijn zak. 'Jij klootzak,' fluisterde ik terwijl mijn hart harder begon te bonzen. Hij trok wit weg. Hij wendde zijn blik af. 'Kay�' 'O, God. Jij klootzak!' 'Kay. Ik ben hier omdat ik door Benton Wesley ben gestuurd. Alsjeblieft.' Toen stond hij op uit zijn stoel. Ik keek in verbaasd stilzwijgen toe hoe hij een flesje whisky uit zijn tas haalde. Hij liep langs me heen naar de bar en vulde twee glazen met ijsblokjes. Al zijn bewegingen waren langzaam en kalm, alsof hij zijn best deed me nog niet m� van streek te maken. Bovendien leek hij erg moe te zijn. 'Heb je al gegeten?' vroeg hij en gaf me een glas. Ik liep langs hem heen en gooide nonchalant de rugzak en mijnschoudertas boven op het dressoir. 'Ik ben uitgehongerd,' zei hij terwijl hij zijn boord losknoopte en zijn das van zijn nek trok. 'Verdomme, ik heb wel vier keer over moeten stappen. Ik geloof dat ik sinds het ontbijt alleen nog maar pinda's heb gegeten.' Ik zei niets. 'Ik heb al iets voor ons besteld,' zei hij rustig. 'Als ze het komen brengen zul je vast wel willen eten.' Ik liep naar het raam en staarde naar de paars-grijze wolken die boven de verlichte straten in het oude centrum van Key West hingen. Mark nam een stoel, deed zijn schoenen uit en legde zijn voeten op de rand van het bed. 'Zeg maar wanneer je wilt dat ik alles uitleg,' zei hij, de ijsblokjes in zijn glas ronddraaiend. 'Ik zou toch niet geloven wat jij me vertelt, Mark,' antwoordde ik op koele toon. 'Begrijpelijk. Ik word betaald om een vals leven te leiden. Daar ben ik ondertussen ongelooflijk goed in geworden.' 'Ja,' sprak ik hem na, 'je bent er ongelooflijk goed in geworden. Hoe heb je me gevonden? Ik geloof niet dat Benton je iets heeft verteld. Hij weet niet waar ik logeer en er moeten zeker vijftig hotels op dit eiland zijn en minstens net zoveel pensions.' 'Je hebt gelijk. Die zijn er zeker, maar het kostte me maar � telefoontje om je te vinden,' zei hij. Ik was verslagen en ging op het bed zitten. Hij haalde een gevouwen brochure uit een zak van zijn jasje en gaf die aan mij. 'Komt dit je bekend voor?' Het was dezelfde brochure die Marino in Beryl Madisons slaapkamer had gevonden en waarvan een fotokopie in haar dossier zat. Diezelfde brochure had ik talloze keren bestudeerd en had ik me twee dagen daarvoor weer herinnerd, toen ik had besloten naar Key West te vluchten. Aan de ene kant stonden restaurants, bezienswaardigheden en winkels, en aan de achterkant stond een kaart van de stad, met daaromheen een aantal advertenties. E�daarvan was van dit hotel, waardoor ik op hel idee was gekomen om hier te logeren. 'Benton heeft me gisteren na verschillende keren proberen eindelijk bereikt,' vervolgde hij. 'Hij was nogal overstuur, zei dal jij vertrokken was, dat je hierheen was gegaan, en toen zijn we aan de gang gegaan om jou op te sporen. Blijkbaar heeft hij een fotokopie van Beryls brochure in zijn archief. Hij nam aan dat jij die ook gezien had, en dat je er misschien zelfs een kopie van had gemaakt voor je eigen documentatie. We besloten dat jij die brochure als gids gebruikt zou kunnen hebben.' 'Waar heb je deze vandaan?' Ik gaf de brochure aan hem terug. 'Van het vliegveld. Toevallig is dit hotel het enige dat erin staat. Ik heb hier dus het eerst heen gebeld. Ze hadden een reservering op jouw naam.' 'Ok�Ik zou dus geen erg goede vluchteling zijn.' 'Een verdomd slechte.' 'Daar heb ik inderdaad het idee uit, als je dat echt wilt weten,' gaf ik kwaad toe. 'Ik heb Beryls papieren zo vaak bekeken, en ik herinnerde me de brochure, ik herinnerde me dat ik een advertentie voor een Holiday Inn-hotel aan Duval had gezien. Ik denk dat dat me was bijgebleven omdat ik me afvroeg of ze hier had gelogeerd toen ze in Key West aankwam.' 'En heeft ze dat ook gedaan?' Hij nam een slok uit zijn glas. 'Nee.' Toen hij opstond om ons opnieuw in te schenken, klopte er iemand op de deur. Mijn hart sloeg over toen Mark achteloos een 9 mm-pistool onder zijn jasje vandaan haalde. Hij hield het omhoog gericht terwijl hij door het kijkgaatje keek en stopte het pistool vervolgens achter zijn broekband terug. Het was ons avondmaal. Toen Mark de jonge vrouw contant betaalde, glimlachte ze vrolijk en zei: 'Dank u, meneer Scarpetta. Ik hoop dat de steaks u zullen smaken.' 'Waarom heb je je hier als mijn echtgenoot gemeld?' wilde ik weten. 'Ik slaap wel op de grond. Maar jij blijft hier niet alleen,' antwoordde hij terwijl hij de dekschalen op een tafel bij het raam zette en de fles wijn ontkurkte. Hij ontdeed zich van zijn jasje en gooide het op het bed, en legde toen zijn pistool boven op het dressoir, vlak bij mijn rugzak, waar hij er gemakkelijk bij kon. Ik wachtte totdat hij aan tafel zat voordat ik hem naar het pistool vroeg. 'Een lelijk monstertje, maar misschien wel mijn enige vriend,' antwoordde hij terwijl hij zijn steak sneed. 'En wat dat betreft, ik neem aan dat jij jouw .38 bij je hebt, waarschijnlijk in je rugzak.' Hij wierp een blik op de rugzak op het dressoir. 'In mijn schoudertas, als je dat per se wilt weten,' maakte ik mezelf belachelijk door eruit te flappen. 'En hoe weet jij in vredesnaam dat ik een .38 heb?' 'Dat heeft Benton me verteld. Hij zei ook dat je pas een vergunning hebt om je revolver niet zichtbaar bij je te dragen, en hij dacht dat je tegenwoordig wel niet ver zou gaan zonder je wapen.' Hij nam een slokje van zijn wijn, en zei: 'Niet slecht.' 'Heeft Benton je ook verteld welke maat ik draag?' vroeg ik, mezelf dwingend iets te eten, hoewel mijn maag me smeekte dat niet te doen. 'Dat hoeft hij me niet te vertellen. Je hebt nog steeds maatje zesendertig, je ziet er nog net zo goed uit als in Georgetown. Nee, nog beter zelfs.' 'Ik zou het erg op prijs stellen als je je niet als een charmante klootzak gedraagt en als je me zou willen vertellen hoe je in godsnaam zelfs maar op de hoogte bent van Benton Wesley's naam, om nog maar niet te spreken hoe je het voorrecht hebt verdiend om zo veel t�-a-t�s met hem over mij te hebben.' 'Kay.' Hij legde zijn vork neer toen hij mijn kwade blik zag. 'Ik ken Benton al langer dan jij. Snap je het nu nog niet? Moet ik het in neonletters voor je uitspellen?' 'Ja. Schrijf het maar in grote letters in de lucht, Mark. Want ik weet niet wat ik moet geloven. Ik heb er geen idee meer van wie jij bent. Ik vertrouw je niet. Ik ben op dit moment zelfs doodsbang voor je.' Hij leunde achterover in zijn stoel. Zijn gezicht stond serieuzer dan ik ooit had gezien toen hij zei: 'Kay, het spijt me dat je bang voor me bent. Het spijt me dat je me niet vertrouwt. Toch is dat is heel begrijpelijk, omdat maar heel weinig mensen in deze wereld er een idee van hebben wie ik ben, en er zijn momenten dat ik dat zelf niet eens meer zeker weet. Ik kon je dit niet eerder vertellen, maar nu is dat voorbij.' Hij zweeg even. 'Benton was lang voordat jij hem leerde kennen mijn docent op de Academie.' 'Ben jij een FBI-agentl' vroeg ik ongelovig. 'Ja.' 'Nee,' zei ik. Het duizelde me. 'Nee! Deze keer geloof ik je verdomme niet!' Hij stond zonder een woord te zeggen op, liep naar de telefoon naast het bed en belde een nummer. 'Kom hier,' zei hij met een blik op mij. Toen gaf hij me de hoorn. 'Hallo?' Ik herkende de stem onmiddellijk. 'Benton?' zei ik. 'Kay? Is alles goed met je?' 'Mark is hier,' antwoordde ik. 'Hij heeft me gevonden. Ja, Benton, alles is goed met me.' 'Godzijdank. Je bent in goede handen. Ik weet zeker dat hij je alles zal uitleggen.' Mark nam de hoorn uit mijn handen en hing op. Toen we weer aan tafel zaten, keek hij me lang aan voordat hij weer begon te praten. 'Ik heb na Janets dood mijn advocatenpraktijk opgegeven. Ik weet nog steeds eigenlijk niet waarom, Kay, maar dat maakt niet uit. Ik heb een tijdje in het veld, in Detroit, gewerkt, en toen werd ik een undercover- agent. Dat verhaal dat ik bij Orndorff en Berger werkte was een truc.' 'Je gaat me toch niet vertellen dat Sparacino ook voor de FBI werkt,' zei ik. Ik beefde over mijn hele lijf. 'Jezus, nee,' antwoordde hij en keek van me weg. 'Waar is hij dan mee bezig, Mark?' 'Hij heeft Beryl Madison bedrogen, heeft met haar royaltyverklaringen geknoeid, net als bij een aantal van zijn andere cli�en. Dat waren zijn kleinere misdrijven. En zoals ik je al heb verteld, manipuleerde hij haar, speelde haar uit tegen Cary Harper en bekokstoofde een groot publiciteitsschandaal - en ook dat had hij al een aantal keren eerder gedaan.' 'Wat je me in New York hebt verteld was dus waar.' 'Maar niet alles. Ik kon je niet alles vertellen.' 'Wist Sparacino dat ik naar New York zou komen?' Dat was een vraag die me al weken dwarszat. 'Ja. Ik had dat zo georganiseerd, onder het voorwendsel dat ik meer informatie van jou wilde loskrijgen en dat ik jou zo ver wilde krijgen dat je met hem zou spreken. Hij wist dat jij nooit met een gesprek zou instemmen. Daarom stelde ik dus voor om jou naar hem toe te brengen.' 'Jezus,' mompelde ik. 'Ik dacht dat ik alles onder controle had. Ik dacht dat hij niet liet nagaan wat ik deed totdat we bij dat restaurant kwamen. Toen besefte ik dat alles verkeerd liep,' vervolgde Mark.'Waarom?' 'Omdat hij me liet volgen. Ik wist al lang dat die knul van Partin � van zijn verklikkers was. Die betaalt zo zijn huur terwijl hij wacht op een rolletje in een soap-serie, een tv-recla- me, of een advertentie voor ondergoed. Sparacino begon me blijkbaar te wantrouwen.' 'Maar waarom stuurde hij Partin? Hij besefte toch wel dat jij hem zou herkennen?' 'Sparacino is er niet van op de hoogte dat ik van Partin af weet,' zei hij. 'Het punt is, toen ik Partin in dat restaurant zag, wist ik dat Sparacino hem had gestuurd om zich ervan te verzekeren dat ik jou echt ontmoette en om te zien wat ik van plan was, net zoals hij die zogenaamde Jeb Price in jouw kantoor heeft laten inbreken.' 'Ga je me nu vertellen dat Jeb Price ook een arme acteur is?' 'Nee. We hebben hem vorige week in New Jersey gearresteerd. Nu zal hij wel een tijdlang niemand meer lastig vallen.' 'En het was zeker ook een leugen dat je Diesner in Chicago kende?' 'Hij is een levende legende. Maar ik heb de man nog nooit ontmoet.' 'En het was zeker ook een vooropgezet plan dat je me in Richmond kwam opzoeken?' Ik moest moeite doen om mijn tranen terug te dringen. Hij vulde onze wijnglazen bij en antwoordde: 'Ik kwam niet echt met de auto uit D.C. Ik was net met het vliegtuig uit New York aangekomen. Sparacino had me gestuurd om je uit te horen, om zoveel mogelijk over de moord op Beryl uit te vinden.' Ik nam een slok van mijn wijn en probeerde zwijgend mijn kalmte te hervinden. Toen vroeg ik: 'Is hij op de een of andere manier bij die moord betrokken, Mark? 'Daar maakte ik me eerst zorgen over,' antwoordde hij. 'Ik vroeg me af of Sparacino's spelletjes met Harper te ver waren gegaan, of Harper op hol was geslagen en Beryl had vermoord. Maar toen werd Harper zelf vermoord, en ook na verloop van tijd kwam ik niets tegen waardoor ik reden had te vermoeden dat Sparacino iets met hun beider dood te maken had. Ik denk dat hij wilde dat ik zoveel mogelijk over de moord op Beryl uitvond omdat hij parano� was over de hele zaak.' 'Was hij bang dat de politie haar administratiekantoor zou doorzoeken, en dat het dan misschien zou uitkomen dat haar royalty-verklaringen vals waren?' vroeg ik. 'Misschien. Ik weet wel dat hij haar manuscript wil hebben. Het lijdt geen twijfel dat dat heel wat waard is. Maar buiten dat weet ik het niet.' 'En de rechtszaak, zijn vendetta met de procureur-generaal?' 'Dat heeft veel publiciteit opgeleverd,' antwoordde Mark. 'En Sparacino veracht Ethridge, hij zou het prachtig vinden als hij hem kon vernederen of hem zelfs uit zijn ambt kon werken.' 'Scott Partin is hier ook geweest,' vertelde ik hem. 'Hij heeft hier nog niet zo lang geleden naar Beryl gevraagd.' 'Interessant,' was het enige dat hij zei terwijl hij nog een hap van zijn steak nam. 'Hoe lang heb je bij Sparacino gewerkt?' 'Meer dan twee jaar.' 'Hemel,' zei ik. 'Het Bureau heeft alles heel zorgvuldig georganiseerd. Ze stuurden me naar hem toe onder de naam Paul Barker, een advocaat op zoek naar werk, iemand die snel rijk wilde worden. Ik deed alles wat nodig was om hem in mij te interesseren. Natuurlijk heeft hij laten nagaan wie ik was, en toen bepaalde details niet bij elkaar pasten, confronteerde hij me daar uiteindelijk mee. Ik gaf toe dat ik een valse naam had aangenomen, dat ik onder het Federale Programma voor Beschermde Getuigen viel. Het is een ingewikkeld en moeilijk uit te leggen verhaal, maar Sparacino geloofde dat ik in een vorig leven in Tal- lahassee bij illegale activiteiten betrokken was geweest, dat ik erbij gelapt was en dat de FBI me voor mijn getuigenis had beloond door me een fictieve identiteit en een fictief verleden te geven.' 'En ben je inderdaad bij illegale activiteiten betrokken geweest?' 'Nee.' 'Ethridge is van mening dat dat wel zo is,' zei ik. 'En dat je ook in de gevangenis hebt gezeten.' 'Dat verbaast me niets. De federale politie is het Bureau gewoonlijk erg behulpzaam. Op papier ziet de Mark James die jij vroeger gekend hebt er niet zo best uit. Een advocaat dienaar de andere kant is overgelopen, die geen praktijk meer mag voeren en die twee jaar in de bak heeft gezeten.' 'Moet ik aannemen dat Sparacino's werk voor Orndorff en Berger een dekmantel is?' vroeg ik. 'Ja.' 'Waarvoor, Mark? Het moet wel om meer gaan dan alleen zijn publiciteitsschandalen.' 'We zijn ervan overtuigd dat hij geld heeft witgewassen voor de maffia, Kay. Geld uit drugstransacties. We geloven ook dat hij iets te maken heeft met de georganiseerde misdaad in de casino's. Daar zijn politici bij betrokken, en rechters en andere advocaten. Dat netwerk is ongelooflijk uitgebreid. We weten er al een tijdje van af, maar er ontstaat een gevaarlijke situatie als het ene deel van het juridische systeem het andere beschuldigt. We moesten een aannemelijk bewijs van schuld hebben. Daarom hebben ze mij erop afgestuurd. Hoe meer ik ontdekte, hoe meer daar weer aan vast bleek te zitten. Drie maanden werden zes maanden, en toen werden het zelfs jaren.' 'Ik begrijp het niet. Zijn bedrijf is legaal, Mark.' 'New York is Sparacino's koninkrijk. Hij heeft macht. Orndorff en Berger weet maar heel weinig af van wat hij doet. Ik heb nooit voor die firma gewerkt. Ze kennen zelfs mijn naam niet.' 'Maar Sparacino wel,' zette ik hem onder druk. 'Ik heb hem jou Mark horen noemen.' 'Ja, hij weet wat mijn echte naam is. Zoals ik al zei, is het Bureau erg voorzichtig geweest. Ze hebben goed werk geleverd toen ze mijn leven herschreven, en toen ze op papier de sporen cre�den die de Mark James met wie je vroeger omging in een persoon veranderden die je niet zou herkennen, laat staan aardig zou vinden.' Hij zweeg even. Zijn gezicht stond grimmig. 'Sparacino en ik kwamen overeen dat hij me in jouw aanwezigheid Mark zou noemen. De rest van de tijd was ik Paul. Ik werkte voor hem. Ik heb zelfs een tijd bij hem en zijn gezin gewoond. Ik was zijn loyale zoon, of tenminste, dat dacht hij.' 'Ik weet dat Orndorff en Berger nog nooit van jou gehoord heeft,' bekende ik. 'Ik heb je geprobeerd in New York en in Chicago te bellen, en ze wisten niet over wie ik het had. Ik heb Diesner gebeld. Hij wist ook niet wie je was. Ik ben misschien geen goede vluchteling, maar jij bent een even slechte spion.' Hij was even stil. Toen zei hij: 'Het Bureau moest me terugroepen, Kay. Jij verscheen op het toneel en ik nam veel risico's. Ik raakte emotioneel betrokken bij die hele affaire omdat jij erbij betrokken was. Ik was stom.' 'Ik weet niet hoe ik daarop moet reageren.' 'Drink maar gewoon je wijn en kijk hoe de maan boven Key West opkomt. Dat is de beste manier om daarop te reageren.' 'Maar Mark,' zei ik, en ik was nu hopeloos ge�rigeerd, 'er is een erg belangrijk punt dat ik niet begrijp.' 'Ik ben er zeker van dat er heel veel punten zijn die jij niet begrijpt en die je misschien nooit zult begrijpen, Kay. We hebben allebei een heel leven achter de rug en dat kunnen we niet in � avond overbruggen.' 'Je zei dat Sparacino jou op mij had afgestuurd om informatie van mij los te krijgen. Hoe wist hij dat jij mij kende? Heb je hem dat verteld?' 'Hij had het over jou vlak nadat we over de moord op Beryl hadden gehoord. Hij zei dat jij de patholoog-anatoom was, het hoofd van de dienst in Virginia. Ik raakte in paniek. Ik wilde niet dat hij jou zou aanpakken. Ik besloot dat het beter was als ik dat zou doen.' 'Ik waardeer je hoffelijkheid,' zei ik op ironische toon. 'En dat is maar goed ook.' Hij keek me in mijn ogen. 'Ik vertelde hem dat we in een vroeger leven een verhouding hadden gehad. Ik wilde dat hij jou aan mij zou overlaten. En dat deed hij ook.' 'En dat is het hele verhaal?' zei ik. 'Dat zou ik wel graag willen, maar ik ben bang dat mijn motieven misschien niet helemaal zuiver waren.' 'Niet zuiver?' 'Ik geloof dat de mogelijkheid om jou weer te zien me ook aanlokte.' 'Dat heb je al eerder gezegd.' 'Ik loog niet.' 'En lieg je nu ook niet?' 'Ik zweer bij God dat ik nu niet tegen je lieg,' zei hij. Ik besefte plotseling dat ik nog steeds een poloshirt en een short aan had, dat mijn huid glom en dat mijn haar er niet uitzag. Ik verontschuldigde me, stond van tafel op en ging de badkamer in. Een half uur later had ik me in mijn favoriete kamerjas gehuld en lag Mark boven op mijn bed te slapen. Hij kreunde en deed zijn ogen open toen ik naast hem ging zitten. 'Sparacino is een heel gevaarlijk man,' zei ik terwijl ik mijn vingers langzaam door zijn haar haalde. 'Daar is geen twijfel over,' zei Mark slaperig. 'Hij heeft Partin hierheen gestuurd. Ik geloof niet dat ik begrijp hoe hij wist dat Beryl hier is geweest.' 'Omdat ze hem hiervandaan heeft gebeld, Kay. Hij heeft dat de hele tijd al geweten.' Ik knikte, niet echt verbaasd. Beryl mocht dan misschien tot het bittere eind van Sparacino afhankelijk zijn geweest, ze moest hem toch zijn gaan wantrouwen. Anders zou ze haar manuscript wel bij hem hebben achtergelaten en het niet hebben toevertrouwd aan een barkeeper genaamd PJ. 'Wat zou hij doen als hij wist dat jij hier bent?' vroeg ik zachtjes. 'Wat zou Sparacino doen als hij wist dat jij en ik samen in deze kamer zijn en dit gesprek hebben?' 'Hij zou zo jaloers zijn als de pest.' 'Nee, serieus.' 'Waarschijnlijk zou hij ons vermoorden als hij dacht dat hij dat kon maken.' 'En zou hij dat kunnen maken, Mark?' Hij trok me naar zich toe en zei met zijn mond tegen mijn hals: 'Shit, nee.'
De zon maakte ons de volgende morgen wakker en nadat we opnieuw hadden gevrijd, sliepen we tot tien uur in elkaars armen. Terwijl Mark douchte en zich schoor, staarde ik naar buiten, en de kleuren waren nooit zo fel geweest en de zon had nooit zo heerlijk geschenen op het kleine eiland Key West. Ik zou een appartement kopen waar Mark en ik ons de rest van ons leven aan de liefde zouden kunnen wijden. Ik zou voor het eerst sinds mijn kindertijd weer gaan fietsen, ik zou weer gaan tennissen, en ik zou stoppen met roken. Ik zou meer moeite doen om een goede verstandhouding met mijn familie te onderhouden en Lucy zou vaak bij ons komen logeren. Ik zou vaak naar Louie's gaan en PJ zou onze vriend zijn. Ik zou het zonlicht over de zee zien dansen en ik zou gebeden sturen naar een vrouw genaamd Beryl Madison wier verschrikkelijke dood mijn leven nieuwe zin had gegeven en mij had geleerd weer lief te hebben. Na de brunch, die we op onze kamer aten, haalde ik Beryls manuscript uit de rugzak. Mark keek ongelovig toe. 'Is dat wat ik denk dat het is?' vroeg hij. 'Ja. Het is precies wat je denkt dat het is,' zei ik. 'Waar heb je dat in godsnaam gevonden, Kay?' Hij stond op. 'Ze had het bij een vriend achtergelaten,' antwoordde ik. We legden de kussens in onze rug en gingen met het manuscript tussen ons in op het bed zitten terwijl ik Mark alles over mijn gesprek met PJ vertelde. Van ochtend werd het middag, en we zetten geen stap buiten onze kamer, behalve om de vuile borden in de gang te stapelen en om broodjes en hapjes aan te pakken die we naar boven lieten komen als we daar zin in hadden. Urenlang zeiden we haast niets tegen elkaar terwijl we de bladzijden over Beryl Ma- disons leven lazen. Het boek was ongelooflijk en de tranen sprongen me meer dan eens in de ogen. Beryl was een zangvogel midden in een storm, een arm, felgekleurd wezentje dat zich aan de takken van een vreselijk leven had vastgeklemd. Haar moeder was gestorven en de andere vrouw die haar vader had gevonden, behandelde Beryl vol verachting. Omdat ze de wereld waar ze in leefde niet kon verdragen, leerde ze haar eigen wereld te cre�n. Schrijven was voor haar een manier om zichzelf op de been te houden, en dat was een talent dat zich had ontwikkeld als een gevoel voor kunst bij een dove of muzikaliteit bij een blinde. Ze kon met behulp van woorden een wereld scheppen die ik kon proeven, ruiken en voelen.Haar relatie met de Harpers was diepgaand en waanzinnig geweest. Zij waren drie vluchtige stoffen die samen tot een enorm vernietigende, explosieve kracht gecombineerd werden toen ze uiteindelijk in dat sprookjesachtige huis aan de rivier met de tijdloze dromen gingen wonen. Cary Harper had het grote huis voor Beryl gekocht en gerestaureerd, en in de slaapkamer op de bovenverdieping waar ik had gelogeerd, beroofde hij haar op een nacht, toen ze pas zestien was, van haar maagdelijkheid. Toen ze de volgende ochtend niet naar beneden kwam om te ontbijten, ging Sterling Harper boven kijken en trof haar huilend, opgekruld in een foetushouding aan. Mevrouw Harper kon niet onder ogen zien dat haar beroemde broer hun surrogaatdochter had verkracht en ging de demonen in haar huis te lijf met een tactiek van ontkenning. Ze sprak er nooit met Beryl over en probeerde ook niet tussenbeide te komen, maar sloot 's avonds zachtjes haar deur en sliep haar rusteloze slaap. Beryl werd week na week gemolesteerd, maar naarmate ze ouder werd, gebeurde dat steeds minder vaak. Uiteindelijk kwam er een eind aan de situatie door de impotentie van de Pulitzer- prijswinnaar, veroorzaakt door lange avonden vol drank en andere excessen, waaronder drugs. Toen hij zijn losbandige activiteiten niet langer kon betalen van de rente van het geld dat hij met zijn boek had verdiend en van de familie-erfenis, wendde hij zich tot zijn vriend Joseph McTigue. Deze was zo vriendelijk zijn aandacht en kennis op Harpers slechte financi� situatie te richten, zodat de schrijver uiteindelijk niet alleen weer 'uit het rood was, maar rijk genoeg werd om zich dozen vol van de beste whisky en coca�-orgie�te kunnen veroorloven wanneer hij daar maar zin in had.' Beryl schreef dat mevrouw Harper het portret boven de schoorsteenmantel in de bibliotheek had geschilderd toen ze het huis uitging. Het was het portret van een kind dat van haar onschuld was beroofd, geschilderd met de onbewuste of bewuste bedoeling Harper voortdurend te kwellen. Hij ging meer drinken, schreef minder en begon aan slapeloosheid te lijden. Hij werd een stamgast van Culpeper's Tavern, een ritueel waartoe zijn zuster hem aanspoorde. Zij gebruikte die uren namelijk om via de telefoon met Beryl tegen hem samen te spannen. De genadeklap kwam toen Beryl, aangemoedigd door Sparacino, in een dramatisch, opstandig gebaar haar contract verbrak. Dat was haar manier om haar eigen leven terug te vorderen en om, zoals ze het zelf uitdrukte 'de schoonheid van mijn vriendin Sterling te bewaren, door mijn herinneringen aan haar als wilde bloemen tussen deze bladzijden te leggen'. Beryl was kort nadat er was vastgesteld dat mevrouw Harper kanker had, met haar boek begonnen. De band tussen hen kon niet verbroken worden en de liefde die ze voor elkaar koesterden was heel diep. Natuurlijk waren er ook lange stukken tekst over de boeken die Beryl had geschreven en over de bronnen waar ze haar idee�vandaan haalde. Er stonden ook samenvattingen in van eerdere romans, en ik vermoedde dat dit verklaarde waarom we na haar dood een deel van een manuscript op de ladenkast in haar slaapkamer hadden gevonden. Dat kon ik echter niet met zekerheid zeggen. Ik kon �upt niet met zekerheid zeggen wat er in Beryls hoofd was omgegaan. Maar ik zag wel dat haar werk heel bijzonder was en dat het de potentie had voor zo'n enorm schandaal dat Cary Harper er doodsbang en Sparacino er heel begerig door was geworden. Ik zag die middag niets waarin het schrikbeeld van Frankie ter sprake kwam. Ze had het in haar manuscript niet over de beproeving die haar uiteindelijk het leven zou kosten. Ik vermoedde dat het te zwaar was geweest om daar over na te denken. Misschien had ze gehoopt dat hij na verloop van tijd gewoon zou verdwijnen. Ik had Beryls boek bijna uit toen Mark plotseling zijn hand op mijn arm legde. 'Wat?' Ik kon me bijna niet van de tekst losrukken. 'Kay. Kijk hier eens naar,' zei hij terwijl hij voorzichtig een bladzijde boven op de pagina legde die ik aan het lezen was. Het was het begin van hoofdstuk vijfentwintig, een bladzijde die ik al had gelezen. Ik had even nodig voor ik zag wat ik eerst niet had opgemerkt. Het was een erg nette fotokopie en niet een originele, getypte bladzijde zoals alle andere. 'Ik dacht dat je zei dat dit het enige exemplaar was,' zei Mark op vragende toon. 'Dat dacht ik,' antwoordde ik verbaasd. 'Ik vraag me af of ze er een fotokopie van gemaakt heeft en twee van de bladzijden door elkaar heeft gehaald.' 'Daar ziet het wel naar uit,' zei ik bedachtzaam. 'Maar waar is die fotokopie dan? Die is nergens gevonden.' 'Ik heb geen idee.' 'Weet je zeker dat Sparacino de kopie niet heeft?' 'Ik ben er vrij zeker van dat ik dat dan wel zou weten. Ik heb zijn kantoor binnenstebuiten gekeerd toen hij er niet was, en datzelfde heb ik met zijn huis gedaan. Bovendien denk ik dat hij me dat wel verteld zou hebben, dat wil zeggen, toen hij nog dacht dat we maatjes waren.' 'Ik denk dat we PJ maar eens moeten gaan opzoeken.'We ontdekten dat het PJ's vrije dag was. Hij was niet bij Louie's en hij was ook niet thuis. De lucht boven het eiland werd al schemerig toen we hem eindelijk bij Sloppy Joe aantroffen. Op dat moment was hij al zo dronken als een tor. Ik viste hem bij de bar vandaan en leidde hem bij de hand naar een tafeltje. Haastig stelde ik Mark voor. 'Dit is Mark James, een vriend van mij.' PJ knikte en hield zijn fles bier omhoog in een dronken toost. Hij knipperde een paar maal met zijn ogen, alsof hij probeerde beter te zien, mijn aantrekkelijke mannelijke metgezel openlijk bewonderend. Mark leek niets te merken. Ik verhief mijn stem om boven het lawaai van de mensenmassa en de band uit te komen en zei tegen PJ: 'Beryls manuscript. Heeft ze daar een kopie van gemaakt toen ze hier was?' Hij nam een slok bier. Deinend op het ritme van de muziek antwoordde hij: 'Dat weet ik niet. Ze heeft er nooit iets van tegen mij gezegd als dat zo was.' 'Maar is het mogelijk?' hield ik aan. 'Kan ze dat hebben gedaan toen ze de brieven die ze aan jou gaf fotokopieerde?' Hij haalde zijn schouders op. De zweetdruppels rolden over zijn slapen en zijn gezicht was rood aangelopen. PJ was niet alleen dronken, hij was stoned. Terwijl Mark onbewogen toekeek, probeerde ik het opnieuw. 'Nou, had ze het manuscript bij zich toen ze de brieven ging fotokopi�n?' '� Just like Bogie and Bacall�' PJ zong mee met een schorre bariton terwijl hij samen met de rest van het publiek het ritme op de rand van de tafel mee sloeg. 'PJ!' riep ik luid. 'Jezus,' protesteerde hij, met zijn blik aan het podium vastgenageld, 'dat is mijn lievelingsliedje.' Ik zonk dus in mijn stoel terug en liet PJ zijn lievelingsliedje zingen. Toen de band even pauzeerde, herhaalde ik mijn vraag. PJ leegde zijn bierfles, en antwoordde toen verrassend duidelijk: 'Ik herinner me alleen nog maar dat Beryl die dag de rugzak bij zich had, ok�Ik heb hem aan haar gegeven, weet je. Iets wat ze hier kon gebruiken om haar troep met zich mee te slepen. Ze ging toen naar de Copyrette of zo, en ze had die rugzak zeker bij zich. Dus, ja.' Hij haalde zijn sigaretten te voorschijn. 'Het kan zijn dat ze het boek in haar rugzak had. En het kan zijn dat ze er een fotokopie van heeft gemaakt toen ze de brieven kopieerde. Ik weet alleen maar dat ze het exemplaar aan mij heeft gegeven dat ik gisteren of wanneer dat ook was aan u heb overhandigd.' 'Het was gisteren,' zei ik. 'Ja, man. Gisteren.' Hij deed zijn ogen dicht, en begon weer op de rand van de tafel te tikken. 'Dank je, PJ,' zei ik. Hij besteedde geen aandacht aan ons toen we vertrokken. We baanden ons door de bar een weg naar de frisse nachtlucht. 'Dat was wat je noemt een nutteloze expeditie,' zei Mark terwijl we naar het hotel terugliepen. 'Ik weet het niet,' antwoordde ik. 'Maar ik vind het logisch dat Beryl ook het manuscript gekopieerd heeft toen ze een kopie van de brieven maakte. Ik kan me niet voorstellen dat ze haar boek bij PJ achterliet zonder dat ze daar een fotokopie van had.' 'Nu ik hem heb ontmoet, kan ik me dat ook niet voorstellen. PJ is nou niet bepaald wat ik onder een betrouwbare bewaker versta.' 'Dat is hij wel, Mark. Vanavond was hij gewoon een beetje van slag.' 'Bezopen, kun je beter zeggen.' 'Misschien komt dat wel doordat ik hier opdook.' 'Als Beryl haar manuscript heeft gekopieerd en het naar Richmond heeft meegenomen,' vervolgde Mark, 'dan moet degene die haar vermoord heeft het gestolen hebben.' 'Frankie,' zei ik. 'Wat misschien verklaart waarom hij vervolgens naar Cary Harper ging. Onze vriend Frankie werd jaloers, en hij werd gek, of liever gezegd, nog gekker, bij de gedachte aan Harper in Beryls slaapkamer. Er staat in Beryls boek dat Harper de gewoonte had elke middag naar Culpeper te gaan.' 'Dat weet ik.' 'Frankie heeft dat misschien gelezen, zodat hij wist waar hij hem kon vinden en wat de beste tijd was om hem onverwachts te overvallen.' 'Er is toch geen beter tijdstip dan wanneer je half teut bent en op een verlaten plek in het donker uit je auto stapt?' zei ik. 'Het verbaast me alleen dat hij Sterling Harper niet ook te pakken heeft genomen.' 'Misschien was hij dat wel van plan.' 'Je hebt gelijk. Hij kreeg de kans niet,' zei Mark. 'Ze bespaarde hem de moeite.' We pakten elkaars hand en zwegen. Onze schoenen tikten zachtjes op het trottoir terwijl de bomen in een zacht briesje heen en weer bewogen. Ik wenste dat dit ogenblik altijd kon duren. Ik vreesde de waarheden die we onder ogen zouden moeten zien. Pas toen Mark en ik weer in onze kamer terug waren en samen een glas wijn zaten te drinken, stelde ik de vraag. 'Wat ga je hierna doen, Mark?' 'Naar Washington,' zei hij, zich van me afdraaiend om uit het raam te kijken. 'Morgen al. Daar word ik over mijn bevindingen ondervraagd, geherprogrammeerd.' Hij ademde diep in. 'Jezus, ik weet niet wat ik daarna ga doen.' 'Wat wil je daarna doen?' vroeg ik. 'Ik weet het niet, Kay. Wie weet waar ze me dan heen zullen sturen?' Hij bleef naar buiten, naar het donker staren. 'En ik weet dat jij niet weg wilt uit Richmond.' 'Nee, ik kan niet weg uit Richmond. Niet nu. Mijn werk is mijn leven, Mark.' 'Dat is altijd al zo geweest,' zei hij. 'Mijn werk is ook mijn leven. Zo blijft er dus maar weinig ruimte voor een compromis over.' Zijn woorden en gezichtsuitdrukking braken mijn hart. Ik wist dat hij gelijk had. Toen ik probeerde iets te zeggen, kwamen de tranen. We hielden elkaar vast totdat hij in mijn armen in slaap viel. Ik maakte mezelf voorzichtig los, stond op en ging weer naar het raam. Daar zat ik te roken, in mijn geest dwangmatig allerlei dingen steeds opnieuw overdenkend, totdat het ochtendgloren de lucht roze kleurde. Ik stond lang onder de douche. Het warme water werkte troostend en sterkte me in mijn besluit. Opgefrist liep ik in mijn ochtendjas de vochtige badkamer uit. Mark was al op en bestelde net het ontbijt. 'Ik ga terug naar Richmond,' kondigde ik vastberaden aan terwijl ik naast hem op het bed ging zitten. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat is geen goed idee, Kay.' 'Ik heb het manuscript gevonden, jij gaat weg, en ik wil hier niet alleen zitten wachten tot Frankie, Scott Partin, of wie weet, Sparacino zelf op het toneel verschijnt,' legde ik uit. 'Ze hebben Frankie nog niet gevonden. Dat is te riskant. Ik zal regelen dat je hier bescherming krijgt,' protesteerde hij. 'Of in Miami. Dat is waarschijnlijk beter. Je zou een tijdje bij je familie kunnen gaan logeren.' 'Nee.' 'Kay�' 'Mark, Frankie kan best allang uit Richmond vertrokken zijn. Het duurt misschien nog weken voor ze hem vinden. Misschien vinden ze hem wel nooit. En wat moet ik dan doen, me voor altijd schuilhouden in Florida?' Hij leunde in de kussens achterover en antwoordde niet. Ik pakte zijn hand. 'Ik laat mijn leven, mijn carri� niet op zo'n manier verstoren, en ik weiger om nog langer ge�imideerd te worden. Ik zal Marino bellen en hem vragen me af te halen van het vliegveld.' Hij vouwde zijn handen om de mijne, keek me in mijn ogen en zei: 'Ga met mij mee naar D.C. Je zou zelfs een tijdje in Quantico kunnen blijven.' Ik schudde mijn hoofd. 'Er gebeurt heus niets met mij, Mark.' Hij trok me naar zich toe. 'Ik moet steeds maar denken aan wat er met Beryl is gebeurd.' Ik ook.
Op het vliegveld van Miami namen we afscheid met een kus en ik liep snel zonder om te kijken van hem weg. Ik was alleen maar wakker toen ik in Atlanta moest overstappen. De rest van de tijd zat ik lichamelijk en geestelijk uitgeput in mijn vlieg- tuigstoel te slapen. Marino stond me op te wachten toen ik uit het vliegtuig kwam. Hij leek voor � keer eindelijk eens aan te voelen in wat voor stemming ik was en volgde me geduldig en zwijgend door de terminal. De kerstversiering en de kerstcadeautjes in de winkels van het vliegveld maakten me alleen nog maar gedeprimeerder. Ik keek niet bepaald uit naar de feestdagen. Ik wist niet hoe of wanneer Mark en ik elkaar weer zouden zien. En om alles nog erger te maken, stonden Marino en ik een uur bij de bagageband te wachten terwijl allerlei koffers hun luie rondjes maakten. Dat gaf Marino de gelegenheid om me uit te horen, terwijl ik steeds kregeliger raakte. Uiteindelijk deed ik aangifte van mijn vermiste koffer. Nadat ik vermoeid de verschillende onderdelen van een gedetailleerd formulier had ingevuld, haalde ik mijn auto op en reed met Marino achter me aan naar huis. De donkere regenachtige avond maakte de schade aan mijn tuin gelukkig minder zichtbaar toen we op de oprit parkeerden. Marino had me eerder al verteld dat hij tijdens mijn afwezigheid geen geluk had gehad en Frankie niet had gevonden. Hij nam geen enkel risico. Nadat hij met zijn zaklantaarn had gezocht naar kapotte ruiten of andere tekenen van een indringer, liep hij met me mee door het huis heen. Hij deed in elke kamer het licht aan, doorzocht kasten en keek zelfs onder de bedden. We waren net op weg naar de keuken, van plan om een kop koffie te drinken, toen we allebei het gecodeerde bericht herkenden dat uit zijn radio knetterde. 'Twee-vijftien, tien-drie�ertig.' 'Shit,' riep Marino, de radio uit zijn jaszak rukkend. Tien-drie�ertig was de code voor het noodsignaal. De radioberichten werden als kogels de ether ingevuurd. In reactie daarop spurtten patrouillewagens weg alsof het vliegtuigen waren. Het ging om een agent in een kruidenierszaak, niet ver van mijn huis. Blijkbaar was hij neergeschoten. 'Zeven-nul-zeven, tien-drie�ertig.' Marino brulde in zijn radio dat hij eraan kwam en sprintte naar mijn voordeur. 'Godverdomme! Walters! Dat is goddomme nog maar een kind!' Hij rende vloekend de regen in en riep nog: 'Sluit alles goed af, doe. Ik stuur wel een paar mannen in uniform hierheen!' Ik beende door de keuken, en ging uiteindelijk met een onvermengde whisky aan tafel zitten. De harde regen roffelde op het dak en sloeg tegen de ramen. Mijn koffer was weg en daar zat mijn .38 in. Dat was een detail dat ik niet aan Marino verteld had, omdat ik me zo uitgeput voelde dat mijn hoofd helemaal suffig was. Ik was te nerveus om naar bed te gaan, en bladerde dus maar wat in Beryls manuscript. Ik was tenminste verstandig genoeg geweest om dat in mijn handbagage mee te nemen. Ik nam kleine slokjes van mijn whisky, wachtend totdat de politie zou arriveren. Vlak voor middernacht ging de bel. Geschrokken stond ik op. Toen ik door het kijkgaatje in mijn deur tuurde, zag ik in plaats van de agenten die Marino had beloofd, een bleke, jonge man in een donker regenjack en een soort uniformpet op. Hij zag er koud en nat uit zoals hij daar tegen de regen in elkaar dook, en hij hield een klembord tegen zijn borst. 'Wie is daar?' riep ik. 'De Omega Koeriersdienst van het Byrd-vliegveld,' antwoordde hij. 'Ik heb uw koffer, mevrouw.' 'Godzijdank,' zei ik welgemeend. Ik zette het alarm uit en deed de deur open. Toen hij mijn koffer in de hal zette, herinnerde ik me het opeens en werd overvallen door een verlammende angst. Ik had mijn kantooradres op het formulier voor verloren bagage ingevuld en niet mijn huisadres!