Hoofdstuk 7

De volgende dag, zondag, sliep ik door mijn wekker heen. Ik sliep toen de ochtendmis werd gehouden. Ik sliep toen het lunchtijd was en toen ik me eindelijk uit mijn bed sleepte, voelde ik me sloom en verward. Ik kon me mijn dromen niet herinneren, maar ik wist dat ze onprettig waren geweest. Even na zeven uur 's avonds ging mijn telefoon, toen ik nel bezig was uien en paprika te snijden voor een omelet die ik uiteindelijk niet zou eten. Een paar minuten later reed ik haastig over een donker stuk van de 6-East. Er lag een stukje papier op het dashboard waarop ik de routebeschrijving naar Cutler Grove had gekrabbeld. Mijn geest was net een zichzelf steeds herhalend computerprogramma, want mijn gedachten legden voortdurend dezelfde weg af terwijl ze telkens dezelfde informatie verwerkten. Cary Harper was vermoord. Een uur daar voor was hij vanuit een caf�n Williamsburg naar huis gegaan en was aangevallen toen hij uit zijn auto stapte. Het was allemaal erg snel gebeurd. De moord was erg gruwelijk. Net als bij Beryl was zijn keel doorgesneden. Het was donker en slierten mist weerkaatsten de lage Iichtstra len uit mijn koplampen, zodat het licht in mijn ogen scheen. Het zicht was vrijwel nihil, en de snelweg waar ik in het verleden talloze malen overheen had gereden leek nu plotseling onbekend. Ik wist niet precies waar ik was. Ik stak net gespannen een sigaret op toen ik besefte dat een stel koplampen steeds dichterbij kwam. Een donkere auto die ik niet kon thuisbren gen kwam gevaarlijk dicht achter me rijden, maar nam geleidelijk wat meer afstand. De auto bleef kilometers lang op dezelfde afstand achter me rijden, of ik nu sneller of langzamer ging. Toen ik eindelijk de afslag vond die ik moest hebben, volgde de auto me ook daar. Er stonden nergens borden langs de ongeasfalteerde weg waai ik nu op reed. De koplampen bleven mijn bumper volgen. Mijn . revolver lag thuis. Ik had alleen maar een busje traangas in mijn dokterstas. Ik was zo opgelucht dat ik hardop 'Dank u, God' zei toen ik na een bocht het grote huis zag, met de halfronde oprijlaan vol auto's en flitsende lichten. Ik parkeerde mijn wagen, en de andere auto, die me nog steeds volgde, kwam achter mij tot stilstand. Ik keek verbijsterd toe hoe Marino eruit stapte en zijn kraag opzette. 'G� G� riep ik ge�erd. 'Ik kan het niet geloven.' 'Dat geldt ook voor mij,' gromde hij terwijl hij met lange passen naast me kwam lopen. 'Ik kan het ook niet geloven.' Hij wierp een norse blik naar de felle lichten die in een cirkel rond een oude witte Rolls-Royce bij de achteringang van het huis stonden. 'Verdomme. Dat is alles wat ik kan zeggen. Verdomme!' Er liepen overal agenten. Hun gezichten leken onnatuurlijk bleek in het schijnsel van het kunstmatige licht. Motoren stonden luid te dreunen en in de vochtige, kille lucht weerklonk het gekraak van stukjes over de radio gevoerde conversatie. Aan de leuning van de trap was tape vastgemaakt om in een onheilspellende gele rechthoek de plaats van de misdaad aan te geven. Een agent in burger, die een oud, bruin leren jasje droeg, kwam onze kant op. 'Dr. Scarpetta?' zei hij. 'Ik ben rechercheur Poteat.' Ik opende mijn dokterstas en nam er een pakje operatiehandschoenen en een zaklantaarn uit.'Niemand heeft het lichaam nog aangeraakt,' vertelde Poteat me. 'Ik heb precies gedaan wat doe Watts zei.' Dr. Watts, een huisarts, was � van de vijfhonderd patholo- gen-anatomen die ik in de staat had. Hij stond op mijn top-tien van artsen die me de meeste last bezorgden. Nadat de politie hem eerder die avond had gewaarschuwd, had hij mij onmiddellijk daarna gebeld. Het was de offici� procedure om de hoofd patholoog-anatoom in te schakelen als een bekend persoon onverwachts of op verdachte wijze de dood had gevonden. Het was ook Watts eigen offici� procedure om, wanneer hij maar kon, werk aan een zaak te ontlopen. Hij gaf het werk dan aan iemand anders door of deed het helemaal niet, omdat hij het te lastig vond of geen zin had de hele papierwinkel bij te houden. Hij was er ook berucht om dat hij vaak niet op kwam dagen en ook nu was er geen spoor van hem te bekennen. 'Ik kwam hier ongeveer tegelijkertijd met de ambulance,' zei Poteat. 'Ik heb erop gelet dat die jongens niet m� deden dan nodig was. Ze hebben hem niet omgedraaid, geen kledingstukken uitgetrokken of iets anders gedaan. Hij was dood toen we hier aankwamen.' 'Dank u,' zei ik verstrooid. 'Het ziet ernaar uit dat hij op zijn hoofd is geslagen en is neergestoken. Misschien is er ook op hem geschoten. Er ligt overal ganzenhagel. Dat zult u zo wel zien. We hebben geen wapen gevonden. Het lijkt erop dat hij hier rond kwart over zeven aan kwam rijden, en dat hij parkeerde op de plaats waar zijn auto nu ook staat. Voorzover we weten, is hij onmiddellijk aangevallen toen hij uitstapte.' Hij keek naar de witte Rolls-Royce. De auto stond op een plek die werd overschaduwd door bukshout dat ouder en langer was dan hij. 'Stond het portier bij de zitplaats van de bestuurder open toen u hier kwam?' vroeg ik. 'Nee, mevrouw,' antwoordde Poteat. 'De autosleutels liggen op de grond, alsof hij ze in zijn hand had toen hij viel. Zoals ik al zei, we hebben niets aangeraakt, en hebben gewacht tot u hier was, of tot het weer ons gedwongen zou hebben verder te werken. Het gaat regenen.' Hij tuurde naar de dikke wolken. 'Zou ook sneeuw kunnen zijn. Binnenin de auto is er niets van zijn plaats, er is geen enkel teken van een worsteling. We denken dat de moordenaar op hem gewacht heeft, dat hij zich in de bosjes heeft verborgen. Ik kan u alleen maar zeggen dat het ontzettend snel is gegaan, doe. Zijn zuster, die in het huis was, heeft geen pistoolschot gehoord, ze heeft helemaal niets gehoord, zegt ze.' Ik liet hem verder met Marino praten en dook onder de gele tape door. Ik liep naar de Rolls-Royce, en onderzocht instinctief de grond bij elke stap die ik deed. De auto stond parallel naast de trap aan de achterkant van het huis, minder dan drie meter ervandaan, met het portier bij de bestuurderszitplaats naar het huis toe. Ik liep om de motorkap met het opvallende versierinkje heen, stopte en haalde mijn camera te voorschijn. Cary Harper lag op zijn rug, met zijn hoofd een paar centimeter van de voorband van de auto verwijderd. Het witte spatbord zat vol spatten en strepen bloed en zijn beige visserstrui was bijna helemaal rood. Vlak bij zijn heupen lag een sleutelring met sleutels eraan. In het felle licht van de schijnwerpers kon ik alleen maar glimmend, kleverig rood zien. Zijn witte haar zat onder het bloed, en zijn gezicht en hoofdhuid waren opengehaald. Die wonden waren veroorzaakt toen hij met kracht met een stomp voorwerp was neergeslagen, waardoor de huid was opengespleten. Zijn keel was van oor tot oor opengesneden, zodat zijn hoofd bijna van zijn nek was gescheiden en overal waar ik met mijn zaklantaarn scheen glinsterden de korrels ganzenhagel als kleine loden druppeltjes. Op en om zijn lichaam lagen er honderden, en ik zag er zelfs een paar op de motorkap van de auto. Die ganzenhagel was niet met een geweer afgevuurd. Ik liep wat rond om foto's te nemen, en hurkte toen bij het lichaam neer. Ik haalde de lange chemische thermometer te voorschijn en schoof die voorzichtig onder zijn trui aan de binnenkant van zijn linkerelleboog. De temperatuur van het lichaam was ,35 graden, en de lucht had een temperatuur van min �. Het lichaam koelde snel af, met ongeveer � graad per uur, omdat het vroor en omdat Harper niet zwaargebouwd of dik gekleed was. In de kleine spieren was de rigor mortis reeds ingetreden. Ik schatte dat hij nog geen twee uur dood was. Vervolgens begon ik naar sporen te zoeken die verloren zouden kunnen gaan tijdens het vervoer naar het mortuarium. Eventuele vezels, haren of ander materiaal dat aan het bloed kleefde konden wachten. Ik maakte me meer zorgen over losse sporen en speurde langzaam zijn lichaam en de grond eromheen af, toen de smalle lichtstraal van mijn zaklantaarn iets dat niet ver van zijn hals lag, uitlichtte. Ik boog me eroverheen zonder iets aan te raken, en was verbaasd een klein stukje van een groenachtige materie te zien die opmerkelijk veel op kinderklei leek. In het klompje zaten een paar hagelkorrels. Ik stopte het spul net voorzichtig in een plastic zakje toen de achterdeur openging en ik regelrecht in de verschrikte ogen van een vrouw staarde die naast een agent met een metalen klembord in zijn handen in de hal stond. De voetstappen die ik aan hoorde komen, waren van Marino en Poteat. Ze doken onder de gele tape door en de agent met het klembord voegde zich bij hen. De achterdeur ging zachtjes dicht. 'Is er iemand die bij haar blijft?' vroeg ik. 'O, ja,' antwoordde de agent met het klembord. Zijn adem vormde een wolkje. 'Er komt een vriendin van mevrouw Har- per hierheen, ze zegt dat ze het wel redt. We hebben hier in de buurt een paar teams ingezet zodat die kerel niet voor een herhaling terug kan komen.' 'Waar zoeken we naar?' vroeg Poteat aan mij. Hij stopte zijn handen in de zakken van zijn jasje en trok zijn schouders op tegen de kou. Er begonnen sneeuwvlokken zo groot als kwartjes naar beneden te dwarrelen. 'Meer dan � wapen,' antwoordde ik. 'De verwondingen aan zijn hoofd en gezicht zijn veroorzaakt door een stomp voorwerp.' Ik wees er met een bloederige handschoenvinger naar. 'Het is duidelijk dat de verwonding aan zijn hals met een scherp instrument is gemaakt. En wat betreft de ganzenhagel, de kogeltjes zijn niet vervormd, en het lijkt er niet op dat � of meer zich in zijn lichaam geboord hebben.' Marino leek helemaal van zijn stuk gebracht toen hij naar de kogeltjes staarde die overal in het rond lagen. 'Die indruk kreeg ik ook,' knikte Poteat. 'Het lijkt er niet op dat de hagel afgevuurd is, maar ik kan dat niet helemaal met zekerheid zeggen. Dan zoeken we waarschijnlijk niet naar een geweer. Een mes en misschien iets als een krik?' 'Dat is wel waarschijnlijk, maar niet absoluut zeker,' antwoordde ik. 'Ik kan nu alleen maar met zekerheid zeggen dal zijn hals met iets scherps is opengesneden, en dat hij daarnaast is geslagen met een stomp, recht voorwerp.' 'Dat zou van alles kunnen zijn, doe,' merkte Poteat fronsend op. 'Ja, het zou van alles kunnen zijn,' stemde ik in. Hoewel ik wel mijn vermoedens had over de ganzenhagel, paste ik er wel voor op om te gaan speculeren. Dat had ik in het verleden op een harde manier afgeleerd. Algemene opmerkin gen werden vaak letterlijk opgevat, en bij � zaak was het eens gebeurd dat de politie een bebloede stoffeernaald gewoon had laten liggen omdat ik had gezegd dat het wapen 'overeenkwam' met een ijspriem. 'De ambulance kan hem meenemen,' deelde ik mee terwijl ik mijn handschoenen uitdeed. Harper werd in een schoon wit laken gewikkeld en in een lij kenzak geritst. Ik ging naast Marino staan en keek toe hoe de ambulance langzaam wegreed over de donkere, verlaten oprij laan. Er waren geen zwaailichten of sirenes, want nu er een dode werd vervoerd was er geen reden voor haast. Het sneeuw de nu harder en de vlokken bleven liggen. 'Ga je weg?' vroeg Marino me. 'Wat ga je doen, me weer volgen?' Ik glimlachte niet. Hij staarde naar de oude Rolls-Royce in de cirkel van wit licht aan de rand van de oprijlaan. De sneeuwvlokken die op het grind met Harpers bloed neerkwamen, smolten onmiddellijk. ik ben je niet gevolgd,' zei Marino op serieuze toon. ik hoorde het over de radio toen ik al bijna in Richmond terug was�' 'Bijna in Richmond terug was?' onderbrak ik hem. 'Terug van w�?' 'Van hier,' zei hij terwijl hij in � van zijn zakken naar zijn sleutels zocht, ik had ontdekt dat Harper een vaste klant was in Culpeper's Tavern en dus besloot ik om hem daar eens in zijn kraag te grijpen. Ik heb ongeveer een half uur met hem gepraat voordat hij me zei dat ik naar de maan kon lopen. Toen ging hij ervandoor. Ik ging dus terug, en was misschien twee�wintig kilometer van Richmond vandaan toen Poteat me door een centralist via de radio op liet roepen en ik hoorde wat er gebeurd was. Ik zette als de wiedeweerga koers hierheen en toen ik jouw karretje herkende, ben ik maar achter je gebleven, zodat je niet zou verdwalen.' 'Je bedoelt dat je vanavond met Harper in die kroeg gepraat hebt?' vroeg ik verbaasd. 'O, ja,' zei hij. 'En vijf minuten nadat hij bij mij was weggegaan, werd hij gemold.' Hij liep geagiteerd en nerveus naar zijn auto. ik ga naar Poteat, eens kijken wat ik uit kan vinden. En ik kom morgenochtend even langs bij de autopsie als je daar tenminste geen bezwaar tegen hebt.' Ik keek hoe hij wegliep en de sneeuw uit zijn haar schudde. Hij was al weg toen ik het contactsleuteltje van mijn Plymouth omdraaide. De ruitewissers veegden een dun laagje sneeuw weg en stopten toen plotseling midden op de ruit. De motor van mijn dienstauto deed nog � laatste, halfslachtige poging voordat hij de tweede overledene van die avond werd.

bibliotheek van de Harpers was een ruimte vol warme, levendige kleuren, met rode Perzische tapijten en antieke meubelen van de mooiste houtsoorten. Ik was er vrij zeker van dat de sofa een Chippendale was, en ik had nog nooit eerder een Chippendale-meubelstuk aangeraakt, laat staan erop gezeten, liet hoge plafond had een sierrand in rococostijl en de kasten langs de muren stonden vol boeken, waarvan de meeste in leer gebonden waren. Recht tegenover me was een marmeren haard waarin het vuur pas was opgestookt met stukken hakhout. Ik leunde naar voren, strekte mijn handen uit naar de vlammen en bestudeerde het olieverfschilderij boven de schoorsteenmantel. Het stelde een beeldig jong meisje in het wit voor. Ze zat op een bankje en had lang, heel blond haar. Haar handen op haar schoot hielden losjes een zilveren haarborstel vast. Ze hing vaag glanzend in de omhoog trekkende warmte, met haar zware oogleden, haar vochtige, geopende lippen, en de diep uitgesneden hals van haar jurk die de porselein-witte huid van haar nog onontwikkelde boezem liet zien. Ik vroeg me net af waarom dit bijzondere portret zo'n opvallende plaats in de kamer innam, toen Cary Harpers zuster binnenkwam en de deur net zo zachtjes sloot als ze hem had geopend, ik dacht dat u hier wel warm van zou worden,' zei ze, mij een glas wijn aanbiedend. Ze zette het dienblad op de salontafel en ging op het rode fluweel van een stoeltje in barokstijl zitten. Haar voeten hield ze naast elkaar, naar dezelfde kant gericht, zoals echte dames hebben geleerd te zitten. 'Dank u,' zei ik en verontschuldigde me opnieuw. De accu in mijn auto had de geest gegeven en de startkabels konden hem niet weer tot leven brengen. De politie had via de radio een takelwagen opgeroepen en had beloofd me een lift terug naar Richmond te geven zodra ze klaar waren met hun onderzoek van de plaats van het misdrijf. Ik had geen keus. Ik was niet van plan een uur buiten in de sneeuw of in een politieauto te wachten. Daarom had ik op mevrouw Harpers achterdeur geklopt. Ze nam een slokje van haar wijn en staarde gedachteloos naar het vuur. Ze was net zo mooi als de waardevolle voorwerpen om haar heen en ze was � van de elegantste vrouwen die ik ooit had gezien. Haar adellijke gezicht werd omgeven door zacht, zilverwit haar. Ze had hoge jukbeenderen en verfijnde gelaatstrekken en in haar beige coltrui en corduroy rok was haar figuur soepel en goedgevormd. Als ik naar Sterling Harper keek, kwam de uitdrukking 'oude vrijster' absoluut niet bij me op. Ze was stil. Koude sneeuw raakte lichtjes de ramen aan en de wind loeide om het dak. Ik kon me niet voorstellen dat iemand alleen in dit huis zou willen wonen. 'Heeft u nog andere familieleden?' vroeg ik. 'Niemand die nog in leven is,' zei ze. 'Het spijt me, mevrouw Harper�' 'Echt, dat moet u niet steeds zeggen, dr. Scarpetta.' Een ring met een grote geslepen smaragd flitste in het licht van het vuur toen ze haar glas weer ophief. Ze keek me aan. Ik herinnerde me de doodsangst in die ogen toen ze de deur opende terwijl ik bezig was haar broer te onderzoeken. Ze was nu opmerkelijk kalm. 'Cary had beter moeten weten,' merkte ze plotseling op. ik ben denk ik nog het meest verbaasd over de manier waarop het is gebeurd. Ik had niet verwacht dat iemand zo brutaal zou zijn om hem bij het huis op te wachten.' 'En u heeft niets gehoord?' vroeg ik. ik hoorde hem aan komen rijden. Daarna hoorde ik niets meer. Toen hij niet binnenkwam, heb ik de deur opengedaan om te zien wat er aan de hand was. Ik heb toen onmiddellijk 911 gebeld.' 'Kwam hij naast Culpeper's nog in andere caf�' vroeg ik. 'Nee. Hij kwam nergens anders. Hij ging elke avond naar Culpeper's,' zei ze terwijl haar blik afdwaalde, ik heb hem gewaarschuwd voor die zaak, voor de gevaren van deze tijd. Hij had altijd contant geld bij zich, ziet u, en Cary was erg goed in het beledigen van mensen. Hij bleef nooit lang in het caf�E�uur, twee uur op zijn hoogst. Hij zei dat hij dat deed om inspiratie op te doen, om met de gewone man in contact te komen. Na The Jagged Corner had Cary niets meer te vertellen.' Ik had de roman gelezen toen ik nog op Cornell zat en kon me alleen nog wat indrukken herinneren: een beeld van een barbaars Zuiden vol geweld, incest en racisme, gezien door de ogen van een jonge schrijver die op een boerderij in Virginia opgroeide. Ik herinnerde me nog dat ik het boek deprimerend had gevonden. 'Mijn broer was een van die ongelukkige kunstenaars die maar � boek in zich hebben,' vervolgde mevrouw Harper. Er zijn wel meer van zulke schrijvers geweest, die toch erg Hoed waren,' zei ik.'Alleen in zijn jeugd heeft hij echt geleefd, toen hij gedwongen was bewust te leven,' ging ze door op dezelfde angstwekkend monotone toon. 'Daarna werd hij een leeg man, en leidde hij een leven vol stille wanhoop. Als hij schreef, was dat telkens niet meer dan een valse start die hij uiteindelijk altijd in het vuur gooide. Hij keek dan met een norse trek op zijn gezicht toe hoe de bladzijden verbrandden. Daarna doolde hij door het huis als een woedende stier, totdat hij er klaar voor was het opnieuw te proberen. Zo is het jarenlang gegaan, langer dan ik in mijn herinnering wil terughalen.' 'U bent wel erg hard voor uw broer,' merkte ik stil op. Ze keek me aan en zei: ik ben erg hard voor mijzelf, dr. Scar- petta. Cary en ik zijn uit hetzelfde hout gesneden. Het verschil tussen ons is dat ik me niet genoodzaakt voel om te analyseren wat toch niet veranderd kan worden. Hij was voortdurend bezig zijn karakter, zijn verleden, de krachten die hem hebben gevormd te ontleden. Daar heeft hij een Pulitzer-prijs mee gewonnen. En ik, ik heb ervoor gekozen om niet te vechten tegen wat altijd zo duidelijk is geweest.' 'En dat is?' 'Door inteelt en onvruchtbaarheid is de familie Harper aan het eind van haar bestaan gekomen. Na ons komt er niemand meer,' zei ze. De wijn was een goedkope, droge bourgogne en had een vage, metaalachtige nasmaak. Hoe lang zou het nog duren voordat de politie klaar was? Ik dacht dat ik een tijdje daarvoor de motor van een vrachtwagen had gehoord, de takelwagen die- mijn auto kwam wegslepen. ik heb het geaccepteerd dat het mijn lot was om voor mijn broer te zorgen, om de ondergang van de familie te begeleiden,' zei mevrouw Harper. ik zal Cary alleen maar missen omdat hij mijn broer was. Ik ga hier niet liegen over hoe geweldig hij wel was.' Ze nam weer een slokje van haar wijn. 'U vindt zeker dat ik erg afstandelijk ben?' Afstandelijk was niet het juiste woord, ik heb waardering voor uw oprechtheid,' zei ik. 'Cary had veel fantasie en hij was instabiel in zijn emoties. Ik heb dat nauwelijks, en als dat niet het geval was geweest, had ik het niet volgehouden. Dan zou ik hier zeker niet gewoond hebben.' 'U moet u wel ge�leerd voelen in dit huis.' Ik veronderstelde dat mevrouw Harper dat bedoelde. 'Het is niet het ge�leerd zijn wat ik erg vind,' zei ze. 'Wat vindt u dan wel erg, mevrouw Harper?' informeerde ik terwijl ik mijn sigaretten pakte. 'Wilt u nog een glas wijn?' vroeg ze. De schaduw van het vuur lag over de ene kant van haar gezicht. 'Nee, dank u.' ik wilde dat we hier nooit heen waren gekomen. In dit huis gebeurt niets goeds,' zei ze. 'Wat gaat u nu doen, mevrouw Harper?' De leegte in haar ogen was beklemmend. 'Blijft u hier?' ik kan nergens anders heen, dr. Scarpetta.' 'Het lijkt me dat het niet moeilijk zou zijn om Cutler Grove te verkopen,' antwoordde ik terwijl mijn aandacht weer afdwaalde naar het portret boven de schoorsteenmantel. In het licht van het vuur glimlachte het jonge meisje in het wit mysterieus over geheimen die ze nooit zou vertellen. 'Het is moeilijk om je ijzeren long te verlaten, dr. Scarpetta.' 'Pardon?' ik ben te oud om nog te veranderen,' legde ze uit. ik ben te oud om naar een goede gezondheid en naar nieuwe vriendschappen te streven. Het verleden ademt voor me. Het is mijn leven. U bent nog jong, dr. Scarpetta. Maar eens zult u zien wat het is om terug te kijken. Dan zult u merken dat u er niet aan kunt ontsnappen. U zult merken dat uw persoonlijke geschiedenis u naar u welbekende ruimtes drijft waar ironisch genoeg dingen gebeurd zijn die de aanzet hebben gegeven tot uw uiteindelijke vervreemding van het leven. U zult merken dat mettertijd het pijnlijke feit van een gebroken hart gemakkelijker verdraagbaar wordt en dat de mensen die u in steek gelaten hebben vriendelijker worden. U zult merken dat u terugrent naar de armen van de pijn waar u eens voor op de vlucht ging. Dat is gemakkelijker. Dat is alles wat ik zeggen kan. Het is gemakkelijker.' 'Heeft u enig idee wie dit uw broer heeft aangedaan?' vroeg ik haar zonder omwegen, in een wanhopige poging van onderwerp te veranderen. /,e zei niets en staarde met wijdopen ogen naar het vuur. 'En Beryl?' drong ik aan.ik weet dat ze maanden voordat het gebeurde al lastig werd gevallen.' 'Maanden voor haar dood?' vroeg ik. 'Beryl en ik stonden elkaar erg na.' 'U wist dat ze werd lastiggevallen?' 'Ja. De bedreigingen,' zei ze. 'Heeft ze u verteld dat ze bedreigd werd, mevrouw Harper?' 'Natuurlijk,' zei ze. Marino had Beryls telefoonrekeningen bekeken. Hij had geen interlokale gesprekken met Williamsburg gevonden. En hij had ook geen brieven gevonden die aan mevrouw Harper of haar broer waren gericht. 'U had dus na al die jaren nog steeds een goed contact met haar?' vroeg ik. 'Een heel goed contact,' antwoordde ze. 'Tenminste, voorzover dat mogelijk was. Vanwege dat boek dat ze aan het schrijven was en de overduidelijke schending van haar overeenkomst met mijn broer. Ach, het was allemaal erg akelig. Cary was woedend.' 'Hoe wist hij waar ze mee bezig was? Had ze hem verteld wat ze aan het schrijven was?' 'Haar advocaat heeft het verteld,' zei ze. 'Sparacino?' ik weet niet wat hij Cary precies verteld heeft,' zei ze met een harde trek op haar gezicht. 'Maar mijn broer werd van Beryls boek op de hoogte gebracht. Hij wist genoeg om helemaal van slag te raken. Die advocaat heeft de zaak achter de schermen flink opgestookt. Hij ging van Beryl naar Cary, heen en weer, en deed alsof hij aan de kant stond van degene met wie hij op dat moment sprak.' 'Weet u hoe het nu met haar boek staat?' vroeg ik voorzichtig. 'Heeft Sparacino het? Is het al bij een uitgever?' 'Hij heeft Cary een paar dagen geleden gebeld. Ik heb toen wat flarden van hun gesprek opgevangen, genoeg om te weten dat het manuscript verdwenen was. Uw kantoor werd ook genoemd. Ik hoorde Cary iets over de patholoog-anatoom zeggen. Dat was u, denk ik. Toen werd hij kwaad. Ik concludeerde daaruit dat meneer Sparacino probeerde vast te stellen of het mogelijk was dat mijn broer het manuscript had.' 'En is dat mogelijk?' wilde ik weten. 'Beryl zou het nooit aan Cary gegeven hebben,' antwoordde ze vol emotie. 'Het zou onlogisch zijn als ze haar werk aan hem had afgestaan. Hij verzette zich hevig tegen het boek.' We zwegen even. Toen vroeg ik: 'Mevrouw Harper, waar was uw broer zo bang voor?' 'Voor het leven.' Ik wachtte en keek haar strak aan. Ze staarde weer naar het vuur. 'Hoe banger hij ervoor werd, hoe meer hij zich ervan terugtrok,' zei ze op een vreemde toon. 'Een teruggetrokken bestaan heeft een eigenaardig effect op de geest. De geest wordt daardoor binnenstebuiten gekeerd, gedachten en idee�tollen steeds maar rond, totdat ze uit de rails vliegen en in allerlei rare hoeken terechtkomen. Ik denk dat Beryl de enige persoon was van wie mijn broer ooit heeft gehouden. Hij klampte zich aan haar vast. Hij wilde haar ontzettend graag bezitten, haar aan hem gebonden weten. Toen hij dacht dat ze hem bedroog, dat hij geen macht meer over haar had, nam zijn bezetenheid extremere vormen aan. Ik weet zeker dat hij zich allerlei onzin in het hoofd haalde die zij over hem naar buiten zou kunnen brengen. Over onze situatie hier.' Toen ze haar glas weer pakte, trilde haar hand. Ze sprak over haar broer alsof hij al jaren dood was. Er klonk een scherpe ondertoon in haar stem als ze het over hem had, alsof haar liefde voor haar broer vermengd was met woede en pijn. 'Cary en ik hadden niemand meer toen Beryl op het toneel verscheen,' vervolgde ze. 'Onze ouders waren dood. We hadden alleen elkaar nog. Cary was moeilijk. Hij was een duivel die schreef als een engel. Hij had iemand nodig die voor hem zorgde. Ik was bereid hem te steunen in zijn wens om zijn sporen op deze wereld achter te laten.' 'Zulke opofferingen gaan vaak vergezeld van rancune,' merkte ik voorzichtig op.Stilte. Het licht van de vlammen speelde over haar fijne, gebeeldhouwde gelaatstrekken, Hoe heeft u Beryl gevonden?' vroeg ik. 'Ze heeft ons gevonden. Ze woonde toentertijd in Fresno met haar vader en stiefmoeder. Ze schreef toen al, was geobsedeerd door het schrijven.' Mevrouw Harp�bleef naar het vuur staren terwijl ze sprak. 'Op een dag kreeg Cary via zijn uitgever een brief van haar. Er zat een kort verhaal bij dat ze met de hand had uitgeschreven. Ik herinner me het nog goed. Ze was veelbelovend, en had de kiem van een rijke verbeelding in zich die alleen nog maar verder begeleid moest worden. Zo begon er een briefwisseling en een paar maanden later nodigde Cary haar uit om bij ons te komen en stuurde hij haar een ticket. Niet lang daarna heeft hij dit huis gekocht en is hij begonnen het te restaureren. Dat deed hij voor haar. Een lief jong meisje had magie in zijn wereld gebracht.' 'En u?' vroeg ik. Ze gaf eerst geen antwoord. Er verschoof een houtblok in de open haard en er sprongen wat vonken omhoog. 'Het leven was niet zonder complicaties nadat ze bij ons was ingetrokken, dr. Scarpetta,' zei ze. 'Ik zag wat er tussen hen gebeurde.' 'Tussen uw broer en Beryl.' ik wilde geen beslag op haar leggen, zoals hij deed,' zei ze. 'Cary's aanhoudende pogingen om Beryl te claimen en haar helemaal voor hem zelf te houden zijn er de oorzaak van geweest dat hij haar heeft verloren.' 'U hield erg veel van Beryl,' zei ik. 'Het is onmogelijk uit te leggen,' zei ze met stokkende stem. 'Het was heel moeilijk zo te leven.' Ik vroeg door: 'Uw broer wilde niet dat u nog contact met haar had.' 'Dat was vooral de laatste paar maanden zo, vanwege haai boek. Cary verbrak alle banden en wilde haar niet meer zien. Haar naam kwam niet meer in dit huis ter sprake. Hij verbood me op wat voor manier dan ook nog met haar te communiceren.' 'Maar u had nog wel contact,' zei ik. 'Maar heel beperkt,' zei ze met moeite. 'Dat moet heel pijnlijk voor u zijn geweest. Dat iemand van wie u zoveel hield niet bereikbaar was.' Ze keek van me weg, en leek weer in het vuur ge�eresseerd. 'Mevrouw Harper, wanneer hoorde u van Beryls dood?' Ze antwoordde niet. 'Heeft iemand u gebeld?' ik hoorde het de ochtend daarna op de radio,' mompelde ze. Lieve God, dacht ik. Wat vreselijk. Ze zei niets meer. Ik kon haar pijn niet bereiken, en hoe graag ik haar ook een woord van troost wilde bieden, er was niets wat ik kon zeggen. We bleven dus gedurende wat een lange tijd scheen in stilte zitten. Toen ik eindelijk een blik op mijn horloge wierp, zag ik dat het bijna middernacht was. Het huis was erg stil - te stil, realiseerde ik me met een schok. Na de warmte van de bibliotheek was de hal zo koud als een kathedraal. Ik opende de achterdeur en snakte verbaasd naar adem. Onder de neerdwarrelende sneeuw was de oprijlaan � lang, wit laken, waarop de bandensporen die de politie had achtergelaten toen ze zonder mij waren weggereden nog maar nauwelijks zichtbaar waren. Mijn wagen was al lang weggesleept en ze waren vergeten dat ik nog in het huis was. Verdomme! Verdomme! Verdomme! Toen ik de bibliotheek weer inkwam, legde mevrouw Harper net nog een houtblok op het vuur. 'Het lijkt erop dat de mensen die me een lift zouden geven zonder mij zijn vertrokken,' zei ik, wetend dat ik overstuur klonk. 'Mag ik uw telefoon even gebruiken?' ik ben bang dat dat niet mogelijk is,' antwoordde ze rustig. 'De telefoonlijnen zijn niet lang nadat die politieagent is vertrokken onklaar geraakt. Dat gebeurt nogal eens als het slecht weer is.' Ik keek toe hoe ze in de brandende houtblokken porde. Ik keek hoe er slierten rook onder vandaan dreven en hoe de vonken naar de schoorsteen zweefden. Ik was het vergeten. Ik herinnerde het me nu pas weer. 'Uw vriendin�' zei ik. Ze duwde opnieuw tegen het houtblok. 'De politie zei dat er een vriendin onderweg was, dat zij vannacht bij u zou blijven�' Mevrouw Harper ging langzaam rechtop zitten en draaide zich om. Haar gezicht was rood van de warmte. ' la, dr. Scarpetta,' zei ze. 'Het is heel vriendelijk van u dat u hierheen bent gekomen.'