Hoofdstuk 5

Op de een of andere manier brachten we onszelf ertoe om een uurtje met Sparacino te zitten borrelen. Het was vreselijk. Hij deed alsof ik een vreemde was. Maar hij wist wie ik was, en ik wist zeker dat deze ontmoeting geen toeval was. Hoe kon zoiets toeval zijn in een stad die zo groot was als New York? 'Weet je zeker dat hij er absoluut geen idee van had dat ik hierheen zou komen?' vroeg ik. 'Ik zou niet weten hoe,' zei Mark. Ik voelde de spanning in zijn vingertoppen terwijl hij me naar Fifty-fifth street leidde. Carnegie Hall was leeg, en er waren nog maar een paar mensen op straat. Het liep tegen � uur, en mijn gedachten dreven rond in een waas van alcohol. Mijn zenuwen waren gespannen. Sparacino was met elke Grand Marnier geanimeerder en kruiperiger geworden, totdat hij uiteindelijk haast niet meer te verstaan was. 'Niets ontgaat hem. Je denkt dat hij bezopen is en dat hij zich morgenochtend niets meer zal herinneren. Jezus, zelfs als hij ligt te slapen, is hij nog zwaar op zijn hoede.' 'Daar zorg je niet echt mee dat ik me beter voel,' zei ik. We liepen naar de lift, en gingen in een onbehaaglijke stilte omhoog. De lampjes gaven verdieping na verdieping aan. Onze voeten maakten geen geluid op het tapijt in de gang. Ik hoopte dat mijn tas naar mijn kamer was gebracht en voelde me opgelucht toen ik binnenstapte en hem op het bed zag liggen. 'Is jouw kamer hier in de buurt?' vroeg ik. 'Hen paar deuren verder.' Hij keek om zich heen. 'Bied je me Keen slaapmutsje aan?' 'Ik heb niets bij me�' Ti staat hier een welvoorziene bar. Geloof me maar,' zei hij. N�en drankje was wel het laatste dat we nodig hadden. 'Wat gaat Sparacino nu doen?' vroeg ik. I >c 'bar' was een kleine koelkast vol bier, wijn en kleine flesjes. 'Hij heeft ons samen gezien,' voegde ik daaraan toe. 'Wat ge- beurt er nu?' 'Dat hangt af van wat ik hem vertel,' zei Mark. Ik gaf hem een plastic bekertje whisky. 'Laat ik het dan zo vragen. Wat ga je hem vertellen, Mark?' 'Een leugen.' Ik ging op de rand van het bed zitten. Hij schoof een stoel bij en begon de amberkleurige drank langzaam in het bekertje rond te draaien. Onze knie�raakten elkaar bijna. 'Ik ga hem vertellen dat ik probeerde wat ik van jou te weten kon komen,' zei hij, 'om hem te helpen.' 'Dat je me gebruikte,' zei ik. Mijn gedachten leken gestoord te worden alsof het om een slechte radio-ontvangst ging. 'Dat je dat kon doen. Vanwege ons verleden.' 'Ja.' 'En is dat een leugen?' wilde ik weten. Hij lachte en ik was vergeten hoeveel ik van die lach hield. 'Daar zie ik de humor niet van in,' protesteerde ik. Het was warm in de kamer. Ik voelde dat ik gloeide van de whisky. 'Als dat een leugen is, Mark, wat is dan de waarheid?' 'Kay,' zei hij, nog steeds glimlachend en zijn ogen lieten de mijne niet los, 'ik heb je de waarheid al verteld.' Hij zweeg even en raakte mijn wang aan. Ik wilde zo graag dat hij me zou kussen, dat ik er bang van werd. Hij leunde achterover in zijn stoel. 'Waarom blijf je niet in ieder geval tot morgenmiddag hier? Misschien is het goed als we morgenochtend allebei naar Sparacino toe gaan om met hem te praten.' 'Nee,' zei ik. 'Dat is precies wat hij wil dat ik doe.' 'Zoals je wilt.'Uren later, toen Mark al weg was, lag ik nog in het donker naai het plafond te staren. Ik voelde de koele leegte aan de andere kant van het bed. Mark bleef vroeger nooit slapen, en de volgende ochtend liep ik dan in mijn appartement allerlei kledingstukken, vuile glazen, borden en wijnflessen te verzamelen en de asbakken te legen. We rookten toen nog allebei. We praatten, lachten, knuffelden, dronken en rookten dan tot een, twee, drie uur in de ochtend. We maakten ook ruzie. Ik verafschuwde onze discussies, die maar al te vaak in hatelijke woordenwisselingen ontaardden, de ene sneer in ruil voor de andere, leer om leer. Paragraaf nummer zoveel uit het wetboek tegenover een filosofisch argument. Ik hoopte altijd dat hij zou zeggen dal hij verliefd op me was. Maar dat gebeurde nooit, 's Ochtends had ik hetzelfde lege gevoel dat ik als kind altijd had als Kerstmis voorbij was en ik mijn moeder hielp het gebruikte inpak- papier onder de kerstboom op te ruimen. Ik wist niet wat ik wilde. Misschien had ik dat nooit geweten. De emotionele afstandelijkheid was nooit zoveel waard als het gevoel bij elkaar te horen en toch leerde ik het nooit. Er was niets veranderd. Als hij me had vastgepakt, zou ik hebben vergeten me verstandig te gedragen. Begeerte kent geen rede en het verlangen naar intimiteit was nooit overgegaan. Ik had die beelden in geen jaren meer opgeroepen, zijn lippen op de mijne, zijn handen, de intensiteit van onze passie. Nu werd ik door die herinneringen gekweld. Ik was vergeten te vragen of ik op tijd wakker gebeld kon worden en deed geen moeite de klok naast het bed in te stellen. Ik zette mijn geestelijke wekker op zes uur en werd precies op tijd wakker. Ik zat onmiddellijk rechtop in bed en voelde me net zo vreselijk als ik eruitzag. Een warme douche en een zorgvuldig aangebrachte make-up konden de donkere, opgezwollen kringen onder mijn ogen en mijn bleke huid niet verbergen. Het licht in de badkamer was meedogenloos eerlijk. Ik belde United Airlines en klopte om zeven uur op Marks deur. Hij zag er walgelijk fris en kwiek uit. 'Hallo,' zei hij. 'Ben je van gedachten veranderd?' 'Ja,' zei ik. De bekende lucht van zijn aftershave zorgde ervoor dat mijn gedachten zich hergroepeerden als felgekleurde stukjes glas in een caleidoscoop. 'Dat wist ik wel,' zei hij. 'En hoe wist je dat?' vroeg ik. 'Ik heb nog nooit meegemaakt dat je voor een gevecht op de vlucht ging,' zei hij, me in de spiegel aankijkend terwijl hij verderging met het strikken van zijn das.

Mark en ik hadden afgesproken dat we elkaar vroeg in de middag bij het kantoor van Orndorff en Berger zouden ontmoeten. De lobby was een kille, diepe ruimte. Op het zwarte tapijt, onder de gepoetste koperen, langwerpige lampen stond een zware, zwarte console, en een massief koperen blok tussen de twee Moeien van acrylaat er vlakbij diende als tafel. Opmerkelijk genoeg stonden er geen andere meubels, en waren er geen planten of schilderijen. Er waren alleen maar een paar gedraaide sculpturen die als granaatscherven door de enorme lege ruimte waren verspreid. 'Kan ik u helpen?' De receptioniste gaf me een routine-glimlach vanachter haar balie. Voordat ik kon antwoorden, ging een deur die niet van de muren eromheen te onderscheiden was, geluidloos open en nam Mark mijn tas van me over. Hij leidde me door een lange, brede gang. We passeerden deuropening na deuropening, waarachter ruime kantoren met spiegelglasramen een grijs uitzicht over Manhattan boden. Er was geen levende ziel te bekennen. Ik veronderstelde dat iedereen aan het lunchen was. 'Wie heeft in vredesnaam jullie lobby ontworpen?' fluisterde ik. 'Degene die we nu gaan bezoeken,' zei Mark. Het kantoor van Sparacino was twee keer zo groot als de andere ruimtes waar we langs waren gekomen. Zijn bureau was een prachtig blok ebbehout, dat vol lag met glimmende presse-pa- piers van halfedelsteen en dat was omgeven door muren vol boeken. De advocaat van de sterren en geletterden zag er niet minder indrukwekkend uit dan de avond daarvoor. Hij was gekleed in wat me een duur John Gotti-pak leek, met een pochet in contrasterend bloedrood in zijn borstzakje. Hij zat in een nonchalante houding en verroerde zich niet toen we binnenkwamen en een stoel namen. E�ijzig ogenblik lang keek hij zelfs niet naar ons. 'Ik begrijp dat u zo gaat lunchen,' zei hij uiteindelijk terwijl zijn kille, blauwe ogen opkeken en zijn dikke vingers een map dichtsloegen. 'Ik beloof dat ik u niet lang op zal houden, dr. Scarpetta. Mark en ik hebben een paar details doorgenomen aangaande de zaak van mijn cli�e Beryl Madison. Als haar advocaat en executeur-testamentair heb ik een aantal dingen nodig en ik vertrouw erop dat u mij kunt helpen aan haar wensen te voldoen.' Ik zei niets, en ontdekte dat er geen asbak te zien was. 'Robert heeft haar papieren nodig,' zei Mark op terloopse toon. 'En in het bijzonder het manuscript van het boek dat ze aan het schrijven was, Kay. Voordat jij hier was heb ik hem uitgelegd dat het kantoor van de patholoog-anatoom zulke persoonlijke voorwerpen niet bewaart, tenminste niet in dit geval.' We hadden tijdens het ontbijt voor deze bespreking geoefend. Mark zou Sparacino 'onder handen nemen' voordat ik arriveerde. Ik kreeg nu echter het gevoel dat ik degene was die onder handen werd genomen. Ik keek Sparacino recht aan en zei: 'De zaken die bij mijn kantoor zijn afgeleverd behoren tot het bewijsmateriaal en er zitten geen papieren bij die u nodig zou kunnen hebben.' 'U zegt dus dat u het manuscript niet heeft,' zei hij. 'Inderdaad.' 'En u weet ook niet waar het is,' zei hij. 'Ik heb geen idee waar het kan zijn.' 'Welnu, ik heb een paar problemen met wat u daar zegt.' Zijn gezicht was uitdrukkingsloos toen hij de map opende en er een fotokopie uithaalde. Ik zag dat die van het politierapport over Beryls zaak was. 'Volgens de politie is er een manuscript aangetroffen op de plaats van het misdrijf,' zei hij. 'Nu krijg ik echter te horen dat er geen manuscript is. Kunt u mij vertellen hoe dat zit?' 'Er zijn bladzijden van een manuscript aangetroffen,' antwoordde ik. 'Maar ik denk niet dat u daarin ge�eresseerd bent, meneer Sparacino. Ze lijken namelijk geen deel te vormen van een nieuw boek en, wat belangrijker is, ze zijn nooit aan mij overhandigd.' 'Hoeveel bladzijden?' vroeg hij. 'Dat heb ik zelf niet gezien,' zei ik. 'En wie heeft dat wel?' 'Inspecteur Marino. Hij is degene met wie u moet praten,' zei ik. 'Ik heb al met hem gesproken, en hij vertelde mij dat hij dat manuscript persoonlijk aan u had afgegeven.' Ik geloofde niet dat Marino dat echt gezegd had. 'Een misverstand,' antwoordde ik. 'Ik denk dat Marino bedoelde dat hij een deel van het manuscript, waarbij misschien bladzijden van een eerder verschenen boek zaten, naar het forensisch labora- torium heeft gebracht. Het Forensisch Onderzoeksbureau is ren aparte afdeling, die toevallig in hetzelfde gebouw als mijn kantoor gevestigd is.' Ik wierp een blik op Mark. Hij had een harde trek op zijn gezicht en transpireerde. lid leer van zijn stoel kraakte toen Sparacino ging verzitten. 'Ik zal eerlijk tegen u zijn, dr. Scarpetta,' zei hij. 'Ik geloof u niet.' 'Ik heb niets te zeggen over wat u wel of niet wilt geloven,' antwoordde ik zeer kalm. 'Ik heb veel over deze affaire nagedacht,' zei hij even kalm. 'Het is een feit dat het manuscript een stapel waardeloze papieren is tenzij u weet wat voor waarde het voor bepaalde partijen heeft. Ik ken ten minste twee mensen, afgezien van uitgevers, die een hoge prijs zouden willen betalen voor het boek dat ze aan het schrijven was toen ze stierf.' 'Daar heb ik allemaal niets mee te maken,' antwoordde ik. 'Mijn kantoor is niet in het bezit van het manuscript waar u het over heeft. Bovendien hebben we het ook nooit gehad.' 'Iemand moet het hebben.' Hij staarde uit het raam. 'Ik kende Beryl beter dan wie ook, ik kende haar gewoontes, dr. Scarpetta. Ze was een behoorlijke tijd de stad uit geweest, ze was pas een paar uur thuis toen ze werd vermoord. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat ze haar manuscript niet in de buurt had. In haar werkkamer, in haar aktentas, in een koffer.' Hij keek me weer met zijn kleine blauwe ogen aan. 'Ze had geen kluisje in een bank en er is geen andere plek waar ze het opgeborgen zou kunnen hebben - dat zou ze trouwens toch niet gedaan hebben. Ze had het bij zich toen ze de stad uitging, ze was ermee bezig. Toen ze terugkwam naar Richmond had ze het manuscript natuurlijk bij zich.' 'Ze is een behoorlijke tijd de stad uit geweest,' herhaalde ik. 'Bent u daar zeker van?' Mark vermeed het mij aan te kijken. Sparacino leunde in zijn stoel achterover en strengelde zijn vingers boven op zijn dikke buik in elkaar. Hij zei tegen mij: 'Ik wist dat Beryl niet thuis was. Ik heb haar wekenlang geprobeerd te bereiken. Ongeveer een maand geleden belde ze me op. Ze wilde me niet zeggen waar ze was, maar ze zei, ik citeer, dat ze veilig was, en bracht me vervolgens op de hoogte van haar vorderingen met het boek, ze zei dat ze er hard aan werkte. Om een lang verhaal kort te maken, ik bemoeide me verder niet met haar zaken. Beryl was doodsbe nauwd vanwege die psychopaat die haar bedreigde. Het maakte me niet veel uit waar ze was, ik vond het alleen maar belangrijk dat ze het goed maakte en dat ze hard werkte, zodat ze de dead line zou halen. Dat klinkt misschien ongevoelig, maar ik moest pragmatisch zijn.' 'Wij weten niet waar Beryl was,' vertelde Mark me. 'Het schijnt dat Marino dat niet wilde zeggen.' Het voornaamwoord dat hij koos deed me pijn. 'Wij' om hem en Sparacino aan te duiden. 'Als je wilt dat ik die vraag beantwoord�' 'Dat wil ik inderdaad,' onderbrak Sparacino me. 'Uiteindelijk zal blijken dat ze in North Carolina, in Washington, of in Texas was � Jezus, waar dan ook. Ik moet het n�n. U zegt dat uw kantoor het manuscript niet heeft. De politie zegt dat zij liet ook niet hebben. Ik kan dit alleen tot op de bodem uitzoeken als ik weet waar ze het laatst was, zodat ik het manuscript op die manier kan achterhalen. Misschien heeft iemand haar naar het vliegveld gebracht. Misschien heeft ze daar, waar dat ook was, wel vrienden gemaakt. Misschien is er iemand die een idee heeft wat er met haar boek is gebeurd. Had ze het bijvoorbeeld in haar handbagage toen ze aan boord van het vliegtuig Ring?' 'Voor die informatie moet u bij inspecteur Marino zijn,' antwoordde ik. 'Ik mag de details van deze zaak niet met u bespreken.' 'Dat dacht ik wel,' zei Sparacino. 'Waarschijnlijk omdat u weet dat ze het bij zich had toen ze dat vliegtuig naar Richmond instapte. Waarschijnlijk omdat het samen met het lichaam naar uw kantoor is gebracht en omdat het nu verdwenen is.' Hij pauzeerde even, en keek me met een kille blik recht in de ogen. 'Hoeveel heeft Cary Harper, zijn zuster, of hoeveel hebben zij beiden u betaald om het aan hen door te spelen?' Mark hield zich afzijdig. Zijn gezicht was uitdrukkingsloos. 'Hoeveel? Tien-, twintig-, vijftigduizend?' 'Ik denk dat ons gesprek hiermee be�digd is, meneer Spara- tino,' zei ik terwijl ik mijn tas pakte. 'Nee. Dat denk ik niet, dr. Scarpetta,' antwoordde Sparacino. Nonchalant rommelde hij wat in de map. Net zo nonchalant Kooide hij een aantal papieren over het bureau in mijn richting. IK voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken toen ik zag dat lid fotokopie�waren van artikelen die de kranten in Richmond meer dan een jaar daarvoor hadden gepubliceerd. Het bovenste verhaal was me maar al te bekend:>

patholoog-anatoom beschuldigd lijk te hebben bestolen

Toen Timothy Smathers vorige maand voor zijn huis werd doodgeschoten, droeg hij een gouden horloge, een gouden ring en had hij drie�achtig dollar in zijn broekzak. Dit alles volgens zijn vrouw, die getuige was van de moord die naar verluidt is gepleegd door een ontevreden ex-werknemer. De politie en de ambulanceverplegers die na de schietpartij naar Smathers' huis kwamen, zeggen dat de voorwerpen en het geld zich op Smathers' lichaam bevonden toen dat voor een autopsie naar de pathologisch-anatomische dienst werd gebracht�

Er was meer, en ik hoefde niet verder te lezen om te weten ^ er in de andere kranteknipsels stond. De Smathers-affaire aanleiding gegeven tot de slechtste publiciteit die mijn kantoor ooit had gehad. Ik legde de fotokopie�in Marks uitgestoken hand. Sparacino had me in een hoek gedreven, maar ik was vastbesloten me ^ in allerlei bochten te wringen. 'Zoals u zult zien als u die verhalen leest,' zei ik, 'is die ^ ^ uitgebreid onderzocht, en is mijn kantoor vrijgesproken elk soort overtreding.' 'Ja, inderdaad,' zei Sparacino. 'U heeft de voorwerpen e^ ^ ( geld in kwestie persoonlijk aan de begrafenisonderneming overgedragen. Deze zaken zijn daarna verdwenen. Het pro bleem is echter dat dit niet bewezen is. Mevrouw Smatli^ nog steeds van mening dat de Pathologisch-Anatoi^^ Dienst de sieraden en het geld van haar man heeft gestol^ heb met haar gesproken.' 'Haar kantoor is vrijgesproken van elke blaam, Robert,' ^ Mark met monotone stem bij terwijl hij de artikelen doo^ ^ 'En bovendien, er staat hier dat mevrouw Smathers een c|leqUe heeft gekregen voor een bedrag dat overeenkwam met de de van de voorwerpen en het geld.' 'Dat klopt,' zei ik koeltjes. 'Gevoelsmatige zaken hebben geen prijskaartje,' merkte Sparacino op. 'Zelfs al had u haar een cheque gegeven net tien keer dat bedrag, dan zou ze er nog niet tevreden mee weest.' Dat was beslist een lachertje. Mevrouw Smathers, die er nog steeds van verdacht werd dat zij achter de moord op haar man had gezeten, was met een rijke weduwnaar getrouwd voordat het gras op het graf van haar man zelfs maar was opgekomen. 'En er staat in de kranteartikelen,' zei Sparacino, 'dat uw bureau niet het ontvangstbewijs bezat dat zou bevestigen dat u inderdaad de persoonlijke bezittingen van meneer Smathers aan de begrafenisonderneming heeft overgedragen. Uw administrateur, die ondertussen ergens anders is gaan werken, was de bon zogenaamd kwijtgeraakt. Het kwam erop neer dat het uw woord tegen dat van de begrafenisonderneming was, en hoewel de zaak nooit is opgelost, dat wil zeggen, niet tot mijn tevredenheid, is er nu niemand meer die er nog van af weet of die het nog iets kan schelen.' 'Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg Mark op dezelfde vlakke loon. Sparacino wierp een blik op Mark, en richtte zijn aandacht toen weer op mij. 'De Smathers-affaire is helaas niet de enige waarin dit soort beschuldigingen werd gedaan. In juli werd het lichaam van Henry Jackson naar uw bureau gebracht, een oudere man die een natuurlijke dood was gestorven. Zijn lichaam kwam in uw gebouw aan met twee�ijftig dollar in � van zijn zakken. Het schijnt dat het geld ook in deze zaak verdwenen is en dat u gedwongen was een cheque uit te schrijven voor de zoon van de overleden man. De zoon klaagde tegen een plaatselijk televisiestation. Ik heb een videoband van de uitzending als u die wilt zien.' ' Jackson kwam binnen met twee�ijftig dollar in zijn zak,' antwoordde ik, op het punt mijn kalmte te verliezen. 'Hij verkeerde In verregaande staat van ontbinding, het geld was zo smerig dat zelfs de meest wanhopige dief er geen vinger naar had willen uit- steken. Ik weet niet wat ermee gebeurd is, maar het is waarschijn- lijk dat het geld per ongeluk verbrand is, samen met Jacksons kleding, die net zo smerig was en die onder de maden zat.' li-zus,' mompelde Mark binnensmonds. 'Uw kantoor heeft een probleem, dr. Scarpetta.' Sparacino glimlachte.l ik kantoor heeft problemen,' snauwde ik terwijl ik opstond. 'Als u Beryl Madisons bezittingen wilt, moet u bij de politie /l|ll.' 'Het spijt me,' zei Mark toen we met de lift naar beneden gingen. 'Ik had er geen idee van dat die klootzak je met die rotzooi zou confronteren. Je had het me best kunnen vertellen, Kay�' 'Jou vertellen?' Ik staarde hem ongelovig aan. 'Jou wat vertellen?' 'Over die vermiste dingen, de slechte publiciteit. Dat is nou net het soort zaak met een luchtje waar Sparacino gek op is. Ik wist daar niets van en daarom heb ik ons allebei in een hinderlaag geleid. Verdomme!' 'Ik heb je er niets over verteld,' zei ik op luide toon, 'omdat het niets met Beryls zaak te maken heeft. De affaires waar hij het over had waren stormen in een glas water, het soort huishoudelijke stommiteiten dat onvermijdelijk is als er lichamen in elke mogelijke toestand worden aangeleverd en als er de hele dag mensen van begrafenisondernemingen en politie in- en uitlopen om persoonlijke bezittingen op te halen�' 'Word nu alsjeblieft niet boos op me.' 'Ik ben niet boos op je!' 'Kijk, ik heb je voor Sparacino gewaarschuwd. Ik probeer je tegen hem te beschermen.' 'Ik vraag me af wat je eigenlijk probeert, Mark.' We stonden op verhitte toon te praten terwijl hij rondkeek naar een taxi. Het verkeer stond vrijwel stil. Er werd gegeclaxonneerd, motoren ronkten en mijn zenuwen stonden op het punt het te begeven. Eindelijk verscheen er een taxi en Mark opende de achterdeur en zette mijn tas op de grond. Toen hij de chauffeur een paar bankbiljetten gaf nadat ik al was ingestapt, besefte ik pas wat er gebeurde. Mark ging niet met me mee. Hij stuurde me alleen en zonder lunch naar het vliegveld terug. Voordat ik het raampje naar beneden kon draaien om met hem te praten, had de taxi zich al weer in de verkeersstroom gevoegd. Ik reed in stilte naar La Guardia en had nog drie uur voordal mijn vliegtuig zou vertrekken. Ik was boos, gekwetst en verward. Ik kon het niet verdragen dat we zo uit elkaar waren gegaan. Ik vond een lege stoel in � van de bars, bestelde een drankje en stak een sigaret op. Een paar minuten later stopte ik een kwartje in een telefoon. 'Orndorff en Berger,' zei een zakelijke vrouwelijke stem. Ik zag de zwarte console voor me toen ik zei: 'Mark James, alstublieft.' Na een ogenblik stilte antwoordde de vrouw: 'Het spijt me, maar u heeft waarschijnlijk het verkeerde nummer.' 'Hij werkt voor het kantoor van de firma in Chicago. Hij is bij u op bezoek. Ik heb hem zelfs eerder vandaag bij u in het kantoor ontmoet,' zei ik. 'Heeft u een moment?' Gedurende zo'n twee minuten kreeg ik de muzak-versie van Jerry Rafferty's 'Baker Street' te horen. 'Het spijt me,' zei de receptioniste toen ze weer aan de lijn kwam, 'er is hier niemand die zo heet, mevrouw.' 'Ik heb hem nog geen twee uur geleden in uw lobby ontmoet,' riep ik ongeduldig uit. 'Ik ben het voor u nagegaan, mevrouw. Het spijt me, maar misschien verwart u ons met een andere firma.' Binnensmonds vloekend gooide ik de hoorn op de haak. Toen ik van Inlichtingen het telefoonnummer van Orndorff en Berger in Chicago gekregen had, toetste ik het nummer van mijn creditcard in. Ik wilde een boodschap voor Mark achterlaten dat hij me zo snel mogelijk moest bellen. liet bloed stolde me in de aderen toen de receptioniste in Chicago meldde: 'Het spijt me, mevrouw. Er werkt geen Mark James bij deze firma.'