Hoofdstuk 2
Toen ik de lange weg terug naar huis reed, stond er een volle maan boven Richmond. Alleen de meest vasthoudende verklede kinderen waren nog op pad. Hun spookachtige maskers en bedreigende silhouetten werden door mijn koplampen verlicht. Ik vroeg me af hoe vaak er tevergeefs bij mij was aangebeld. Mijn huis was zeer gewild, omdat ik altijd heel vrijgevig was met snoep. Ik had namelijk zelf geen kinderen die ik met zoetigheden kon verrassen. Nu zat ik met vier nog ongeopende zakken chocoladereepjes. Die kon ik morgen aan mijn personeel uitdelen. De telefoon ging terwijl ik de trap opliep. Vlak voordat mijn antwoordapparaat ingeschakeld werd, greep ik de hoorn van de haak. Ik herkende de stem eerst niet, maar toen drong het tot me door wie ik aan de lijn had. 'Kay? Ik ben het, Mark. Goddank ben je thuis�' Mark James klonk alsof hij op de bodem van een olietank stond te praten en in de verte hoorde ik auto's langsrijden. 'Waar ben je?' kon ik nog net uitbrengen, en ik wist dat ik totaal overdonderd klonk. 'Op de Vijfennegentig, ongeveer tachtig kilometer ten noorden van Richmond.' Ik ging op de rand van mijn bed zitten. 'Ik sta in een telefooncel,' legde hij uit. 'En ik wil weten hoe ik bij jouw huis kom.' Nadat er weer een hele stoet auto's voorbij was gekomen, vervolgde hij: 'Ik wil je graag weer eens zien, Kay. Ik ben de hele week al in D.C. en ik probeer je al sinds het eind van de middag te bereiken. Uiteindelijk heb ik maar besloten het er op te wagen en heb ik een auto gehuurd. Komt het je uit?' Ik wist niet wat ik moest zeggen. 'Ik dacht dat we misschien samen een borreltje konden drinken om wat bij te praten,' sprak de man die eens mijn hart had gebroken. 'Ik heb een kamer gereserveerd in het Radisson-hotel. Morgenochtend vroeg vertrekt er vanuit Richmond een vlucht naar Chicago. Ik dacht gewoon� En eigenlijk is er ook iets wat ik met je wil bespreken.'Ik kon me niet voorstellen dat Mark en ik iets te bespreken hadden. 'Komt het je uit?' vroeg hij weer. Nee, het kwam me niet uit! Ik antwoordde echter: 'Natuurlijk, Mark. Fantastisch om je weer eens te zien.' Nadat ik hem had verteld hoe hij bij mijn huis moest komen, ging ik naar de badkamer om me wat op te frissen. Ik talmde lang genoeg om de schade op te nemen. Het was meer dan vijftien jaar geleden dat we samen rechten hadden gestudeerd. Mijn haar was nu meer asblond dan lichtblond, en toen Mark en ik elkaar voor het laatst zagen, was het nog lang geweest. Mijn ogen waren minder helder en niet meer zo blauw als vroeger. De onbevooroordeelde spiegel vertelde me onweerlegbaar dat ik de negenendertig voorbij was, en had ik wel eens over een facelift gedacht? In mijn herinnering was Mark nog altijd net vierentwintig, toen hij het doelwit werd van mijn passie en afhankelijkheid, waarop hij me uiteindelijk tot uiterste wanhoop had gedreven. Toen onze verhouding voorbij was, deed ik niets anders dan werken. Hij reed nog steeds snel en hij hield nog steeds van mooie auto's. Nog geen vijfenveertig minuten later opende ik de voordeur en zag ik hem uit zijn gehuurde Sterling stappen. Hij was nog steeds de Mark die ik me herinnerde, met hetzelfde slanke lijf en dezelfde lange benen en dezelfde, zelfverzekerde tred. Met een vage glimlach liep hij vastberaden het trapje op. Na een snelle omhelzing bleven we even verlegen in de hal staan, omdat we niets wisten te zeggen. 'Drink je nog steeds Schotse whisky?' vroeg ik uiteindelijk. 'Wat dat betreft ben ik niet veranderd,' zei hij, en volgde me naar de keuken. Ik pakte de Glenfiddich uit de bar en maakte automatisch zijn drankje op precies dezelfde manier klaar als ik dat zo lang geleden altijd had gedaan: twee vingers whisky, ijsblokjes en een scheut sodawater. Toen ik in de keuken rondliep en onze glazen op de tafel zette, volgde hij me met zijn blik. Hij nam een slok, staarde in zijn glas en begon de ijsblokjes langzaam rond te draaien, net zoals hij vroeger altijd deed als hij gespannen was. Ik gaf hem een aandachtige blik, kijkend naar zijn fijne gelaatstrekken, zijn hoge jukbeenderen en zijn heldere, grijze ogen. Zijn donkere haar begon bij de slapen al een beetje grijs te worden.Ik richtte mijn aandacht op de ijsblokjes die langzaam in zijn glas ronddraaiden. 'Je werkt zeker in Chicago?' Hij keek op, leunde achterover in zijn stoel en zei: 'Ik doe alleen maar hoger-beroepzaken, met zo nu en dan een gewone rechtszaak. Ik kom Diesner af en toe tegen. Zo ontdekte ik dat jij hier in Richmond woonde.' Diesner was de hoofd patholoog-anatoom in Chicago. We kwamen elkaar op vergaderingen tegen en zaten samen in een paar commissies. Hij had me nooit verteld dat hij Mark James kende, en hoe hij ervan op de hoogte was dat ik Mark vroeger ook gekend had, was me een raadsel. 'Ik heb de vergissing begaan hem te vertellen dat ik jou kende uit mijn studietijd, en ik vermoed dat hij jou van tijd tot tijd ter sprake brengt om mij te pesten,' legde Mark uit alsof hij mijn gedachten had gelezen. Dat geloofde ik graag. Diesner was een norse beer en hij had het niet erg begrepen op advocaten die de beschuldigde partij verdedigden. Hij was legendarisch om zijn trucs en om de gevechten die hij in de rechtszaal leverde. Mark zei: 'Zoals de meeste forensische pathologen-anatomen staat hij aan de kant van de openbaar aanklager. Ik vertegenwoordig een moordenaar die bij wijze van spreken al is veroordeeld en daarom ben ik de slechterik. Diesner komt steeds speciaal naar mij toe en vertelt me dan heel terloops over het meest recente artikel dat jij gepubliceerd hebt of over de een of andere gruwelijke zaak waar je aan gewerkt hebt. Dr. Scarpetta. De beroemde hoofd patholoog-anatoom Scarpetta.' Hij lachte, maar zijn ogen deden niet mee. 'Ik denk dat het niet eerlijk is om te zeggen dat we aan de kant van de openbaar aanklager staan,' antwoordde ik. 'Dat lijkt alleen maar zo, omdat een zaak als het bewijsmateriaal gunstig is voor de verdachte niet eens voor de rechtbank komt.' 'Kay, ik weet best wel hoe dat in zijn werk gaat,' zei hij op de laten-we-er-nu-maar-over-ophouden-toon die ik zo goed van hem kende. 'Ik weet wat voor zaken jij onder ogen krijgt, en als ik jou was, zou ik ook willen dat al die hufters hun verdiende loon kregen.' 'Ja. Jij weet wat voor zaken ik onder ogen krijg, Mark,' begon ik. Het was precies hetzelfde conflict als vroeger. Ik kon het gewoon niet geloven. Hij was hier nog geen vijftien minuten binnen of we pakten de draad al weer op waar we waren gebleven. Onze ergste ruzies gingen over ditzelfde onderwerp. Ik was al arts en studeerde rechten in Georgetown toen ik Mark tegenkwam. Ik had het kwaad, de wreedheid, de willekeur en de tragedies gezien. Ik had met mijn gehandschoende handen de bloederige exponenten van pijn en dood betast. Mark was een briljante student aan een dure universiteit geweest, die bij 'misdrijf' dacht aan iemand die de verf van zijn Jaguar beschadigde. Hij wilde advocaat worden omdat zijn vader en grootvader dat ook waren. Ik was katholiek, Mark was protestant. Ik was Italiaans, hij had net zo'n Engelse achtergrond als prins Charles. Ik was opgegroeid in armoede, terwijl hij was grootgebracht in een van de duurste wijken van Boston. Vroeger dacht ik dat onze relatie er � was die door de Voorzienigheid was bepaald. 'Je bent niets veranderd, Kay,' zei hij. 'Behalve misschien dat je nu een bepaalde vastberadenheid, een bepaalde hardheid uitstraalt. Ik durf te wedden dat je een gevaarlijke tegenstander bent in de rechtszaal.' 'Ik vind mezelf niet hard.' 'Ik bedoel dat niet als kritiek. Ik bedoel dat je er fantastisch uitziet.' Hij keek de keuken rond. 'En succesvol. Ben je gelukkig?' 'Virginia bevalt me goed,' antwoordde ik terwijl ik van hem wegkeek. 'Ik heb alleen te klagen over de winters, maar ik denk dat jij op dat gebied nog veel meer te klagen hebt. Er zijn toch zeker zes maanden in het jaar waarvan ik niet begrijp hoe je het dan in Chicago uithoudt.' 'Om je de waarheid te zeggen, ik ben er nog steeds niet aan gewend. Jij zou het verschrikkelijk vinden. Een tropische bloem uit Miami zoals jij zou het daar nog geen maand uithouden.' Hij nam een slok van zijn whisky. 'Je bent niet getrouwd.' 'Wel geweest.' 'Hmmm.' Fronsend dacht hij na. 'Tony dinges� Ik herinner me nog dat je uitging met Tony� Benedetti, niet? Aan het eind van ons derde jaar.' Eigenlijk was ik verbaasd dat Mark dat had opgemerkt, laat staan dat hij het zich nog herinnerde. 'We zijn gescheiden, al heel lang geleden,' zei ik. 'Dat spijt me,' zei hij zachtjes.Ik pakte mijn glas. 'Is er een leuke vent in je leven?' vroeg hij. 'Op het moment is er helemaal niemand, leuk of niet.' Mark lachte niet zo veel meer als vroeger. Terloops merkte hij op: 'Een paar jaar geleden ben ik bijna getrouwd, maar het was uiteindelijk geen succes. Of misschien moet ik eerlijk zijn en je vertellen dat ik op het laatste moment in paniek raakte.' Ik kon haast niet geloven dat hij nooit getrouwd was geweest. Hij moest mijn gedachten opnieuw gelezen hebben. 'Dat was na Janets dood.' Hij aarzelde. 'Ik b�getrouwd geweest.' 'Janet?' Hij schudde de ijsblokjes weer in zijn glas rond. 'Ik heb haar na Georgetown in Pittsburgh ontmoet. Ze was belastingconsulent bij het bedrijf waar ik werkte.' Ik nam hem aandachtig op en was verbaasd door wat ik zag. Mark was veranderd. De intensiteit waardoor ik me vroeger tot hem aangetrokken had gevoeld, was veranderd. Ik kon het niet precies onder woorden brengen, maar die intensiteit was nu somberder dan vroeger. 'Een auto-ongeluk,' legde hij uit. 'Op een zaterdagavond. Ze ging popcorn kopen. We wilden laat opblijven om naar een film te kijken. Een dronken automobilist ging opeens op haar weghelft rijden. Hij had zijn koplampen niet eens aan.' 'God, Mark. Dat spijt me voor je,' zei ik. 'Wat verschrikkelijk.' 'Dat was acht jaar geleden.' 'Geen kinderen?' vroeg ik kalm. Hij schudde zijn hoofd. We zwegen allebei. 'Het bedrijf waar ik werk opent een kantoor in D.C.,' zei hij toen onze blikken elkaar kruisten. Ik reageerde niet. 'Ik word misschien overgeplaatst, ik verhuis misschien naar D.C. We zijn als gekken aan het uitbreiden, en hebben al zo'n honderd advocaten en kantoren in New York, Atlanta, Hous- ton.' 'Wanneer ga je dan verhuizen?' vroeg ik heel rustig. 'Dat zou al op de eerste van het nieuwe jaar kunnen zijn.' 'Is het zeker dat je dat doet?' 'Ik heb m'n buik vol van Chicago, Kay. Ik heb verandering nodig. Ik wilde het jou zelf vertellen - daarom ben ik hier, tenminste, dat is de belangrijkste reden. Ik zou niet willen dat ik naar D.C. verhuis en dat we elkaar dan op een gegeven moment onverwachts tegenkomen. Ik ga in Noord-Virginia wonen. Jouw kantoor is ook in Noord-Virginia. Er was een grote kans dat we elkaar vroeger of later in een restaurant of een theater tegen zouden komen. Dat wilde ik niet.' Ik stelde me voor dat ik in het Kennedy Center zat en dat ik Mark plotseling drie rijen voor me iets in het oor van zijn mooie, jonge vriendinnetje zag fluisteren. Ik herinnerde me de pijn van vroeger weer, een zo hevige pijn dat die bijna lichamelijk was geweest. Hij had geen enkele concurrentie gehad. Ik had al mijn emoties alleen op hem gericht. In het begin voelde een deel van mij al aan dat dat niet wederzijds was. Later wist ik dat zeker. 'Dat was mijn belangrijkste reden,' herhaalde hij, nu helemaal in de rol van de advocaat die de openingszin van zijn betoog uitspreekt. 'Maar er is nog iets anders dat eigenlijk niets met ons persoonlijk te maken heeft.' Ik zei niets. 'Een paar avonden geleden is er hier in Richmond een vrouw vermoord. Beryl Madison�' De verbijsterde blik op mijn gezicht bracht hem even tot zwijgen. 'Toen Berger, een vennoot in het bedrijf waar ik werk me in mijn hotel in D.C. opbelde, vertelde hij me dat dat gebeurd was. Daar wilde ik het met je over hebben�' 'Wat heb jij daar mee te maken?' vroeg ik. 'K�e je haar?' 'Vaag. Ik heb haar vorig jaar in de winter een keer in New York ontmoet. Ons kantoor daar scharrelt wat in zaken voor de amusementsindustrie. Beryl had problemen met haar uitgever, een conflict over een contract, en ze nam Orndorff en Berger in de arm om de zaak voor haar uit te zoeken. Ik was toevallig in New York op de dag dat ze een bespreking had met Sparacino, de advocaat die haar zaak behandelde. Sparacino nodigde me uit om met hen twee�in het Algonquin te lunchen.' 'Als de mogelijkheid bestaat dat dat conflict waar je het over hebt iets met de moord te maken kan hebben, moet je met de politie praten en niet met mij,' zei ik, langzaamaan boos wordend. 'Kay,' antwoordde hij, 'mijn kantoor weet niet eens dat ik met jou praat, ok�Toen Berger me gisteren opbelde, ging dat over iets heel anders, ok�Hij bracht de moord op Beryl Madison in de loop van het gesprek toevallig ter sprake, en vroeg mij de regionale kranten te bekijken, om te zien wat ik uit kon vinden.' 'Juist. Met andere woorden: kijk eens wat je uit kunt vinden via je ex-.' Ik voelde een rode kleur in mijn hals omhoog kruipen. Ex-wat? 'Zo ligt het helemaal niet.' Hij keek van mij weg. 'Ik dacht toch al aan jou, ik was al van plan om je op te bellen v�dat telefoontje van Berger kwam, voordat ik zelfs maar over Beryl had gehoord. Verdomme, twee avonden had ik de hoorn zelfs al in mijn hand, ik had je nummer bij Inlichtingen opgevraagd. Maar ik kon mezelf er niet toe brengen om je ook werkelijk te bellen. En misschien had ik je zelfs wel helemaal niet gebeld als Berger me niet had verteld wat er was gebeurd. Misschien gaf Beryl me het excuus dat ik nodig had, dat geef ik toe. Maar het is niet zoals jij denkt�' Ik luisterde niet. Ik was ontzet dat ik hem zo graag wilde geloven. 'Als jouw kantoor echt in de moord ge�eresseerd is, vertel me dan maar eens waarom dat zo is.' Hij dacht even na. 'Ik weet niet zeker of onze interesse in de moord legitiem is. Misschien is het iets persoonlijks, een gevoel van afgrijzen. Een schok voor ons, omdat we met haar te maken hebben gehad toen ze nog leefde. Ik kan je ook vertellen dat ze midden in een nogal heftig conflict verkeerde, dat ze gigantisch in de puree zat vanwege een contract dat ze acht jaar geleden getekend had. Het is erg ingewikkeld, en het heeft te maken met Cary Harper.' 'De auteur?' vroeg ik verbijsterd. 'Die Cary Harper?' 'Zoals je waarschijnlijk wel weet,' zei Mark, 'woont hij niet ver hiervandaan, op een achttiende-eeuwse plantage met de naam Cutler Grove, aan de James-rivier in Williamsburg.' Ik probeerde me te herinneren wat ik over Harper had gelezen, die zo'n twintig jaar geleden een roman had geschreven waarmee hij een Pulitzerprijs had gewonnen. Hij was een legendarische kluizenaar die met zijn zuster in � huis woonde. Of was het een tante? Er was veel over Harpers priv�even gespeculeerd. En hoe vaker hij weigerde interviews te geven en hoe meer hij de pers ontliep, hoe intensiever er gespeculeerd werd. Ik stak een sigaret op. 'Ik hoopte eigenlijk al dat je daarmee gestopt was,' zei hij. 'Dan zou je eerst mijn voorhoofdshersenkwab moeten wegsnijden.' 'Ik weet maar heel weinig. Beryl had van haar tienertijd totdat ze begin twintig was een soort relatie met Harper. Ze heeft zelfs een tijdje met hem en zijn zus in hun huis gewoond. Beryl was een aankomend schrijfster, de getalenteerde dochter die Harper nooit heeft gehad. Zijn prot�e. Via zijn connecties kon ze haar eerste roman publiceren toen ze pas twee�wintig was. Het was een soort quasi-Iiterair liefdesverhaal dat ze schreef onder de naam Stratton. Harper verwaardigde zich er zelfs toe een tekst te leveren voor de boekomslag, een citaat over de veelbelovende jonge auteur die hij had ontdekt. Veel mensen waren daar verbaasd over. Haar roman was eerder een commercieel verhaaltje dan literatuur en er was al jaren niets meer van Harper vernomen.' 'Wat heeft dat te maken met het conflict over haar contract?' Mark antwoordde op spottende toon: 'Harper mag dan misschien dol zijn op jonge vrouwen die hem als een held vereren, maar hij is ook een argwanende schoft. Voordat hij ervoor zorgde dat ze haar boek kon publiceren, dwong hij haar contractueel te beloven dat ze nooit een woord zou schrijven over hem of over iets wat met hem te maken had zolang hij en zijn zuster nog leefden. Harper is pas halverwege de vijftig en zijn zuster is een paar jaar ouder. Het kwam er dus op neer dat Beryl haar leven lang aan het contract gebonden zou zijn en dat ze ook haar memoires niet kon schrijven, want hoe zou ze Harper daar uit kunnen weglaten?' 'Misschien had ze dat wel gekund,' antwoordde ik, 'maar zonder Harper erin zou het boek niet verkopen.' 'Precies.' 'Waarom gebruikte ze pseudoniemen? Stond dat ook in haar overeenkomst met Harper?' 'Dat denk ik wel. Ik vermoed dat hij wilde dat Beryl zijn persoonlijke geheim zou blijven. Hij stond toe dat ze succes had als schrijfster, maar hij wilde haar verborgen houden voor de rest van de wereld. De naam Beryl Madison is niet echt bekend, hoewel haar boeken veel geld hebben opgebracht.' 'Moet ik aannemen dat ze op het punt stond om contractbreuk te plegen en dat ze daarom bij Orndorff en Berger aanklopte?' Hij nam een slok van zijn whisky. 'Ik wil je eraan herinneren dat ze niet mijn cli�e was. Ik ken dus niet alle details. Maar ik kreeg de indruk dat ze opgebrand was, dat ze iets van waarde wilde schrijven. En dit deel van het verhaal ken je waarschijnlijk al. Ze had blijkbaar problemen, iemand bedreigde haar, viel haar lastig�' 'Wanneer?' 'Vorig jaar in de winter, in de periode waarin ik met haar geluncht heb. Ik geloof dat dat eind februari was.' 'Ga door,' zei ik, nu geboeid. 'Ze had er geen idee van wie haar bedreigde. Ik weet niet zeker of het begon voordat ze besloot om het boek te schrijven waar ze toen mee bezig was of daarna.' 'Hoe wilde ze onder die contractbreuk uitkomen?' 'Ik geloof niet dat ze dat echt had kunnen doen, niet helemaal,' antwoordde Mark. 'Maar Sparacino was van plan om Harper te zeggen dat hij kon kiezen. Hij kon meewerken, in welk geval het eindprodukt redelijk onschuldig zou zijn. Met andere woorden: Harper zou het boek dan in beperkte mate mogen censureren. Hij kon zich echter ook opstellen als een klootzak, maar dan zou Sparacino de kranten en actualiteitenprogramma's erop loslaten. Harper stond met zijn rug tegen de muur. Natuurlijk, hij kon Beryl voor de rechtbank slepen, maar ze had niet veel geld, ze bezat maar een schijntje vergeleken met wat hij waard is. Een rechtszaak zou alleen maar voor een run op Beryls boek zorgen. Harper kon gewoon niet winnen.' 'Had hij niet voor een gerechtelijk bevel kunnen zorgen om de publikatie tegen te houden?' vroeg ik. 'Nog meer publiciteit. En het zou hem miljoenen hebben gekost om de persen te laten stoppen.' 'En nu is ze dood.' Mijn sigaret lag te smeulen in de asbak. 'Het boek is nog niet af, neem ik aan. Harper hoeft zich nergens zorgen over te maken. Is dat waar je op doelt, Mark? Dat Harper misschien bij haar dood betrokken is?' 'Ik vertel je alleen maar de achtergrond van het verhaal,' zei hij. Zijn heldere ogen keken in de mijne. Soms konden die zo'n onbereikbare blik hebben, herinnerde ik me met een ongemakkelijk gevoel. 'Wat denk je?' vroeg hij. Ik zei niet wat ik echt dacht, namelijk dat het me heel vreemd voorkwam dat Mark me dit allemaal vertelde. Het deed er niet toe dat Beryl niet zijn cli�e was. Hij was op de hoogte van de ethische normen voor de juridische beroepsgroep, die heel duidelijk aangeven dat alle werknemers van een firma verantwoordelijk zijn voor de kennis waarover � van hun collega's beschikt. Hij was maar � stap verwijderd van een ongepaste handelwijze en dit paste net zomin bij de gewetensvolle Mark James die ik me herinnerde als wanneer hij me plotseling vol trots een tatoeage had laten zien. 'Ik denk dat je het beste maar eens kunt praten met Marino, die het onderzoek leidt,' antwoordde ik. 'Of anders zou ik hem kunnen vertellen wat je mij net hebt verteld. Hoe dan ook, hij zal vast met een heleboel vragen bij jouw kantoor aankloppen.' 'Prima. Dat is geen probleem.' We waren even stil. 'Wat was ze voor iemand?' vroeg ik, en schraapte mijn keel. 'Zoals ik je net al vertelde, heb ik haar maar � keer ontmoet. Maar ze was niet iemand die je gemakkelijk vergeet. Dynamisch, rap van tong, aantrekkelijk, in het wit gekleed. Een prachtig pakje van een gebroken-witte stof. Ik zou zeggen dat ze nogal afstandelijk was. Ze had veel geheimen. Ze had diepe gronden in zich die niemand ooit te zien zou krijgen. En ze dronk veel, dat wil zeggen, ze dronk veel tijdens die lunch - ze nam drie cocktails, wat ik behoorlijk veel vond, zo midden op de dag. Misschien was dat echter niet kenmerkend voor haar. Ze was nerveus, in de war, gespannen. De reden waarom ze naar Orndorff en Berger was gekomen was niet prettig. Ik weet zeker dat ze overstuur was door die hele toestand met Harper.' 'Wat dronk ze?' 'Pardon?' 'Die drie cocktails. Wat voor cocktails waren dat?' vroeg ik. Hij fronste zijn wenkbrauwen en staarde naar de keuken. 'Jezus, dat weet ik niet meer, Kay. Dat doet er toch niets toe?' 'Ik weet niet of het er iets toe doet,' zei ik, aan haar kast vol drank denkend. 'Had ze het over die bedreigingen? In jouw aanwezigheid, bedoel ik?' 'Ja. En Sparacino bracht het onderwerp ook ter sprake. Ik weet alleen maar dat ze heel gedetailleerde telefoontjes kreeg. Altijd dezelfde stem, niet van iemand die ze kende, of tenminste, dat zei ze. En er waren andere vreemde dingen. De details herinner ik me niet meer - het is al zo'n tijd geleden.' 'Noteerde ze die dingen ergens?' vroeg ik. 'Dat weet ik niet.' 'En ze had er geen idee van wie daar verantwoordelijk voor was en waarom die persoon dat deed?' 'Die indruk wekte ze wel.' Hij schoof zijn stoel naar achteren. Het liep tegen middernacht. Toen ik met hem mee naar de voordeur liep, kreeg ik opeens een idee. 'Sparacino,' zei ik. 'Wat is zijn voornaam?' 'Robert,' antwoordde hij. 'Gebruikt hij soms de initiaal M?' 'Nee,' zei hij terwijl hij me nieuwsgierig aankeek. Er hing een gespannen stilte. 'Rij voorzichtig.' 'Welterusten, Kay,' zei hij aarzelend. Misschien was het alleen maar verbeelding, maar ik dacht even dat hij me wilde kussen. Hij liep snel het trapje af en toen ik hem weg hoorde rijden, was ik al weer binnen.
De volgende morgen verliep chaotisch, zoals zo vaak gebeurde. Fielding vertelde ons tijdens het werkoverleg dat we vijf secties te doen hadden, waaronder een 'zwemmer', oftewel een lichaam in verregaande staat van ontbinding dat in de rivier was gevonden. Dat was iets waar we altijd allemaal met gekreun op reageerden. Richmond had de twee meest recente slachtoffers van schietpartijen naar ons toegestuurd, van wie ik er � nog net kon afwerken voordat ik me naar het John Marshall-gerechtsgebouw haastte om te getuigen in een zaak over een andere schietpartij met dodelijke afloop. Daarna rende ik naar de medische faculteit om te lunchen met � van de studenten van wie ik de mentor was. Al die tijd deed ik mijn uiterste best om Marks bezoek uit mijn gedachten te bannen. Hoe harder ik echter probeerde niet aan hem te denken, hoe meer ik aan hem dacht. Hij was voorzichtig. Hij was koppig. Het was niets voor hem om me na tien jaar stilzwijgen weer op te zoeken. Vroeg in de middag gaf ik me gewonnen en belde Marino. 'Ik wilde je net bellen,' stak hij van wal voor ik amper twee woorden had gezegd. 'Ik moet nu weg. Kun je over � a anderhalf uur naar Bentons kantoor komen?' 'Waar gaat het over?' Ik had hem nog niet eens verteld waarom ik eigenlijk belde. 'Ik heb de rapporten over Beryl te pakken gekregen. Ik dacht dat jij er wel bij zou willen zijn.' Zoals gewoonlijk hing hij op zonder gedag te zeggen. Ik reed op de afgesproken tijd East Grace Street in en parkeerde bij de eerste de beste parkeermeter op redelijke loopafstand van de plek waar ik moest zijn. Het moderne, tien verdiepingen hoge kantoorgebouw stond als een vuurtoren achter een deprimerende fa�e van als antiekzaken poserende tweedehandswinkels en kleine, buitenlandse restaurantjes met fantasieloze menu's. De daklozen slenterden over het gebarsten trottoir. Ik toonde mijn identificatiepasje aan de bewaker in de hal en nam de lift naar de vijfde etage. Aan het eind van de gang was een houten deur zonder bordje erop. De locatie van het FBI- kantoor in Richmond was � van de bestbewaarde geheimen van de stad, en was net zo onverwacht en onopvallend als de FBI-agenten in hun burgerkleding. Een jonge man achter een balie die de helft van de achterwand bedekte zat te telefoneren. Hij wierp me een blik toe en zijn hand over de hoorn leggend, (rok hij zijn wenkbrauwen op alsof hij wilde zeggen: 'Kan ik u helpen?' Ik legde hem de reden van mijn komst uit en hij vroeg me te gaan zitten. De hal was klein en het stevige, donkerblauwe, Ieren meubilair en de salontafel vol sporttijdschriften waren een onmiskenbaar teken dat de ruimte door mannen werd gebruikt. Op de met hout betimmerde muren hingen de portretten van vroegere FBI- directeuren, prijzen die dit kantoor had gewonnen en een koperen plaquette met de namen van de agenten die bij de uitoefening van hun functie om het leven waren gekomen. Af en toe ging de deur open en kwamen er lange, atletische mannen langs die donkere pakken en zonnebrillen droegen en die me geen blik waardig keurden. Benton Wesley kon net zo Pruisisch zijn als de rest, maar in de loop van de tijd was ik hem gaan respecteren. Onder dat professionele masker zat een man die de moeite waard was. Hij was levendig en energiek, zelfs als hij rustig zat. En hij zag er altijd bijzonder keurig uit met zijn donkere pantalon en gesteven witte overhemd. Hij droeg een moderne, smalle, perfect geknoopte das en zijn 0 mm-revolver ontbrak in de holster aan zijn riem, omdat hij zijn wapen binnenshuis bijna nooit bij zich droeg. Ik had Wesley al een tijd niet meer gezien, maar hij was niets veranderd. Hij was atletisch en knap, maar op een harde manier. Zijn haar was voortijdig grijs, wat me elke keer weer verbaasde. 'Het spijt me dat ik je heb laten wachten, Kay,' zei hij glimlachend. Hij gaf me een stevige, prettige hand, zonder een zweem van machismo. Sommige agenten en advocaten die ik ken schudden je de hand alsof ze met hun hele gewicht aan de trekker van een geweer hangen, zodat je vingers bijna verbrijzeld worden. 'Marino is er al,' vervolgde Wesley. 'Ik wilde een paar dingen met hem bespreken voordat we jou erbij haalden.' Hij hield de deur voor me open en ik volgde hem een lege gang door. Hij liet me binnen in zijn kantoortje en verdween weer om koffie te halen. 'Gisteravond deed de computer het eindelijk weer,' zei Marino. Hij zat op zijn gemak op een stoel en bekeek een zo te zien gloednieuwe .257 revolver. 'Computer? Welke computer?' Had ik mijn sigaretten vergeten? Nee, het pakje lag weer eens onder in mijn tas. 'Op het hoofdbureau. Dat verdomde ding gaat de hele tijd down. Maar hoe dan ook, ik heb eindelijk een uitdraai van de rapporten over die meldingen. Interessant. Dat wil zeggen, dat vind ik.' 'Van Beryl?' vroeg ik. 'Juist.' Hij legde de revolver op Wesley's bureau en zei: 'Mooi ding. Die geluksvogel heeft hem vorige week gewonnen bij een verloting op het congres voor hoger politiepersoneel in Tampa. En ik win nog niet eens twee dollar in de loterij.' Mijn aandacht dwaalde af. Wesley's bureau lag vol telefoonnotities, rapporten, videobanden en dikke, bruine enveloppen met naar ik aannam documentatie en foto's van misdaden die de verschillende politie-onderdelen onder zijn aandacht hadden gebracht. In de boekenkast tegen � van de muren lagen achter glas allerlei macabere wapens, zoals een zwaard, een boksbeugel, een schietbuis, een Afrikaanse speer � jachttrofee�en cadeaus van dankbare prot�s. Op een oude foto kreeg Wesley in Quantico een hand van William Webster, met op de achtergrond een militaire helikopter. Er was niets wat erop wees dat Wesley een vrouw en drie kinderen had. Net als de meeste andere agenten, schermen FBI-mensen hun priv�even nauwgezet af, vooral als ze genoeg ervaring hebben met het kwaad om te weten hoe afschuwwekkend dat kan zijn. Wesley bepaalde psychologische profielen van misdadigers. Hij wist wat het was om foto's te bestuderen van gruwelijke moordpartijen en om daarna in de gevangenis de Charles Mansons en Ted Bundy's recht in de ogen te moeten zien.Wesley kwam terug met twee plastic bekertjes koffie, � voor Marino, � voor mij. Wesley vergat nooit dat ik mijn koffie altijd zwart drink en dat ik een asbak in de buurt nodig heb. Marino pakte een dun stapeltje gefotokopieerde politierapporten van zijn schoot en begon ze door te kijken. 'Om te beginnen,' zei hij, 'zijn er maar drie. Drie meldingen die bij ons zijn genoteerd. De eerste is gedateerd op elf maart, om half tien op maandagochtend. Beryl Madison had de avond ervoor gebeld en had gevraagd of er een agent naar haar huis kon komen om een klacht op te nemen. Dat telefoontje kreeg een lage prioriteit, wat niet verwonderlijk was aangezien het hartstikke druk was op straat. Er ging pas de volgende ochtend een mannetje heen, ene Jim Reed, die al vijf jaar bij de dienst is.' Hij keek me aan. Ik schudde mijn hoofd. Ik kende die Reed niet. Marino begon het verslag door te bladeren. 'Reed meldde dat de persoon die de klacht indiende, Beryl Madison, erg geagiteerd was. Ze zei dat ze de avond daarvoor - zondagavond - om kwart over acht een bedreigend telefoontje had gekregen. Tijdens dat telefoontje zei een man, waarschijnlijk blank, dacht ze, het volgende: "Ik durf te wedden dat je me hebt gemist, Beryl. Maar ik hou je altijd in de gaten, ook al kun je me niet zien. Je kunt vluchten, maar je kunt je niet voor me verbergen." Mevrouw Madison vertelde vervolgens dat deze man beweerde dat hij haar die ochtend een krant had zien kopen bij een verkooppunt voor een Seven-Eleven-supermarkt. De man beschreef wat ze droeg: "een rood trainingspak en geen beha." Ze bevestigde dat ze op zondagochtend inderdaad om tien uur naar de Seven-Eleven op Rosemount Avenue was gereden en dat ze inderdaad gekleed was geweest zoals hij beschreef. Ze had voor de Seven-Eleven geparkeerd en had een Washington Post uit een krantenautomaat gekocht. Ze was de winkel niet ingegaan en er was ook niemand daar in de buurt geweest die haar opgevallen was. Ze was overstuur dat de man al die details wist en beweerde dat hij haar achtervolgde. Op de vraag of ze ooit had opgemerkt dat iemand haar volgde, antwoordde ze ontkennend.' Marino sloeg de tweede pagina op, het vertrouwelijke gedeelte van het rapport, en vervolgde: 'Reed meldt hier dat mevrouw Madison terughoudend was in het onthullen van de details van de bedreigingen die de beller geuit had. Toen hij erover doorvroeg, antwoordde ze uiteindelijk dat de beller "obsceen" was en dat hij had gezegd dat wanneer hij zich voorstelde hoe ze er zonder kleren uitzag, hij haar wilde "vermoorden". Mevrouw Madison zei dat ze toen had opgehangen.' Marino legde de fotokopie op de rand van Wesley's bureau. 'Wat voor advies gaf agent Reed haar?' vroeg ik. 'Het gebruikelijke,' zei Marino. 'Hij adviseerde haar om alles te noteren. Als ze weer een telefoontje kreeg, moest ze de datum, de tijd en wat er gebeurd was opschrijven. Hij raadde haar ook aan om haar deuren goed af te sluiten, haar ramen op slot te houden en om te overwegen een alarminstallatie te laten installeren. En als ze een vreemde auto opmerkte, moest ze het nummer noteren en de politie bellen.' Ik herinnerde me wat Mark me had verteld over zijn lunch met Beryl afgelopen februari. 'Zei ze dat dat bedreigende telefoontje dat ze op maart meldde het eerste was?' Wesley pakte het rapport en antwoordde: 'Blijkbaar niet.' Hij sloeg een bladzijde om. 'Reed schrijft dat ze beweerde dat ze al sinds januari van dat jaar met zulke telefoontjes werd lastiggevallen, maar dat dit de eerste keer was dat ze de politie daarvan op de hoogte stelde. Blijkbaar kwamen die andere telefoontjes met onregelmatige tussenpozen en waren ze niet zo gedetailleerd als die bedreiging op zondagavond 0 maart.' 'Was ze er zeker van dat die voorgaande telefoontjes van dezelfde man afkomstig waren?' vroeg ik aan Marino. 'Ze zei tegen Reed dat de stem hetzelfde klonk,' antwoordde hij. 'Een blanke man, welbespraakt en met een zachte stem, zoals ze zei. Het was geen bekende stem, of tenminste, dat beweerde ze.' Marino vervolgde met het rapport in zijn hand: 'Beryl draaide het nummer van Reeds semafoon op een dinsdagavond om achttien over zeven. Ze zei dat ze hem wilde spreken, en binnen een uur was hij bij haar, net over achten. Volgens dit rapport was ze weer erg overstuur en zei ze dat ze opnieuw een bedreigend telefoontje had gehad. Het was dezelfde stem, dezelfde man die al eerder had gebeld, zei ze. Zijn boodschap kwam overeen met het telefoontje van 0 maart.' Marino las het rapport woord voor woord voor: '"Ik weet dat je me hebt gemist, Beryl. Ik kom snel naar je toe. Ik weet waar je woont, ik weet alles over je. Je kunt wel vluchten, maar je kunt je niet verbergen." Hij zei dat hij wist dat ze een nieuwe auto had, een zwarte Honda, en dat hij de avond daarvoor de antenne eraf had gebroken toen de auto op de oprit stond. Mevrouw Madison bevestigde dat ze haar auto de avond daarvoor op de oprit geparkeerd had en dat ze toen ze dinsdagochtend naar buiten ging, had gezien dat de antenne gebroken was. Hij zilt nog wel aan de auto vast, maar was ver naar achteren ge- hogen en was zo beschadigd dat hij niet meer werkte. Deze agent is naar buiten gaan om de wagen te bekijken en trof de antenne aan in de toestand die de indiener van de klacht beschreven had.' 'Wat heeft Reed toen gedaan?' vroeg ik. Marino sloeg de tweede bladzijde op en zei: 'Hij raadde haar aan om haar auto voortaan in de garage te parkeren. Ze zei dat ze de garage nooit gebruikte en dat ze van plan was er een werkkamer van te maken. Hij stelde toen voor om haar buren te vragen om op te Ietten of er vreemde auto's in de buurt rondreden en of zich soms iemand bij haar huis ophield. Hij schrijft in zijn rapport dat ze vroeg of ze een revolver aan moest schaffen.' 'Is dat alles?' vroeg ik. 'En het advies van Reed om alles op te schrijven. Komt dat nog ter sprake?' 'Nee. In het vertrouwelijke deel van het rapport merkt hij op: "De reactie van de indiener van de klacht lijkt overdreven. Ze was erg overstuur en begon op een gegeven moment op deze agent te schelden.'" Marino keek op. 'Met andere woorden: Reed impliceert dat hij haar niet gelooft. Misschien had ze die antenne zelf afgebroken en verzon ze al die onzin over bedreigende telefoontjes zelf.' 'O, God,' mompelde ik vol afschuw. 'H�Heb je er enig idee van hoeveel mafkezen voortdurend met dit soort gelul komen? Er zijn vrouwen die telkens bellen dat ze wonden of schrammen hebben, of die moord en brand schreeuwen dat ze verkracht zijn. Sommigen verzinnen echt van alles. Bij die vrouwen zit er een schroefje los waardoor ze dat soort aandacht nodig hebben�' Ik wist alles van ingebeelde ziektes en verwondingen, van het Von M�usen-syndroom, van onaangepast gedrag en van wanen waardoor mensen wensen dat ze getroffen worden door allerlei verschrikkelijke ziektes en vormen van geweld en waardoor ze zichzelf dat geweld soms ook echt aandoen. Daarvoor had ik geen preek van Marino nodig. 'Ga door,' zei ik. 'En wat gebeurde er toen?' Hij legde het tweede rapport op Wesley's bureau en begon het derde door te lezen. 'Beryl belde Reed opnieuw, dit keer op 6 juli, zaterdagochtend om kwart over elf. Hij kwam die middag om vier uur bij haar en trof haar vijandig en overstuur aan�' 'Dat is begrijpelijk,' zei ik kortaf. 'Ze zat toen verdomme al vijf uur op hem te wachten.' 'Mevrouw Madison' - Marino negeerde me en las het rapport woordelijk voor - 'zei dat dezelfde persoon haar om elf uur in de ochtend had gebeld met de volgende boodschap: "Mis je me nog steeds? Binnenkort, Beryl, binnenkort. Gisteravond ben ik naar je toe gekomen. Je was niet thuis. Blondeer je je haar? Ik hoop van niet." Mevrouw Madison, een blondine, zei dat ze toen geprobeerd heeft met hem te praten. Ze smeekte hem haar met rust te laten, vroeg hem wie hij was en waarom hij haar dit aandeed. Ze zei dat hij niet reageerde en ophing. Ze bevestigde dat ze inderdaad niet thuis was geweest op de avond waarvan de beller beweerde dat hij langs was gekomen. Toen deze agent haar vroeg waar ze was geweest, gaf ze een ontwijkend antwoord en zei alleen maar dat ze de stad was uit geweest.' 'En wat deed agent Reed deze keer om de dame in nood te helpen?' vroeg ik. Marino keek me minzaam aan. 'Hij adviseerde haar om een hond te nemen en ze zei dat ze allergisch voor honden was.' Wesley opende een archiefmap. 'Kay, jij beoordeelt dit met de kennis die je nu hebt, in het licht van een vreselijke misdaad die begaan is. Maar Reed stond er heel anders tegenover. Bekijk het eens met zijn ogen. Het gaat om een alleenwonende jonge vrouw. Ze wordt hysterisch. Reed doet zijn best voor haar - hij geeft haar zelfs zijn semafoonnummer. In eerste instantie reageert hij snel. Maar ze geeft ontwijkende antwoorden op gerichte vragen. Ze heeft geen bewijs. Iedere agent zou sceptisch zijn geweest.' 'Als ik het was geweest,' stemde Marino in, 'dan weet ik wel wat ik had gedacht. Ik zou het idee hebben gehad dat dat vrouwtje zich alleen voelde, aandacht nodig had, het gevoel wilde hebben dat er iemand was die zich om haar bekommerde. Of misschien dat een kerel haar had laten zitten en dat ze een spelletje begonnen was om het hem betaald te zetten.' 'Juist,' zei ik voordat ik mezelf kon inhouden. 'En als het haar man of vriend was geweest die haar dreigde te vermoorden, had je hetzelfde gedacht. En ook dan had Beryl dat met de dood moeten bekopen.' 'Misschien,' zei Marino ge�iteerd. 'Maar als het haar man was geweest � ervan uitgaand dat ze die had - dan zou ik verdomme tenminste een verdachte hebben, zodat ik verdomme een arrestatiebevel zou kunnen krijgen, zodat de rechter die zak met een straatverbod te pakken zou kunnen nemen.' 'Straatverboden zijn niet eens het papier waard waarop ze geschreven zijn,' wierp ik tegen. Mijn woede dreef me dichter naar de grenzen van mijn zelfbeheersing. Er ging geen jaar voorbij waarin ik geen sectie deed op een half dozijn mishandelde vrouwen wier man of vriend te pakken was genomen met een straatverbod. Na een lange stilte vroeg ik Wesley: 'Heeft Reed niet overwogen om een traceringsmechanisme op haar telefoonlijn te laten plaatsen?' 'Dat zou niets uitgehaald hebben,' antwoordde hij. 'Het is niet makkelijk om een telefoonlijn te laten afluisteren of traceren. De telefoonmaatschappij heeft daarvoor een lange lijst telefoontjes nodig, hard bewijsmateriaal dat er inderdaad pesterijen plaatsvinden.' 'Had ze dan geen hard bewijsmateriaal?' Wesley schudde langzaam zijn hoofd. 'Dan zou het om veel meer telefoontjes moeten gaan dan zij kreeg, Kay. Heel veel meer. Een patroon in het tijdstip waarop ze die telefoontjes kreeg. En alles goed gedocumenteerd. Als je dat niet hebt kun je een traceringsmechanisme wel vergeten.' 'Naar alle waarschijnlijkheid,' viel Marino in, 'kreeg Beryl maar � of twee telefoontjes per maand. En ze hield er geen verslag van bij, hoewel Reed haar daar wel om gevraagd had. Of als ze dat wel deed, hebben we het niet gevonden. Waarschijnlijk heeft ze ook geen telefoontjes op cassette opgenomen.' 'Goeie God,' mompelde ik. 'Je leven wordt bedreigd en dan is er een speciale wet voor nodig voordat iemand dat serieus wil nemen.' Wesley antwoordde niet. Marino snoof verachtelijk. 'Het is net als bij jou, doe. Preventieve geneeskunde bestaat niet. We zijn verdomme niets meer dan een schoonmaakploeg. We kunnen niets doen totdat het gebeurd is, want dan is er pas hard bewijsmateriaal. Zoals een lijk.' 'Beryls gedrag had voldoende bewijsmateriaal moeten zijn,' antwoordde ik. 'Bekijk deze rapporten maar eens. Ze heeft alles gedaan wat Reed voorstelde. Hij zei haar een alarminstallatie te nemen en dat deed ze. Hij zei haar de auto voortaan in de garage te parkeren en dat deed ze, hoewel ze van plan was een werkkamer van de garage te maken. Ze vroeg hem wat hij van een wapen dacht en ging er vervolgens direct een kopen. En telkens als ze Reed belde, was dat onmiddellijk nadat de moordenaar haar telefonisch had bedreigd. Met andere woorden, ze wachtte niet en haalde de politie er niet pas uren, dagen later bij.' Wesley spreidde de fotokopie�uit van de brieven die Beryl in Key West had geschreven, samen met de schetsen van de plaats van het misdrijf, het rapport over de moord en ook een serie polaroidfoto's van haar tuin, het interieur van haar huis en van het lichaam in de slaapkamer op de bovenverdieping. Met een harde trek op zijn gezicht bestudeerde hij de papieren in stilte. Hij gaf ons duidelijk een signaal dat het nu tijd was om door te werken, dat we nu wel genoeg hadden geruzied en geklaagd. Het was niet belangrijk wat de politie wel of niet had gedaan. Het was belangrijk om de moordenaar te vinden. 'Het zit me dwars,' begon Wesley, 'dat de werkwijze niet logisch is. De bedreigingen passen bij een psychopathische persoonlijkheid. Iemand die Beryl al maandenlang volgde en bedreigde, iemand die haar alleen vanuit de verte leek te kennen. Ongetwijfeld genoot hij het meest van de fantasie, van de voorbereidende fase. Die fase spon hij uit. Misschien sloeg hij uiteindelijk op dat moment toe omdat ze hem dwars had gezeten door de stad uit te gaan. Misschien was hij bang dat ze echt zou verhuizen en vermoordde hij haar zodra ze terugkwam.' 'Toen had hij het helemaal met haar gehad,' viel Marino in. Wesley keek nog steeds naar de foto's. 'Ik zie hier veel woede, en daar wordt het onlogisch. Het lijkt alsof zijn woede op haar persoonlijk is gericht. Vooral wat betreft de verminking van het gezicht.' Hij tikte met zijn wijsvinger op een foto. 'Het gezicht is de persoon zelf. Bij een typische lustmoord door een sadist wordt het gezicht van het slachtoffer niet geschonden. Zij heeft geen eigen persoonlijkheid, ze is een symbool. In zekere zin heeft ze voor de moordenaar geen gezicht, omdat ze voor hem niet bestaat. De delen van het lichaam die hij verminkt, als hij op verminking kickt, zijn de borsten, de geslachtsdelen�' Hij pauzeerde even, met een verwarde blik in zijn ogen. 'Er zijn persoonlijke elementen in de moord op Beryl. Het verwonden van haar gezicht, het overdreven geweld, dat zou erop wijzen dat de moordenaar iemand was die ze kende, die ze misschien zelfs heel goed kende. Iemand die een persoonlijke, diepgaande obsessie voor haar had. Maar het feit dat hij haar van een afstand in de gaten hield, dat hij haar volgde, dat past daar helemaal niet bij. Dat is een handelwijze die eerder te verwachten is van een moordenaar die ze niet kende.' Marino speelde weer met de revolver die Wesley gewonnen had. Terwijl hij het magazijn gedachteloos ronddraaide, zei hij: 'Wil je weten wat ik vind? Het lijkt mij dat die vent denkt dat hij God is. Je weet wel, zolang je je aan zijn regels houdt, maakt hij je niet koud. Toen Beryl wegging, en een bord met TE KOOP erop in haar voortuin zette, brak ze de regels. Toen was het niet leuk meer. Als je de regels breekt, word je daarvoor gestraft.' 'Wat denk je dat zijn profiel is?' vroeg ik aan Wesley. 'Blank, halverwege de twintig tot halverwege de dertig. Slim, uit een onvolledig gezin waarin een vaderfiguur ontbrak. Misschien is hij als kind mishandeld, lichamelijk, geestelijk, of beide. Hij is een individualist. Dat betekent echter niet dat hij alleen woont. Hij zou getrouwd kunnen zijn, want hij is goed in het opzetten van een masker voor de buitenwereld. Hij leidt een dubbel leven. Je hebt de man die de wereld ziet, maar er is ook een zwarte kant. Hij heeft iets dwangmatigs en hij is een voyeur.' 'Juist,' mompelde Marino met een sardonische grijns. 'Dat klinkt precies als de helft van de zakken met wie ik werk.' Wesley haalde zijn schouders op. 'Misschien schiet ik met losse flodders, Pete. Ik heb het nog niet helemaal goed doordacht. Misschien is hij een mislukkeling die nog steeds bij zijn moeder woont, misschien is hij al eerder veroordeeld, misschien heeft hij een voorgeschiedenis van opnames in psychiatrische inrichtingen, gevangenissen. Jezus, misschien werkt hij voor een grote beleggingsmaatschappij en heeft hij helemaal geen crimineel of psychiatrisch verleden. Het schijnt dat hij Beryl meestal 's avonds belde. Voorzover we weten was het enige telefoontje dat hij overdag pleegde op een zaterdag. Zij werkte thuis, daar was ze het grootste deel van de tijd. Hij belde als het hem uitkwam en wanneer het waarschijnlijk was dat ze thuis was. Ik ben geneigd te denken dat hij een gewone baan van negen tot vijf heeft en dat hij in het weekend vrij is.' 'Tenzij hij haar vanaf zijn werk belde,' zei Marino. 'Dat is altijd een mogelijkheid,' gaf Wesley toe. 'En zijn leeftijd?' vroeg ik. 'Denk je niet dat het mogelijk is dat hij ouder is dan jij zojuist zei?' 'Dat zou ongebruikelijk zijn,' zei Wesley. 'Maar alles is mogelijk.' Ik nam een slokje van mijn koffie, die nu koud was, en vertelde eindelijk wat Mark me had verteld over het conflict om Beryls contract en haar raadselachtige relatie met Cary Harper. Tegen de tijd dat ik klaar was met mijn verhaal, staarden Wesley en Marino me nieuwsgierig aan. Om te beginnen was het onaangekondigde bezoek van deze advocaat uit Chicago een beetje eigenaardig. En ten tweede had ik de manier waarop ze tegen de zaak aankeken veranderd. Net zoals ik de dag daarvoor, waren Marino en Wesley nog niet op de gedachte gekomen dat er een motief kon zijn voor de moord op Beryl. Bij lustmoorden ontbreekt het motief gewoonlijk. De misdadigers doen het meestal omdat ze er plezier aan beleven en omdat de mogelijkheid zich voordoet.'Ik heb een kameraad bij de politie in Williamsburg,' merkte Marino op. 'Ik heb van hem gehoord dat die Harper een vreemde vogel is, een kluizenaar. Hij rijdt rond in een oude Rolls- Royce en hij spreekt nooit met iemand. Hij woont in een groot landhuis aan de rivier, heeft nooit bezoek, niets. En die kerel is � doe.' 'Niet zo oud,' wierp ik tegen. 'Halverwege de vijftig. Maar inderdaad, hij leeft erg afgezonderd. Ik geloof dat zijn zuster bij hem woont.' 'Het is een gok,' zei Wesley, met een gespannen trek op zijn gezicht. 'Maar kijk toch maar eens hoe ver je ermee komt, Pete. Harper kan ons in ieder geval vast wel een paar suggesties aan de hand doen over die "M" aan wie Beryl die brieven schreef. Dat moet iemand zijn die ze goed kende, een vriend of vriendin of een minnaar. Iemand moet toch weten wie dat is. Als we dat uit kunnen vinden, zijn we op de goede weg.'Dit stond Marino niet aan. 'Als ik het goed begrijp,' zei hij, 'wil Harper niet met me praten en ik heb geen grond om hem daartoe te dwingen. Ik denk ook niet dat hij de kerel is die Beryl heeft koud gemaakt, zelfs al heeft hij misschien een motief. Het lijkt mij dat hij het dan gelijk wel gedaan had. Waarom zou hij het over negen, tien maanden uitspinnen? En ze zou zijn stem herkend hebben als hij het was die belde.' 'Harper zou iemand gehuurd kunnen hebben,' zei Wesley. 'Juist. En dan zouden we haar een week later gevonden hebben met een mooie, perfecte schotwond in haar achterhoofd,' antwoordde Marino. 'De meeste huurmoordenaars bespioneren hun slachtoffers niet, bellen hen ook niet op, bewerken hen niet met een mes en verkrachten hen ook niet.' 'De meeste huurmoordenaars doen dat niet,' stemde Wesley in. 'Maar we weten ook niet zeker of er wel sprake was van een verkrachting. Er was geen spermavocht.' Hij wierp mij een blik loc en ik knikte bevestigend.' Die kerel functioneerde misschien niet goed. Het is echter ook mogelijk dat de moord speciaal zo is opgezet, dat haar lichaam zo is neergelegd dat het leek of er een aanranding heeft plaatsgevonden, terwijl dat in werkelijkheid niet is gebeurd. Het hangt er helemaal van af wie er werd ingehuurd, als dat al het geval was, en wat het plan was. Als Beryl bijvoorbeeld neergeschoten werd terwijl ze midden in een conflict met Harper zat, zou hij boven aan het lijstje van de politie staan. Maar als de moord eruitziet als het werk van een perverse sadist, een psychopaat, is er niemand die aan Harper denkt.' Marino staarde naar de boekenkast. Zijn vlezige gezicht was rood. Hij keek me langzaam met een ongemakkelijke blik aan en zei: 'Wat weet je nog meer over dat boek dat ze aan het schrijven was?' ' 'Alleen maar wat ik al heb verteld, dat het autobiografisch was en dat het misschien een bedreiging vormde voor Harpers reputatie,' antwoordde ik. 'Was ze er ook mee bezig toen ze daar in Key West was?' 'Ik denk van wel, maar ik weet het niet zeker,' zei ik. Hij aarzelde. 'Tja, ik vind het vervelend om het je te moeten zeggen, maar we hebben niets wat daarop lijkt in haar huis gevonden.' Zelfs Wesley leek verbaasd. 'En het manuscript in haar slaapkamer?' 'O ja.' Marino pakte zijn sigaretten. 'Dat heb ik even doorgebladerd. Weer zo'n roman met van die romantische Burger- oorlog-onzin erin. Dat klinkt niet als dat andere boek dat doe zojuist beschreef.' 'Staat er een titel of een datum op?' vroeg ik. 'Noppes. Het ziet er zelfs uit alsof het niet helemaal compleet is. Ongeveer zo dik.' Marino hield twee vingers ongeveer vijfentwintig centimeter uit elkaar. 'Er staan veel aantekeningen in de kantlijn en er zijn ongeveer tien bladzijden met handgeschreven tekst.' 'We moesten nog maar eens goed naar haar papieren en haar computerfloppy's kijken om uit te zoeken of dat autobiografische manuscript er echt niet is,' zei Wesley. 'We moeten ook uitvinden wie haar literaire agent of haar redacteur is. Misschien heeft ze het manuscript naar iemand toegestuurd voor ze uit Key West wegging. Het is belangrijk dat we nagaan of ze het niet naar Richmond mee heeft teruggenomen. Als ze dat wel heeft gedaan en het manuscript nu verdwenen is, dan is dat zeker belangrijk.' Wesley keek op zijn horloge, duwde zijn stoel naar achteren en zei op verontschuldigende toon: 'Over vijf minuten heb ik een andere afspraak.' Hij begeleidde ons naar de hal. Ik kon Marino niet kwijtraken. Hij stond erop met me mee naar mijn auto te lopen. 'Je moet je ogen openhouden.' Hij hield weer eens een van zijn preken over de 'gevaren van de grote stad' waarvoor hij me al zo vaak gewaarschuwd had. 'Veel vrouwen denken daar nooit over na. Ik zie ze zo vaak maar wat rondlopen terwijl ze geen flauw idee hebben wie er naar hen kijkt, wie hen misschien volgt. En als je bij je auto komt, zorg dan dat je je sleutels klaar hebt en kijk eronder, ok�Je zou verbaasd zijn als je wist hoeveel vrouwen daar niet aan denken. Als je onderweg bent en je realiseert je dat iemand je volgt, wat doe je dan?' Ik negeerde hem. 'Je rijdt naar de dichtstbijzijnde brandweerkazerne, ok�Waarom? Omdat daar altijd iemand aanwezig is. Zelfs om twee uur op kerstochtend. Dat is de eerste plaats waar je heen gaat.' Ik wachtte tot ik over kon steken en begon mijn sleutels te zoeken. Toen ik naar de overkant keek, zag ik een wit papiertje dat niet veel goeds voorspelde onder de ruitenwisser van mijn dienstauto. Had ik niet genoeg geld in de meter gegooid? Verdomme. 'Ze zijn overal,' vervolgde Marino. 'Let maar eens op als je naar huis rijdt of als je boodschappen doet.' Ik wierp hem � van mijn blikken toe, en rende toen de straat over. 'H� zei hij toen we bij mijn auto kwamen, 'je hoeft niet zo boos tegen me te doen, ok�Je moest juist blij zijn dat ik als een beschermengel boven je zweef.' Vijftien minuten daarvoor was de parkeermeter weer op nul gesprongen. Ik rukte de bon van de voorruit, vouwde hem op en het stopte hem in zijn borstzak. 'Als je terugzw�t naar het hoofdbureau,' zei ik, 'regel dit dan even, als je wilt.' Hij stond me boos na te kijken toen ik wegreed.