17

Fielding was de eerste persoon die ik zag toen ik maandag op kantoor kwam.

Toen ik de vestibule inliep, stond hij, al in zijn werkkleren, op de lift te wachten. Bij het zien van de overschoenen van geplastificeerd blauw papier over zijn joggingschoenen dacht ik aan de dingen die de politie in het huis van Steven Spurrier had gevonden. We hadden een staatscontract voor de levering van onze medische voorraden. Maar er waren in elke stad zoveel zaken die overschoenen en operatiehandschoenen verkochten. Je hoefde geen arts te zijn om zulke spullen te kunnen kopen, net zo min als je een politieagent hoefde te zijn om een uniform, een insigne of een pistool te kunnen aanschaffen.

‘Ik hoop dat je goed hebt geslapen,’ zei Fielding toen de deur van de lift openging.

We stapten naar binnen.

‘Laat me het slechte nieuws maar horen. Wat staat er voor vanochtend op het programma?’ vroeg ik.

‘Zes zaken, allemaal moorden.’

‘Fantastisch,’ zei ik, slecht gehumeurd.

‘Ja, de Steek- en Vuurwapenclub heeft weer een druk weekend gehad. Vier zijn er doodgeschoten, twee doodgestoken. Het is weer lente.’

We stapten op de eerste verdieping uit en terwijl ik mijn kantoor binnenliep deed ik alvast mijn jasje uit en rolde mijn mouwen op. Marino zat in een stoel met zijn attachékoffertje op schoot en een sigaret in zijn hand. Ik nam aan dat hij zich bezighield met het onderzoek naar een van de zaken van die ochtend, totdat hij me twee laboratoriumrapporten overhandigde.

‘Ik dacht dat je deze wel zelf zou willen zien,’ zei hij.

Op een van de rapporten was bovenaan de naam Steven Spurrier getypt. Het serologielaboratorium had zijn bloed al getest. Het andere rapport was acht jaar oud, en bevatte de testresultaten van het bloed dat in Elizabeth Motts auto was gevonden. ‘Natuurlijk duurt het een tijdje voordat de resultaten van de DNA-test binnen zijn,’ legde Marino uit, ‘maar tot dusver ziet het er goed uit.’

Ik ging achter mijn bureau zitten, en bladerde de rapporten door. Het bloed uit de Volkswagen behoorde tot groep o en had nog een aantal andere karakteristieken. Ongeveer acht procent van de bevolking had dezelfde combinatie van kenmerken. Deze resultaten kwamen overeen met de uitslag van de testen die met Spurriers bloed waren gedaan. Hij had ook bloedgroep o, en de andere karakteristieken waren ook dezelfde, maar aangezien er bij hem op meer enzymen was getest, was de combinatie teruggebracht tot ongeveer een procent van de bevolking. ‘Dat is niet voldoende om hem van moord te beschuldigen,’ zei ik tegen Marino. ‘Je moet wel wat meer hebben dan alleen maar het feit dat hij volgens zijn bloedgroep in dezelfde categorie valt als duizenden andere mensen.’

‘Verdomd zonde dat het rapport van het oude bloed niet wat vollediger is.’

‘Vroeger was het niet gebruikelijk om op zo veel enzymen te testen,’ antwoordde ik.

‘Misschien zouden ze dat alsnog kunnen doen?’ stelde hij voor. ‘Als we de categorie kunnen beperken, zou dat al een hele hulp zijn. Het gaat weken duren voordat de verdomde DNA-test van Spurriers bloed klaar is.’

‘Dat kan niet,’ zei ik. ‘Het bloed uit de auto van Elizabeth is daar te oud voor. Na zo veel jaren zijn de enzymen afgebroken, en de resultaten van nieuwe testen zouden dus minder gedetailleerd zijn dan het oude rapport. Je zou nu op zijn best alleen de algemene bloedgroep kunnen bepalen, en de helft van de bevolking heeft O. We hebben geen andere keus dan op de DNA-resultaten te wachten. En bovendien,’ vervolgde ik, ‘zelfs als je hem op dit moment op zou sluiten, zou hij toch op borgtocht vrijkomen, dat weet je. Hij wordt toch nog steeds in de gaten gehouden, hoop ik.’

‘Hij wordt met argusogen gadegeslagen, en ik durf erom te wedden dat hij dat weet. Het goede nieuws is dat het dus niet waarschijnlijk is dat hij zal proberen iemand koud te maken. Het slechte nieuws is dat hij tijd heeft om het bewijsmateriaal dat we niet hebben gevonden te vernietigen. De moordwapens bijvoorbeeld.’

‘De vermeende verdwenen sporttas.’

‘Ik snap niet dat we die niet hebben kunnen vinden. We hebben alleen niet zijn vloer opengebroken, maar verder hebben we alles bekeken.’

‘Misschien had je zijn vloer wel open moeten breken.’

‘Ja, misschien wel.’

Ik probeerde te bedenken waar Spurrier een sporttas verborgen kon hebben toen ik plotseling een idee kreeg. Ik snapte niet waarom ik daar niet eerder op was gekomen.

‘Wat voor figuur heeft Spurrier?’ vroeg ik.

‘Hij is niet erg groot, maar hij ziet eruit alsof hij vrij sterk is. Geen grammetje vet.’

‘Dan doet hij waarschijnlijk aan fitness, aan sport.’

‘Waarschijnlijk. Waarom?’

‘Als hij lid is van de een of andere club, de YMCA, of een fitnessclub, dan heeft hij daar misschien wel een kluisje voor zijn spullen. Ik heb er zelf een op Westwood. Als ik iets zou willen verbergen, dan zou dat een goede plek zijn. Niemand vindt het raar als hij de club uitloopt met een sporttas in zijn hand of als hij de tas weer naar zijn kastje brengt.’

‘Dat is een interessant idee,’ zei Marino bedachtzaam. ‘Ik zal eens rondvragen, om te zien wat ik uit kan vinden.’

Hij stak weer een sigaret op en maakte zijn attachékoffertje open. ‘Ik heb foto’s van zijn huis, als je daarin bent geïnteresseerd.’

Ik wierp een blik op de klok. ‘Ik heb beneden een hele berg werk. Laten we even snel kijken.’

Hij overhandigde me een dikke, bruine envelop vol foto’s van twintig bij vijfentwintig centimeter. Ze lagen op volgorde, en toen ik de foto’s bekeek, was het net alsof ik Spurriers huis door Marino’s ogen zag. De serie begon met een foto van de voorkant van het bakstenen huis in koloniale stijl, met buksboompjes erlangs en een stenen pad dat naar de zwarte voordeur liep. Aan de achterkant leidde een verharde oprit naar een aan het huis vastgebouwde garage.

Toen ik nog een aantal foto’s op mijn bureau uitspreidde, bevond ik me in zijn woonkamer. Op een kale houten vloer stond een grijze, leren sofa naast een salontafel van glas. Midden op de tafel stond een puntige bronzen plant op een brok koraal. Een recent nummer van de Smithsonian was precies langs de rand van de tafel geschoven. Middenop het tijdschrift lag een afstandsbediening, waarschijnlijk van de televisieprojector die als een ruimteschip aan het wit geverfde plafond hing. Een televisiescherm van zo’n twee meter breed zat opgevouwen in een onopvallende verticale balk boven de boekenkast met videobanden, allemaal met nette etiketjes erop, en tientallen gebonden boeken, waarvan ik de titels niet kon lezen. Aan de ene kant van de boekenkast stond een hele rij geavanceerde elektronische apparaten.

‘Die vent heeft zijn eigen bioscoop,’ zei Marino. ‘Hij heeft stereofonie, luidsprekers in elke kamer. Die hele troep heeft bij elkaar waarschijnlijk meer gekost dan jouw Mercedes, en hij zat daar echt niet ’s avonds naar The Sound of Music te kijken. De banden in die boekenkast daar’ – hij leunde over mijn bureau om het aan te wijzen – ‘dat is allemaal Lethal Weapon-achtige rotzooi, films over Vietnam, knokfilms. Op de bovenste plank rechts staan de echt goeie films. Het lijkt of dat allemaal gewone publiekstrekkers zijn, maar als je er een in de video stopt, krijg je een kleine verrassing. De band met het etiket On Golden Pond bijvoorbeeld, zou beter In de Beerput kunnen heten. Harde, gewelddadige pornografie. Benton en ik hebben gisteren de hele dag die shit zitten bekijken. Verdomd ongelooflijk. Ik had zo ongeveer om de minuut het gevoel dat ik een bad moest nemen.’

‘Heb je ook eigengemaakte video’s gevonden?’

‘Nee. En ook geen fotoapparatuur.’

Ik bekeek nog meer foto’s. In de eetkamer stond ook een glazen tafel, met doorzichtige stoelen van acryl eromheen. Het viel me op dat er niets op de houten vloer lag. Ik had nog in geen enkele kamer een tapijt of vloerbedekking gezien.

De keuken was modern en onberispelijk schoon. De ramen gingen schuil achter dunne, grijze jaloezieën. Er waren geen gordijnen of draperieën in de kamers die ik had gezien, zelfs niet boven, waar die vent sliep. Het koperen, grote bed was netjes opgemaakt met witte lakens, maar er was geen sprei. De laden van het ladenkastje stonden open, zodat de trainingspakken waar Marino me over had verteld te zien waren, en in de klerenkast stonden op de grond dozen chirurgische handschoenen en overschoenen.

‘Er is helemaal niets van stof,’ zei ik verbaasd, terwijl ik de foto’s weer in de envelop stopte. ‘Ik heb nog nooit een huis gezien dat niet één vloerkleed had.’

‘En ook geen gordijnen. Zelfs niet in de douche,’ zei Marino. ‘Daar zitten glazen deuren voor. Hij heeft natuurlijk wel handdoeken, lakens, en kleren.’

‘Die hij waarschijnlijk constant wast.’

‘De bekleding van zijn Lincoln is van leer,’ zei Marino. ‘En er liggen plastic matjes op het tapijt.’

‘Heeft hij geen huisdieren?’

‘Nee.’

‘De inrichting van zijn huis heeft waarschijnlijk niet alleen met zijn persoonlijkheid te maken.’ Marino keek me aan. ‘Ja, dat lijkt mij ook.’

‘Vezels, haren van huisdieren,’ zei ik. ‘Hij hoeft zich geen zorgen te maken dat hij die met zich meedraagt.’

‘Is het ooit bij je opgekomen dat het interessant is dat alle achtergelaten auto’s in deze zaken zo schoon waren?’

Dat was inderdaad bij me opgekomen.

‘Misschien stofzuigt hij ze nadat hij de moorden heeft gepleegd,’ zei hij.

‘Bij een autowasserette?’

‘Een benzinepomp, een appartementencomplex, ergens waar ze een autostofzuiger hebben waar je geld in moet gooien. De moorden zijn allemaal ’s avonds laat gepleegd. Als hij naderhand ergens is gestopt om zijn auto te stofzuigen, zijn er vast niet veel mensen meer op de been geweest die konden zien waar hij mee bezig was.’

‘Misschien. Wie weet wat hij heeft gedaan?’ zei ik. ‘Maar we krijgen een beeld van iemand die dwangmatig netjes en zorgvuldig is. Iemand die zeer paranoïde is en die weet wat voor soort bewijsmateriaal belangrijk is in forensische onderzoeken.’

Marino leunde in zijn stoel naar achteren en zei: ‘Die Seven-Eleven waar Deborah en Fred zijn gestopt op de avond dat ze verdwenen, daar ben ik het afgelopen weekend even langsgegaan om met die caissière te praten.’

‘Ellen Jordan?’

Hij knikte. ‘Ik liet haar een serie foto’s zien en vroeg haar of er iemand bij zat die leek op de man die in de Seven-Eleven koffie heeft gekocht op de avond dat Fred en Deborah daar ook waren. Ze haalde Spurrier eruit.’

‘Wist ze het zeker?’

‘Ja. Ze zei dat hij een soort jack aanhad, in een donkere kleur. Ze wist alleen nog maar dat die vent donkere kleren droeg, en ik denk dat Spurrier al een trainingspak aanhad toen hij de Seven-Eleven binnenkwam. Ik heb een heleboel dingen lopen overdenken. Laten we beginnen met de twee dingen die we zeker weten. De binnenkant van de achtergelaten auto’s was erg schoon, en in de vier zaken die plaatsvonden voor de moord op Deborah en Fred, zijn er toch witte katoenen vezels gevonden op de bestuurderszitplaats?’

‘Ja,’ zei ik.

‘Oké. Ik denk dat die vent op zoek was naar slachtoffers en toen op de snelweg Fred en Deborah in de gaten kreeg. Misschien zag hij dat ze heel dicht bij elkaar zaten, dat ze haar hoofd op Freds schouder had of iets dergelijks. Daardoor komt hij in actie. Hij volgt hen, en gaat vlak na hen ook de Seven-Eleven binnen. Misschien trekt hij zijn trainingspak dan aan, verkleedt hij zich in zijn auto. Of misschien heeft hij het al aan. Maar hij gaat naar binnen, kijkt wat tijdschriften door, koopt een kop koffie en luistert naar wat ze tegen de caissière zeggen. Hij hoort dat de caissière Fred en Deborah de weg wijst naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats met een wc. Dan gaat hij weg, racet over de oostelijke Vierenzestig, draait de parkeerplaats op en zet zijn auto neer. Hij pakt de tas met zijn wapens, touwen, handschoenen, etcetera en houdt zichzelf schuil totdat Deborah en Fred aan komen rijden. Hij wacht waarschijnlijk totdat zij naar de wc is en gaat dan naar Fred. Hij dist het een of andere verhaal op over zijn auto die kapot is gegaan of iets dergelijks. Misschien zegt Spurrier dat hij heeft gesport, en op weg is naar huis, op die manier verklarend waarom hij zo is gekleed.’

‘Zou Fred hem niet uit de Seven-Eleven hebben herkend?’

‘Dat betwijfel ik,’ zei Marino. ‘Maar dat maakt niet uit. Misschien is Spurrier wel zo brutaal geweest dat hij dat ter sprake heeft gebracht, en heeft hij gezegd dat hij zojuist koffie in de Seven-Eleven had gekocht en dat zijn auto het vlak daarna had begeven. Hij zegt dus dat hij net een takelwagen heeft gebeld en vraagt of Fred hem misschien een lift naar zijn auto kan geven, zodat hij daar op die takelwagen kan wachten. Hij verzekert hem dat zijn auto niet veel verderop staat, etcetera. Fred stemt in, en dan komt Deborah terug. Als Spurrier eenmaal in de Cherokee zit, zijn Fred en Deborah in zijn macht.’

Ik herinnerde me dat Fred behulpzaam en vriendelijk werd genoemd. Hij zou waarschijnlijk een vreemde die in nood zat wel geholpen hebben, vooral iemand die zo beleefd en netjes was als Steven Spurrier.

‘Als de Cherokee weer op de snelweg rijdt, buigt Spurrier zich voorover en maakt zijn tas open. Hij doet zijn handschoenen en overschoenen aan en haalt zijn pistool te voorschijn, richt het op Deborahs achterhoofd…’

Ik dacht aan de reactie van de bloedhond toen hij aan de stoel had geroken waar Deborah waarschijnlijk op had gezeten. De hond had haar doodsangst gevoeld.

‘… Spurrier geeft Fred opdracht naar een plek te rijden die hij van tevoren heeft uitgekozen. Als ze op het houthakkerspad stoppen, zijn Deborahs handen waarschijnlijk al op haar rug gebonden. Ze heeft haar schoenen en sokken uit. Spurrier geeft Fred ook opdracht zijn schoenen en sokken uit te trekken en bindt dan zijn handen vast. Spurrier laat ze uit de Cherokee stappen en loopt met ze het bos in. Misschien heeft hij een nachtzichtbril op, zodat hij om zich heen kan zien. Misschien had hij die ook in zijn tas meegenomen.

En dan begint hij met zijn spelletje,’ vervolgde Marino op afstandelijke toon. ‘Eerst neemt hij Fred te pakken, dan gaat hij achter Deborah aan. Ze verzet zich, hij verwondt haar met zijn mes, en schiet haar vervolgens dood. Hij sleept hun lichamen naar de open plek, legt ze naast elkaar, met haar arm onder de zijne, alsof ze elkaars hand vasthouden, alsof ze steun zoeken bij elkaar. Spurrier rookt een paar sigaretten, zit misschien in het donker naast de lichamen na te genieten. Dan gaat hij weer naar de Cherokee, trekt zijn trainingspak, handschoenen en overschoenen uit, en doet die in een plastic zak die hij ook in zijn sporttas heeft. Misschien stopt hij de schoenen en sokken van die kinderen ook in die zak. Hij rijdt weg, vindt een stofzuiger-automaat op de een of andere uitgestorven plek en maakt de binnenkant van de Cherokee schoon, vooral bij de bestuurderszitplaats, waar hij heeft gezeten. Als alles klaar is, gooit hij zijn plastic zak weg, in een vuilniscontainer misschien. Ik denk dat hij toen iets over de bestuurderszitplaats heeft gelegd. In de eerste vier zaken misschien een opgevouwen wit laken, of een witte handdoek.’

‘Je kunt in de meeste sportclubs,’ onderbrak ik hem, ‘handdoeken krijgen. Er is altijd een voorraadje witte handdoeken in de kleedkamers. Als Spurrier inderdaad ergens in een kluisje op een sportclub zijn moorduitrusting bewaart…’

Marino viel me in de rede. ‘Ja, ik snap al wat je wilt zeggen. Verdomme. Misschien kan ik daar maar beter direct achteraangaan.’

‘Een witte handdoek zou de katoenen vezels verklaren die we hebben gevonden,’ vervolgde ik.

‘Hoewel hij bij Deborah en Fred iets anders gebruikt moet hebben. Jezus, wie weet zat hij die keer wel op een plastic zak. Het punt is dat het me lijkt dat hij ergens op heeft gezeten, zodat er geen vezels van zijn kleren op de stoel achterbleven. Hij droeg toen niet meer zijn trainingspak, dat had hij absoluut niet meer aan, omdat het natuurlijk onder het bloed zat. Hij rijdt weg, zet de Cherokee op de plek waar we hem hebben gevonden, en steekt dan de snelweg over naar de parkeerplaats langs de oostelijke weghelft, waar zijn Lincoln staat. En dan verdwijnt hij. Missie volbracht.’

‘Die avond reden er waarschijnlijk auto’s af en aan op die parkeerplaats,’ zei ik. ‘Het is natuurlijk niemand opgevallen dat zijn Lincoln daar geparkeerd stond. Maar zelfs als iemand dat wel had gezien, dan zouden de nummerplaten niet naar hem geleid hebben, omdat die “geleend” waren.’

‘Juist. En dat is zijn laatste taak, de nummerplaten terugbrengen naar de wagen waar hij ze van af heeft gestolen, of, als dat niet mogelijk is, ze gewoon ergens dumpen.’ Hij zweeg even, en wreef over zijn gezicht. ‘Ik heb het gevoel dat Spurrier al heel vroeg zijn werkwijze heeft bepaald, en dat hij daar in alle zaken min of meer bij is gebleven. Hij rijdt wat rond, kiest zijn slachtoffers, volgt ze en weet dat hij beet heeft als ze ergens stoppen, bij een bar of op een parkeerplaats bijvoorbeeld, waar ze zo lang blijven dat hij tijd heeft om zijn voorbereidingen te treffen. Dan benadert hij ze, verzint iets waardoor ze hem vertrouwen. Misschien slaat hij voor elke vijftig keer dat hij op pad gaat, maar één keer toe. Maar hij komt toch aan zijn trekken.’

‘Dat scenario lijkt me wel plausibel voor de laatste vijf zaken,’ zei ik. ‘Maar ik geloof niet dat het goed bij Jill en Elizabeth past. Als hij zijn auto bij het Palm Leaf Motel heeft neergezet, dan is dat zo’n zeveneneenhalve kilometer van de Anchor Bar and Grill vandaan.’

‘We weten niet of Spurrier bij de Anchor Bar contact met ze heeft gezocht.’

‘Ik heb het idee dat hij dat wel heeft gedaan.’

Marino keek verbaasd. ‘Waarom?’

‘Omdat de vrouwen al in zijn boekwinkel waren geweest,’ legde ik uit. ‘Ze wisten wie Spurrier was, hoewel ik betwijfel of ze hem echt goed kenden. Ik denk dat hij ze gadesloeg als ze kranten, boeken en dergelijke bij hem kwamen kopen. Ik vermoed dat hij onmiddellijk aanvoelde dat die twee vrouwen meer dan vriendinnen waren, en daardoor ging er bij hem een knopje om. Hij is bezeten van stelletjes. Misschien liep hij al een tijd over zijn eerste moorden na te denken en had hij het idee dat twee vrouwen makkelijker zouden zijn dan een man en een vrouw. Hij plande zijn misdaad lang van tevoren en zijn fantasieën werden elke keer als Jill en Elizabeth in zijn winkel kwamen opnieuw geprikkeld. Misschien heeft hij ze gevolgd, heeft hij ze ’s avonds in de gaten gehouden en heeft hij eerst een flink aantal keren proefgedraaid, geoefend. Hij had het bos waar meneer Joyce vlakbij woont al uitgekozen en was waarschijnlijk degene die de hond heeft neergeschoten. Op een avond volgt hij Jill en Elizabeth naar de Anchor Bar en dan besluit hij het te doen. Hij zet zijn auto ergens neer en gaat te voet naar de bar, met zijn sporttas in zijn hand.’

‘Denk jij dat hij in de bar naar binnen is gegaan, en dat hij ze heeft bekeken terwijl ze bier zaten te drinken?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Ik denk dat hij daar te voorzichtig voor was. Ik denk dat hij ergens achteraf bleef staan, dat hij wachtte totdat ze naar buiten kwamen en in de Volkswagen wilden stappen. Ik denk dat Spurrier ze toen heeft aangesproken en hetzelfde toneelstukje heeft opgevoerd. Zijn auto was kapot. Hij was de eigenaar van de boekwinkel waar zij vaak kwamen. Ze hadden geen reden om bang voor hem te zijn. Hij stapt in en al snel begint zijn plan in duigen te vallen. Uiteindelijk komen ze niet in het bos, maar op de begraafplaats terecht. De vrouwen, en vooral Jill, werken niet erg mee.’

‘En hij bloedt in de Volkswagen,’ zei Marino. ‘Misschien een bloedneus. En bloed krijg je niet met een stofzuiger van een stoel of van vloerbedekking af.’

‘Ik twijfel eraan of hij zelfs de moeite heeft genomen om te stofzuigen. Spurrier was waarschijnlijk in paniek. Hij heeft die auto vast zo snel mogelijk op de eerste de beste plaats neergezet en dat was toevallig bij het motel. Wie weet waar zijn eigen auto geparkeerd stond? Maar ik durf te wedden dat hij wel een stukje heeft moeten lopen.’

‘Misschien was hij zo van slag door die geschiedenis met de twee vrouwen, dat hij het daarna vijf jaar niet meer geprobeerd heeft.’

‘Ik denk niet dat het dat is,’ zei ik. ‘Er ontbreekt nog iets.’

Toen ik een paar weken later alleen in mijn studeerkamer zat te werken, ging de telefoon. De boodschap op mijn antwoordapparaat liep nog maar nauwelijks, of de beller hing al weer op. Een half uur later ging de telefoon weer, en deze keer nam ik op voordat mijn antwoordapparaat werd ingeschakeld. Ik zei hallo, maar weer werd er opgehangen.

Misschien iemand die Abby probeerde te bereiken en niet met mij wilde spreken? Misschien had Clifford Ring ontdekt waar ze was? In gedachten liep ik naar de ijskast om iets te eten te halen en nam een paar plakjes kaas.

Ik zat weer in mijn studeerkamer en was bezig een aantal rekeningen te betalen toen ik een auto hoorde. Het grint knarste onder de banden. Ik nam aan dat het Abby was, totdat er werd aangebeld.

Ik keek door het kijkgaatje en zag Pat Harvey in een rood jack voor mijn deur staan. Die telefoontjes waarbij werd opgehangen, dacht ik. Ze had zich ervan willen verzekeren dat ik thuis was, omdat ze mij persoonlijk wilde spreken.

‘Het spijt me dat ik u lastig val,’ zei ze ter begroeting, maar ik zag dat ze dat niet echt meende.

‘Kom binnen,’ zei ik met tegenzin.

Ze volgde me naar de keuken, waar ik een kop koffie voor haar inschonk. Ze zat stijfjes aan mijn tafel en hield de koffiemok met beide handen vast.

‘Ik zal heel eerlijk tegen u zijn,’ begon ze. ‘Het is onder mijn aandacht gekomen dat men gelooft dat die man die in Williamsburg is gearresteerd, Steven Spurrier, acht jaar geleden twee vrouwen heeft vermoord.’

‘Waar hebt u dat gehoord?’

‘Dat is niet belangrijk. Die zaak is nooit opgelost en wordt nu in verband gebracht met de moorden op de vijf stelletjes. Die twee vrouwen waren Steven Spurriers eerste slachtoffers.’

Ik zag dat het onderste ooglid van haar linkeroog trilde. Het was schokkend hoe Pat Harvey er uiterlijk op achteruit was gegaan sinds ik haar voor het laatst had gezien. Haar kastanjebruine haar was futloos, haar ogen stonden dof, haar teint was bleek en vermoeid. Ze leek nog dunner dan tijdens haar persconferentie op tv.

‘Ik geloof niet dat ik snap wat u bedoelt,’ zei ik gespannen.

‘Hij zorgde dat ze hem vertrouwden en daardoor stelden ze zich kwetsbaar op. En dat heeft hij precies zo bij de anderen, bij mijn dochter, bij Fred, gedaan.’

Ze zei dat op een toon alsof het allemaal al vaststond. Pat Harvey had Steven Spurrier voor zichzelf al veroordeeld.

‘Maar hij zal nooit voor de moord op Debbie worden gestraft,’ zei ze. ‘Dat weet ik nu al.’

‘Het is nog veel te vroeg om wat dan ook te weten,’ antwoordde ik op kalme toon.

‘Ze hebben geen bewijs. Wat ze in zijn huis hebben gevonden is niet genoeg. Dat accepteert de rechtbank nooit, als die zaken al voor de rechtbank komen. Je kunt iemand niet veroordelen voor moord, alleen maar omdat je kranteknipsels en operatiehandschoenen in zijn huis hebt gevonden, vooral niet als de verdedigende advocaat zegt dat het bewijsmateriaal daar opzettelijk is neergelegd om zijn cliënt vals te beschuldigen.’

Ze had met Abby gesproken, dacht ik met een wee gevoel in mijn maag.

‘Het enige bewijsmateriaal,’ vervolgde ze op koele toon, ‘is het bloed dat in de auto van de vrouwen is gevonden. Alles hangt dus van het DNA af, en daar zullen ook vragen over worden gesteld, omdat die zaak zo lang geleden is gebeurd. Op grond waarvan hij is aangehouden bijvoorbeeld. Zelfs als de kenmerken overeenkomen en de rechtbank dat als bewijsmateriaal aanvaardt, is het nog niet gezegd dat een jury dat ook accepteert, vooral gezien het feit dat de politie de moordwapens nog niet heeft gevonden.’

‘Daar zijn ze nog steeds naar op zoek.’

‘Hij heeft tijd genoeg gehad om zich daarvan te ontdoen,’ antwoordde ze, en ze had gelijk.

Marino had ontdekt dat Spurrier aan fitness deed bij een sportclub niet ver van zijn huis. De politie had het kluisje dat hij daar had gehuurd doorzocht. Het kluisje, dat niet alleen een gewoon slot maar ook een hangslot had, was leeg. De blauwe sporttas die Spurrier in de club altijd bij zich had, was nog niet gevonden, en ik was er zeker van dat die ook nooit gevonden zou worden.

‘Wat wilt u van mij, mevrouw Harvey?’

‘Ik wil dat u mijn vragen beantwoordt.’

‘Welke vragen?’

‘Als er bewijsmateriaal is waar ik niets van weet, denk ik dat het verstandig zou zijn als u mij daarvan op de hoogte stelt.’

‘Het onderzoek is nog niet afgerond. De politie en de FBI zijn heel intensief aan de zaak van uw dochter bezig.’

Ze staarde naar de andere kant van de keuken. ‘Geven ze u wel informatie?’

Ik begreep onmiddellijk wat ze bedoelde. De mensen die direct bij het onderzoek waren betrokken zouden nog niet het meest onbetekenende feit aan Pat Harvey vertellen. Ze was een paria geworden, werd misschien zelfs uitgelachen. Ze zou het niet toegeven, maar dat was de reden waarom ze bij mij aan de deur was gekomen.

‘Gelooft u dat Steven Spurrier mijn dochter heeft vermoord?’

‘Wat doet het ertoe wat ik denk?’ vroeg ik.

‘Dat doet er heel veel toe.’

‘Waarom?’ wilde ik weten.

‘U komt niet zomaar tot een bepaalde mening. Ik geloof niet dat u overhaaste conclusies trekt, of dat u iets gelooft omdat u het wilt geloven. U kent het bewijsmateriaal,’ haar stem trilde, ‘en u hebt Debbie verzorgd.’

Ik wist niet wat ik moest zeggen.

‘Ik vraag u dus opnieuw, gelooft u dat Steven Spurrier hen heeft vermoord, dat hij haar heeft vermoord?’

Ik aarzelde, heel even, maar dat was genoeg. Toen ik haar zei dat ik zo’n vraag onmogelijk kon beantwoorden, en dat ik trouwens ook het antwoord niet wist, luisterde ze niet.

Ze stond van de tafel op.

Ik keek hoe ze in het donker verdween, en hoe haar profiel even in de binnenverlichting van haar auto oplichtte toen ze instapte en wegreed.

Abby kwam pas thuis toen ik het al had opgegeven op haar te wachten en naar bed was gegaan. Ik sliep onrustig en werd wakker toen ik beneden water hoorde lopen. Met half dichtgeknepen ogen keek ik naar de klok. Het was bijna middernacht. Ik stond op en deed mijn badjas aan.

Ze moest me in de gang gehoord hebben, want toen ik bij haar slaapkamer kwam, stond ze in de deuropening. Ze droeg een trainingspak bij wijze van pyjama en was op blote voeten.

‘Je bent nog laat op,’ zei ze.

‘Jij ook.’

‘Ach, ik…’ Ze maakte haar zin niet af en ik liep haar kamer binnen en ging op de rand van het bed zitten.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, slecht op haar gemak.

‘Pat Harvey is hier vanavond geweest, dat is er aan de hand. Jij hebt met haar gesproken.’

‘Ik heb met zo veel mensen gesproken.’

‘Ik weet dat je haar wilt helpen,’ zei ik. ‘Ik weet dat je er woedend over bent dat de dood van haar dochter is gebruikt om haar positie aan te tasten. Mevrouw Harvey is een bijzondere vrouw, en het lijkt me dat je werkelijk bezorgd over haar bent. Maar ze moet zich niet met het onderzoek bemoeien, Abby.’

Ze keek me zonder iets te zeggen aan.

‘Voor haar eigen bestwil,’ zei ik met nadruk.

Abby ging in de lotushouding, met gekruiste benen, op het vloerkleed zitten en leunde tegen de muur.

‘Wat heeft ze tegen jou gezegd?’ vroeg ze.

‘Ze is ervan overtuigd dat Spurrier haar dochter heeft vermoord en dat hij daar nooit voor zal worden gestraft.’

‘Ik heb echt niets gezegd waardoor ze tot die conclusie is gekomen,’ zei ze. ‘Pat kan zelf ook denken.’

‘Spurrier moet op vrijdag voorkomen. Is ze van plan om daarbij te zijn?’

‘Hij wordt alleen maar beschuldigd van diefstal. Maar als je bedoelt of ik bang ben dat Pat daar zal verschijnen en een scène zal maken…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Absoluut niet. Ze bereikt er niets mee door daar aanwezig te zijn. Ze is niet gek, Kay.’

‘En jij?’

‘Wat? Of ik gek ben?’ Ze ontweek mijn vraag weer.

‘Ga jij naar de rechtbank?’

‘Natuurlijk. En ik kan je precies vertellen hoe het zal gaan. De hele rechtszaak is zo voorbij, want hij bekent schuld voor wat betreft de aanklacht van diefstal en krijgt een boete van vijftienhonderd dollar. En dan gaat hij een tijdje de gevangenis in, hoogstens een maand. De politie wil hem een poos achter de tralies laten zweten, om zijn verzet te breken en hem zo aan de praat te krijgen.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Maar ze krijgen hem niet aan de praat,’ vervolgde ze. ‘Ze zullen hem voor de ogen van iedereen uit de rechtszaal leiden en hem achterin een patrouillewagen duwen. Dat is allemaal bedoeld om hem bang te maken en te vernederen, maar het zal niet werken. Hij weet dat ze niet genoeg bewijsmateriaal hebben. Hij zit zijn tijd in de gevangenis gewoon uit en kan dan weer vertrekken. Een maand is tenslotte geen eeuwigheid.’

‘Het lijkt wel alsof je medelijden voor hem voelt.’

‘Ik voel helemaal niets voor hem,’ zei ze. ‘Spurrier gebruikte volgens zijn advocaat zo nu en dan cocaïne, en de avond toen hij door de politie werd betrapt bij het stelen van nummerplaten, was hij van plan coke te gaan kopen. Spurrier was bang dat een drugdealer een verklikker was, dat die zijn kenteken zou noteren om dat misschien aan de politie door te geven. Dat is de verklaring voor de gestolen nummerplaten.’

‘Dat geloof je toch zeker niet?’ vroeg ik driftig.

Abby strekte met een vertrokken gezicht haar benen. Zonder een woord stond ze op en liep de kamer uit. Ik volgde haar naar de keuken, terwijl ik steeds bozer begon te worden. Toen ze wat ijsblokjes in een glas deed, legde ik mijn handen op haar schouders en draaide haar om, zodat we tegenover elkaar stonden.

‘Luister je nu naar me?’

Haar blik werd zachter. ‘Wees alsjeblieft niet boos op me. Wat ik doe heeft niets met jou, niets met onze vriendschap te maken.’

‘Wélke vriendschap? Ik heb het gevoel dat ik je helemaal niet meer ken. Je legt geld in mijn huis neer alsof ik verdomme niets meer ben dan de dienstbode. Ik kan me niet meer herinneren wanneer we voor het laatst samen hebben gegeten. Je praat nooit meer met me. Je bent helemaal geobsedeerd door dat verdomde boek. Je weet toch wat er met Pat Harvey is gebeurd? Zie je dan niet dat nu hetzelfde met jou gebeurt?’

Abby staarde me alleen maar aan.

‘Het is net alsof je tot een besluit bent gekomen,’ bleef ik met haar argumenteren. ‘Waarom vertel je me niet welk besluit dat is?’

‘Er is helemaal niets waarover ik tot een besluit kan komen,’ zei ze stilletjes, zich van mij losmakend. ‘Alles staat al vast.’

Fielding belde me zaterdagochtend vroeg om me te vertellen dat er geen autopsies waren, waarna ik uitgeput weer naar bed ging. Het was al halverwege de ochtend toen ik opstond. Na een lange, warme douche was ik klaar om met Abby te spreken en te zien of we onze beschadigde relatie op de een of andere manier konden herstellen.

Maar toen ik naar beneden ging en op haar deur klopte, was er geen reactie en toen ik naar buiten liep om de krant te halen, zag ik dat haar auto weg was. Geïrriteerd dat ze er weer in was geslaagd mij te ontlopen maakte ik een pot koffie.

Ik zat aan mijn tweede kopje toen mijn oog op een klein bericht viel:

 

MAN UIT WILLIAMSBURG KRIJGT VOORWAARDELIJKE STRAF

Steven Spurrier was niet zoals Abby had voorspeld na zijn rechtszaak in de boeien geslagen en naar de gevangenis gesleept, las ik met ontzetting. Hij had schuld bekend voor diefstal, en omdat hij geen strafblad had en altijd een ordelievende inwoner van Williamsburg was geweest, had hij een boete van duizend dollar gekregen, en had hij de rechtbank als een vrij man kunnen verlaten.

Alles staat al vast, had Abby gezegd.

Had ze dit bedoeld? Als ze wist dat Spurrier zou worden vrijgelaten, waarom zou ze mij dan opzettelijk misleiden?

Ik ging de keuken uit en deed de deur van haar kamer open. Haar bed was opgemaakt, de gordijnen waren dicht. In de badkamer zaten nog wat waterdruppels in de wasbak en ik rook een vage parfumgeur. Ze was nog niet lang weg. Ik zocht naar haar attachékoffer en cassetterecorder, maar kon die niet vinden. Haar .38 lag ook niet in de la. Ik doorzocht haar kasten totdat ik haar notitieblokken vond, verborgen achter haar kleren.

Zittend op de rand van het bed bladerde ik die koortsachtig door. Terwijl ik door haar dagen en weken schoot, begon ik steeds duidelijker te zien wat er aan de hand was.

Wat was begonnen als een kruistocht om de waarheid over de moorden op de stelletjes te ontdekken, was omgeslagen in Abby’s persoonlijke, ambitieuze obsessie. Ze leek gefascineerd door Spurrier. Ze was vastbesloten om als hij schuldig was haar hele boek om zijn verhaal heen te schrijven. En als hij onschuldig was, zou het een ‘nieuwe Gainesville-geschiedenis’ worden, schreef ze, met een verwijzing naar de seriemoorden op een aantal studenten waarbij de naam van de verdachte op ieders lippen was geweest, terwijl hij later onschuldig bleek te zijn. ‘Maar dit zou erger zijn dan Gainesville,’ vervolgde ze, ‘vanwege datgene wat de speelkaart impliceert.’

Spurrier had Abby’s verzoek om een interview eerst herhaaldelijk genegeerd. Toen ze het echter eind vorige week weer had geprobeerd, had hij de telefoon opgenomen. Hij had voorgesteld dat ze elkaar na zijn rechtszaak zouden ontmoeten, en had haar verteld dat zijn advocaat ‘iets had geregeld’. ‘Hij zei dat hij de verhalen had gelezen die ik in de loop van de jaren voor de Post heb gemaakt,’ schreef Abby, ‘en dat hij zich mijn naam herinnerde uit de tijd dat ik nog in Richmond werkte. Hij herinnerde zich ook nog wat ik over Jill en Elizabeth had geschreven en zei dat ze “leuke meisjes” waren geweest en dat hij altijd had gehoopt dat de politie die “gestoorde vent” te pakken zou krijgen. Hij wist ook van mijn zuster af en zei dat hij had gelezen over de moord op haar. Dat was ook de reden waarom hij er uiteindelijk mee instemde om met me te praten, zei hij. Hij kon “met me meevoelen”, en zei dat hij besefte dat ik begreep wat het wilde zeggen “om een slachtoffer te zijn”, omdat ik door wat er met mijn zuster was gebeurd ook een slachtoffer was geworden.

“Ik ben een slachtoffer,” zei hij. “Daar kunnen we over praten. Misschien kunt u me helpen beter te begrijpen wat dat inhoudt.”

Hij stelde voor dat ik zaterdagochtend om elf uur naar zijn huis zou komen, en daar stemde ik mee in, als alle interviews tenminste exclusief zouden zijn. Hij zei dat dat prima was, dat hij niet van plan was met iemand anders te praten zolang ik zijn kant van het verhaal maar vertelde. Zolang ik, in zijn woorden, “de waarheid” maar vertelde. Dank u, God! Je kunt de pokken krijgen met je boek, Cliff. Jij bent hier de verliezer.’

Dus Clifford Ring was ook een boek over deze zaken aan het schrijven. Lieve hemel. Geen wonder dat Abby zich zo vreemd had gedragen.

Ze had gelogen toen ze me vertelde wat er met Spurriers rechtszaak zou gebeuren. Ze had niet gewild dat ik zou vermoeden dat ze van plan was naar zijn huis te gaan en ze wist dat ik nooit op die gedachte zou komen als ik dacht dat hij naar de gevangenis zou gaan. Ik herinnerde me dat ze had gezegd dat ze niemand meer vertrouwde. En ze vertrouwde inderdaad niemand, zelfs mij niet.

Ik keek op mijn horloge. Het was kwart over elf.

Marino was er niet, en daarom liet ik een boodschap voor hem achter. Toen belde ik de politie van Williamsburg. De telefoon bleef maar overgaan voordat een secretaresse eindelijk opnam. Ik vertelde haar dat ik onmiddellijk met een van de rechercheurs wilde spreken.

‘Ze zijn op het moment allemaal op pad.’

‘Geef me dan maar iemand die wel binnen is.’

Ze verbond me door met een brigadier.

Ik vertelde hem wie ik was en zei: ‘U weet wie Steven Spurrier is.’

‘Je kunt niet hier werken en niet weten wie hij is.’

‘Een journaliste is hem op dit ogenblik in zijn huis aan het interviewen. Ik wil u waarschuwen, zodat u ervoor kunt zorgen dat uw agenten die op patrouille zijn weten dat ze daar is en kunnen kijken of alles in orde is.’

Er volgde een lange stilte. Ik hoorde papier kraken. Het klonk alsof de brigadier iets aan het eten was. En toen: ‘Spurrier wordt niet meer in de gaten gehouden.’

‘Pardon?’

‘Ik zei dat onze jongens van die zaak zijn afgehaald.’

‘Waarom?’ wilde ik weten.

‘Tja, dat weet ik niet, Doc, ik ben net van vakantie terug…’

‘Luister, ik vraag u alleen maar een auto langs zijn huis te sturen, om te checken of alles in orde is.’ Meer kon ik niet zeggen zonder tegen hem te gaan schreeuwen.

‘Maakt u zich maar geen zorgen.’ Zijn stem was zo kalm als een rimpelloze vijver. ‘Ik zal het doorgeven.’

Toen ik ophing hoorde ik een auto.

Abby, godzijdank.

Maar toen ik uit het raam keek, was het Marino.

Ik deed de voordeur al open voordat hij kon aanbellen.

‘Ik was hier in de buurt toen ik je boodschap op mijn semafoon kreeg, dus…’

‘Spurrier!’ Ik greep zijn arm. ‘Abby is in zijn huis! Ze heeft haar pistool bij zich!’

De lucht was donker en het regende toen Marino en ik in oostelijke richting over de Vierenzestig scheurden. Elke spier in mijn lichaam was gespannen en mijn hart wilde maar niet langzamer gaan slaan.

‘Hé, relax,’ zei Marino toen we de afrit naar Colonial Williamsburg namen. ‘Of de politie hem nu in de gaten houdt of niet, hij is heus niet zo stom haar iets te doen. Echt, dat weet je toch wel. Dat doet hij niet.’

Toen we Spurriers stille straat inreden, zagen we maar één auto.

‘Shit,’ mompelde Marino binnensmonds.

Er stond een zwarte Jaguar voor Spurriers huis.

‘Pat Harvey,’ zei ik. ‘O, god.’

Hij trapte op de rem.

‘Blijf jij maar hier.’ Hij sprong de auto uit alsof hij de schietstoel had gebruikt en rende door de stromende regen over de oprit. Mijn hart bonkte toen hij de voordeur met zijn voet openduwde en met zijn revolver in zijn hand naar binnen ging. Plotseling verscheen hij weer in de deuropening. Hij staarde in mijn richting en riep iets dat ik niet kon verstaan.

Ik kwam uit de auto en de regen doorweekte mijn kleren toen ik naar het huis rende.

Zodra ik de hal binnenkwam, rook ik de geur van verbrand kruit.

‘Ik heb al assistentie gevraagd,’ zei Marino, woest om zich heen kijkend. ‘Er liggen er twee binnen.’

De woonkamer was links van de hal.

Hij vloog de trap op naar de eerste verdieping en de beelden van de foto’s van Spurriers huis dansten wild voor mijn ogen. Ik herkende de glazen salontafel, waarop nu een revolver lag. Ik zag een plas bloed op de kale houten vloer onder het lichaam van Spurrier, en een tweede revolver een paar meter verderop.

Hij lag op zijn buik, niet meer dan een paar centimeter van de grijze leren sofa vandaan waar Abby op haar zij lag. Ze staarde met suffe, doffe ogen naar het kussen onder haar wang en haar lichtblauwe blouse was aan de voorkant felrood gekleurd. Heel even wist ik niet wat ik moest doen, en raasde het in mijn hoofd alsof er een storm woedde. Ik ging op mijn hurken naast Spurrier zitten. Toen ik hem op zijn rug rolde, vormde zich een plasje bloed rond mijn voeten. Hij was dood, door zijn buik en borst geschoten.

Ik ging snel naar de bank en voelde Abby’s hals. Er was geen hartslag. Ik draaide haar op haar rug en probeerde haar te reanimeren, maar haar hart en longen waren er al te lang geleden mee opgehouden om zich nog te herinneren wat ze moesten doen. Ik hield haar gezicht in mijn handen, voelde haar warmte, rook haar parfum en begon onbedaarlijk te huilen.

Ik besteedde geen aandacht aan de voetstappen op de houten vloer, totdat ik besefte dat ze te licht waren om van Marino afkomstig te kunnen zijn. Ik keek op en zag Pat Harvey de revolver van de salontafel pakken.

Ik staarde haar met grote ogen en open mond aan.

‘Het spijt me.’ De revolver trilde toen ze ermee in mijn richting wees.

‘Mevrouw Harvey.’ Mijn stem stokte in mijn keel en ik hield mijn handen, die bedekt waren met Abby’s bloed, doodstil voor me. ‘Alstublieft.’

‘Blijf daar.’ Ze liep een paar stappen achteruit en liet de revolver een stukje zakken. Om de een of andere vreemde reden bedacht ik plotseling dat ze dezelfde rode jekker aanhad als toen ze naar mijn huis kwam.

‘Abby is dood,’ zei ik.

Pat Harvey reageerde niet. Haar gezicht was asgrauw, haar ogen waren zo donker dat ze wel zwart leken. ‘Ik heb geprobeerd een telefoon te vinden. Hij heeft geen telefoon.’

‘Legt u alstublieft die revolver neer.’

‘Hij heeft het gedaan. Hij heeft mijn Debbie vermoord. Hij heeft Abby vermoord.’

Marino, dacht ik. In hemelsnaam, alsjeblieft, schiet op!

‘Mevrouw Harvey, het is nu voorbij. Ze zijn dood. Legt u alstublieft die revolver neer. Maak het nu niet erger dan het al is.’

‘Het kan niet erger.’

‘Dat is niet waar. Luistert u alstublieft naar mij.’

‘Ik kan hier niet blijven,’ zei ze op dezelfde, vlakke toon.

‘Ik kan u helpen. Legt u die revolver neer. Alstublieft,’ zei ik. Toen ze de revolver weer omhoog bracht, stond ik van de bank op.

‘Nee,’ smeekte ik haar, toen ik besefte wat ze van plan was.

Toen ze de loop op haar borst richtte sprong ik op haar toe.

‘Mevrouw Harvey! Nee!

Ze werd naar achteren geworpen door de kracht van de explosie. Ze wankelde en liet de revolver vallen. Ik trapte het wapen weg en het gleed langzaam en zwaar over de gladde houten vloer, terwijl zij in elkaar zakte. Ze zocht naar iets om zich aan vast te houden, maar er was niets. Marino stond plotseling in de kamer en schreeuwde: ‘Jezusmina!’ Hij hield zijn revolver met beide handen vast, met de loop naar het plafond gericht. De knal klonk nog na in mijn oren, en ik trilde over mijn hele lichaam toen ik naast Pat Harvey neerknielde. Ze lag met opgetrokken knieën op haar zij en drukte haar handen tegen haar borstkas.

‘Haal snel wat handdoeken!’ Ik duwde haar handen weg en trok onhandig aan haar kleren. Ik haalde haar blouse uit haar broek en schoof haar bh omhoog, waarna ik een verfrommelde doek tegen de wond onder haar linkerborst drukte. Marino rende vloekend de kamer uit.

‘Houd vol,’ fluisterde ik, de doek stevig aandrukkend zodat er geen lucht kon binnenkomen door het kleine gat, waardoor de long zou kunnen inklappen.

Ze begon te kronkelen en te kreunen.

‘Houd vol,’ herhaalde ik terwijl de sirenes al in de straat klonken.

Rood flitslicht drong door de jaloezieën de huiskamer binnen alsof de wereld buiten Steven Spurriers huis in brand stond.