3
Er ging een week voorbij voor ik weer iemand sprak die zich met de Harvey-Cheney-zaak bezighield. Voorzover ik wist had het onderzoek nog nergens toe geleid. Maandag, toen ik in het mortuarium net tot aan mijn ellebogen onder het bloed zat, belde Benton Wesley. Hij wilde Marino en mij onmiddellijk spreken, en stelde voor dat we bij hem kwamen eten.
‘Ik denk dat hij zenuwachtig wordt van Pat Harvey,’ zei Marino die avond. Er vielen een paar voorzichtige regendruppels op de voorruit van zijn auto toen we op weg gingen naar Wesley’s huis. ‘Het kan mij persoonlijk geen reet schelen of ze een waarzegster raadpleegt, of dat ze Billy Graham of de Paashaas opbelt.’
‘Hilda Ozimek is geen waarzegster,’ antwoordde ik.
‘De helft van die Zuster Rose-tenten met een uithangbord met een hand erop zijn gewoon dekmantels voor prostitutie.’
‘Dat weet ik ook wel,’ zei ik op vermoeide toon.
Hij deed het klepje van zijn asbak open, waardoor hij me er weer eens aan herinnerde wat roken toch een smerige gewoonte is. Als hij erin slaagde om er nog één peuk bij te proppen, verdiende dat een vermelding in het Guinness Book of Records. ‘Ik neem aan dat je dus ook over Hilda Ozimek hebt gehoord,’ vervolgde hij.
‘Ik weet echt niet veel over haar, behalve dat ze ergens in een van de twee Carolina’s woont, geloof ik.’
‘South Carolina.’
‘Logeert ze bij de Harvey’s?’
‘Niet meer,’ zei Marino. Hij zette zijn ruitewissers uit toen de zon vanachter de wolken vandaan kwam. ‘Ik wilde dat het weer eens wat stabieler werd. Ze is gisteren naar South Carolina teruggegaan. Geloof het of niet, maar zowel op de heenreis naar Richmond als op de terugreis had ze een privé-vliegtuig.’
‘Kun jij me vertellen hoe dat bekend is geworden?’ Het verbaasde me dat Pat Harvey haar toevlucht had gezocht tot een helderziende. En het verbaasde me nog meer dat ze dat aan iemand verteld had.
‘Goeie vraag. Ik vertel je alleen maar wat Benton heeft gezegd toen hij mij belde. Blijkbaar heeft Hilda de Heks iets in haar kristallen bol gezien waardoor mevrouw Harvey helemaal overstuur is geraakt.’
‘Wat dan?’
‘Dat moet je mij niet vragen. Benton heeft me geen details verteld.’
Ik stelde verder geen vragen, want ik vond het vervelend om over Benton Wesley en zijn gesloten houding te praten. Vroeger hadden we graag samengewerkt en waren we respectvol en vriendelijk met elkaar omgegaan. Nu vond ik hem afstandelijk en ik was bang dat de manier waarop Wesley mij behandelde iets met Mark te maken had. Toen Mark bij mij was weggegaan door een opdracht in Colorado aan te nemen, had hij ook Quantico in de steek gelaten, waar hij de bevoorrechte positie van hoofd van de Juridische Opleiding van de Nationale FBI-Academie had gehad. Wesley was zo zijn collega en kameraad kwijtgeraakt en hij had waarschijnlijk het idee dat dat mijn schuld was. De vriendschapsband tussen twee mannen kan sterker zijn dan een huwelijk en de leden van het FBI-korps zijn loyaler ten opzichte van elkaar dan geliefden. Een half uur later verliet Marino de snelweg en reed via zoveel verschillende landweggetjes steeds verder het platteland op dat ik al snel niet meer wist waar we waren. Hoewel ik in het verleden vaak besprekingen had gehad met Wesley, was dat altijd in mijn kantoor of het zijne geweest. Hij had me nog nooit uitgenodigd in zijn huis, dat op een pittoreske plek midden tussen de akkers en bossen van Virginia was gelegen, tussen met witte hekken omgeven weilanden, schuren, en andere huizen die ver van de weg af stonden. Toen we zijn wijk inreden, kwamen we langs grote, moderne huizen op flinke lappen grond, waar auto’s van Europese merken bij garages stonden die plaats boden aan twee of drie wagens.
‘Ik had me niet gerealiseerd dat er zo dicht bij Richmond forensenwijken van Washington waren,’ merkte ik op.
‘Wat? Je woont hier al vier, vijf jaar en je hebt nog nooit van noordelijke agressie gehoord?’
‘Als je in Miami geboren bent, is de Burgeroorlog nou niet bepaald iets waar je steeds aan denkt,’ antwoordde ik.
‘Dat zal wel niet. Jezus, Miami hoort niet eens bij dit land. Een stad waar ze erover moeten stemmen of Engels de officiële taal is of niet, hoort niet bij de Verenigde Staten.’
Marino’s sarcastische opmerkingen over mijn geboortestad waren niets nieuws.
Hij reed langzaam een met grint bedekte oprit op en zei: ‘Niet gek, hè, dit stulpje? De FBI betaalt vast beter dan de gemeente.’ Het huis was van grote, onregelmatig gevormde stenen en had een fundering van veldsteen en een uitbouw met openslaande deuren. Er stonden rozestruiken langs de voorkant van het huis en de oostelijke en westelijke vleugel werden overschaduwd door oude magnolia’s en eikebomen. We stapten uit en ik zocht naar indicaties die me een beter inzicht in Wesley’s privéleven konden geven. Er hing een basketbalkorf boven de deur van de garage en naast een met plastic bedekte stapel hout stond een rode, grote maaitrekker die onder de stukjes gras zat. Daarachter zag ik een grote, onberispelijk onderhouden achtertuin met bloembedden, azalea’s en fruitbomen. Er stonden een paar stoelen dicht bij elkaar naast een barbecue en ik zag gewoon voor me hoe Wesley en zijn vrouw daar op rustige zomeravonden een drankje dronken en steaks roosterden.
Marino belde aan. Wesley’s vrouw deed de deur open. Ze stelde zichzelf voor als Connie.
‘Ben is even boven,’ zei ze glimlachend, terwijl ze ons naar een woonkamer leidde met brede ramen, een grote open haard en meubels in boerenstijl. Ik had Wesley nog nooit eerder ‘Ben’ horen noemen, en zijn vrouw had ik ook nog nooit ontmoet. Ik schatte haar halverwege de veertig. Ze was een aantrekkelijke brunette met zulke lichtbruine ogen dat ze bijna geel waren, en met scherpe gelaatstrekken die op die van haar man leken. Ze maakte een vriendelijke indruk en straalde een rustige reserve uit die een sterk, maar ook lief karakter suggereerde. De terughoudende Benton Wesley die ik kende was thuis ongetwijfeld een heel andere man en ik vroeg me af hoe goed Connie op de hoogte was van de details van zijn beroep.
‘Wil jij een biertje, Pete?’ vroeg ze.
Hij ging in een schommelstoel zitten. ‘Het ziet ernaar uit dat ik degene ben die terug moet rijden. Laat ik het dus maar bij koffie houden.’
‘En Kay, wat kan ik jou aanbieden?’
‘Koffie is prima,’ antwoordde ik. ‘Als dat niet te veel moeite is.’
‘Ik ben zo blij dat ik je nu eindelijk eens zie,’ zei ze welgemeend. ‘Ben heeft het al jaren over je. Hij heeft veel respect voor je.’
‘Dank je.’ Het compliment bracht me in verwarring en haar volgende opmerking kwam helemaal als een schok. ‘Toen we Mark de laatste keer zagen, heb ik hem laten beloven om de volgende keer dat hij naar Quantico komt met jou te komen eten.’
‘Dat is heel aardig,’ zei ik, mezelf tot een glimlach dwingend. Het was duidelijk dat Wesley haar niet alles vertelde en het idee dat Mark pas in Virginia was geweest zonder me zelfs maar te bellen was bijna te veel voor me.
Toen ze even naar de keuken ging, vroeg Marino: ‘Heb je de laatste tijd nog iets van hem gehoord?’
‘Denver is mooi,’ antwoordde ik ontwijkend.
‘Het is doodzonde, dat is wat ik ervan denk. Ze roepen hem terug van een undercover-opdracht, zetten hem een tijdje in Quantico. En vervolgens sturen ze ’m naar het westen, waar hij zich ergens mee gaat bezighouden waar hij niemand iets over kan vertellen. De zoveelste reden waarom ik voor nog geen miljoen voor het Bureau zou willen werken.’
Ik reageerde niet.
Hij vervolgde: ‘Je privéleven gaat helemaal naar de sodemieter. Het is net zoals ze zeggen: “Als Hoover had gewild dat je een vrouw en kinderen had, zou hij die wel samen met je insigne hebben uitgereikt”.’
‘Hoover is al lang verleden tijd,’ zei ik, naar de bomen starend die in de wind heen en weer stonden te zwaaien. Het zag ernaar uit dat het weer ging regenen, en nu harder dan eerder op de avond.
‘Dat kan wel zo zijn. Maar je hebt toch geen eigen leven meer.’
‘Ik vraag me af of iemand van ons dat nog heeft, Marino.’
‘Dat is waar, verdomme,’ mompelde hij in zichzelf. Er klonken voetstappen en Wesley kwam binnen. Hij had zijn pak en das nog aan, en zijn grijze broek en gesteven witte overhemd waren een beetje gekreukt. Hij klonk moe en gespannen toen hij ons vroeg of we al iets te drinken hadden.
‘Daar zorgt Connie voor,’ zei ik.
Hij liet zichzelf in een stoel zakken en wierp een blik op zijn horloge. ‘We eten over ongeveer een uur.’ Hij vouwde zijn handen in zijn schoot.
‘Ik heb helemaal niks meer van Morrell gehoord,’ begon Marino.
‘Ik ben bang dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Niets hoopgevends,’ antwoordde Wesley.
‘Ik nam ook niet aan dat er nieuws was. Ik zei alleen maar dat ik niets van Morrell heb gehoord.’
Marino’s gezicht was uitdrukkingsloos, maar ik merkte dat hij beledigd was. Hoewel hij er nog niet tegen mij over had geklaagd, vermoedde ik dat hij zich voelde alsof hij een quarterback was die het hele football-seizoen op de bank moest zitten. Hij had altijd een goede relatie gehad met de rechercheurs uit andere districten en, om eerlijk te zijn, dat was in Virginia ook een van de sterke punten van de POGC geweest. En toen waren de zaken van de vermiste stelletjes begonnen. Rechercheurs spraken niet meer met elkaar. Ze spraken niet meer met Marino en ze spraken niet meer met mij.
‘Het onderzoek van de plaatselijke politie is stopgezet,’ vertelde Wesley hem. ‘We zijn niet verder gekomen dan de parkeerplaats aan de oostelijke weghelft en daar raakten de honden het geurspoor kwijt. Verder is er alleen een bon in de Jeep gevonden. Het blijkt dat Deborah en Fred bij een Seven-Eleven-supermarkt zijn gestopt nadat ze uit het huis van de Harvey’s in Richmond zijn vertrokken. Daar hebben ze zes blikjes Pepsi en nog een paar andere dingen gekocht.’
‘Dat is dus al nagetrokken,’ zei Marino knorrig.
‘De caissière die toen dienst had is al opgespoord. Ze weet nog dat ze daar binnenkwamen. Dat was blijkbaar even na negen uur in de avond.’
‘En waren ze alleen?’ wilde Marino weten.
‘Het schijnt van wel. Er kwam niemand met ze mee naar binnen, en als er iemand in de Jeep zat te wachten, wekte hun gedrag niet de indruk dat er iets mis was.’
‘Waar is die Seven-Eleven?’ vroeg ik.
‘Ongeveer zeveneneenhalve kilometer ten westen van de parkeerplaats waar de Jeep is gevonden,’ antwoordde Wesley.
‘Je zei dat ze nog een paar andere dingen hebben gekocht,’ zei ik. ‘Kun je wat specifieker zijn?’
‘Dat wilde ik net gaan vertellen,’ zei Wesley. ‘Deborah Harvey kocht een doos Tampax-tampons. Ze vroeg of ze daar naar de wc mocht, en kreeg te horen dat dat tegen de regels was. De caissière zei dat ze ze toen naar de parkeerplaats langs de oostelijke weghelft van de Vierenzestig heeft verwezen.’
‘Waar de hond het spoor kwijtraakte,’ zei Marino, zijn voorhoofd fronsend alsof hij in de war was. ‘Tegenover de plaats waar de Jeep is gevonden.’
‘Dat is juist,’ antwoordde Wesley.
‘En de blikjes Pepsi die ze hebben gekocht?’ vroeg ik. ‘Hebben jullie die gevonden?’
‘Er zaten zes blikjes Pepsi in de koelbox toen de politie de Jeep doorzocht.’ Hij zweeg toen zijn vrouw onze koffie en een glas ijsthee voor hem kwam brengen. Ze serveerde ons heel vriendelijk maar zonder iets te zeggen en verdween toen weer. Connie Wesley had veel ervaring in het aannemen van een onopvallende houding.
‘Jij denkt dat ze naar de parkeerplaats gingen, zodat Deborah haar probleempje op kon lossen en dat ze daar de vent ontmoetten die ze mee heeft genomen,’ zei Marino. ‘We weten niet wat er met ze is gebeurd,’ bracht Wesley ons in herinnering. ‘Er zijn veel mogelijkheden die we moeten overwegen.’
‘Zoals?’ vroeg Marino, nog steeds fronsend.
‘Ontvoering.’
‘Je bedoelt een kidnapping?’ Marino was uitgesproken sceptisch.
‘Vergeet niet wie Deborahs moeder is.’
‘Ja, dat weet ik wel. Mevrouw de Dure-Drugpaus die benoemd is omdat de president de vrouwenbeweging zoet wilde houden.’
‘Pete,’ zei Wesley kalm, ‘ik geloof niet dat het verstandig is om haar af te doen als een rijke marionet, of iemand die alleen maar op een hoge positie is benoemd omdat ze een vrouw is. Hoewel het lijkt of die functie meer macht met zich meebrengt dan in werkelijkheid het geval is, omdat de positie nooit een onderdeel van de regering is geworden, rapporteert Pat Harvey wel direct aan de president. Ze coördineert zelfs de activiteiten van alle federale bureaus die zich bezighouden met de bestrijding van drugs.’
‘En dan hebben we het nog niet eens gehad over haar wapenfeiten uit de tijd dat ze als staatsadvocaat werkte,’ voegde ik daaraan toe. ‘Ze was toen een fervent voorstander van de plannen van het Witte Huis om de doodstraf te zetten op moorden en pogingen tot moord die met drugs te maken hadden. En dat liet ze duidelijk merken ook.’
‘Net als nog honderd andere politici,’ zei Marino. ‘Misschien zou ik me meer zorgen maken als ze zo’n liberaal was die die troep wil legaliseren. Dan zou ik moeten overwegen of zo’n rechtse, christelijke figuur uit de Moral Majority-beweging misschien denkt dat God hem opdracht heeft gegeven Pat Harvey’s dochter te stelen.’
‘Ze heeft zich heel agressief opgesteld,’ zei Wesley, ‘is erin geslaagd om een paar van die ergste figuren veroordeeld te krijgen, heeft ertoe bijgedragen dat een aantal belangrijke wetten zijn aangenomen, is met de dood bedreigd, en een paar jaar geleden is er zelfs een bom in haar auto ontploft…’
‘Ja, een lege Jag die bij de golfclub geparkeerd stond. Waardoor ze een heldin werd,’ onderbrak Marino hem.
‘Ik bedoel,’ vervolgde Wesley geduldig, ‘dat ze haar portie vijanden wel gemaakt heeft, vooral door haar activiteiten tegen bepaalde liefdadigheidsinstellingen.’
‘Daar heb ik iets over gelezen,’ zei ik terwijl ik probeerde me de details te herinneren.
‘Wat daar tot op dit moment van naar buiten is gekomen vormt nog maar het topje van de ijsberg,’ zei Wesley. ‘Haar meest recente project is tegen de BAMTED gericht, de Boze Amerikaanse Moeders Tegen Drugs.’
‘Dat meen je niet,’ zei Marino. ‘Dat is hetzelfde als zeggen dat Unicef niet koosjer is.’
Ik vertelde maar niet dat ik ieder jaar geld aan de BAMTED overmaakte en dat ik erg enthousiast over hun werk was.
Wesley vervolgde: ‘Mevrouw Harvey is materiaal aan het verzamelen waarmee ze kan bewijzen dat BAMTED een dekmantel is voor een drugkartel en andere illegale activiteiten in Midden-Amerika.’
‘Tjee,’ zei Marino hoofdschuddend. ‘Het is maar goed dat ik behalve aan de politiebond aan niemand een cent geef.’
‘De verdwijning van Deborah en Fred is zo ingewikkeld, omdat de zaak met die andere vier stelletjes verband lijkt te houden,’ zei Wesley. ‘Maar dat kan ook opzet zijn, het kan zijn dat iemand probeert ons te laten denken dat er een connectie is, terwijl dat in werkelijkheid helemaal niet het geval is. Misschien hebben we met een seriemoordenaar te maken, of misschien is het iets heel anders. Maar hoe dan ook, we moeten dit zo stil mogelijk houden.’
‘Nu zit je dus te wachten op een losgeldeis of zo?’ vroeg Marino. ‘Je weet wel, dat een paar schurken uit Midden-Amerika Deborah voor een goeie som geld weer bij haar moeder af willen leveren.’
‘Ik denk niet dat dat zal gebeuren, Pete,’ antwoordde Wesley. ‘Misschien is het nog erger. Pat Harvey moet begin volgend jaar getuigen in een hoorzitting van het Congres en ook dat heeft te maken met die frauduleuze liefdadigheidsinstellingen. Er had op dit moment niets ergers kunnen gebeuren dan dat haar dochter werd ontvoerd.’
Mijn maag kromp in elkaar bij die gedachte alleen al. Pat Harvey leek niet erg kwetsbaar te zijn in haar werk, aangezien ze haar hele carrière al een vlekkeloze reputatie had. Maar ze was ook moeder. Het welzijn van haar kinderen was voor haar vast belangrijker dan haar eigen leven. Haar gezin was haar zwakke plek.
‘We kunnen de mogelijkheid dat het een politieke ontvoering is niet uitsluiten,’ merkte Wesley op terwijl hij naar zijn door de wind gegeselde tuin keek.
Wesley had ook een gezin. Zijn nachtmerrie was dat een hoofd van een misdaadsyndicaat, een moordenaar, iemand voor wiens val Wesley medeverantwoordelijk was, zijn vrouw of kinderen te pakken zou nemen. Hij had een geavanceerde alarminstallatie in zijn huis en een intercom naast de voordeur. Hij had ervoor gekozen om op het afgelegen platteland van Virginia te gaan wonen, had een geheim telefoonnummer, en gaf nooit zijn adres aan journalisten en ook niet aan de meeste van zijn collega’s en kennissen. Vóór vandaag had zelfs ik niet geweten waar hij woonde, en had ik aangenomen dat zijn huis dichter bij Quantico was, in McLean of Alexandria bijvoorbeeld.
Wesley zei: ‘Marino heeft het zeker al over dat gedoe met Hilda Ozimek gehad?’
Ik knikte. ‘Is zij bonafide?’
‘Het Bureau heeft haar hulp bij een aantal zaken ingeroepen, hoewel we dat niet graag toegeven. Haar gave, talent, of hoe je het ook wilt noemen, is echt. Vraag me niet hoe het in z’n werk gaat. Ik heb zelf geen directe ervaring met dat soort zaken. Ik kan jullie echter wel vertellen dat ze ons ooit heeft geholpen een FBI-vliegtuig te vinden dat in de bergen in West-Virginia was neergestort. Ze heeft ook de moord op Sadat voorspeld en we hadden beter voorbereid kunnen zijn op de aanslag op Reagan als we beter naar haar hadden geluisterd.’
‘Je gaat me toch niet vertellen dat ze voorspeld heeft dat Reagan zou worden neergeschoten, hè?’ zei Marino.
‘Bijna tot op de dag nauwkeurig. We hebben haar waarschuwing alleen niet doorgegeven. Die namen we, eh, niet serieus genoeg, denk ik. Daar zijn wij de fout ingegaan, hoe vreemd dat ook mag klinken. Sindsdien wil de Geheime Dienst alles weten als ze weer iets zegt.’
‘Leest de Geheime Dienst ook horoscopen?’ vroeg Marino.
‘Ik denk dat Hilda Ozimek horoscopen te weinig specifiek zou vinden. En voorzover ik weet, leest ze ook niemand de hand,’ zei Wesley ad rem.
‘Hoe heeft mevrouw Harvey over haar gehoord?’ vroeg ik.
‘Misschien van iemand bij het ministerie van justitie,’ zei Wesley. ‘Maar hoe dan ook, ze heeft die helderziende vrijdagavond naar Richmond laten overkomen en heeft toen blijkbaar een aantal dingen gehoord waardoor ze… tja, laat ik zeggen dat ik mevrouw Harvey als een ongericht projectiel beschouw. Ik ben bang dat ze meer kwaad dan goed zal aanrichten.’
‘Wat heeft die helderziende haar dan precies verteld?’ wilde ik weten.
Wesley gaf me een neutrale blik en antwoordde: ‘Daar kan ik niet op ingaan. Niet nu.’
‘Maar ze heeft het er wel met jou over gehad?’ vroeg ik. ‘Heeft Pat Harvey jou verteld dat ze de hulp van een helderziende heeft ingeroepen?’
‘Daar kan ik niets over zeggen, Kay,’ zei Wesley. We zwegen alle drie.
Ik kreeg het idee dat mevrouw Harvey dit niet aan Wesley had meegedeeld. Hij had het op een andere manier uitgevonden.
‘Ik weet het niet,’ zei Marino ten slotte. ‘Het zou toeval kunnen zijn. Dat wil ik niet uitsluiten.’
‘We kunnen niets uitsluiten,’ zei Wesley gedecideerd.
‘Dit is al tweeëneenhalf jaar bezig, Benton,’ zei ik.
‘Ja,’ zei Marino, ‘een verdomd lange tijd. Mij lijkt het nog steeds het werk van de een of andere gek die op stelletjes freakt, die jaloers is omdat hij een mislukkeling is, geen relatie kan hebben en die andere mensen haat die dat wel kunnen.’
‘Dat is zeker een heel plausibele mogelijkheid. Iemand die de gewoonte heeft om op zoek te gaan naar jonge stelletjes. Misschien iemand die rondrijdt langs afgelegen landweggetjes, parkeerplaatsen bij de snelweg, de favoriete plekjes van jongelui om hun auto neer te zetten. Misschien probeert hij zijn tactiek een aantal keren uit voordat hij echt toeslaat, en herhaalt hij vervolgens in zijn geest maandenlang de moorden voor zichzelf, totdat hij de drang om weer te doden niet meer kan weerstaan en de perfecte situatie zich voordoet. Het kan toeval zijn – het is mogelijk dat Deborah Harvey en Fred Cheney gewoon op de verkeerde tijd op de verkeerde plek waren.’
‘Ik heb niets gehoord over bewijsmateriaal dat aanleiding geeft te veronderstellen dat de stelletjes in hun auto zaten te vrijen toen de moordenaar ze vond,’ merkte ik op.
Wesley antwoordde niet.
‘En behalve Deborah en Fred lijken de andere stelletjes niet bij een parkeerplaats langs de snelweg of een andere “favoriete plek”, zoals jij dat noemt, gestopt te zijn,’ vervolgde ik. ‘Zij waren blijkbaar ergens naar op weg toen er iets gebeurde waardoor ze van de snelweg afgingen en iemand in hun auto lieten of zelf in de wagen van die persoon stapten.’
‘De theorie over de moordende agent,’ mompelde Marino. ‘Die heb ik al zo vaak gehoord.’
‘Het zou iemand kunnen zijn die zich als agent voordoet,’ antwoordde Wesley. ‘Dat zou zeker verklaren waarom die jongelui langs de kant van de weg zijn gestopt . Misschien zijn ze in een andere auto gestapt om hun rijbewijs te laten controleren of iets dergelijks. Iedereen kan naar een winkel met uniformen gaan om een zwaailicht, een uniform, een insigne, en wat je nog meer nodig hebt te kopen. Het probleem met een zwaailicht is dat het opvallend is. Andere automobilisten zien het ook, en als er een echte agent in de buurt is, zal hij waarschijnlijk in ieder geval langzamer gaan rijden, en misschien zelfs stoppen om de ander te helpen. Tot dusver is er geen enkele melding binnengekomen van iemand die daar in de buurt een verkeerscontrole heeft gezien rond de tijd dat die kinderen verdwenen zijn.’
‘Je zou je dan ook moeten afvragen waarom hun portefeuilles en tassen nog in hun auto’s lagen – behalve in het geval van Deborah Harvey, wier tasje nog niet is teruggevonden,’ zei ik. ‘Als die jonge mensen in een zogenaamde politieauto moesten stappen voor een routine-onderzoek naar verkeersovertredingen, waarom zouden ze dan hun autopapieren en hun rijbewijzen laten liggen? Dat zijn de eerste documenten die een agent wil zien, en als je in zijn auto stapt, zijn dat de papieren die je meeneemt.’
‘Misschien zijn ze niet vrijwillig in de auto van die persoon gestapt, Kay,’ zei Wesley. ‘Ze denken dat ze aangehouden worden door een politieagent, en als die vent naar hun raampje loopt, trekt hij een pistool en zegt dat ze in zijn auto moeten gaan zitten.’
‘Verdomd riskant,’ wierp Marino tegen. ‘Ik zou in hun plaats de auto dan in de eerste versnelling gooien en als de sodemieter maken dat ik wegkwam. En er is altijd de kans dat iemand die daar toevallig langskomt iets ziet. Ik bedoel, hoe dwing je vier, misschien vijf keer twee mensen met behulp van een pistool in je wagen te stappen zonder dat iemand in een passerende auto daar ook maar iets van merkt?’
‘Een nog betere vraag,’ zei Wesley, terwijl hij mij neutraal aankeek, ‘is hoe je acht mensen vermoordt zonder enig bewijsmateriaal achter te laten, zelfs nog geen kras op een bot of een kogel die in de buurt van de lichamen wordt gevonden.’
‘Wurging met de handen of met een touw of iets dergelijks, of ze de keel doorsnijden,’ zei ik. Het was niet de eerste keer dat hij me hierover onder druk zette. ‘De lichamen waren allemaal in verregaande staat van ontbinding, Benton. En ik wil je er wel aan herinneren dat de theorie over de agent inhoudt dat de slachtoffers in de auto van de moordenaar zijn gestapt. Te oordelen naar het spoor dat de hond vorig weekend heeft gevolgd, lijkt het plausibel dat als iemand Deborah Harvey en Fred Cheney iets heeft aangedaan, die persoon in Deborahs Jeep is weggereden, die op de parkeerplaats heeft achtergelaten en vervolgens is ontkomen door te voet de snelweg over te steken.’ Wesley had een vermoeide trek op zijn gezicht. Hij had al een paar keer over zijn slapen gewreven alsof hij hoofdpijn had. ‘Ik wilde met jullie tweeën spreken omdat deze zaak een aantal aspecten kan hebben die ons noodzaken erg voorzichtig te werk te gaan. Ik wil directe en open communicatielijnen tussen ons drieën, We moeten absoluut discreet zijn. Geen losse opmerkingen tegen journalisten, geen informatie aan wie dan ook, niet aan goede vrienden, familieleden, andere pathologen-anatomen, of agenten. En ook geen opmerkingen over de politieradio.’ Hij keek ons allebei aan. ‘Ik wil onmiddellijk op de hoogte gebracht worden als de lichamen van Deborah Harvey en Fred Cheney worden gevonden. Als mevrouw Harvey een van jullie benadert, moet je haar maar naar mij doorsturen.’
‘Ze heeft al contact met mij gezocht,’ zei ik.
‘Dat weet ik, Kay,’ antwoordde Wesley zonder me aan te kijken. Ik vroeg hem niet hoe hij dat wist, maar was wel van mijn stuk gebracht, wat ik ook duidelijk liet merken.
‘In de gegeven omstandigheden begrijp ik wel dat je een afspraak met haar hebt gemaakt,’ vervolgde hij. ‘Maar het is het beste als dat hierna niet meer gebeurt, het is beter dat je deze zaken verder niet meer met haar bespreekt. Dat leidt alleen maar tot nog meer problemen. En niet alleen omdat ze zich dan met het onderzoek gaat bemoeien. Hoe meer ze erbij betrokken raakt, hoe meer ze zichzelf misschien in gevaar brengt.’
‘Hoe? Omdat ze het er dan niet levend afbrengt?’ vroeg Marino sceptisch.
‘Het is waarschijnlijker dat ze dan haar zelfbeheersing verliest, irrationeel gaat handelen.’
Wesley’s bezorgdheid over Pat Harvey’s psychische toestand was misschien terecht, maar leek mij nogal weinig gefundeerd. En toen Marino en ik na het eten naar Richmond terugreden, begon ik bang te worden dat de reden waarom Wesley ons had willen spreken niets met het welzijn van het vermiste stelletje te maken had.
‘Ik heb het gevoel dat ik gemanipuleerd word,’ bekende ik uiteindelijk toen de skyline van Richmond al in zicht kwam.
‘Je bent niet de enige,’ zei Marino kortaf.
‘Heb jij enig idee wat er hier echt aan de hand is?’
‘O, ja,’ antwoordde hij terwijl hij zijn aansteker bij een sigaret hield. ‘Ik heb wel een vermoeden. Ik denk dat het verdomde Bureau iets op het spoor is waardoor een belangrijk iemand er slecht vanaf zou kunnen komen. Ik heb het rare gevoel dat iemand zichzelf in zit te dekken, en dat Benton daarbij betrokken is.’
‘Als dat zo is, dan zijn wij er ook bij betrokken.’
‘Precies, Doc.’
Het was drie jaar geleden dat Abby Turnbull met een arm vol verse irissen en een fles uitzonderlijk goede wijn in mijn kantoor was verschenen. Dat was de dag geweest dat ze afscheid was komen nemen, nadat ze haar baan bij de Richmond Times had opgezegd. Ze ging toen als misdaadverslaggeefster bij de Washington Post werken. We hadden elkaar beloofd dat we contact zouden houden, zoals iedereen altijd doet. Ik besefte beschaamd dat ik me niet meer kon herinneren wanneer ik haar voor het laatst had gebeld of had geschreven.
‘Wilt u dat ik haar doorverbind?’ vroeg Rose, mijn secretaresse. ‘Of zal ik een boodschap aannemen?’
‘Ik wil met haar spreken,’ zei ik en gaf voordat ik het wist uit gewoonte mijn naam als ‘Scarpetta’.
‘Je klinkt verdomme nog steeds als een echt hoofd,’ zei de stem die ik zo goed kende.
‘Abby! Het spijt me.’ Ik lachte. ‘Rose zei dat jij het was. Maar zoals gewoonlijk ben ik vijftig dingen tegelijk aan het doen, en ik geloof dat ik de kunst van het vriendelijk converseren over de telefoon helemaal verleerd ben. Hoe gaat het met je?’
‘Prima. Als je tenminste het feit niet meetelt dat het moordpercentage in Washington verdrievoudigd is sinds ik hier woon.’
‘Toeval, hoop ik.’
‘Drugs.’ Ze klonk nerveus. ‘Cocaïne, crack, en semi-automatische pistolen. Ik dacht altijd dat een baan in Miami het zwaarst zou zijn. Of misschien in New York. Maar de hoofdstad van ons heerlijke land is het allerergst.’
Ik wierp een blik op de klok en schreef op een telefoonnotitie hoe laat het was. Ook dat was gewoonte. Ik was er zo aan gewend om telefoonnotities in te vullen dat ik zelfs als mijn kapper belde het klembord met formulieren al ter hand nam.
‘Ik hoop dat je vanavond tijd hebt om met mij uit eten te gaan,’ zei ze.
‘In Washington?’ vroeg ik verbaasd.
‘Nou, ik ben nu in Richmond.’
Ik stelde haar voor bij mij te komen eten, pakte mijn attachékoffertje en ging op weg naar de kruidenierswinkel. Ik duwde mijn karretje al wikkend en wegend door de gangpaden en koos uiteindelijk twee varkenshaasjes en de ingrediënten voor een salade. Het was een prachtige middag. Bij de gedachte dat ik Abby weer zou zien was ik in een beter humeur geraakt. Ik besloot dat een avond met een oude vriendin een goed excuus was om weer eens te proberen buiten te barbecuen.
Toen ik thuiskwam, ging ik snel aan het werk. Ik deed verse knoflook in een kom met rode wijn en olijfolie. Hoewel mijn moeder me altijd had gewaarschuwd een ‘goed stuk vlees niet te bederven’, was ik verwend door mijn eigen culinaire capaciteiten. Ik maakte echt de beste marinade van de stad, en er was geen stuk vlees dat daar niet lekkerder door ging smaken. Ik waste een krop ijsbergsla en terwijl die op stukken keukenpapier lag te drogen, sneed ik champignons, uien en de laatste pomodoro aan stukjes. Ondertussen bereidde ik mezelf erop voor om de barbecue onder handen te nemen. Toen ik dat echt niet meer uit kon stellen, stapte ik de met baksteen betegelde patio op.
Ik voelde me heel even een vluchteling in mijn eigen tuin terwijl ik de bloembedden en de bomen in me opnam. Ik pakte een fles schoonmaakmiddel en een spons en begon fanatiek de tuinmeubels te boenen. Daarna ging ik met een Brillo-sponsje naar de barbecue, die ik niet meer had gebruikt sinds de zaterdagavond in mei toen Mark en ik elkaar voor het laatst hadden gezien. Ik nam de zwarte, vettige laag onder handen totdat mijn ellebogen pijn gingen doen. Mijn geest was vol beelden en stemmen. Discussies. Ruzie. En vervolgens een kwaad stilzwijgen dat in wilde seks was geëindigd.
Ik herkende Abby bijna niet toen ze even voor halfzeven voor de deur stond. In de tijd dat ze de politiezaken in Richmond had verslagen, had ze grijze lokken in haar toen bijna tot op haar schouders hangend haar gehad, zodat ze er vermoeid en grimmig uitzag, en ouder oogde dan de veertiger die ze was. Nu was het grijs verdwenen. Haar haar was in een korte, elegante coupe geknipt die de fijne botstructuur van haar gezicht benadrukte en ook haar ogen kwamen beter uit. Die hadden namelijk twee verschillende kleuren groen, iets wat ik altijd heel intrigerend had gevonden. Ze droeg een pakje van donkerblauwe zijde met een ivoorkleurige zijden blouse en had een platte, zwartleren attachétas bij zich.
‘Je ziet er echt als een inwoner van Washington uit,’ zei ik terwijl ik haar omhelsde.
‘Het is zó fijn je weer te zien, Kay.’
Ze had zich herinnerd dat ik van Schotse whisky hield en had een fles Glenfiddich meegebracht, die we onmiddellijk openmaakten. Daarna gingen we met onze drankjes in de schemer van de nazomeravond op de patio zitten en praatten non-stop terwijl ik de barbecue aanstak.
‘Ja, ik mis Richmond op een bepaalde manier wel,’ vertelde ze. ‘Washington is opwindend, maar ook afschuwelijk. Ik heb mezelf toch verwend en een Saab gekocht? Daar is al een keer in ingebroken, de wieldoppen zijn gestolen, de portieren zijn ingetrapt. Ik betaal elke maand honderdvijftig dollar voor een parkeerplaats voor dat verdomde ding, en die is toch nog vier blokken van mijn appartement vandaan. Parkeren bij de Post kun je wel vergeten. Ik loop naar mijn werk en gebruik verder een auto van de zaak. Washington is duidelijk Richmond niet.’
Ze vervolgde, een beetje al te resoluut: ‘Maar ik heb er geen spijt van dat ik hier ben weggegaan.’
‘Draai je nog steeds avonddiensten?’ Het vlees siste toen ik het op de barbecue legde.
‘Nee. Nu mag iemand anders dat doen. De jonge verslaggevers rennen in het donker rond, en ik doe overdag de follow-up. Ik word alleen maar na kantoortijd opgeroepen als er iets echt belangrijks gebeurt.’
‘Ik houd bij wat je schrijft,’ vertelde ik haar. ‘Ze hebben de Post in de cafetaria. Als ik daar ga lunchen koop ik hem meestal.’
‘Ik weet niet altijd waar jij mee bezig bent,’ bekende ze. ‘Maar van een paar dingen ben ik wel op de hoogte.’
‘De reden waarom je in Richmond bent?’ suggereerde ik terwijl ik de marinade op het vlees aanbracht.
‘Ja. De Harvey-zaak.’
Ik antwoordde niet.
‘Marino is niets veranderd.’
‘Heb je hem gesproken?’ vroeg ik, haar even aankijkend.
Ze antwoordde met een wrange glimlach: ‘Dat heb ik geprobeerd. En ik heb het ook geprobeerd bij een aantal andere rechercheurs. En natuurlijk bij Benton Wesley. Met andere woorden, ik kan het wel vergeten.’
‘Nou, Abby, ze vertellen mij ook niet veel, misschien dat je je daar beter door voelt. Maar dat is niet voor publikatie bedoeld.’
‘Dit hele gesprek is niet voor publikatie, Kay,’ zei ze op serieuze toon. ‘Ik ben niet naar je toe gekomen omdat ik je voor mijn artikel wilde uithoren.’ Ze zweeg even. ‘Ik weet wat er hier in Virginia is gebeurd. Ik maakte me daar veel meer zorgen over dan mijn chef, totdat Deborah Harvey en haar vriendje verdwenen. Nu is het verhaal actueel, superactueel.’
‘Dat verbaast me niets.’
‘Ik weet niet waar ik moet beginnen.’ Ze zag er enigszins verward uit. ‘Er zijn dingen die ik nog niemand heb verteld, Kay. Maar ik heb het gevoel dat ik me op een terrein begeef waar iemand me vandaan wil houden.’
‘Ik geloof niet dat ik je begrijp,’ zei ik terwijl ik mijn glas pakte. ‘Ik geloof niet dat ik het zelf wel begrijp. Ik vraag me af of ik me geen dingen verbeeld.’
‘Abby, je doet geheimzinnig. Verklaar jezelf alsjeblieft nader.’ Ze haalde diep adem en nam een sigaret voordat ze antwoordde: ‘Ik ben al lang geïnteresseerd in de moord op die stelletjes. Ik heb wat onderzoek gedaan naar die zaken en vanaf het begin af aan waren de reacties daarop heel vreemd. Die gaan verder dan de gebruikelijke onwil van de politie om mee te werken waar ik zo vaak tegenaan loop. Als ik het onderwerp ter sprake breng, scheelt het niet veel of de mensen gooien de hoorn op de haak. En in juni kwam de FBI bij me op bezoek.’
‘Pardon?’ Ik stopte met marineren en keek haar aan.
‘Herinner je je die driedubbele moord in Williamsburg nog? Een moeder, vader en een zoon die bij een roofoverval werden doodgeschoten?’
‘Ja.’
‘Ik was bezig met een artikel daarover, en moest daarvoor naar Williamsburg. Zoals je weet, rijd je regelrecht naar het oude centrum van Williamsburg, naar het William and Mary College, als je vanaf de Vierenzestig rechtsaf slaat. Maar als je vanaf de afrit linksaf gaat, loopt de weg na ongeveer tweehonderd meter dood bij de ingang van Camp Peary. Ik lette niet op en nam de verkeerde afslag.’
‘Dat is mij ook een of twee keer gebeurd,’ bekende ik.
Ze vervolgde: ‘Ik reed naar het wachthokje en legde uit dat ik een verkeerde afslag had genomen. God, dat is pas een enge plek daar. Al die grote waarschuwingsborden met opschriften als EXPERIMENTELE TRAINING VAN GEWAPENDE STRIJDKRACHTEN en HET BETREDEN VAN DIT TERREIN HOUDT IN DAT U ERMEE INSTEMT DAT U GEFOUILLEERD WORDT EN DAT UW EIGENDOMMEN DOORZOCHT WORDEN . Ik verwachte half en half dat er een speciale gevechtseenheid met van die Neanderthalers in camouflage-uniform uit de bosjes zou komen stormen om mij weg te slepen.’
‘De politie op de legerbasis is niet bepaald vriendelijk,’ zei ik, enigszins geamuseerd.
‘Nou, ik maakte dus dat ik daar als de bliksem wegkwam,’ zei Abby, ‘en, ongelogen, ik heb er verder niet meer over nagedacht tot vier dagen later twee FBI-agenten in de lobby van de Post verschenen en mij wilden spreken. Ze wilden weten wat ik in Williamsburg had gedaan, waarom ik naar Camp Peary was gereden. Blijkbaar hadden ze mijn kenteken gefotografeerd en hadden dat tot de krant kunnen herleiden. Heel vreemd.’
‘Waarom zou de FBI daarin geïnteresseerd zijn?’ vroeg ik. ‘Camp Peary is van de CIA.’
‘De CIA heeft geen arrestatiebevoegdheid in de Verenigde Staten. Misschien is dat de reden. Misschien waren die kerels wel CIA-agenten die zich voordeden als FBI. Als die engerds erbij betrokken zijn weet je niet wat er echt aan de hand is. Bovendien heeft de CIA nog nooit toegegeven dat Camp Peary hun belangrijkste opleidingscentrum is, en die agenten hebben de CIA zelfs niet genoemd toen ze mij ondervraagden. Maar ik wist waar ze in geïnteresseerd waren en zij wisten dat ik dat wist.’
‘Wat vroegen ze nog meer?’
‘Ze wilden voornamelijk weten of ik iets over Camp Peary aan het schrijven was, en of ik misschien probeerde daar binnen te komen. Ik zei tegen ze dat als ik had geprobeerd daar binnen te komen, ik dat wat minder ópenlijk zou doen dan regelrecht op de bewaking afrijden, en dat ik, hoewel ik op dat moment niet aan iets over, ik citeer, “de CIA” bezig was, ik daar nu misschien eens over zou moeten denken.’
‘Daar waren ze zeker wel blij mee,’ zei ik op droge toon.
‘Die kerels verblikten of verbloosden niet. Je kent die types wel.’
‘De CIA is paranoïde, Abby, vooral wat betreft Camp Peary. De regionale politie en de helikopters voor medische noodgevallen mogen er niet eens overheen vliegen. Niemand kan gebruik maken van het luchtruim erboven of voorbij dat wachthokje komen als hij daar geen speciale toestemming van Onze Lieve Heer voor heeft.’
‘Maar jij hebt ook die verkeerde afslag genomen, net als honderden toeristen,’ bracht ze me in herinnering. ‘De FBI is toch nooit met jou komen praten?’
‘Nee. Maar ik werk ook niet voor de Post.’
Ik haalde het vlees van de barbecue en ze volgde me naar de keuken. Terwijl ik de salade opschepte en wijn inschonk vertelde ze verder.
‘Er gebeuren vreemde dingen sinds die agenten bij me zijn geweest.’
‘Zoals?’
‘Ik geloof dat mijn telefoon wordt afgeluisterd.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Het begon met mijn telefoon thuis. Soms was ik met iemand aan het praten en dan hoorde ik iets. Dat gebeurde ook op mijn werk, vooral de laatste tijd. Als er bijvoorbeeld een telefoontje naar mijn toestel wordt doorverbonden, krijg ik soms het sterke gevoel dat er iemand anders meeluistert. Het is moeilijk uit te leggen.’ Nerveus legde ze haar bestek netjes naast elkaar. ‘Een statisch gekraak, een luidruchtige stilte, of hoe je het ook wilt beschrijven. Maar het is er wel.’
‘Zijn er nog andere vreemde dingen?’
‘Nou, een paar weken geleden was er iets. Ik stond voor een coöperatieve supermarkt in de buurt van Connecticut Avenue, bij Dupont Circle. Ik zou daar om acht uur ’s avonds een informant ontmoeten en we waren van plan om een rustig restaurantje op te zoeken om wat te eten en te praten. En toen zag ik die man. Hij zag er netjes uit, had een jekker en jeans aan, was leuk om te zien. In de vijftien minuten dat ik daar op die hoek stond liep hij twee keer voorbij en later ving ik weer een glimp van hem op toen mijn informant en ik een restaurant ingingen. Ik weet dat het idioot klinkt, maar ik had het gevoel dat ik werd gevolgd.’
‘Had je die man ooit eerder gezien?’
Ze schudde haar hoofd.
‘En heb je hem nadien nog gezien?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Maar er is iets anders. Mijn post. Ik woon in een flat. Alle postbussen zijn beneden in de hal. Soms krijg ik dingen met poststempels die niet kloppen.’
‘Ik kan je verzekeren dat als de CIA met je post knoeide, je daar niets van zou merken.’
‘Ik zeg niet dat mijn post erúitziet alsof ermee is geknoeid. Maar in een paar gevallen is het voorgekomen dat iemand – mijn moeder, mijn literair agent – zweert dat hij of zij iets op een bepaalde dag heeft verstuurd, en als ik het dan eindelijk krijg, klopt de datum op het poststempel niet. Die is te laat. Een paar dagen, een week. Ik weet het niet.’ Ze zweeg even. ‘Ik zou waarschijnlijk gewoon aannemen dat het met het gebrek aan efficiency bij de posterijen te maken had, maar ik ben gaan twijfelen door al die andere dingen die me overkomen.’
Ik stelde de cruciale vraag: ‘Waarom zou iemand jouw telefoon afluisteren, je schaduwen, of met je post knoeien? Als ik dat weet, kan ik er misschien iets aan doen.’
Ze nam eindelijk een paar happen. ‘Dit is heerlijk.’ Ondanks het compliment, leek ze helemaal geen honger te hebben.
‘Is er een mogelijkheid,’ suggereerde ik botweg, ‘dat je gesprek met die FBI-agenten, die hele geschiedenis bij Camp Peary, je misschien wat paranoïde hebben gemaakt?’
‘Natuurlijk heeft dat me paranoïde gemaakt. Maar kijk, Kay. Ik ben niet bezig met een zaak als de Watergate-affaire. In Washington is het de ene schietpartij na de andere, telkens dezelfde ouwe koek. Het enige belangrijke verhaal dat in het vat zit, voltrekt zich hier. De moorden, of mogelijke moorden op die stelletjes. Ik begin daar wat onderzoek naar te doen en kom gelijk in de problemen. Wat denk jij dan?’
‘Ik weet het niet.’ Ik voelde me niet erg op mijn gemak toen ik aan het optreden van Benton Wesley dacht, aan zijn waarschuwingen van de avond daarvoor.
‘Ik weet van die toestand over de vermiste schoenen af,’ zei Abby.
Ik antwoordde niet en liet niet merken dat ik verbaasd was. Dat was een feit dat tot dusver voor de journalisten verborgen was gehouden.
‘Het is niet bepaald normaal dat acht mensen dood in de bossen worden aangetroffen zonder dat hun schoenen en sokken daar ter plaatse of in de lege auto’s gevonden zijn.’ Ze keek me verwachtingsvol aan.
‘Abby,’ zei ik rustig, terwijl ik onze glazen opnieuw vulde, ‘je weet dat ik niet over deze zaken in detail kan treden. Zelfs niet met jou.’
‘Je weet niets wat me een idee zou kunnen geven waar ik me in begeven heb?’
‘Om je de waarheid te zeggen, ik weet waarschijnlijk nog minder dan jij.’
‘Dat zegt mij dan toch in elk geval al íets. Die zaken zijn al tweeëneenhalf jaar aan de gang, en jij weet misschien nog minder dan ik.’
Ik herinnerde me wat Marino had gezegd over iemand die zich ‘in zat te dekken’. Ik dacht aan Pat Harvey en de hoorzitting in het congres. Ik werd nu pas echt bang.
Abby zei: ‘Pat Harvey is een gevierde ster in Washington.’
‘Ik weet hoe belangrijk ze is.’
‘Maar het gaat niet alleen om wat je in de kranten leest, Kay. In Washington zijn de feesten waarvoor je wordt uitgenodigd net zo belangrijk als de stemmen die je krijgt. Misschien nog wel belangrijker. En als het gaat om de prominente mensen die op de gastenlijsten voor elite-bijeenkomsten staan, neemt Pat Harvey samen met de First Lady een eerste plaats in. Er gaan zelfs geruchten dat Pat Harvey in de volgende verkiezingen succes zou kunnen hebben waar Geraldine Ferraro faalde.’
‘Een kanshebster voor het vice-presidentschap?’ vroeg ik twijfelend.
‘Dat wordt gezegd. Ik ben sceptisch, maar als we weer een republikeinse president krijgen, denk ik dat ze toch zeker wel kans heeft op een post met regeringsverantwoordelijkheid of dat ze zelfs de volgende minister van justitie zou kunnen worden. Als ze tenminste haar zaakjes voor elkaar blijft houden.’
‘Ze zal heel hard moeten werken om haar zaken voor elkaar te houden in deze toestand.’
‘Persoonlijke problemen kunnen inderdaad je carrière ruïneren,’ stemde Abby in.
‘Dat is alleen zo als je dat zelf laat gebeuren. Maar als je je problemen overleeft, kunnen ze je sterker, succesvoller maken.’
‘Dat weet ik.’ mompelde ze terwijl ze naar haar wijnglas staarde. ‘Ik weet eigenlijk wel zeker dat ik nooit uit Richmond zou zijn weggegaan als dat met Henna niet was gebeurd.’ Niet lang nadat ik in Richmond was begonnen, was Abby’s zuster. Henna, vermoord. De tragedie had Abby en mij in een zakelijke context met elkaar in contact gebracht. Vervolgens waren we vriendinnen geworden en een paar maanden later had ze een baan bij de Post aangenomen.
‘Ik vind het nog steeds niet makkelijk om hier weer terug te komen,’ zei Abby. ‘Dit is zelfs de eerste keer sinds ik ben verhuisd dat ik weer hier ben. Ik ben vanochtend langs mijn oude huis gereden en was half-en-half in de verleiding gebracht aan te bellen, om te kijken of de huidige eigenaars me binnen wilden laten. Ik weet niet waarom. Maar ik wilde weer door het huis lopen, en ik wilde zien of ik het aan kon om naar boven, naar Henna’s kamer te gaan, om die gruwelijke laatste herinnering die ik van haar heb door een onschuldig beeld te vervangen. Er leek niemand thuis te zijn. En waarschijnlijk was dat maar goed ook. Ik geloof niet dat ik mezelf ertoe had kunnen brengen om het ook echt te doen.’
‘Je doet het vast wel als je er eenmaal echt klaar voor bent,’ zei ik, en ik wilde haar vertellen hoe ik vanavond de patio weer had gebruikt, en hoe ik me daarvóór daar niet toe had kunnen zetten. Maar het leek zo’n onbelangrijke prestatie, en Abby wist niet van Mark af.
‘Aan het eind van de ochtend heb ik met Fred Cheney’s vader gesproken,’ zei Abby. ‘En toen ben ik naar de Harvey’s gegaan.’
‘Wanneer komt je verhaal in de krant?’
‘Waarschijnlijk niet vóór de weekend-editie. Ik moet nog een heel stel andere dingen schrijven. De krant wil een profiel van Fred en Deborah, gecombineerd met wat ik verder nog over het onderzoek te weten kan komen – vooral het verband met de andere vier stelletjes.’
‘Hoe vond jij de Harvey’s toen je vandaag met ze sprak?’
‘Nou, hem, Bob, heb ik niet echt gesproken. Zodra ik arriveerde, ging hij samen met zijn zoons weg. Journalisten zijn niet zijn favoriete soort mensen, en ik heb het gevoel dat hij het vervelend vindt om “Pat Harvey’s echtgenoot” te zijn. Hij geeft nooit interviews.’ Ze duwde haar halfopgegeten varkenshaasje van zich af en pakte haar sigaretten. Ze rookte veel meer dan ik me van vroeger herinnerde. ‘Ik maak me zorgen over Pat. Ze ziet eruit alsof ze in de afgelopen week tien jaar ouder is geworden. En het was raar, maar ik kon het gevoel maar niet van me afschudden dat ze iets weet, dat ze haar eigen theorie over wat er met haar dochter is gebeurd al heeft geformuleerd. Ik denk dat dat me nog het meest nieuwsgierig maakte. Ik vraag me af of ze bedreigd is, of een brief heeft ontvangen, of dat ze op een andere manier iets gehoord heeft van een of meer bij de zaak betrokken personen. En dat ze niemand daar iets over wil vertellen, zelfs de politie niet.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat ze zo onverstandig is.’
‘Ik wel,’ zei Abby. ‘Ik denk dat als Pat Harvey het idee had dat er een kans bestond dat Deborah weer veilig terug zou komen, ze zelfs God niet zou vertellen wat er aan de hand was.’ Ik stond op om de tafel af te ruimen.
‘Ik denk dat je misschien maar beter wat koffie kunt zetten,’ zei Abby. ‘Ik wil niet achter het stuur in slaap vallen.’
‘Wanneer moet je weg?’ vroeg ik terwijl ik de vaatwasmachine vol laadde.
‘Zo direct. Er zijn nog een paar adressen waar ik naartoe moet voordat ik naar Washington terugga.’
Ik keek naar haar terwijl ik de koffiepot met water vulde.
Ze legde uit: ‘Een Seven-Eleven-supermarkt waar Deborah en Fred zijn gestopt nadat ze uit Richmond zijn vertrokken…’
‘Hoe weet jij dat?’ onderbrak ik haar.
‘Dat heb ik los weten te krijgen uit de vrachtwagenchauffeur die bij de parkeerplaats rondhing totdat hij de Jeep weg kon slepen. Hij had gehoord dat de agenten het over een kassabon hadden die ze in een verkreukelde papieren zak hadden gevonden. Het heeft me veel moeite gekost, maar uiteindelijk heb ik uitgevonden om welke Seven-Eleven het ging en welke caissière dienst had rond de tijd dat Deborah en Fred daar stopten. Ene Ellen Jordan heeft van maandag tot vrijdag dienst van vier uur ’s middags tot middernacht.’
Ik mocht Abby zo graag dat ik soms gewoon vergat dat ze niet voor niets een flink aantal prijzen voor haar onderzoeksjournalistiek had gewonnen.
‘Wat verwacht je van die caissière te horen?’
‘Bij ondernemingen als deze, Kay, is het net alsof je een heleboel loten koopt in de hoop een hoofdprijs te winnen. Ik heb de antwoorden ook niet – en ik ken zelfs de vragen niet -totdat ik begin te graven.’
‘Je zou hier niet alleen ’s avonds rond moeten rijden, Abby.’
‘Als jij me soms wilt beschermen,’ antwoordde ze geamuseerd, ‘ik stel je gezelschap op prijs.’
‘Dat lijkt me geen goed idee.’
‘Ja, daar heb je waarschijnlijk wel gelijk in,’ zei ze.
Ik besloot echter om toch maar mee te gaan.