13

De pastelkleurige art deco huizen in de chique buurt deden me aan Miami Beach denken. De woningen waren roze, geel en Wedgwood-blauw en hadden glimmende koperen deurkloppers, terwijl boven de deuren kleurige, handgemaakte vlaggen wapperden, iets dat vanwege het weer nu helemaal uit de toon viel. De regen was overgegaan in sneeuw.

Het was spitsuur en dus vreselijk druk. Ik moest twee keer rond het blok rijden voordat ik een parkeerplaats vond die op redelijke afstand van mijn favoriete drankwinkel was. Ik kocht vier flessen goede wijn, twee rode en twee witte.

Ik reed over Monument Avenue, waar beelden van generaals uit de Burgeroorlog op hun paarden in de neerdwarrelende melkwitte sneeuw als geestverschijningen boven de verkeersrotondes uitrezen. De afgelopen winter had ik één keer per week deze route gereden als ik naar Anna ging. In de herfst waren mijn bezoeken minder frequent geworden en deze zomer waren ze helemaal gestopt.

Haar kantoor was in haar huis, een prachtig, oud, wit vakwerkgebouw, met een straatje met zwarte kinderhoofdjes ervoor dat ’s avonds door het schijnsel van gaslantaarns werd verlicht. Net zoals de patiënten belde ik aan om te laten weten dat ik er was, en stapte de hal binnen die toegang gaf tot Anna’s wachtkamer. Daar stonden leren stoelen rondom een salontafel vol tijdschriften, en op de houten vloer lag een oud Perzisch tapijt. In een doos in de hoek lag allerlei speelgoed voor haar jonge patiëntjes en er was een bureau voor de receptioniste, een koffiezetapparaat en een open haard. Aan het eind van een lange gang was de keuken, waar iets op het vuur stond dat me eraan herinnerde dat ik geen lunch had gehad.

‘Kay? Ben jij dat?’

De karakteristieke stem met het sterke Duitse accent werd vergezeld door kwieke voetstappen, en daar was Anna al. Ze veegde haar handen aan haar schort af en omhelsde me.

‘Heb je de deur op slot gedaan?’

‘Ja, maar je weet toch dat je de boel moet afsluiten zodra je laatste patiënt weg is, Anna.’ Dat zei ik altijd.

‘Jij bent mijn laatste patiënt.’

Ik volgde haar naar de keuken. ‘Brengen al je patiënten wijn voor je mee?’

‘Dat zou ik niet goedvinden. En ik kook niet voor ze en ik ga ook niet buiten mijn werk met ze om. Voor jou breek ik alle regels.’

‘Ja.’ Ik zuchtte. ‘Hoe kan ik het je ooit terugbetalen?’

‘In ieder geval niet met je professionele diensten, hoop ik.’ Ze zette mijn boodschappentas op tafel.

‘Ik beloof je dat ik heel voorzichtig zou zijn.’

‘En ik zou heel erg bloot en heel erg dood zijn en het zou me absoluut niet kunnen schelen hoe voorzichtig je was. Ben je van plan om me dronken te voeren of was er uitverkoop?’

‘Ik was vergeten te vragen wat je klaar ging maken,’ legde ik uit. ‘En ik wist niet of ik rode of witte wijn mee moest nemen. Om op alles voorbereid te zijn, heb ik dus van allebei maar twee flessen meegenomen.’

‘Help me eraan herinneren dat ik je nooit meer van tevoren vertel wat ik klaar ga maken. Lieve hemel, Kay!’ Ze zette de flessen op het aanrecht. ‘Dit ziet er heerlijk uit. Wil je nu een glas wijn, of heb je liever iets sterkers?’

‘Absoluut iets sterkers.’

‘Je gewone drankje?’

‘Graag.’ Met een blik op de grote pan die op het fornuis stond te sudderen zei ik: ‘Ik hoop dat dat is wat ik denk dat het is.’ Anna kon fantastische chili maken.

‘Hier worden we lekker warm van. Ik heb er een blikje van die groene pepers en tomaten in gegooid die je de laatste keer dat je in Miami was voor me hebt meegebracht. Die heb ik speciaal bewaard. Ik heb zuurdesembrood in de oven en er is koolsalade. Hoe gaat het trouwens met je familie?’

‘Lucy is plotseling in jongens en auto’s geïnteresseerd, maar dat neem ik pas serieus op het moment dat ze daar meer interesse voor heeft dan voor haar computer,’ zei ik. ‘Volgende maand komt er weer een kinderboek van mijn zuster uit, maar ze heeft nog steeds even weinig feeling met het kind dat ze zogenaamd opvoedt als altijd. En wat betreft mijn moeder, afgezien van haar gebruikelijke tirades over wat er mis is met Miami, waar niemand meer Engels spreekt, gaat het prima met haar.’

‘Ben je met Kerstmis nog bij haar geweest?’

‘Nee.’

‘En heeft je moeder je dat al vergeven?’

‘Nog niet,’ zei ik.

‘Dat kan ik haar niet kwalijk nemen. Families horen met kerst bij elkaar te zijn.’ Ik antwoordde niet.

‘Maar eigenlijk is het goed,’ zei ze tot mijn verbazing. ‘Je had geen zin om naar Miami te gaan en dus ging je niet. Ik heb steeds tegen je gezegd dat vrouwen moeten leren egoïstisch te zijn. Dus misschien leer je nu egoïstisch te zijn?’

‘Ik geloof dat ik altijd al makkelijk egoïstisch heb kunnen zijn, Anna.’

‘Zodra je je daar niet meer schuldig over voelt, weet ik dat je genezen bent.’

‘Ik voel me nog steeds schuldig, dus ik neem aan dat ik nog niet genezen ben. Je hebt gelijk.’

‘Ja. Dat zie ik.’

Ik keek toe hoe ze een fles ontkurkte zodat de wijn kon ademen. Ze had de mouwen van haar witte katoenen blouse tot aan haar ellebogen opgerold en haar onderarmen waren nog net zo stevig en sterk als die van een vrouw die maar half zo oud was als zij. Ik wist niet hoe Anna er in haar jeugd had uitgezien, maar nu ze tegen de zeventig liep, was ze een opvallende verschijning, met krachtige, Germaanse gelaatstrekken, kort, wit haar en lichtblauwe ogen. Ze deed een kast open, pakte een paar flessen en overhandigde me een ogenblik later een whisky met soda. Voor zichzelf maakte ze een manhattan.

‘Wat is er allemaal gebeurd sinds ik je voor het laatst heb gezien, Kay?’ We namen onze drankjes mee naar de keukentafel. ‘Dat moet vóór Thanksgiving zijn geweest. En natuurlijk hebben we ook nog een keer met elkaar gebeld. Toen jij je zorgen maakte over dat boek.’

‘Ja, je weet al van Abby’s boek af, dat wil zeggen, je weet net zoveel als ik. En je bent op de hoogte van die moordzaken. En van Pat Harvey. De hele toestand.’ Ik haalde mijn sigaretten te voorschijn.

‘Ik heb het op het nieuws gevolgd. Je ziet er goed uit. Maar wel een beetje moe. Een beetje te mager misschien?’

‘Je kunt nooit te mager zijn,’ zei ik.

‘Je hebt er weleens slechter uitgezien, dat bedoel ik. Je kunt de stress van je werk dus goed aan?’

‘Op sommige dagen lukt het me beter dan op andere.’

Anna nam een slok van haar manhattan en staarde nadenkend naar het fornuis. ‘En Mark?’

‘Ik heb hem weer ontmoet,’ zei ik. ‘En we hebben een paar gesprekken over de telefoon gehad. Hij twijfelt nog steeds, is onzeker over wat hij wil. En ik denk dat dat ook voor mij geldt. Dus misschien is er niets veranderd.’

‘Je hebt hem weer gesproken. Dat is veranderd.’

‘Ik hou nog steeds van hem.’

‘Dat is niet veranderd.’

‘Het is zo moeilijk, Anna. Het is altijd al moeilijk geweest. Ik snap niet waarom ik hem niet los kan laten.’

‘Omdat jullie gevoelens zo intens zijn, terwijl jullie allebei bang zijn je te binden. Jullie zoeken allebei de spanning, en jullie willen allebei je zin doordrijven. Ik zag dat hij in de krant werd genoemd.’

‘Ja.’

‘En?’

‘Ik heb het hem nog niet verteld.’

‘Dat lijkt me niet nodig. Als hij niet zelf de krant al heeft gezien, dan zal iemand van het Bureau hem toch wel hebben gebeld. En als hij daar van streek over is, zou je dat toch wel horen, niet?’

‘Je hebt gelijk,’ zei ik opgelucht. ‘Dan zou ik het wel horen.’

‘Jullie hebben nu tenminste weer contact. Ben je nu gelukkiger?’

Dat was ik inderdaad.

‘En ben je hoopvol gestemd?’

‘Ik ben bereid af te wachten wat er gebeurt,’ antwoordde ik. ‘Maar ik vraag me af of het ooit echt iets zal worden.’

‘Je kunt nooit ergens absoluut zeker van zijn.’

‘Dat is een droevig, maar waar woord,’ zei ik. ‘Ik kan nergens zeker van zijn. Ik weet alleen wat ik voel.’

‘Dan ben je al verder dan de meeste mensen.’

‘Wie dat ook mogen zijn, de meeste mensen, maar als ik verder ben dan zij, dan is dat ook droevig,’ zei ik.

Ze stond op om het brood uit de oven te halen. Ik keek toe hoe ze de chili in aardewerk schalen deed, de koolsalade omschepte en de wijn inschonk. Ik herinnerde me het formulier dat ik mee had gebracht, haalde het uit mijn tas en legde het op tafel.

Anna wierp er zelfs niet even terloops een blik op toen ze het eten opschepte en vervolgens weer ging zitten.

Ze zei: ‘Wil je haar dossier zien?’

Ik kende Anna goed genoeg om te weten dat ze de details van haar therapeutische sessies niet op zou schrijven. Mensen zoals ik hebben volgens de wet het recht medische dossiers in te zien, en die papieren kunnen dus ook in de rechtszaal belanden. Mensen als Anna zijn te slim om vertrouwelijke informatie op papier te zetten.

‘Waarom vat je het niet voor me samen?’ stelde ik voor.

‘Mijn diagnose was dat ze aanpassingsproblemen had,’ zei ze. Dat was hetzelfde als wanneer ik zou zeggen dat Jills dood het gevolg was van het feit dat ze was opgehouden met ademhalen of dat haar hart was gestopt met kloppen. Als je wordt neergeschoten of als je onder een trein komt, ga je dood omdat je niet meer ademhaalt en je hart ermee ophoudt. De diagnose dat er sprake was van aanpassingsproblemen, kwam regelrecht uit het Handboek voor Diagnosestelling bij Psychische Stoornissen. Zo’n diagnose was nodig voor de ziektekostenverzekering, maar gaf geen greintje bruikbare informatie over de ziektegeschiedenis of de problemen van de patiënt.

‘De hele mensheid heeft last van aanpassingsproblemen,’ zei ik tegen Anna.

Ze glimlachte.

‘Ik respecteer je beroepsethiek,’ zei ik. ‘En ik ben niet van plan mijn eigen dossiers aan te vullen met informatie die jij als vertrouwelijk beschouwt. Maar het is belangrijk dat ik op de hoogte ben van feiten over Jill waardoor ik een beter inzicht kan krijgen in de moord die op haar is gepleegd. Bijvoorbeeld of er misschien iets in haar levensstijl was waardoor ze risico’s liep.’

‘Ik respecteer jouw beroepsethiek ook.’

‘Dank je. Kunnen we dan, nu we elkaar verzekerd hebben van onze wederzijdse bewondering voor onze oprechtheid en integriteit, de formaliteiten misschien vergeten en een echt gesprek hebben?’

‘Natuurlijk, Kay,’ zei ze vriendelijk. ‘Ik herinner me Jill nog heel goed. Ik vergeet niet snel een ongewone patiënt, vooral als die nog vermoord wordt ook.’

‘Waarom was ze zo speciaal?’

‘Speciaal?’ Ze glimlachte droevig. ‘Een heel intelligente, innemende jonge vrouw. Dat moet ik toegeven, ik keek altijd naar haar bezoeken uit. Als ze niet mijn patiënt was geweest, had ik haar graag als vriendin gehad.’

‘Hoe lang is ze bij jou onder behandeling geweest?’

‘Meer dan een jaar, drie tot vier keer per maand.’

‘En waarom kwam ze bij jou, Anna?’ vroeg ik. ‘Waarom niet bij iemand in Williamsburg, dichter bij haar huis?’

‘Ik heb heel wat patiënten van buiten de stad. Sommigen komen helemaal uit Philadelphia.’

‘Omdat ze niet willen dat iemand weet dat ze bij een psychiater lopen.’

Ze knikte. ‘Helaas zijn veel mensen doodsbang dat anderen het te weten komen. Je zou er versteld van staan als je wist hoeveel mensen door de achterdeur naar buiten gaan als ze bij mij zijn geweest.’

Ik had ook nooit aan iemand verteld dat ik naar een psychiater ging, en als Anna er niet op had gestaan me gratis te behandelen, zou ik de sessies contant hebben betaald. Het laatste dat ik nodig had was wel dat iemand bij personeelszaken mijn ziektekostennota’s in handen kreeg en de roddels de hele Sectie voor Volksgezondheid en Openbare Dienstverlening doorgingen.

‘Het is dus duidelijk dat Jill niet wilde dat iemand wist dat ze bij een psychiater liep,’ zei ik. ‘En dat verklaart misschien ook waarom ze met haar recepten voor Librax naar een apotheek in Richmond is gegaan.’

‘Voordat jij mij belde, wist ik niet eens dat ze die medicijnen in Richmond had gehaaid. Maar het verbaast me niets.’ Ze pakte haar wijn.

De chili was zo heet dat de tranen me in de ogen sprongen. Maar hij was heerlijk, de beste versie die Anna tot nu toe had gemaakt, en dat zei ik haar ook. Vervolgens vertelde ik haar wat ze waarschijnlijk al vermoedde.

‘Het is mogelijk dat Jill en haar vriendin Elizabeth Mott vermoord zijn door dezelfde persoon die die stelletjes heeft gedood,’ zei ik. ‘Er zijn in ieder geval een aantal overeenkomsten tussen de moord op die twee vrouwen en de andere zaken waarover ik me zorgen maak.’

‘Ik ben niet geïnteresseerd in wat jij weet over de moordzaken waar je je nu mee bezighoudt, tenzij je mij dat graag wilt vertellen. Stel jij dus maar de vragen, dan zal ik mijn best doen om me te herinneren wat ik nog van Jills leven weet.’

‘Waarom was ze zo bang dat iemand te weten zou komen dat ze bij een psychiater liep? Wat had ze te verbergen?’ vroeg ik. ‘Jill kwam uit een vooraanstaande familie uit Kentucky en het was heel belangrijk voor haar dat zij haar gedrag goedkeurden en accepteerden. Ze ging naar de juiste scholen en de juiste universiteit, behaalde daar goede resultaten en stond op het punt een succesvol advocaat te worden. Haar familie was erg trots op haar. Ze hadden er geen idee van.’

‘Waarvan? Dat ze naar een psychiater ging?’

‘Daar hadden ze ook geen idee van,’ zei Anna. ‘Maar wat belangrijker was, ze hadden er geen idee van dat ze een lesbische relatie had.’

‘Elizabeth?’ Ik wist het antwoord al voordat ik de vraag stelde. Ik had al aan die mogelijkheid gedacht.

‘Ja. Jill en Elizabeth raakten bevriend tijdens het eerste jaar van Jills rechtenstudie. Vervolgens werden ze geliefden. Hun relatie was heel intens, heel problematisch, vol conflicten. Het was voor hen allebei hun eerste relatie, of tenminste, dat zei Jill. Je moet niet vergeten dat ik Elizabeth nooit heb ontmoet en haar versie van het verhaal dus nooit heb gehoord. Jill kwam aanvankelijk naar me toe omdat ze wilde veranderen. Ze wilde niet lesbisch zijn, hoopte dat ze door middel van therapie heteroseksueel kon worden.’

‘En zag je een kans dat dat zou gebeuren?’ vroeg ik.

‘Ik weet niet wat er uiteindelijk gebeurd zou zijn,’ zei Anna. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat te oordelen naar wat ze me vertelde, Jill een heel sterke band had met Elizabeth. Ik kreeg het idee dat Elizabeth meer vrede had met hun relatie dan Jill, die de situatie rationeel niet kon accepteren, maar die zich emotioneel niet los kon maken.’

‘Ze moet zich enorm ellendig gevoeld hebben.’

‘De laatste keren dat ik Jill heb gezien, was de situatie vrij urgent geworden. Ze was net klaar met haar rechtenstudie. Ze had haar toekomst voor zich. Het was tijd om beslissingen te nemen. Ze kreeg last van psychosomatische klachten. Colitis spastica. Toen heb ik haar Librax voorgeschreven.’

‘Heeft Jill ooit iets tegen je gezegd dat een aanwijzing zou kunnen zijn voor wie ze dit heeft aangedaan?’

‘Ik heb daar wel over nagedacht, en toen de moorden waren gepleegd heb ik de zaak nauwkeurig bestudeerd. Toen ik het in de kranten las, kon ik het gewoon niet geloven. Ik had Jill drie dagen daarvoor nog gezien. Ik kan je niet zeggen hoe intensief ik alles ben nagegaan wat ze ooit tegen me had gezegd. Ik hoopte dat ik me iets zou herinneren, een feit dat de politie zou kunnen helpen. Maar ik heb nooit iets gevonden.’

‘Ze verborgen allebei hun relatie voor de rest van de wereld?’

‘Ja.’

‘Was er geen vriendje, een jongen met wie Jill of Elizabeth van tijd tot tijd uitging? Om de schijn op te houden?’

‘Ze gingen geen van beiden met jongens uit, zei Jill. Het had dus niet iets met jaloezie te maken, tenzij er iets was waarvan ik niet op de hoogte was.’ Ze keek naar mijn lege kom. ‘Wil je nog wat chili?’

‘Ik heb echt genoeg.’

Ze stond op om de afwas in de vaatwasmachine te zetten. Een tijdlang zeiden we geen van beiden iets. Anna maakte haar schort los en hing het aan een haak in de bezemkast. Toen namen we onze glazen en de fles wijn mee naar haar studeerkamer. Dat was mijn favoriete kamer. Twee van de muren waren bedekt met planken vol boeken en de derde muur had een erker in het midden, waardoor ze vanaf haar overvolle bureau kon zien hoe de bloemen uitliepen of hoe de sneeuw op haar kleine achtertuin neerviel. Door dat raam had ik naar de in een wolk van citroenwit bloeiende magnolia’s gekeken en had ik de laatste felle herfstkleuren zien verdwijnen. We hadden over mijn familie, mijn scheiding en over Mark gesproken. We hadden het over pijn en over de dood gehad. Ik had in de versleten leren fauteuil gezeten en had Anna moeizaam door mijn leven geleid, net als Jill Harrington had gedaan.

Ze hadden dus een verhouding gehad. Daardoor was er een verband met de andere vermoorde stelletjes en was de ‘mr. Goodbar’-theorie veel onwaarschijnlijker geworden. Dat zei ik ook tegen Anna.

‘Dat ben ik met je eens,’ zei ze.

‘Ze zijn het laatst in de Anchor Bar and Grill gezien. Heeft Jill het daar ooit met jou over gehad?’

‘Die naam heeft ze niet genoemd. Maar ze heeft het we over een bar gehad waar ze af en toe kwamen, een gelegenheid waar ze heen gingen om te praten. Soms gingen ze eten in een afgelegen restaurant waar niemand hen kende. Soms reden ze wat in de auto rond. Die uitstapjes vonden meestal plaats als ze midden in een emotionele discussie over hun relatie zaten.’

‘Als ze die vrijdagavond in de Anchor Bar zo’n discussie hadden, zijn ze waarschijnlijk overstuur geweest, en heeft een van de twee, of hebben beiden zich afgewezen en boos gevoeld,’ zei ik. ‘‘Is het mogelijk dat Jill of Elizabeth net heeft gedaan of ze een man versierde, met hem flirtte, alleen maar om de ander te pesten?’

‘Ik kan niet zeggen dat dat onmogelijk is,’ zei Anna. ‘Maar het zou me wel verbazen. Ik heb nooit het idee gehad dat Jill en Elizabeth spelletjes met elkaar speelden. Ik denk eerder dat als ze die avond inderdaad hebben zitten praten, hun gesprek heel intens was en dat ze zich waarschijnlijk niet van hun omgeving bewust waren, dat ze alleen maar op elkaar gelet hebben.’

‘Iemand kan hun gesprek hebben afgeluisterd.’

‘Dat is het risico als je in een openbare gelegenheid een persoonlijk gesprek voert, en dat heb ik ook tegen Jill gezegd.’

‘Als ze zo bang was dat iemand iets zou vermoeden, waarom nam ze dat risico dan?’

‘Ze was niet erg standvastig, Kay.’ Anna pakte haar glas. ‘Als zij en Elizabeth alleen waren, was het maar al te gemakkelijk om terug te vallen op hun gezamenlijke intimiteit. Knuffelen, troosten, huilen, zonder dat er een besluit werd genomen.’

Dat herkende ik. Als Mark en ik in zijn huis of in het mijne in discussie raakten, belandden we altijd in bed. Naderhand ging een van ons naar huis en waren de problemen nog steeds onopgelost.

‘Anna, heb je ooit het idee gehad dat hun relatie verband hield met wat er met ze is gebeurd?’ vroeg ik.

‘Hun relatie maakte het gebeurde juist des te vreemder. Ik zou denken dat een vrouw die in haar eentje naar een bar gaat met het doel versierd te worden, meer gevaar loopt dan twee vrouwen die er niet in geïnteresseerd zijn om de aandacht te trekken.’

‘Laten we even teruggaan naar hun gewoonten en de vaste patronen in hun leven,’ zei ik.

‘Ze woonden in dezelfde flat, maar ze woonden niet samen, en ook dat was weer om de schijn op te houden. Maar het was wel gemakkelijk. Ze konden ieder hun eigen leven leiden, om elkaar dan ’s avonds laat in Jills appartement te ontmoeten. Jill was het liefst in haar eigen huis. Ik herinner me dat ze zei dat als haar familie of andere mensen regelmatig ’s avonds zouden bellen en ze nooit thuis was, dat aanleiding zou kunnen geven tot allerlei vragen.’ Ze zweeg even nadenkend. ‘Jill en Elizabeth sportten ook, ze waren in heel goede conditie. Ze jogden, geloof ik, maar deden dat niet altijd gezamenlijk.’

‘Waar jogden ze?’

‘Ik geloof dat er een park was in de buurt van hun flat.’

‘En verder? Theaters, winkels, winkelcentra waar ze misschien vaak naartoe gingen?’

‘Er schiet me niets te binnen.’

‘En wat zegt je intuïtie? Wat zei je intuïtie indertijd?’

‘Ik had het gevoel dat Jill en Elizabeth in die bar een dramatisch gesprek hadden. Waarschijnlijk wilden ze gewoon met rust gelaten worden en hebben ze elke vorm van bemoeienis als storend ervaren.’

‘En toen?’

‘Het is duidelijk dat ze die avond op een gegeven moment hun moordenaar hebben ontmoet.’

‘Heb je een idee hoe dat gebeurd kan zijn?’

‘Ik ben altijd van mening geweest dat het iemand was die ze kenden of die ze in ieder geval wel eens ontmoet hadden, zodat ze geen reden hadden hem niet te vertrouwen. Tenzij ze op de parkeerplaats bij de bar of ergens anders onder bedreiging van een pistool door een of meerdere mensen zijn ontvoerd.’

‘En wat als een vreemde ze op de parkeerplaats bij de bar heeft aangesproken, ze heeft gevraagd hem ergens een lift naartoe te geven, onder het voorwendsel dat hij motorpech had…?’ Ze schudde haar hoofd al. “Dat komt niet overeen met de indruk die ik van ze had. Tenzij het iemand was die ze kenden natuurlijk.’

‘En als de moordenaar zich voordeed als een politieagent, en ze aanhield voor een gewone verkeerscontrole?’

‘Dat is iets anders. Het lijkt me dat zelfs jij en ik van zoiets het slachtoffer zouden kunnen worden.’

Anna zag er moe uit, en dus bedankte ik haar voor het eten en voor haar tijd. Ik wist dat ons gesprek moeilijk voor haar was. Ik vroeg me af hoe ik me in haar positie zou voelen.

Een paar minuten nadat ik thuis was gekomen, ging de telefoon.

‘Eén laatste feit dat ik me nog herinner, waarschijnlijk iets onbelangrijks,’ zei Anna. ‘Jill vertelde dat ze altijd samen kruiswoordpuzzels deden als ze met hun tweetjes gewoon thuis wilden blijven, op zondagochtend bijvoorbeeld. Niet erg belangrijk misschien, maar wel een gewoonte, iets dat ze samen deden.’

‘Uit een puzzelboekje? Of de kruiswoordraadsels in de kranten?’

‘Dat weet ik niet. Maar Jill las wel verschillende kranten, Kay. Ze had er meestal een bij zich om iets te lezen te hebben als ze hier moest wachten. De Wall Street Journal, de Washington Post.’

Ik bedankte haar opnieuw en zei dat het de volgende keer mijn beurt was om te koken. Toen belde ik Marino.

‘Acht jaar geleden zijn er twee vrouwen in James City County vermoord,’ kwam ik onmiddellijk ter zake. ‘Er bestaat mogelijk een verband met de andere zaken. Ken je rechercheur Montana bij de politie daar?’

‘Ja. Ik heb hem wel eens ontmoet.’

‘We moeten naar hem toe om de zaken te bespreken. Kan hij zijn mond houden?’

‘Hoe moet ik dat nou weten?’ zei Marino.

Montana deed zijn naam, dezelfde als die van de landelijke, noordelijke staat, eer aan. Hij was een grote, brede man, en had lichtblauwe ogen in een doorploegd gezicht met een bos dik, grijs haar erboven. Hij sprak met de tongval van iemand die in Virginia is geboren en getogen, en zei voortdurend: ‘jazeker, dame’. De volgende middag kwamen hij, Marino en ik in mijn huis bij elkaar, waar we verzekerd waren van onze privacy en waar we niet gestoord zouden worden. Montana moest zijn jaarlijkse budget voor fotorolletjes wel helemaal aan de zaak van Jill en Elizabeth hebben gespendeerd, want op mijn keukentafel lagen foto’s van hun lichamen op de plaats van het misdrijf, van de Volkswagen die leeg bij het Palm Leaf Motel was aangetroffen, van de Anchor Bar and Grill, en, merkwaardig genoeg, ook van alle kamers, en zelfs de kasten, in de appartementen van de twee vrouwen. Zijn attachékoffer zat propvol met aantekeningen, plattegronden, verslagen van ondervragingen, diagrammen, lijsten met bewijsmateriaal, en notities over tips die mensen hadden doorgebeld. Er is wel iets te zeggen voor rechercheurs die in hun werkgebied zelden met moorden te maken krijgen. Zaken zoals deze komen misschien een of twee keer in hun carrière voor en daarom onderzoeken ze die dan ook heel grondig.

‘De begraafplaats is vlak naast de kerk.’ Hij schoof een foto wat dichter naar mij toe.

‘Die ziet er vrij oud uit,’ zei ik, de verweerde bakstenen en dakleien bewonderend.

‘De kerk is inderdaad oud, maar tegelijkertijd ook weer niet. Hij is in de zeventiende eeuw gebouwd en heeft het tot zo’n twintig jaar geleden goed uitgehouden, toen hij het slachtoffer werd van de slechte elektriciteitsbedrading. Ik weet nog dat ik de rook ontdekte. Ik was op patrouille, en dacht dat de boerderij van een van mijn buren in brand stond. De een of andere historische organisatie heeft zich er toen over ontfermd. Het gebouw ziet er blijkbaar van binnen en buiten net zo uit als vroeger.

Je komt er via deze secundaire weg’ – hij wees een andere foto aan – ‘die nog geen drie kilometer van de Route 60 af ligt en ongeveer zes kilometer ten westen van de Anchor Bar is, waar de meisjes de avond daarvoor voor het laatst levend zijn gezien.’

‘Wie heeft de lichamen ontdekt?’ vroeg Marino, de voor hem uitgespreide foto’s bekijkend.

‘Iemand die als koster voor de kerk werkte. Hij kwam zaterdagochtend opruimen, om alles klaar te maken voor de zondag. Hij zei dat hij net naast de kerk geparkeerd had toen hij zo’n zes meter voorbij de toegangspoort tot het kerkhof twee mensen zag liggen die op het gras leken te slapen. De lichamen waren zichtbaar vanaf het parkeerterrein van de kerk. Het lijkt er niet op dat het de dader iets kon schelen dat ze gevonden zouden worden.’

‘Betekent dat dat er die vrijdagavond geen activiteiten in de kerk plaatsvonden?’ vroeg ik.

‘Nee, dame. Het gebouw was op slot, en het was uitgestorven.’

‘Is er wel eens iets in de kerk op vrijdagavond?’

‘Soms wel. Soms komen de jeugdgroepen op vrijdagavond bij elkaar. En soms is er koorrepetitie, dat soort dingen. Het punt is, als je dit kerkhof van tevoren had uitgekozen om iemand te vermoorden, zou dat niet erg logisch zijn. Er is geen enkele garantie dat de kerk leeg is, op geen enkele avond van de week. Dat is een van de redenen waarom ik gelijk al dacht dat het willekeurige moorden waren, dat de meisjes gewoon iemand hebben ontmoet, misschien in de bar. Er is niet veel reden om aan te nemen dat de moorden zorgvuldig beraamd waren.’

‘De moordenaar was gewapend,’ bracht ik Montana in herinnering. ‘Hij had een mes en een vuurwapen.’

‘De wereld zit vol mensen die met messen rondlopen, en die pistolen in hun auto of zelfs onder hun jas hebben,’ zei hij nuchter.

Ik zocht de foto’s van de lichamen op de plaats van het misdrijf bij elkaar en bekeek die zorgvuldig.

De vrouwen lagen nog geen meter van elkaar tussen twee vooroverhellende granieten grafstenen in het gras. Elizabeth lag met enigszins gespreide benen op haar buik. Haar linkerarm had ze onder haar maag, en haar rechterarm lag recht naast haar zij. Ze was slank en had kort, bruin haar. Ze droeg een spijkerbroek en een witte trui van sweaterstof met donkerrode vlekken bij de hals. Op een andere foto was haar lichaam omgedraaid. De voorkant van de trui zat onder het bloed, en haar dode ogen hadden een doffe, starende blik. De snijwond in haar keel was ondiep, en de schotwond aan haar hals was niet direct dodelijk, herinnerde ik me van het autopsierapport. Het was de steekwond in haar borst die fataal was geweest.

Jill was veel erger toegetakeld. Zij lag op haar rug, en haar gezicht zat zo onder het opgedroogde bloed dat ik niet kon zien hoe ze er had uitgezien toen ze nog leefde, behalve dat ze kort, zwart haar had, en een rechte, mooie neus. Ze was slank, net als haar vriendin. Ze had een spijkerbroek en een lichtgeel, katoenen shirt aan. Het shirt was bebloed, hing over haar spijkerbroek heen en was tot aan haar middel opengescheurd, zodat er verschillende steekwonden zichtbaar waren, waarvan een aantal dwars door haar bh heen gegaan waren. Ze had diepe sneden in haar onderarmen en handen. De wond in haar hals was ondiep en was waarschijnlijk aangebracht toen ze al dood was, of bijna dood was.

Er was een belangrijke reden waarom de foto’s van onschatbare waarde waren. Ze lieten iets zien dat ik niet had gelezen in de kranteknipsels of rapporten die in de dossiers van mijn kantoor zaten.

Ik keek naar Marino en hij keek naar mij.

‘Wat is er met hun schoenen gebeurd?’ zei ik tegen Montana.