9
De Globe and Laurel had een kalme sfeer waarin ik me heel veilig voelde. Het restaurant, een bakstenen, simpel gebouw zonder een spoortje versiering, stond op een klein stukje grond in Triangle, Noord-Virgina, vlak bij de basis van het korps mariniers. Het smalle grasveldje aan de voorkant was altijd netjes, de buksboompjes keurig gesnoeid, en op de ordelijke parkeerplaats stond elke auto binnen de geverfde lijnen van zijn vak. Semper Fidelis stond er boven de deur, en toen ik naar binnen stapte, werd ik verwelkomd door de crème de la crème van de ‘altijd getrouwen’: hoofdcommissarissen van politie, hoge generaals, ministers van defensie, directeuren van de FBI en de CIA. Ik kende die foto’s zo goed, dat het leek alsof de mannen met hun strenge glimlach een stel oude vrienden waren. Majoor Jim Yancey, wiens in brons gevatte legerkistjes uit Vietnam bovenop de piano tegenover de bar stonden, stapte over het rode tapijt met Schotse ruiten op me af om me op te vangen.
‘Dr. Scarpetta,’ zei hij, grinnikend mijn hand schuddend. ‘Ik was al bang dat u het eten niet lekker vond toen u hier de laatste keer was en dat het daarom zo lang heeft geduurd voordat u terugkwam.’
De sportieve outfit van de majoor, een coltrui met ribfluwelen broek, kon niet camoufleren wat zijn vroegere beroep was geweest. Hij behoorde net zo duidelijk bij het leger als een uniformpet. Zijn houding was trots en recht, er zat geen grammetje vet op zijn lijf en zijn borstelige witte haar droeg hij gemillimeterd. Hij was al voorbij de pensioengerechtigde leeftijd, maar zag er nog steeds uit alsof hij fit genoeg was om zo aan een gevecht te kunnen deelnemen. Ik kon me hem heel goed voorstellen terwijl hij in een Jeep door een woest gebied reed, of terwijl hij in de jungle, in de neerkletterende moessonregen, zijn rantsoen zat te eten.
‘Ik heb hier nog nooit een slechte maaltijd gehad, dat weet je best,’ zei ik op warme toon.
‘U bent op zoek naar Benton, en hij is ook op zoek naar u. De beste kerel zit daarginds in zijn favoriete verschansing,’ zei hij.
‘Dank je, Jim. Ik weet de weg. Ik vind het zo fijn je weer eens te zien.’
Hij gaf me een knipoog en ging terug naar de bar.
Mark was degene die me met het restaurant van majoor Yancey had laten kennismaken in de tijd dat ik elke maand twee weekends naar Quantico ging om bij hem te kunnen zijn. Toen ik onder een plafond doorliep dat helemaal met politie-insignes was bedekt en langs de vitrines vol souvenirs van het korps kwam, kneep mijn hart samen bij alle herinneringen. Ik wist nog aan welke tafeltjes Mark en ik hadden gezeten, en het was vreemd om daar nu vreemde mensen te zien die in hun eigen intieme gesprekken waren verwikkeld. Ik was bijna een jaar lang niet in de Globe geweest.
Ik liep de grote eetzaal uit naar een iets meer afgeschermde ruimte, waar Wesley op me zat te wachten in zijn ‘verschansing’, een hoektafeltje voor een raam met rode draperieën. Hij nam een slok van zijn drankje en glimlachte niet toen we elkaar op formele wijze begroetten. Een ober in een zwarte smoking kwam me vragen wat ik wilde drinken.
Wesley keek me aan met een blik die zo ondoordringbaar was als een bankkluis en ik reageerde op dezelfde manier. Hij had het teken gegeven dat de eerste ronde was begonnen, en na afloop zouden we op onze benen staan te wankelen.
‘Ik ben bang dat we een communicatieprobleem hebben, Kay,’ begon hij.
‘Dat gevoel heb ik ook,’ zei ik met de ijzeren kalmte die ik me in de getuigenbank had aangeleerd. ‘Ik ben ook bang dat we een communicatieprobleem hebben. Luistert het Bureau mijn telefoon af, word ik soms ook gevolgd? Ik hoop dat degene die zich daar in de bossen had verscholen goede foto’s van Marino en mij heeft gemaakt.’
Wesley zei op even kalme toon: ‘Jij persoonlijk staat niet onder bewaking. Het stuk bos waar jij en Marino gistermiddag zijn gezien staat onder bewaking.’
‘Als je me op de hoogte had gehouden,’ zei ik, mijn woede in bedwang houdend, ‘zou ik je misschien van tevoren verteld hebben dat Marino en ik hadden besloten daar weer heen te gaan.’
‘Het was niet bij me opgekomen dat jullie dat zouden kunnen doen.’
‘Het is een onderdeel van mijn werk om achteraf nog een keer op de plaats van de misdaad te gaan kijken. Je hebt lang genoeg met mij samengewerkt om dat te weten.’
‘Mijn fout. Maar nu weet je het wel. En ik heb liever dat je er niet nog een keer heen gaat.’
‘Dat ben ik ook niet van plan,’ zei ik bits. ‘Maar mocht de noodzaak zich wel voordoen, dan zal ik jou graag van tevoren waarschuwen. Dat maakt dan namelijk toch niet uit, want anders zou je het ook wel horen. En ik heb er absoluut geen behoefte aan om bewijsstukken te zoeken die jouw agenten of de politie daar hebben neergelegd.’
‘Kay,’ zei hij, op een iets mildere toon, ‘ik ben niet bezig jouw werk te hinderen.’
‘Er is tegen me gelogen, Benton. Er is mij verteld dat er geen patroonhuls is gevonden op de plaats van de misdaad, en vervolgens ontdek ik dat die al meer dan een week geleden bij het laboratorium van het Bureau is afgegeven.’
‘Toen we besloten om die piek in de gaten te houden, wilden we niet dat dat uit zou lekken,’ zei hij. ‘Hoe minder mensen hoorden waar we mee bezig waren, hoe beter.’
‘Je neemt dus aan dat de moordenaar naar de plaats van het misdrijf terug kan komen.’
‘Dat is een mogelijkheid.’
‘Heb je die mogelijkheid ook bij de eerste vier zaken overwogen?’
‘Deze keer is het anders.’
‘Waarom?’
‘Omdat hij bewijsmateriaal heeft achtergelaten, en zich daar ook van bewust is.’
‘Als hij inderdaad zo bezorgd was over de patroonhuls, heeft hij afgelopen herfst zeeën van tijd gehad om terug te gaan en ernaar te zoeken,’ zei ik.
‘Misschien wist hij niet dat we zouden ontdekken dat Deborah Harvey was neergeschoten, dat we een Hydra-Shokkogel uit haar lichaam zouden halen.’
‘Ik geloof niet dat de persoon met wie we te maken hebben dom is,’ zei ik.
De ober kwam mijn whisky en soda brengen.
Wesley vervolgde: ‘De patroonhuls die jij hebt gevonden was daar met opzet neergelegd, dat zal ik niet ontkennen. En ja, jij en Marino hebben in een gebied rondgelopen dat in de gaten wordt gehouden. Er zaten daar twee mannen in het bos verborgen. Ze hebben alles gezien wat jullie tweeën deden, ook dat jullie de patroonhuls meenamen. Als je mij niet had gebeld, dan zou ik jou hebben gebeld.’
‘ik zou graag denken dat je dat inderdaad gedaan zou hebben.’
‘Ik zou het je uitgelegd hebben. Ik zou eigenlijk geen andere keuze gehad hebben, omdat je per ongeluk onze plannen in de war hebt gegooid. En je hebt gelijk.’ Hij pakte zijn glas. ‘Ik had je van tevoren op de hoogte moeten stellen, dan zou dit alles niet gebeurd zijn en zouden we niet gedwongen zijn geweest om alles af te gelasten, of liever gezegd, uit te stellen.’
‘Wat heb je dan precies uitgesteld?’
‘Als jij en Marino niet toevallig hadden ontdekt waar we mee bezig waren, dan zou het nieuws morgen een verhaal gehad hebben dat speciaal voor de moordenaar is bedoeld.’ Hij zweeg even. ‘Verkeerde informatie om hem uit zijn tent te lokken, om hem ongerust te maken. Dat verhaal komt er nog wel, maar niet eerder dan maandag.’
‘En wat is daar de bedoeling van?’ vroeg ik.
‘We willen hem laten denken dat we bij het onderzoek van de lichamen iets hebben gevonden. Iets waardoor wij geloven dat hij belangrijk bewijsmateriaal op de plaats van de misdaad heeft achtergelaten. “Naar verluidt dit”, en “naar verluidt dat”, met veel ontkenningen en “geen commentaar” van de politie. En dat is allemaal bedoeld om te suggereren dat we dat bewijsmateriaal, wat het ook mag zijn, nog niet hebben kunnen vinden. De moordenaar weet dat hij daar een patroonhuls heeft achtergelaten. Als hij zo paranoïde wordt dat hij teruggaat om ernaar te zoeken, wachten we hem op, kijken hoe hij de huls meeneemt die wij daar hebben neergelegd, filmen hem, en grijpen hem vervolgens in zijn kraag.’
‘De patroonhuls is waardeloos tenzij je hem èn zijn vuurwapen hebt. Waarom zou hij het riskeren om terug te gaan naar de plaats van het misdrijf, vooral als het erop lijkt dat de politie daar druk naar dat bewijsstuk aan het zoeken is?’ wilde ik weten.
‘Misschien is hij ongerust over een aantal dingen, omdat hij de controle over de situatie kwijt is. Dat moet wel zo zijn, want anders zou het niet nodig zijn geweest Deborah in haar rug te schieten. Het zou dan misschien zeifs helemaal niet nodig zijn geweest haar neer te schieten. Het lijkt erop dat hij Cheney vermoord heeft zonder een vuurwapen te gebruiken. Hoe weet hij waar we werkelijk naar op zoek zijn, Kay? Misschien is het een patroonhuls. Misschien is het iets anders. Hij weet niet in wat voor toestand de lichamen verkeerden toen ze werden gevonden. We weten niet wat hij met die twee heeft uitgevoerd en hij weet niet wat jij misschien ontdekt hebt toen je de autopsies deed. En misschien gaat hij inderdaad niet naar het bos terug op de dag dat het verhaal naar buiten komt, maar het kan best dat hij het na een week of twee wel probeert, als alles weer rustig is.’
‘Ik betwijfel het of je tactiek met de valse informatie zal werken,’ zei ik.
‘Niet geschoten is altijd mis. De moordenaar heeft bewijsmateriaal achtergelaten. We zouden stom zijn als we daar geen gebruik van maakten.’
Dat was zo’n duidelijke open deur dat ik mezelf er niet van kon weerhouden om erop te reageren. ‘En heb je ook gebruik gemaakt van het bewijsmateriaal dat in de eerste vier zaken is gevonden, Benton? Ik begrijp dat er in elk van de auto’s een hartenboer is gevonden. Je hebt blijkbaar erg veel moeite gedaan om die informatie achter te houden.’
‘Wie heeft je dat verteld?’ vroeg hij. Zijn gezichtsuitdrukking was niet veranderd. Hij keek zelfs niet verbaasd.
‘Is het waar?’
‘Ja.’
‘En heb je in de Harvey-Cheney-zaak ook een kaart gevonden?’
Wesley staarde naar de andere kant van het zaaltje, en gaf de ober een knikje. ‘Ik kan je de kalfsoester aanbevelen.’ Hij sloeg de kaart open. ‘Of de lamskotelet.’
Mijn hart bonkte toen ik bestelde. Ik stak een sigaret op en kon me niet ontspannen terwijl ik mijn geest jachtig afzocht naar een manier om een doorbraak te forceren.
‘Je hebt mijn vraag niet beantwoord.’
‘Ik zie niet in wat dat met jouw rol in het onderzoek te maken heeft,’ zei hij.
‘De politie heeft uren gewacht voordat ze me erbij haalden. En toen ik eindelijk ter plaatse arriveerde, waren de lichamen verplaatst, er was mee gerotzooid. Het onderzoeksteam werkt me tegen, jij hebt me gevraagd de informatie over de doodsoorzaak en de manier waarop Fred en Deborah zijn gestorven voor onbepaalde tijd vast te houden. Ondertussen dreigt Pat Harvey om naar de rechter te stappen omdat ik de resultaten van het onderzoek niet vrij wil geven.’ Ik zweeg. Hij bleef me onverstoorbaar aankijken.
‘En ten slotte,’ zei ik terwijl mijn stem een bijtende toon kreeg, ‘als ik naderhand nog een keer naar de plaats van het misdrijf terugga, ben ik er niet van op de hoogte dat die in de gaten wordt gehouden en dat het bewijsmateriaal dat ik vind daar met opzet is neergelegd. En jij denkt dat de details van deze zaken niets met mijn rol in het onderzoek te maken hebben?
Ik vraag me zelfs af of ik nog wel een rol in het onderzoek hèb. Jij lijkt in ieder geval vastbesloten ervoor te zorgen dat ik geen rol meer speel.’
‘Dat is absoluut niet waar.’
‘Dan is iemand anders daarmee bezig.’
Hij antwoordde niet.
‘Als er een hartenboer in Deborahs Jeep of in de buurt van hun lichamen is gevonden, is het belangrijk dat ik dat weet. Dan zou er een verband zijn tussen de moorden op alle vijf stelletjes. Als er in Virginia een seriemoordenaar rondloopt, is dat iets waar ik me grote zorgen over maak.’
Zijn volgende vraag overrompelde me. ‘Wat heb je hiervan aan Abby Turnbull verteld?’
‘Ik heb haar helemaal niets verteld,’ zei ik. Mijn hart begon harder te bonzen.
‘Je hebt met haar gesproken, Kay. Dat wil je toch zeker niet ontkennen?’
‘Dat heeft Mark je verteld, en dat wil jij toch zeker niet ontkennen?’
‘Er is geen enkele reden waarom Mark zou weten dat je Abby in Richmond of in Washington hebt gesproken tenzij jij hem dat zelf hebt gezegd. En hoe dan ook, hij heeft geen reden om dat aan mij door te vertellen.’
Ik staarde hem aan. Hoe kon Wesley weten dat ik in Washington bij Abby was geweest tenzij ze echt in de gaten werd gehouden?
‘Mark belde me toen Abby me in Richmond op kwam zoeken,’ zei ik, ‘en ik had het er tegen hem over dat ze bij me was. Wil je zeggen dat hij dat niet aan jou heeft verteld?’
‘Hij heeft niets gezegd.’
‘Hoe ben je dat dan te weten gekomen?’
‘Er zijn dingen die ik je niet kan vertellen. En je zult me gewoon moeten vertrouwen.’
De ober zette onze salades op tafel en we begonnen in stilte te eten. Wesley zei pas weer iets toen onze hoofdgerechten werden gebracht.
‘Ik sta onder grote druk,’ zei hij op kalme toon.
‘Dat kan ik zien. Je ziet er uitgeput en afgemat uit.’
‘Dank u, dokter,’ zei hij ironisch.
‘Je bent ook in andere opzichten veranderd.’ Ik liet het er niet bij zitten.
‘Zo zie jij dat ongetwijfeld.’
‘Je sluit je voor mij af, Benton.’
‘Ik stel mezelf denk ik afstandelijk op omdat je vragen stelt die ik niet kan beantwoorden, en Marino ook. En dat zet me voor mijn gevoel nog méér onder druk. Begrijp je dat?’
‘Ik probeer het te begrijpen,’ zei ik.
‘Ik kan je niet alles vertellen. Kun je je daar niet gewoon bij neerleggen?’
‘Niet echt. Omdat dat het punt is waarop we elkaar dwarszitten. Ik beschik over informatie die jij nodig hebt. En jij beschikt over informatie die ik nodig heb. Ik ga je niet vertellen wat ik weet tenzij jij mij vertelt wat jij weet.’
Tot mijn verbazing begon hij te lachen.
‘Denk je dat we op die basis tot een overeenkomst kunnen komen?’ hield ik aan.
‘Het ziet ernaar uit dat ik geen keuze heb.’
‘Die heb je ook niet,’ zei ik.
‘Ja, we hebben in de Harvey-Cheney-zaak inderdaad een hartenboer gevonden. En ja, ik heb hun lichamen laten verplaatsen voordat jij arriveerde, en ik weet dat dat een slechte zaak was, maar je hebt er geen idee van waarom die kaarten zo belangrijk zijn en wat voor problemen er zouden ontstaan als er ook maar één woord over zou uitlekken. Als het bijvoorbeeld in de kranten zou komen. En verder kan ik daar op dit moment niets over zeggen.’
‘Waar lag die kaart?’ vroeg ik.
‘We hebben hem in de tas van Deborah Harvey gevonden. Toen een paar agenten me hielpen haar om te draaien, vonden we die tas onder haar lichaam.’
‘Bedoel je dat de moordenaar haar tas mee heeft genomen naar het bos?’
‘Ja. Het zou niet logisch zijn te veronderstellen dat Deborah haar tas daar zelf mee naartoe heeft genomen.’
‘Bij de andere zaken,’ merkte ik op, ‘lag de kaart duidelijk zichtbaar in de auto.’
‘Precies. De plaats waar de kaart is gevonden vormt een van de afwijkingen van het patroon. Waarom is die niet in de Jeep achtergelaten? Een andere afwijking is dat de kaarten uit de andere zaken Bicycle-speelkaarten waren. De kaart die bij Deborah is neergelegd is van een ander merk. En dan is er nog de kwestie van de vezels.’
‘Welke vezels?’ vroeg ik.
Hoewel ik vezels van alle in ontbinding verkerende lichamen had verzameld, kwamen de meeste daarvan overeen met de kleding van de slachtoffers of met de bekleding van hun auto. De weinige onbekende vezels vormden geen aanwijzing voor een mogelijk verband tussen de zaken en waren tot dusver nutteloos gebleken.
‘In de vier zaken die aan de moord op Deborah en Fred voorafgingen,’ zei Wesley, ‘zijn er witte katoenen vezels gevonden op de bestuurderszitplaats van de lege auto’s.’
‘Dat is nieuw voor mij,’ zei ik. Mijn irritatie laaide weer op. ‘Onze laboratoria hebben de vezels geanalyseerd,’ legde hij uit. ‘En wat is jouw interpretatie daarvan?’ vroeg ik.
‘De gevonden vezels hebben een interessant patroon. Aangezien de slachtoffers geen witte katoenen kleding droegen toen ze stierven, moet ik aannemen dat die vezels daar door de dader zijn achtergelaten, en dat geeft aan dat hij na de misdaad in de auto van de slachtoffers heeft gereden. Maar dat hebben we eigenlijk steeds al aangenomen. We moeten nadenken over zijn kleding. Er is een mogelijkheid dat hij een soort uniform droeg toen hij de stelletjes ontmoette. Een witte katoenen broek. Ik weet het niet. Maar er zijn geen witte katoenen vezels gevonden op de bestuurderszitplaats in Deborah Harvey’s Jeep.’
‘Wat heb je wel in haar Jeep gevonden?’ vroeg ik.
‘Niets waar ik op dit moment veel aan heb. Het interieur van de auto was zelfs onberispelijk schoon.’ Hij zweeg even terwijl hij zijn vlees sneed. ‘Het punt is dat de modus operandi bij deze zaak zo veel afwijkt, dat ik me daar ernstig zorgen over maak, vanwege de andere omstandigheden.’
‘Omdat een van de slachtoffers de dochter van de Drugpaus is en omdat je nog steeds denkt dat er misschien een politieke reden zit achter wat er met Deborah is gebeurd, dat dat met haar moeders anti-drugactiviteiten te maken heeft,’ zei ik.
Hij knikte. ‘We kunnen de mogelijkheid niet uitsluiten dat de moord op Deborah en haar vriendje zo is geconstrueerd dat hij op de andere zaken leek.’
‘Als hun dood geen verband houdt met de andere moorden, en het om een huurmoord gaat,’ zei ik sceptisch, ‘hoe verklaar je dan het feit dat de moordenaar van de kaarten weet, Benton? Zelfs ik heb nog maar onlangs over die hartenboer gehoord. En het heeft echt nog niet in de krant gestaan.’
‘Pat Harvey weet ervan,’ zei hij tot mijn verbazing.
Abby, dacht ik. Ik durfde erom te wedden dat Abby dit feit aan mevrouw Harvey had verteld, en dat Wesley dat wist.
‘Hoe lang weet mevrouw Harvey al van de kaarten af?’ vroeg ik.
‘Toen de Jeep van haar dochter werd gevonden, vroeg ze me of we een kaart hadden aangetroffen. En ze stelde die vraag opnieuw toen de lichamen terecht waren.’
‘Dat begrijp ik niet,’ zei ik. ‘Hoe kan ze dat afgelopen herfst nu al geweten hebben? Het lijkt erop dat ze al van de feiten van die andere zaken op de hoogte was vóórdat Deborah en Fred verdwenen.’
‘Ze was op de hoogte van sommige feiten. Pat Harvey was al lang voordat ze daar een persoonlijke motivatie voor had in die zaken geïnteresseerd.’
‘Waarom?’
‘Jij hebt die theorieën toch ook wel gehoord,’ zei hij. ‘Drugoverdoses. Dat er de een of andere nieuwe enge drug op de markt is, dat die kinderen naar het bos gingen om een feestje te bouwen en dat niet overleefden. Of een drugdealer die erop kickt om op een afgelegen plek slecht spul te verkopen en vervolgens te kijken hoe die stelletjes sterven.’
‘Die theorieën heb ik inderdaad gehoord, maar ze zijn nergens op gebaseerd. Bij de eerste acht doden waren de toxicologische testen negatief voor drugs.’
‘Dat herinner ik me nog uit de rapporten,’ zei hij bedachtzaam. ‘Maar ik neem aan dat dat niet hoeft te betekenen dat die kinderen niet met drugs zijn bezig geweest. De lichamen waren niet veel meer dan skeletten. Er moet niet veel over zijn geweest om de testen op uit te voeren.’
‘Er was nog wat rood weefsel, spierweefsel over. Dat is voldoende om testen te doen. Voor cocaïne of heroïne bijvoorbeeld. In dat geval hadden er in ieder geval uit benzoyl-cogonine of morfine opgenomen metabolieten moeten zijn. En wat de nieuwe drugsoorten betreft, we hebben getest op stoffen die analoog zijn aan PCP of amfetamine.’
‘En China White?’ vroeg hij. Dat was een zeer sterke synthetische pijnstiller die vooral in Californië populair was. ‘Ik heb gehoord dat daar niet veel van nodig is voor er sprake is van een overdosis en dat het moeilijk is die drug in het lichaam te ontdekken.’
‘Dat is waar. Een dosis van nog geen milligram kan al fataal zijn, wat betekent dat de concentratie zo laag is dat je die niet kunt vinden zonder speciale analytische procedures als de RIA.’ Toen ik de niet-begrijpende uitdrukking op zijn gezicht zag, legde ik uit: ‘Radio-immuno-analyse, een test die is gebaseerd op de aanmaak van antistoffen als reactie op specifieke drugs. In tegenstelling tot de gewone onderzoekmethoden kunnen er met RIA wel kleine doses drugs gevonden worden. Dat gebruiken we dus als we naar China White, LSD, of THC zoeken.’
‘En die heb je geen van alle gevonden.’
‘Precies.’
‘En alcohol?’
‘Alcohol is een probleem als de lichamen al in verregaande staat van ontbinding verkeren. Een aantal van de testen was negatief en de andere gaven nog geen nul-komma-nul-vijf aan, wat ook door het rottingsproces veroorzaakt kan zijn. Met andere woorden, ze gaven geen uitsluitsel.’
‘Was dat ook zo bij Harvey en Cheney?’
‘Tot dusver hebben we nog geen spoor van drugs gevonden,’ zei ik. ‘Waarom was Pat Harvey in die eerste zaken geïnteresseerd?’
‘Je moet me niet verkeerd begrijpen,’ antwoordde hij. ‘Ik bedoel niet dat ze er intensief mee bezig was. Maar ze heeft waarschijnlijk wat tips gekregen toen ze nog als advocaat voor de staat werkte, inside information, en toen is ze vragen gaan stellen. Politiek, Kay. Ik vermoed dat als de dood van die stelletjes in Virginia met drugs te maken had – of het nu om een ongeluk of om moord ging – ze de informatie gebruikt zou hebben om haar anti-drugactiviteiten te steunen.’
Dat zou verklaren waarom mevrouw Harvey zo goed op de hoogte was geweest toen ik afgelopen herfst bij haar thuis had geluncht, dacht ik. Ze had ongetwijfeld allerlei informatie in haar kantoorarchief vanwege haar eerdere interesse in de zaken.
‘Toen haar onderzoek naar die zaken nergens toe leidde,’ vervolgde Wesley, ‘heeft ze het er maar zo’n beetje bij laten zitten, denk ik, totdat haar dochter en Fred verdwenen. Toen kwam alles weer bij haar boven, zoals je je wel voor kunt stellen.’
‘Ja, dat kan ik me inderdaad voorstellen. En ik kan me ook de bittere ironie voorstellen als het was gebleken dat de dood van de dochter van de Drugpaus door drugs was veroorzaakt.’
‘Je kunt er zeker van zijn dat dat ook bij mevrouw Harvey is opgekomen,’ zei Wesley op grimmige toon.
Bij die gedachte voelde ik me weer gespannen worden. ‘Ze heeft het recht om alles te weten, Benton. Ik kan deze zaken niet eeuwig aanhouden.’
Hij gaf de ober een seintje dat we onze koffie wilden.
‘Kay, ik wil dat je meer tijd voor me wint.’
‘Vanwege je plan met de verkeerde informatie?’
‘Dat moeten we proberen, we moeten dat verhaal naar buiten brengen zonder dat iemand anders zich er ook mee gaat bemoeien. Zodra mevrouw Harvey iets van jou loskrijgt, heb je de poppen aan het dansen. Geloof me maar, ik weet beter dan jij hoe ze zal reageren. Ze zal de pers benaderen, en zo al onze pogingen om de moordenaar naar ons toe te lokken verpesten.’
‘Wat gebeurt er als ze voor een gerechtelijk dwangbevel zorgt?’
‘Dat zal wel even duren, en gebeurt heus niet morgen al. Kun je de boel nog een tijdje langer ophouden, Kay?’
‘Je hebt me nog niet alles over de hartenboer verteld,’ bracht ik hem in herinnering. ‘Hoe kan een huurmoordenaar nou van die kaarten weten?’
Wesley antwoordde met tegenzin: ‘Pat Harvey werkt niet in haar eentje als ze informatie verzamelt of onderzoeken doet. Ze heeft assistenten, een hele staf. Ze spreekt met andere politici, met een heel stel mensen, waaronder ook burgers. Het hangt er helemaal van af aan wie ze informatie gegeven heeft, en wie haar wellicht te gronde wil richten, als we tenminste aannemen dat het zo is gegaan, en ik weet echt niet of dat inderdaad zo is.’
‘Een huurmoord die op de eerdere zaken moest lijken,’ dacht ik hardop. ‘Alleen heeft de huurmoordenaar een fout gemaakt. Hij wist niet dat hij de hartenboer in de auto had moeten achterlaten. Hij legde hem dus bij het lichaam van Deborah, in haar tas. Misschien iemand die betrokken is bij de frauderende liefdadige organisaties waar Pat Harvey tegen moet getuigen?’
‘We hebben het hier over criminelen die weer andere criminelen kennen. Drugdealers. Georganiseerde misdaad.’ Hij roerde gedachteloos in zijn koffie. ‘Mevrouw Harvey doet het ondertussen niet al te goed. Ze is er met haar gedachten niet bij. De hoorzitting in het Congres is op dit moment nou niet bepaald een prioriteit voor haar.’
‘Juist. En het lijkt me dat ze vanwege die hoorzitting ook niet bepaald op vriendschappelijke voet staat met het ministerie van justitie.’
Wesley legde zijn theelepeltje voorzichtig op de rand van zijn schoteltje. ‘Inderdaad,’ zei hij, mij aankijkend. ‘Wat zij probeert aan het licht te brengen helpt ons geen steek verder. Het is prima om ervoor te zorgen dat BAMTED en andere zwendelaars hun praktijken niet meer voort kunnen zetten, maar het is niet genoeg. Wij willen de verantwoordelijke mensen voor de rechter brengen. In het verleden is er sprake geweest van wat wrijving tussen haar en de DEA, FBI, en ook de CLA.’
‘En nu?’ drong ik verder aan.
‘Nu is dat nog erger, omdat ze persoonlijk bij de zaak is betrokken, en van het Bureau afhankelijk is voor hulp om de moord op haar dochter op te lossen. Ze wil niet meewerken, is paranoïde. Ze probeert ons te negeren, neemt dingen in eigen hand.’ Zuchtend vervolgde hij: ‘Ze vormt echt een probleem, Kay.’
‘Waarschijnlijk zegt zij hetzelfde over het Bureau.’
Met een wrange glimlach zei hij: ‘Daar ben ik wel zeker van.’
Ik wilde nog even doorgaan met dit mentale spelletje poker en dus gaf ik hem nog wat informatie. ‘Het lijkt erop dat Deborah een verwonding aan haar linker wijsvinger heeft opgelopen toen ze zich verdedigde. Geen snee, maar een houwwond van een mes met een gekarteld lemmet.’
‘Waar op haar wijsvinger?’ vroeg hij, een stukje naar mij toe leunend.
‘Aan de buitenkant.’ Ik Meld mijn hand omhoog om het hem te laten zien. ‘Bovenop, bij haar eerste knokkel.’
‘Interessant. En niet wat je zou verwachten.’
‘Ja. Het is moeilijk te reconstrueren hoe ze die wond heeft opgelopen.’
‘Dus we weten dat hij gewapend was met een mes,’ dacht hij hardop. ‘Dat maakt mijn vermoeden dat er daar in het bos iets is misgegaan alleen nog maar sterker. Er is iets gebeurd dat hij niet had verwacht. Misschien heeft hij een vuurwapen gebruikt om die twee in bedwang te houden, maar was hij van plan ze met het mes te doden. Misschien door ze de keel af te snijden. Maar toen ging het verkeerd. Deborah wist op de een of andere manier te ontkomen en hij schoot haar in de rug, en sneed misschien vervolgens haar keel door om het karwei af te maken.’
‘En vervolgens legde hij hun lichamen net zo neer als bij de andere zaken?’ vroeg ik. ‘Arm in arm, met hun gezicht naar beneden, en met al hun kleren aan?’ Hij staarde naar de muur boven mijn hoofd.
Ik dacht aan de sigarettepeuken die bij alle zaken waren aangetroffen. Ik dacht aan de overeenkomsten. Het feit dat deze keer de speelkaart van een ander merk was en op een andere plek lag, bewees niets. Moordenaars zijn geen machines. Hun rituelen en gewoonten vormen geen exacte wetenschap en zijn ook niet totaal onveranderlijk. Niets van wat Wesley me had verteld, ook de afwezigheid van witte katoenen vezels in de Jeep van Deborah, was voldoende om de theorie te rechtvaardigen dat de moord op Fred en Deborah niet met de andere zaken in verband stond. Ik voelde me net zo verward als wanneer ik op Quantico kwam, waar ik er nooit zeker van was of er met kogels of met losse flodders werd geschoten, of de helikopters echte mariniers op weg naar een echte opdracht-vervoerden of FBI-agenten die simulatie-oefeningen deden, en of de gebouwen in Hogan’s Alley, het namaakstadje op de academie, echt gebruikt werden, of niet meer dan façades waren.
Ik kon Wesley niet verder uithoren. Meer zou hij me niet vertellen.
‘Het is al laat,’ merkte hij op. ‘Je hebt nog een lange autorit voor de boeg.’
Ik wilde nog één ding zeggen.
‘Ik wil dat onze vriendschap buiten deze hele toestand blijft, Benton.’
‘Dat spreekt vanzelf.’
‘Wat er tussen Mark en mij is gebeurd…’
‘Dat speelt geen rol,’ onderbrak hij me, en zijn woorden klonken resoluut, maar niet onvriendelijk.
‘Hij was je beste vriend.’
‘Ik beschouw hem nog steeds als mijn beste vriend.’
‘Geef je mij er de schuld van dat hij naar Colorado is verhuisd, dat hij van Quantico is weggegaan?’
‘Ik weet waarom hij is weggegaan,’ zei hij. ‘Ik vind het jammer dat hij is weggegaan. Hij was heel goed voor de academie.’
De volgende maandag was er niets te merken van FBI’s strategie om de moordenaar uit zijn tent te lokken door verkeerde informatie te verspreiden. Of het Bureau was van gedachten veranderd, òf het werd in de wielen gereden door Pat Harvey, die op die dag een persconferentie hield.
Om twaalf uur ’s middags verscheen ze in haar kantoor in Washington voor de camera’s. Het pathetische van de hele situatie werd nog eens versterkt doordat Bruce Cheney, Freds vader, er ook was. Ze zag er vreselijk uit. Het feit dat iedereen altijd dikker lijkt voor de camera kon niet verhelen hoe mager ze was geworden en haar make-up verdoezelde de donkere kringen onder haar ogen niet.
‘Wanneer zijn deze bedreigingen begonnen, mevrouw Harvey, en waar gingen ze precies over?’ vroeg een verslaggever.
‘De eerste keer was vlak nadat ik was begonnen met een onderzoek naar liefdadige instellingen. Ik geloof dat dat iets meer dan een jaar geleden was,’ zei ze emotieloos. ‘Het was een brief die naar mijn huisadres in Richmond was gestuurd. Ik zal niet over de details uitweiden, maar de bedreiging was tegen mijn gezin gericht.’
‘En u gelooft dat die in verband stond met uw onderzoek naar fraude bij liefdadige instellingen als BAMTED?’
‘Daar is geen twijfel aan. Ik heb nog andere bedreigingen ontvangen, de laatste twee maanden voordat mijn dochter en Fred Cheney verdwenen.’
Het gezicht van Bruce Cheney kwam in beeld. Hij was bleek en knipperde tegen het verblindende licht van de tv-lampen.
‘Mevrouw Harvey…’
‘Mevrouw Harvey…’
De verslaggevers praatten druk door elkaar heen, maar Pat Harvey onderbrak hen en de camera werd weer op haar gericht. ‘De FBI was hiervan op de hoogte, en zij meenden dat de bedreigingen, de brieven, van één enkele bron afkomstig waren,’ zei ze.
‘Mevrouw Harvey…’
‘Mevrouw Harvey,’ riep een journaliste boven alle opschudding uit. ‘Het is geen geheim dat u en het ministerie van justitie verschillende prioriteiten hebben, dat er sprake is van tegengestelde belangen in het onderzoek naar die liefdadige instellingen. Suggereert u dat de FBI wist dat de veiligheid van uw gezin in het geding was en daar niets aan heeft gedaan”! ‘Wat ik hier zeg is meer dan een suggestie,’ zei ze.
‘Beschuldigt u het ministerie van justitie van incompetentie?’
‘Ik beschuldig het ministerie van justitie van samenzwering,’ zei Pat Harvey.
Ik pakte kreunend een sigaret terwijl de commotie en de door elkaar geschreeuwde vragen een crescendo bereikten. Nu heb je verloren, dacht ik, ongelovig naar de tv in de kleine medische bibliotheek van mijn kantoor starend.
Vervolgens werd het alleen maar nog erger. De angst sloeg me om het hart toen mevrouw Harvey met koele blik de camera in keek en alle mensen die bij het onderzoek betrokken waren, onder wie ook ik, een voor een begon af te maken. Ze spaarde niemand, en niets was heilig, ook de informatie over de hartenboer niet.
Toen Wesley zei dat ze niet mee wilde werken en een probleem vormde, was dat veel te zwak uitgedrukt. Onder het harnas van rationaliteit school een vrouw die gek was van woede en verdriet. Ik luisterde lamgeslagen toe hoe ze in duidelijke bewoordingen, zonder enige reserve, de politie, de FBI en de Pathologisch-Anatomische Dienst beschuldigde van medeplichtigheid aan een ‘doofpotaffaire’.
‘Ze schuiven opzettelijk de waarheid over deze zaken onder tafel,’ sloot ze haar betoog af, ‘en doen dat alleen maar uit eigenbelang, waarbij ze op gewetenloze wijze mensenlevens op het spel zetten.’
‘Wat een onzin,’ mompelde Fielding, mijn plaatsvervangend hoofd, die vlak naast me zat.
‘Wélke zaken?’ vroeg een verslaggever op luide toon. ‘De dood van uw dochter en haar vriend, of hebt u het over die vier andere vermoorde stelletjes?’
‘Allemaal,’ antwoordde mevrouw Harvey. ‘Ik heb het over alle jonge mannen en vrouwen die als dieren zijn opgejaagd en vermoord.’
‘En wat wordt er dan in de doofpot gestopt?’
‘De identiteit van de persoon of de personen die daarvoor verantwoordelijk zijn,’ zei ze, alsof ze daar heel zeker van was. ‘Het ministerie van justitie heeft niets gedaan om een eind te maken aan deze moorden. Dat heeft een politieke reden. Er is een overheidsinstantie die haar eigen mensen beschermt.’
‘Kunt u iets duidelijker zijn?’ werd er onmiddellijk gereageerd. ‘Zodra mijn onderzoek is afgesloten zal ik alles in de openbaarheid brengen.’
‘Tijdens de hoorzitting?’ werd er gevraagd. ‘Suggereert u dat de moord op Deborah en haar vriendje…’
‘Hij heet Fred.’
Die woorden werden gesproken door Bruce Cheney, en plotseling was het tv-scherm gevuld met zijn lijkbleke gezicht.
Iedereen in het kantoor in Washington zweeg.
‘Fred. Hij heet Frederick Wilson Cheney: De stem van de vader beefde van emotie. ‘Hij is niet alleen maar Debbie’s vriend je, Hij is ook dood, ook vermoord. Mijn zóón!” De woorden stokten in zijn keel en hij boog het hoofd om zijn tranen te verbergen.
Ik zette de tv uit. Ik was overstuur en kon niet stil blijven zitten. Rose had in de deuropening staan kijken. Nu richtte ze haar blik op mij en schudde langzaam haar hoofd.
Fielding stond op, rekte zich uit en trok het touwtje van zijn groene operatiepak aan.
‘Ze heeft zichzelf zojuist voor de hele verdomde wereld voor gek gezet,’ merkte hij op terwijl hij de bibliotheek uitliep.
Toen ik voor mezelf een kop koffie inschonk, besefte ik wat Pat Harvey had gezegd. Ik hoorde het eigenlijk pas echt toen ik haar woorden weer voor mezelf herhaalde.
‘Als dieren opgejaagd en vermoord…’
Die woorden klonken alsof het een tekst was die ze ergens had gelezen. Dit was niet zomaar een opmerking uit de losse pols of een holle frase. Een overheidsinstantie die haar eigen mensen beschermt?
Een jacht.
Een hartenboer komt overeen met de ridder van de kelken. Iemand die door anderen en door zichzelf gezien wordt als een vechter, een verdediger. Iemand die in een strijd verwikkeld is, had Hilda Ozimek tegen mij gezegd.
Een ridder. Een soldaat.
De jacht.
De moorden waren zorgvuldig beraamd, volgens een systematisch plan. Bruce Philips en Judy Roberts waren in juni verdwenen. Hun lichamen waren half augustus gevonden, toen het jachtseizoen begon.
Jim Freeman en Bonnie Smyth verdwenen in juli, en hun lichamen werden gevonden op de dag dat de jacht op kwartels en fazanten geopend werd.
Ben Anderson en Carolyn Bennett verdwenen in maart, en hun lichamen werden in november, tijdens de hertejacht gevonden. Susan Wilcox en Mark Martin verdwenen eind februari, en hun lichamen werden half mei, tijdens het seizoen voor de jacht op kluten gevonden.
Deborah Harvey en Fred Cheney verdwenen tijdens het Labor Day-weekend en werden pas maanden later gevonden, toen de bossen vol jagers waren die achter konijnen, eekhoorns, vossen, fazanten en wasberen aan zaten.
Hiervóór had ik niet verondersteld dat dat patroon iets te betekenen had, omdat de meeste in verregaande staat van ontbinding verkerende en tot botten gereduceerde lichamen die naar mijn kantoor werden gebracht, door jagers waren gevonden. Als iemand in het bos het loodje legt of daar wordt achtergelaten, is het het meest waarschijnlijk dat een jager degene is die tegen de stoffelijke resten aanloopt. Maar het kon ook een kwestie van planning zijn waar en wanneer de lichamen werden gevonden.
De moordenaar wilde dat zijn slachtoffers gevonden werden, maar niet onmiddellijk, en daarom doodde hij hen buiten het jachtseizoen, in de wetenschap dat de lichamen pas ontdekt zouden worden als de jagers weer naar het bos kwamen. En tegen die tijd waren de lichamen al tot ontbinding overgegaan. Het weefsel met de wonden die hij had toegebracht was dan al verdwenen. Als er sprake was van verkrachting, was er geen sperma meer te vinden. De meeste sporen waren dan door de wind verspreid en door de regen weggespoeld. Het zou zelfs kunnen dat het belangrijk voor hem was dat de lichamen door jagers werden gevonden, omdat hij in zijn fantasie ook een jager was. De grootste jager van allemaal.
Jagers jaagden op dieren, dacht ik toen ik de volgende middag achter mijn bureau op kantoor zat. Guerillastrijders, speciale agenten en huurlingen jaagden op mensen.
De stelletjes waren verdwenen en dood aangetroffen in een gebied met een straal van tachtig kilometer. In dat gebied lagen Fort Eustis, Langley Field, en een aantal andere militaire kampen, waaronder het West Point van de CIA, dat opereerde onder de dekmantel van een militaire basis met de naam Camp Peary. ‘De Boerderij’, zoals Camp Peary in spionageromans en journalistieke non-fiction over geheime diensten werd genoemd, was de plek waar agenten werden getraind in paramilitaire activiteiten als infiltratie, exfiltratie, het gebruik van explosieven, nachtelijke parachutesprongen en andere clandestiene operaties.
Abby Turnbull had een verkeerde afslag genomen en was bij de ingang van Camp Peary uitgekomen, en een paar dagen later waren er een paar FBI-agenten bij haar op bezoek geweest. De FBI was paranoïde en ik dacht dat ik wist waarom. En nadat ik de artikelen over Pat Harvey’s persconferentie had gelezen die in de kranten waren verschenen, was ik daar nog zekerder over geworden.
Er lag een aantal kranten, waaronder de Post, op mijn bureau en ik had de verhalen al een paar keer gelezen. Het artikel in de Post was geschreven door Clifford Ring, de journalist die de commissaris en andere personeelsleden van de Dienst voor Volksgezondheid en Openbare Dienstverlening had lastig gevallen. Mijn naam kwam alleen maar terloops ter sprake in het stuk van meneer Ring, waarin hij suggereerde dat Pat Harvey op ongepaste wijze gebruik maakte van haar openbare functie om de betrokkenen er door intimidatie en dreigementen toe te bewegen informatie over de dood van haar dochter vrij te geven. Daardoor vroeg ik me af of meneer Ring soms Benton Wesley’s contact bij de pers was, het kanaal dat de FBI gebruikte om informatie te laten uitlekken. Dat zou op zichzelf nog niet eens zo erg zijn geweest, maar het was de toon van de artikelen die me tegenstond.
Ik had aangenomen dat het verhaal zou worden gebracht als dè sensationele onthulling van de maand, maar in plaats daarvan schreeuwden de kranten over de enorme afgang van een vrouw die een paar weken eerder door sommige mensen nog was genoemd als een mogelijke vice-president. Ik zou de eerste zijn om toe te geven dat Pat Harvey’s scheldpartij tijdens de persconferentie op zijn minst roekeloos en op zijn best prematuur was geweest. Maar ik vond het vreemd dat er geen enkele aanwijzing was dat men serieus had geprobeerd haar beschuldigingen na te trekken. Bij deze zaak leek de pers geen zin te hebben om de ambtelijke bureaucraten de gebruikelijke bezwarende verklaringen van ‘geen commentaar’ en andere dubbelzinnige, ontwijkende antwoorden te ontlokken die gewoonlijk toch altijd met zoveel enthousiasme door journalisten nagejaagd worden.
Blijkbaar was mevrouw Harvey het enige slachtoffer van de pers, en men had totaal geen medelijden met haar. De kop boven een commentaar in een van de kranten was MOORDGATE. Ze werd belachelijk gemaakt, niet alleen in de krante-artikelen, maar ook in politieke spotprenten. Een van de meest gerespecteerde topambtenaren van het land werd afgedaan als een hysterisch vrouwmens, die een waarzegster uit South Carolina tot haar ‘bronnen’ rekende. Zelfs haar trouwste bondgenoten bewaarden hoofdschuddend hun afstand, terwijl haar vijanden haar afmaakten met subtiele, in medeleven verpakte aanvallen. ‘Haar reactie is heel begrijpelijk in het licht van het vreselijke persoonlijke verlies dat zij heeft geleden,’ zei een democratische kwaadspreker. Hij vervolgde: ‘Ik denk dat het het verstandigst is haar onnadenkendheid over het hoofd te zien. Beschouw haar beschuldigingen maar als de kogels en pijlen van een sterk in verwarring verkerende geest.’ Een ander zei: ‘Wat er met Pat Harvey is gebeurd, is een tragisch geval van zelfvernietiging, veroorzaakt door persoonlijke problemen die zo overweldigend zwaar zijn dat zij er aan onderdoor is gegaan.’ Ik draaide het autopsierapport over Deborah Harvey in mijn typemachine en lakte het ‘nog in behandeling’ weg in de ruimte onder ‘grondoorzaak van overlijden’ en ‘rechtstreekse oorzaak van overlijden’. In plaats daarvan typte ik ‘moord’ en ‘doodgebloed als gevolg van een schotwond in de onderrug en steekwonden’. Ik paste haar overlijdensakte en het algemene pathologisch-anatomisch rapport aan, ging naar de administratie en fotokopieerde alles. De kopieën stopte ik in een envelop, samen met een brief waarin ik de resultaten van mijn onderzoek uiteenzette en waarin ik me verontschuldigde voor het oponthoud, wat ik weet aan de lange tijd die ik op de, nog steeds voorlopige, uitslag van de toxicologische testen had moeten wachten. Dat wilde ik nog wel voor Benton Wesley doen. Pat Harvey zou niet van mij horen dat hij me had gedwongen de resultaten van het medisch-gerechtelijk onderzoek inzake haar dochter voor onbepaalde tijd vast te houden.
De Harvey’s zouden alle gegevens krijgen die ik met het blote oog en onder de microscoop had geconstateerd: het feit dat de eerste serie toxicologische testen negatief was, de kogel in Deborahs lendewervel, de bij zelfverdediging opgelopen wond aan haar hand, en, wat nog het meest zielige was, een gedetailleerde beschrijving van haar kleding, of liever gezegd, van wat daar nog van over was. De politie had haar oorringen, haar horloge en de vriendschapsring die ze van Fred voor haar verjaardag had gekregen, gevonden.
Ik stuurde ook kopieën van de rapporten over Fred Cheney naar zijn vader, hoewel ik hem alleen maar kon vertellen dat zijn zoon door moord om het leven was gekomen, en dat de doodsoorzaak ‘onbekend geweld’ was.
Ik pakte de telefoon en belde Benton Wesley op kantoor, maar kreeg te horen dat hij er niet was. Vervolgens probeerde ik zijn privénummer.
‘Ik geef de informatie vrij,’ zei ik toen ik hem aan de lijn kreeg.
‘Ik vond dat je dat moest weten.’
Stilte.
Toen zei hij heel kalm: ‘Kay, heb je haar persconferentie gehoord?’
‘Ja.’
‘En heb je de kranten van vandaag al gelezen?’
‘Ik heb haar persconferentie op tv gezien, en ik heb de kranten gelezen. Ik ben ervan op de hoogte dat ze zichzelf in de voet heeft geschoten.’
‘Ik ben bang dat ze zichzelf in het hoofd heeft geschoten,’ zei hij.
‘Maar niet zonder dat ze daartoe is aangezet.’
Wesley zweeg even en vroeg toen: ‘Waar heb je het over?’
‘Dat wil ik je graag gedetailleerd uit de doeken doen. Vanavond. In een persoonlijk gesprek.’
‘Hier?’ Hij klonk verontrust.
‘Ja.’
‘Eh, dat is geen goed idee, niet vanavond.’
‘Het spijt me, maar dit kan niet wachten.’
‘Kay, je begrijpt me niet. Vertrouw me nou maar…’
Ik onderbrak hem. ‘Nee, Benton. Deze keer niet.’