16
Er gingen dagen en vervolgens weken voorbij terwijl ik ongerust afwachtte. Ik had niets van Marino gehoord sinds ik hem de informatie over Het Domein van de Gever had doorgegeven. Ik had van niemand iets gehoord. Met elk uur dat voorbijging werd de stilte luider en onheilspellender.
Op de eerste dag van de lente kwam ik uit de vergaderzaal, waar ik drie uur lang door twee advocaten was ondervraagd. Rose zei dat er een telefoontje voor me was.
‘Kay? Met Benton.’
‘Goeiemiddag,’ zei ik. Mijn adrenalineniveau schoot omhoog.
‘Kun je morgen naar Quantico komen?’
Ik pakte mijn agenda. Rose had een telefonische vergadering genoteerd. Die kon verzet worden.
‘Hoe laat?’
‘Om tien uur, als dat je schikt. Ik heb er al met Marino over gesproken.’
Voordat ik hem iets kon vragen, zei hij dat hij geen tijd had om te praten en dat hij me alles zou vertellen als we elkaar zagen.
Het was zes uur voordat ik van kantoor wegging. De zon was al onder en de lucht was koud. Toen ik mijn oprit opreed, zag ik dat het licht aan was. Abby was thuis.
We hadden elkaar de laatste tijd maar weinig gezien. We waren allebei telkens maar even thuis, en we spraken elkaar haast niet. Ze ging nooit naar de kruidenier, maar plakte zo nu en dan een vijftigdollarbiljet op de koelkast, wat ruimschoots voldoende was voor het kleine beetje dat zij at. Als de wijn of de whisky op raakte, vond ik een biljet van twintig dollar onder de fles. Een paar dagen geleden had ik een biljet van vijf dollar bovenop een lege doos waspoeder ontdekt. Ik voelde me net alsof ik op een soort strooptocht was als ik door de kamers van mijn huis liep.
Toen ik de voordeur opendeed, stond Abby plotseling in de deuropening. Ik schrok.
‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik hoorde dat je aan kwam rijden. Ik wilde je niet aan het schrikken maken.’
Ik voelde me belachelijk. Sinds zij bij me was komen wonen was ik steeds nerveuzer geworden. Ik kon me blijkbaar niet goed aanpassen aan het feit dat ik mijn privacy kwijt was.
‘Zal ik iets voor je inschenken?’ vroeg ze. Abby zag er moe uit. ‘Graag,’ zei ik terwijl ik mijn jas openknoopte. Mijn blik dwaalde naar de woonkamer. Op de salontafel stond een wijnglas naast een asbak vol sigarettepeuken en er lag ook een aantal notitieblokken.
Ik deed mijn jas en handschoenen uit, ging naar boven en gooide ze op mijn bed. Daarna luisterde ik de boodschappen op mijn antwoordapparaat af. Mijn moeder had me geprobeerd te bereiken. Ik kon een prijs winnen als ik voor acht uur ’s avonds een bepaald telefoonnummer draaide, en Marino had gebeid om me te vertellen hoe laat hij me de volgende ochtend zou komen ophalen. Mark en ik liepen elkaar steeds mis en communiceerden via onze telefoonbeantwoorders.
‘Ik moet morgen naar Quantico,’ zei ik tegen Abby toen ik de woonkamer binnenkwam.
Ze wees naar mijn drankje op de salontafel.
‘Marino en ik hebben een bespreking met Benton,’ zei ik.
Ze pakte haar sigaretten.
‘Ik weet niet waar het over gaat,’ vervolgde ik. ‘Misschien weet jij het wel.’
‘Waarom zou ik dat weten?’
‘Je bent niet vaak hier. Ik weet niet waar je allemaal mee bezig bent.’
‘Als jij op kantoor bent, weet ik ook niet waar jij mee bezig bent.’
‘Ik heb niets bijzonders gedaan. Wat wil je weten?’ bood ik op lichte toon aan in een poging de spanning te verdrijven.
‘Dat vraag ik niet, omdat ik weet hoe terughoudend je over je werk bent. Ik wil mijn neus niet in jouw zaken steken.’
Ik nam aan dat ze bedoelde dat ik mijn neus in háár zaken stak als ik haar vroeg waar zij mee bezig was.
‘Abby, je bent tegenwoordig zo gesloten.’
‘Ik denk veel na. Trek het je alsjeblieft niet persoonlijk aan.’
Ze had inderdaad veel om over na te denken met het boek dat ze aan het schrijven was en ook over wat ze met haar leven wilde doen. Maar ik had Abby nog nooit zo teruggetrokken meegemaakt.
‘Ik ben gewoon bezorgd,’ zei ik.
‘Je snapt niet hoe ik ben, Kay. Als ik me ergens op stort, word ik er helemaal door in beslag genomen. Ik kan nergens anders meer aan denken.’ Ze zweeg even. ‘Je had gelijk toen je zei dat dit boek mijn kans was om mezelf te rehabiliteren. Dat is inderdaad zo.’
‘Ik ben blij dat te horen, Abby. Jou kennende, wordt het vast een bestseller.’
‘Misschien. Ik ben niet de enige die erin is geïnteresseerd een boek over deze zaken te schrijven. Mijn agent heeft al geruchten gehoord over andere contracten. Ik heb een voorsprong, en als ik snel werk heb ik geen enkel probleem.’
‘Het gaat me niet om je boek, het gaat me om jou.’
‘Jij bent ook belangrijk voor mij, Kay,’ zei ze. ‘Ik waardeer wat je voor me hebt gedaan door me hier onderdak te geven. Maar dat zal niet lang meer duren, dat beloof ik je.’
‘Je mag hier net zo lang blijven als je wilt.’ Ze pakte haar schrijfblokken en haar glas. ‘Ik moet binnenkort beginnen met schrijven en daarvoor heb ik mijn eigen ruimte, mijn eigen computer nodig.’
‘Je bent nu dus alleen nog maar met de research bezig.’
‘Ja, en ik ontdek allerlei dingen waarvan ik niet wist dat ik ernaar op zoek was,’ zei ze geheimzinnig terwijl ze naar haar slaapkamer liep.
Toen de afslag naar Quantico de volgende ochtend in zicht kwam, stopten plotseling alle auto’s. Blijkbaar was er een stuk noordelijker op de I-95 een ongeluk gebeurd en daardoor zat er geen beweging meer in het verkeer. Marino deed zijn zwaailicht aan en reed de berm in, waar we zo’n drie kilometer voorthobbelden terwijl de onderkant van de auto met steentjes werd gebombardeerd.
De afgelopen twee uur had hij me een volledig overzicht van zijn meest recente huishoudelijke prestaties gegeven, terwijl ik me afvroeg wat Wesley ons te vertellen had en me zorgen maakte over Abby.
‘Ik had er geen idee van dat het zulk klotewerk was om jaloezieën schoon te maken,’ klaagde Marino terwijl we langs een kazerne van het korps mariniers en een schietbaan reden. ‘Ik heb ze dus eerst met een spuitbus bewerkt.’ Hij keek me aan.
‘En dat duurde zo ongeveer een minuut per strook, en de stukjes keukenrol vielen uit elkaar waar ik bij stond. Toen kreeg ik eindelijk een idee, haalde die verdomde dingen gewoon uit het raam en gooide ze in de badkuip. Daar heb ik toen warm water en zeeppoeder in gedaan. Dat werkte fantastisch.’
‘Wat fijn,’ mompelde ik.
‘Ik ben ook bezig het behang van de keukenmuren af te trekken. Dat zat er al toen we het huis kochten. Doris heeft het nooit mooi gevonden.’
‘De vraag is of jíj het mooi vindt. Jij bent degene die er woont.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik heb er nooit echt op gelet, om je de waarheid te zeggen. Maar het lijkt me dat als Doris zegt dat het lelijk is, dat waarschijnlijk waar is. We hadden het er altijd over om onze camper te verkopen en daar een zwembad van te bouwen. Daar ben ik nu eindelijk mee bezig. Als het goed is, is het voor de zomer klaar.’
‘Marino, pas alsjeblieft op,’ zei ik voorzichtig. ‘Zorg ervoor dat je dat allemaal voor jezelf doet.’
Hij antwoordde niet.
‘Baseer je toekomst niet op een hoop die misschien niet gerechtvaardigd is.’
‘Het kan geen kwaad,’ zei hij uiteindelijk. ‘Zelfs als ze nooit meer terugkomt, kan het geen kwaad als alles er netjes uitziet.’
‘Nou, dan moet je me je huis echt eens laten zien.’
‘Ja. Ik ben al zo vaak bij jou thuis geweest en jij nog nooit bij mij.’
Hij parkeerde de auto en we stapten uit. De FBI-academie had zich verder uitgebreid langs de buitenkant van de basis van het korps mariniers. Het hoofdgebouw, met zijn fontein en vlaggen, was een administratiekantoor geworden, en er was een nieuw, bruin gebouw naast gebouwd dat nu het middelpunt van alle activiteiten was. Sinds mijn laatste bezoek was er een soort nieuwe slaapzaal bijgebouwd. In de verte klonken schoten, als rotjes die werden afgestoken.
Marino leverde zijn .38 bij de receptie in. We lieten ons registreren en speldden bezoekerspasjes op. Vervolgens leidde hij me ook hier weer langs een kortere route, de passages van glas en baksteen, ook wel de hamstergangetjes genoemd, vermijdend. Ik volgde hem door een deur naar buiten en liep met hem over een laadplatform en door een keuken heen. Uiteindelijk kwamen we bij de achterdeur van de cadeauwinkel uit, waar Marino doorheen beende zonder de jonge verkoopster met een stapel sweaters in haar handen een blik waardig te keuren. Ze opende haar lippen in een onuitgesproken protest toen ze zag dat wij de winkel als doorgang gebruikten, waar hij niet voor bedoeld was. Toen we de winkel eenmaal uit waren en een hoek waren omgeslagen, liepen we het grillrestaurant The Boardroom binnen, waar Wesley aan een hoektafeltje op ons zat te wachten.
Hij verspilde geen tijd en kwam gelijk ter zake.
De eigenaar van Het Domein van de Gever heette Steven Spurrier. Wesley beschreef hem als ‘vierendertig jaar oud, blank, zwart haar, bruine ogen. Een meter tachtig, drieënzeventig kilo’. Spurrier was nog niet opgepakt of ondervraagd, maar hij werd wel voortdurend in de gaten gehouden. Wat de agenten tot dusver hadden gezien was niet bepaald normaal te noemen. Hij had zijn twee verdiepingen hoge bakstenen huis ’s avonds een aantal malen verlaten en was toen twee keer naar een bar en een keer naar een parkeerplaats gereden. Hij leek nooit erg lang op één plek te blijven. Vorige week had hij een jong stelletje benaderd dat uit een bar, genaamd Tom Toms, kwam. Het leek erop dat hij weer de weg had gevraagd. Er was niets gebeurd. Het stelletje stapte in hun auto en reed weg. Spurrier stapte in zijn Lincoln en reed via een omweg weer naar huis. Zijn nummerplaten had hij gewoon laten zitten.
‘We hebben een probleem met het bewijsmateriaal,’ vertelde Wesley, me met een ernstige uitdrukking door zijn bril zonder montuur aankijkend. ‘We hebben een patroonhuls in ons laboratorium. Jij hebt de kogel die op Deborah Harvey is afgevuurd in Richmond.’
‘Die kogel is niet bij mij,’ antwoordde ik. ‘Hij is nu bij het Bureau voor Forensisch Onderzoek. Ik neem aan dat jullie al zijn begonnen met de DNA-test van het bloed dat in de auto van Elizabeth Mott is gevonden.’
‘Het duurt nog een week of twee voor dat klaar is.’
Ik knikte. Het DNA-laboratorium van de FBI gebruikte vijf polymorfe proben. Elk onderzoek had ongeveer een week in de röntgenontwikkelaar nodig, wat de reden was waarom ik Wesley al een tijdje geleden een brief had geschreven waarin ik hem voorstelde een bebloed staaltje stof bij Montana op te vragen en onmiddellijk met de testen te beginnen.
‘DNA is geen cent waard als je het bloed van de verdachte niet hebt,’ bracht Marino ons in herinnering.
‘Daar werken we nog aan,’ zei Wesley stoïcijns.
‘Tja, het lijkt erop dat we Spurrier kunnen pakken vanwege de nummerplaten. Dan kunnen we die lul laten uitleggen waarom hij een paar weken geleden met Aranoffs kenteken rondreed.’
‘We kunnen niet bewijzen dat hij daar inderdaad mee heeft rondgereden. Het is het woord van Kay en Abby tegen het zijne.’
‘We hebben alleen maar een politierechter nodig die het aanhoudingsbevel tekent. Dan kunnen we beginnen te graven. Misschien komen we wel tien paar schoenen tegen,’ zei Marino. ‘Of een Uzi, of een paar Hydra-Shokpatronen, wie weet wat we nog vinden.’
‘Dat zijn we ook van plan,’ zei Wesley. ‘Maar het is beter één ding tegelijk te doen.’
Hij stond op om nieuwe koffie te halen en Marino pakte mijn beker en de zijne en liep achter hem aan. The Boardroom was uitgestorven op dit vroege uur. Ik keek om me heen naar de lege tafels, de tv in de hoek en probeerde me voor te stellen hoe het er hier laat op de avond aan toe ging. Agenten in opleiding leefden als monniken. In de slaapvertrekken, die niet afgesloten konden worden, mochten geen leden van het andere geslacht komen en ook drank en sigaretten waren niet toegestaan. Maar The Boardroom verkocht bier en wijn. Als er uitbarstingen of confrontaties waren, of als iemand uit de school klapte, gebeurde dat hier. Ik herinnerde me dat Mark me had verteld dat hij eens een openhuisbijeenkomst die hier werd gehouden had opgebroken toen een nieuwe FBI-agent te ver ging met zijn huiswerk en een tafel met ervaren DEA-agenten had willen ‘arresteren’. Er waren toen tafels tegen de vloer gesmeten en overal had bier en popcorn gelegen.
Wesley en Marino kwamen bij ons tafeltje terug en nadat hij zijn koffie had neergezet, deed Wesley zijn parelgrijze colbertje uit en hing dat netjes over de leuning van zijn stoel. Zijn witte overhemd was nauwelijks gekreukt, zag ik. Zijn zijden das was pauwblauw met een klein, wit fleur-de-lis-motief, en hij droeg er pauwblauwe bretels bij. Marino vormde een perfect contrast met zijn yuppie-partner. Door Marino’s dikke buik zou zelfs het meest elegante pak bij hem niet tot zijn recht komen, maar ik moest hem nageven dat hij tegenwoordig wel zijn best deed. ‘Wat weet je van Spurriers achtergrond?’ vroeg ik. Wesley maakte wat aantekeningen voor zichzelf terwijl Marino een dossier bekeek. Beide mannen leken vergeten te zijn dat er nog een derde persoon aan tafel zat.
‘Hij heeft geen strafblad,’ antwoordde Wesley terwijl hij opkeek. ‘Hij is nooit gearresteerd, heeft in de afgelopen tien jaar zelfs geen boete voor te hard rijden gehad. Hij heeft de Lincoln in februari 1990 van een dealer in Virginia Beach gekocht, waarvoor hij een Town Car inruilde. De rest betaalde hij contant.’
‘Hij moet flink wat centen hebben,’ merkte Marino op. ‘Rijdt in dure auto’s, woont in een mooi huisje. Ik kan me moeilijk voorstellen dat hij met zijn boekwinkel zo veel verdient.’
‘Daar verdient hij inderdaad niet zo veel mee,’ zei Wesley. ‘Volgens zijn belastingaangifte van verleden jaar heeft hij nog geen dertigduizend dollar netto winst gemaakt. Maar hij heeft activa ter waarde van meer dan een half miljoen, een spaarrekening met hoge rente, onroerend goed op toplocaties, aandelen.’
‘Jezus.’ Marino schudde zijn hoofd.
‘Heeft hij een gezin?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei Wesley. ‘Hij is nooit getrouwd geweest en allebei zijn ouders zijn dood. Zijn vader heeft in Northern Neck veel geld verdiend op de onroerendgoedmarkt. Hij is gestorven toen Steven begin twintig was. Ik denk dat zijn geld daarvandaan komt.’
‘En zijn moeder?’ vroeg ik.
‘Zij is ongeveer een jaar na zijn vader gestorven. Kanker. Ze hebben Steven pas laat gekregen. Zijn moeder was tweeënveertig. Hij heeft alleen een broer, Gordon. Die woont in Texas, is vijftien jaar ouder dan Steven, is getrouwd en heeft vier kinderen.’
Wesley keek zijn aantekeningen weer door en gaf ons nog meer informatie. Spurrier was in Gloucester geboren, en had aan de University of Virginia gestudeerd, waar hij een graad in Engels had behaald. Later was hij bij de marine gegaan, waar hij nog geen vier maanden in dienst was geweest. De daaropvolgende elf maanden had hij in een drukkerij gewerkt, waar hij verantwoordelijk was voor het onderhoud van het machinepark.
‘Ik zou graag wat meer willen weten over de maanden dat hij bij de marine zat,’ zei Marino.
‘Er valt niet veel te vertellen,’ antwoordde Wesley. ‘Nadat hij dienst had genomen, werd hij naar een opleidingskamp in de buurt van de Great Lakes gestuurd. Hij specialiseerde zich in journalistiek en werd ingedeeld bij de Defensie Informatie School in Fort Benjamin Harrison in Indianapolis. Later kreeg hij een vaste standplaats toegewezen en werkte voor de opperbevelhebber van de Atlantische Vloot in Norfolk.’ Hij keek in zijn aantekeningen. ‘Ongeveer een maand later stierf zijn vader en kreeg Steven eervol ontslag wegens familieomstandigheden, zodat hij naar Gloucester terug kon om voor zijn moeder te zorgen, die toen al aan kanker leed.’
‘En zijn broer?’ vroeg Marino.
‘Blijkbaar kon hij niet weg van zijn baan en zijn gezin in Texas.’ Hij zweeg even en keek ons aan. ‘Misschien waren er ook nog andere redenen. Ik ben uiteraard geïnteresseerd in de relatie die Steven met zijn familie had en heeft, maar voorlopig zal ik daar wel niet meer over te weten komen.’
‘Waarom niet?’ vroeg ik.
‘Het is op dit moment nog te riskant om zijn broer direct te benaderen. Ik zou niet willen dat hij Steven gaat bellen en mij op die manier verraadt. Het is trouwens toch onwaarschijnlijk dat Gordon mee wil werken. Familieleden houden elkaar in gevallen zoals deze gewoonlijk de hand boven het hoofd, zelfs als ze niet met elkaar kunnen opschieten.’
‘Maar er is toch zeker wel iemand met wie je gesproken hebt,’ zei Marino.
‘Een paar mensen van de marine, de universiteit, zijn vroegere werkgever bij de drukkerij.’
‘Wat hadden ze nog meer over die vent te vertellen?’
‘Een individualist,’ zei Wesley. ‘Geen beste journalist. Hij was meer geïnteresseerd in lezen dan in mensen interviewen of verhalen schrijven. Blijkbaar had hij het wel naar zijn zin in de drukkerij. Als er niet veel te doen was, zat hij ergens achteraf met zijn neus in een boek. Zijn baas zei dat Steven het heerlijk vond om aan de persen en de andere machines te prutsen en dat hij die altijd vlekkeloos schoonhield. Soms gingen er dagen voorbij zonder dat hij met iemand sprak. Volgens zijn baas was Steven een rare vogel.’
‘En had zijn baas daar nog voorbeelden van?’
‘Een aantal dingen,’ zei Wesley. ‘Op een ochtend sneed een vrouw die ook bij de drukkerij werkte met een papiersnijder haar vingertopje eraf. Steven werd toen kwaad omdat haar bloed op een machine kwam die hij net had schoongemaakt. Zijn reactie op de dood van zijn moeder was ook abnormaal. Steven zat tijdens de lunchpauze te lezen toen hij een telefoontje van het ziekenhuis kreeg. Hij toonde geen enkele emotie, en ging gewoon weer op zijn stoel verder zitten lezen.’
‘Een echt warme persoonlijkheid,’ zei Marino.
‘Niemand beschreef hem als een warme persoonlijkheid.’
‘Wat gebeurde er toen zijn moeder stierf?’ vroeg ik.
‘Ik denk dat Steven toen zijn erfenis heeft gekregen. Hij verhuisde naar Williamsburg, huurde de ruimte aan Merchant’s Square en opende Het Domein van de Gever. Dat was negen jaar geleden.’
‘Een jaar voordat Jill Harrington en Elizabeth Mott zijn vermoord,’ zei ik.
Wesley knikte. ‘Hij was toen dus al in de buurt. En toen de andere moorden plaatsvonden was hij ook in de buurt. Hij heeft in de boekwinkel gewerkt sinds die is opengegaan, met uitzondering van een periode van ongeveer vijf maanden zo’n, eh, zeven jaar geleden. De winkel was toen gesloten. We weten niet waarom, en we weten ook niet waar Spurrier toen was.’
‘Drijft hij zijn boekwinkel alleen?’ vroeg Marino.
‘Het is een klein bedrijf en er zijn geen andere werknemers. Op maandag is de winkel gesloten. We hebben gezien dat hij als er niet veel te doen is, gewoon achter zijn toonbank gaat zitten lezen, en als hij voor sluitingstijd weggaat, sluit hij vroeg af of hangt hij een bordje op de deur dat hij zo en zo laat weer terug is. Hij heeft ook een antwoordapparaat. Als je een bepaalde uitgave zoekt of als je wilt dat hij voor je uitkijkt naar een boek dat niet meer in de handel is, kun je dat op zijn antwoordapparaat inspreken.’
‘Het is interessant dat iemand die zo teruggetrokken is een zaak opent die hem met klanten in contact brengt, ook al is dat een beperkte vorm van contact,’ zei ik.
‘Het is juist heel passend,’ zei Wesley. ‘De boekwinkel vormt de perfecte schuilplaats voor een voyeur, voor iemand die graag mensen bekijkt zonder dat hij persoonlijk met ze hoeft te vertoeven. We hebben gezien dat er veel studenten van William and Mary in zijn winkel komen, voornamelijk omdat hij naast populaire romans en non-fictie ook bijzondere boeken die elders al zijn uitverkocht in voorraad heeft. Hij heeft ook een grote selectie spionageromans en militaire tijdschriften, wat klanten trekt van de militaire bases in de buurt. Als hij de moordenaar is, dan is hij als voyeur gefascineerd door de jonge, aantrekkelijke stelletjes die hij in zijn winkel ziet, maar voelt hij zich tegelijkertijd tekortschieten, is hij gefrustreerd, woedend. Hij haat datgene waar hij jaloers op is, en is jaloers op datgene wat hij haat.’
‘Ik vraag me af of hij tijdens zijn tijd bij de marine belachelijk is gemaakt,’ zei ik peinzend.
‘Naar wat ik heb gehoord, was dat in zekere mate wel het geval. Spurriers mede-officieren vonden hem een softie, een mislukkeling, terwijl zijn meerderen hem als arrogant en afstandelijk beschouwden, hoewel er nooit een disciplinair probleem met hem is geweest. Spurrier had geen succes bij de vrouwen en hield zich afzijdig, gedeeltelijk omdat hij dat zo wilde, en gedeeltelijk omdat andere mensen nou niet bepaald gecharmeerd waren van zijn persoonlijkheid.’
‘Misschien was hij tijdens zijn tijd bij de marine nog wel het meest een echte man,’ zei Marino, ‘misschien was hij toen wat hij wilde zijn. Maar toen stierf zijn vader en moest Spurrier voor zijn zieke moeder gaan zorgen. Naar zijn idee is hij toen belazerd.’
‘Dat is heel goed mogelijk,’ stemde Wesley in. ‘In elk geval gelooft de moordenaar met wie we te maken hebben dat zijn problemen door anderen zijn veroorzaakt. Hij neemt zelf geen verantwoordelijkheid. Hij heeft het gevoel dat andere mensen zijn leven sturen en daarom is het een obsessie voor hem geworden om anderen en zijn omgeving naar zijn hand te zetten.’
‘Dat klinkt alsof hij wraak neemt op de wereld,’ zei Marino.
‘De moordenaar laat zien dat hij machtig is,’ zei Wesley. ‘Als zijn fantasieën een militaristisch element bevatten, en ik denk dat dat inderdaad het geval is, dan gelooft hij dat hij de ultieme soldaat is. Hij doodt zonder gepakt te worden. Hij is de vijand te slim af, speelt spelletjes met hem en wint. Het is mogelijk dat hij alles opzettelijk zo heeft geconstrueerd dat de mensen die zich met het onderzoek bezighouden denken dat de dader een beroepsmilitair is, misschien zelfs iemand uit Camp Peary.’
‘Zijn eigen campagne om valse informatie te verspreiden,’ merkte ik op.
‘Hij kan het leger niet kapot maken,’ vervolgde Wesley, ‘maar hij kan wel het imago van het leger bezoedelen, dat kan hij aantasten en er een smet op werpen.’
‘Ja, en ondertussen zit hij in zijn vuistje te lachen,’ zei Marino. ‘Ik denk dat het belangrijkste punt is dat de activiteiten van de moordenaar voortkomen uit gewelddadige, seksueel getinte fantasieën die hij in zijn sociale isolement al een hele tijd koestert. Hij gelooft dat hij in een onrechtvaardige wereld leeft, en zijn fantasie is een belangrijke manier om daaruit te ontsnappen. In zijn fantasieën kan hij uitdrukking geven aan zijn emoties en kan hij andere mensen overheersen. Daar kan hij zijn wie hij wil en kan hij krijgen wat hij wil. Hij beslist over leven en dood. Hij heeft de macht om te besluiten iemand te verwonden of te doden.’
‘Het is jammer dat Spurrier er niet alleen maar over fantaséért dat hij stelletjes koud maakt,’ zei Marino. ‘Dan zouden wij drieën dit hier niet hoeven te bespreken.’
‘Ik ben bang dat het niet zo werkt,’ zei Wesley. ‘Als je steeds over gewelddadig, agressief gedrag denkt en fantaseert, dan begin je je uiteindelijk te gedragen op een manier die je dichter bij het moment brengt waarop je die gevoelens ook werkelijk uitvoert. Geweld veroorzaakt nog meer gewelddadige gedachten, en meer gewelddadige gedachten veroorzaken meer geweld. Na een tijdje zijn moord en geweld een heel gewoon onderdeel van je volwassen leven, en zie je daar niets verkeerds in. Ik heb seriemoordenaars ontmoet die me met volle overtuiging vertelden dat zij, als ze moordden, alleen maar deden waar alle andere mensen over dachten.’
‘Slechte gedachten leiden alleen maar tot kwaad,’ zei ik.
Toen vertelde ik hun mijn theorie over het tasje van Deborah Harvey.
‘Ik denk dat de moordenaar mogelijk heeft geweten wie Deborah was,’ zei ik. ‘Misschien nog niet toen hij ze ontvoerde, maar het kan best dat hij het wel wist toen hij ze doodde.’
‘Leg dat eens uit,’ zei Wesley, me geïnteresseerd aankijkend.
‘Hebben jullie het rapport over het vingerafdrukkenonderzoek gezien?’
‘Ja, dat heb ik gezien,’ antwoordde Marino.
‘Zoals je weet heeft Vander toen hij Deborahs tasje onderzocht wel gedeeltelijke afdrukken en vegen op haar creditcards gevonden, maar niet op haar rijbewijs.’
‘En?’ Marino leek verbluft.
‘De inhoud van haar nylon tasje was in goede staat omdat het waterproof is. En de creditcards en haar rijbewijs zaten achter plastic in een apart vakje dat met een rits was afgesloten, zodat ze beschermd waren tegen de elementen en tegen het vocht dat bij het ontbindingsproces vrijkomt. Als Vander helemaal niets had gevonden, dan zou dat op zichzelf al raar zijn geweest. Maar ik vind het interessant dat hij wel iets op de creditcards vond, maar niet op haar rijbewijs, terwijl we weten dat Deborah haar rijbewijs uit haar tas heeft gehaald toen ze in de Seven-Eleven bier probeerde te kopen. Ze heeft het rijbewijs dus in haar handen gehad, en Ellen Jordan, de caissière ook. Ik vraag me af of de moordenaar Deborahs rijbewijs niet ook heeft aangeraakt en het naderhand heeft schoongeveegd.’
‘Waarom zou hij dat dan hebben gedaan?’ vroeg Marino.
‘Misschien heeft Deborah, toen hij met haar en Fred in de auto zat en hen met een pistool bedreigde, hem verteld wie ze was,’ antwoordde ik.
‘Dat is interessant,’ zei Wesley.
‘Deborah was dan misschien wel een bescheiden jonge vrouw, maar ze was zich er heel goed van bewust hoe belangrijk haar familie en hoe machtig haar moeder was,’ vervolgde ik. ‘Misschien heeft ze dat tegen de moordenaar gezegd in de hoop dat hij van gedachten zou veranderen, dat hij zou denken dat hij zich diep in de nesten zou werken als hij hen kwaad zou doen. Misschien is hij daar behoorlijk van geschrokken, en heeft hij haar opgedragen een bewijs van haar identiteit te overleggen. Misschien heeft hij toen haar tasje gepakt om naar de naam op haar rijbewijs te kijken.’
‘Hoe kwam dat tasje dan in het bos terecht, en waarom heeft hij er een hartenboer in gestopt?’ vroeg Marino.
‘Misschien om wat tijd te winnen,’ zei ik. ‘Hij moet geweten hebben dat de Jeep al snel gevonden zou worden, en als hij wist wie Deborah was, wist hij ook dat de halve politiemacht naar hen op zoek zou gaan. Misschien besloot hij om op veilig te spelen door ervoor te zorgen dat de hartenboer niet onmiddellijk werd gevonden, en heeft hij de kaart dus bij de lichamen gelegd in plaats van in de Jeep. Door de kaart in het tasje te stoppen en dat tasje onder Deborahs lichaam te leggen, wist hij zeker dat de kaart gevonden zou worden, maar waarschijnlijk pas na lange tijd. Hij heeft de regels een beetje veranderd, maar hij heeft toch het spel weer gewonnen.’
‘Niet slecht. Wat denk jij?’ Marino keek Wesley aan.
‘Ik denk dat we misschien wel nooit te weten komen wat er precies is gebeurd,’ zei hij. ‘Maar het zou me niets verbazen als Deborah heeft gedaan wat Kay net suggereerde. Eén ding is zeker – wat Deborah ook heeft gezegd, of waarmee ze ook heeft gedreigd, het zou veel te riskant zijn voor de moordenaar om haar en Fred vrij te laten, omdat ze hem dan waarschijnlijk hadden kunnen identificeren. Hij voerde de moorden dus gewoon uit, maar de onvoorziene wending van de gebeurtenissen kan hem wel van zijn stuk gebracht hebben. Ja,’ zei hij tegen mij, ‘dat kan ertoe geleid hebben dat hij zijn ritueel veranderd heeft. Het kan ook zijn dat hij de kaart in Deborahs tasje heeft gestopt om op zijn manier zijn verachting te tonen voor haar en voor wie zij was.’
‘Een soort “krijg de klere”,’ zei Marino.
‘Misschien,’ antwoordde Wesley.
De daaropvolgende vrijdag werd Steven Spurrier gearresteerd toen twee FBI-agenten en een rechercheur van de plaatselijke politie, die hem de hele dag al in de gaten hielden, hem naar het terrein voor langparkeerders van het Newport News vliegveld volgden.
Toen Marino me voor zonsopgang wakker belde, dacht ik eerst dat er weer een stelletje was verdwenen. Het duurde even voor ik begreep wat hij me vertelde.
‘Ze hebben hem gearresteerd terwijl hij weer een stel nummerplaten van een auto aan het halen was,’ zei hij. ‘Hij wordt ervan beschuldigd dat hij de wet heeft overtreden. Meer konden ze niet doen, maar we hebben nu tenminste een goede reden om hem binnenstebuiten te keren.’
‘Was het weer een Lincoln?’ vroeg ik.
‘Eén uit 1991 deze keer, een zilvergrijze. Hij zit in het arrestantenhok te wachten tot hij voor de politierechter moet komen. Ze kunnen hem nooit voor zo’n pietluttig vergrijp vast houden. Het enige dat ze kunnen doen is de boel vertragen, en ruim de tijd nemen om zijn zaak af te handelen. En dan komt hij weer op vrije voeten.’
‘En een bevel tot huiszoeking?’
‘Zijn huis zit op dit moment al vol met politie- en FBI-agenten die alles aan het onderzoeken zijn, van Soldier of Fortune-tijdschriften tot Dinky Toys.’
‘Jij gaat er zeker ook heen,’ zei ik.
‘Ja. Ik hou je wel op de hoogte.’
Ik kon niet meer slapen. Ik gooide een badjas over mijn schouders, ging naar beneden en knipte een lamp in Abby’s kamer aan. ‘Ik ben het maar,’ zei ik toen ze overeind schoot. Ze kreunde en hield haar handen voor haar ogen.
Ik vertelde haar wat er was gebeurd. Vervolgens gingen we naar de keuken en maakten een pot koffie.
‘Ik zou er heel wat voor over hebben om erbij te kunnen zijn terwijl ze zijn huis doorzoeken.’ Ze was zo opgefokt dat ik verbaasd was dat ze de deur niet uit stormde.
Maar ze bleef de hele dag binnen en was plotseling heel huishoudelijk. Ze maakte haar kamer schoon, hielp me in de keuken en veegde zelfs de patio aan. Ze wilde weten wat de politie had gevonden en was slim genoeg om te beseffen dat het haar niets zou helpen om naar Williamsburg te rijden, omdat ze toch niet in Spurriers huis of boekwinkel zou mogen komen.
Marino kwam vroeg in de avond langs terwijl Abby en ik de afwasmachine aan het volladen waren. Aan de blik op zijn gezicht zag ik onmiddellijk dat hij geen goed nieuws had.
‘Laat ik jullie eerst vertellen wat we níet hebben gevonden,’ begon hij. ‘We hebben verdomme helemaal niks gevonden waarmee we een jury kunnen overtuigen van Spurriers schuld, nog niet van zijn schuld aan de dood van een vlieg. Geen messen, alleen maar in zijn keuken. Geen pistolen of patronen. Geen souvenirs die van de slachtoffers afkomstig zouden kunnen zijn, zoals schoenen, sieraden, haarlokken, wat dan ook.’
‘Is zijn boekwinkel ook doorzocht?’ vroeg ik.
‘O ja.’
‘En zijn auto natuurlijk ook.’
‘Niks gevonden.’
‘Vertel ons dan maar wat jullie wèl hebben gevonden,’ vroeg ik gedeprimeerd.
‘Genoeg rare dingen om zeker te weten dat hij het is, Doc,’ zei Marino. ‘Ik bedoel, die zak is geen padvinder. Hij is gek op seksblaadjes, gewelddadige pornografie. Bovendien heeft hij allerlei militaire boeken, vooral over CIA, en ook dossiers vol kranteknipsels over de CIA. En alles gerubriceerd, met etiketjes erop. Die vent is netter dan een ouwe bibliothecaresse.’
‘Heb je ook kranteknipsels over die moordzaken gevonden?’ vroeg Abby.
‘Ja, en ook een paar oude verhalen over Jill Harrington en Elizabeth Mott. We hebben ook een paar catalogussen gevonden van wat ik spionnenwinkels noem, van die leveranciers die allerlei protectie- en overlevingstoestanden verkopen, van kogelvrije auto’s tot bomdetectors en nachtzichtapparatuur. Daar gaat de FBI achteraan, om te zien wat hij in de loop der jaren allemaal heeft besteld. Spurriers kleren zijn ook interessant. Hij heeft minstens zes nylon trainingspakken in zijn slaapkamer, allemaal zwart of donkerblauw en nog nooit gedragen. De labels zijn eruit geknipt, alsof hij van plan was ze weg te gooien, om ze over zijn gewone kleren te dragen en ze naderhand ergens te dumpen.’
‘Van nylon komen maar heel weinig pluisjes af,’ zei ik. ‘Bij windjacks en nylon trainingspakken vind je niet veel vezels.’
‘Juist. Laat me eens zien, wat was er nog meer?’ Marino zweeg even en dronk zijn glas leeg. ‘O, ja. Twee dozen operatiehandschoenen en een voorraad van die wegwerpdingen die jij op het werk over je schoenen heen draagt.’
‘Overschoenen?’
‘Ja. Die je in het mortuarium aanhebt zodat je geen bloed op je schoenen krijgt. En raad eens? Ze hebben ook speelkaarten gevonden, vier pakken, nog nooit gebruikt, ze zaten nog in het cellofaan.’
‘Je hebt zeker geen geopend spel gevonden waar een hartenboer uit was?’ vroeg ik hoopvol.
‘Nee. Maar dat verbaast me niks. Hij gooit waarschijnlijk de rest van de kaarten weg nadat hij de hartenboer eruit gehaald heeft.’
‘Allemaal van hetzelfde merk?’
‘Nee. Een paar verschillende merken.’
Abby zat stil in haar stoel. Ze hield haar vingers krampachtig in elkaar gestrengeld op haar schoot.
‘Het is niet logisch dat je helemaal geen wapens hebt gevonden,’ zei ik.
‘Die vent is heel gehaaid, Doc. Hij is voorzichtig.’
‘Niet voorzichtig genoeg. Hij heeft de knipsels over de moorden bewaard, en zijn trainingspakken, en de handschoenen. En hij is betrapt terwijl hij nummerplaten aan het stelen was, waardoor ik me afvraag of hij soms op het punt stond weer toe te slaan.’
‘Hij had ook gestolen nummerplaten op zijn auto toen hij jullie de weg vroeg,’ bracht Marino me in herinnering. ‘En dat weekend is er voorzover wij weten geen stelletje verdwenen.’
‘Dat is waar,’ peinsde ik. ‘En hij droeg toen ook geen trainingspak.’
‘Misschien doet hij dat pas op het laatst aan. Misschien heeft hij het zelfs wel in een sporttas in zijn achterbak. Ik denk dat hij een hele uitrusting heeft.’
‘En heb je wel een sporttas gevonden?’ vroeg Abby op botte toon.
‘Nee,’ zei Marino. ‘Geen moord uitrusting.’
‘Nou, als je een sporttas, oftewel zijn moorduitrusting vindt,’ vervolgde Abby, ‘dan vind je misschien ook zijn mes, zijn pistool, zijn nachtzichtbril en de hele rest.’
‘Dan kunnen we wel tot sint-juttemis zoeken.’
‘Waar is hij nu?’ vroeg ik.
‘Toen ik wegging, zat hij in zijn keuken koffie te drinken,’ antwoordde Marino. ‘Verdomd ongelooflijk. Wij zijn zijn huis uit elkaar aan het halen en hij zit niet eens in de rats. Toen we hem ondervraagden over die trainingspakken, de handschoenen, de pakken kaarten, etcetera, antwoordde hij dat hij zonder zijn advocaat niets zou zeggen. Toen nam hij een slokje koffie en stak een sigaret op, net alsof wij er niet waren. O, ja, dat heb ik nog niet verteld. Die vent rookt ook nog.’
‘Welk merk?’ vroeg ik.
‘Dunhill. Die koopt hij waarschijnlijk in die chique tabakszaak naast zijn boekwinkel. En hij gebruikt ook een chique aansteker. Een dure.’
‘Dat verklaart waarschijnlijk waarom hij het papier van de peuken afscheurt als hij ze op de plaats van het misdrijf achterlaat, als hij dat tenminste inderdaad heeft gedaan,’ zei ik. ‘Dunhills zijn opvallende sigaretten.’
‘Dat weet ik,’ zei Marino. ‘Er zit een gouden randje om het filter.’
‘Heb je een bloedmonster?’
‘O, ja.’ Hij glimlachte. ‘Dat is onze eigen troefkaart, waarbij zijn hartenboer in het niet valt. Als we geen bewijs hebben voor die andere zaken, hebben we in ieder geval de moord op Jill Harrington en Elizabeth Mott waarop we hem kunnen laten hangen. Door het DNA is hij erbij. Ik wilde maar dat die verdomde testen niet zo lang duurden.’
Toen Marino weg was, staarde Abby me koel aan.
‘Wat denk je?’ vroeg ik.
‘Het is allemaal indirect bewijsmateriaal.’
‘Nu nog wel.’
‘Spurrier heeft geld,’ zei ze. ‘Hij zal de beste strafpleiter in dienst nemen die er te krijgen is. Ik kan je precies vertellen hoe het zal gaan. De advocaat zal suggereren dat de politie en de FBI zijn cliënt vals beschuldigen omdat ze onder druk staan om de moorden op te lossen. Dan zal blijken dat een heleboel mensen een zondebok zoeken, vooral gezien de beschuldigingen van Pat Harvey.’
‘Abby…’
‘Misschien is de moordenaar écht wel iemand uit Camp Peary.’
‘Dat geloof je zelf niet,’ protesteerde ik. Ze wierp een blik op haar horloge. ‘Misschien weet de FBI wie het is en hebben ze het probleem al afgehandeld. Dat zou verklaren waarom er sinds Fred en Deborah geen stelletjes meer zijn verdwenen. En íemand moet toch boeten om de argwaan weg te nemen, om de zaak tot de tevredenheid van het publiek op te lossen…’
Ik leunde in mijn stoel naar achteren, draaide mijn gezicht naar het plafond en sloot mijn ogen terwijl zij maar door bleef praten.
‘Spurrier is natuurlijk wel bij het een of andere zaakje betrokken, want anders zou hij geen nummerplaten stelen. Maar hij zou ook in drugs kunnen handelen. Misschien is hij een inbreker of krijgt hij er een kick van om een dag met een geleend kenteken rond te rijden. Hij is weliswaar zo’n vreemde vogel dat hij voldoet aan het profiel van de moordenaar, maar de wereld zit vol gekken die nooit iemand doden. Wie weet of die spullen niet opzettelijk in zijn huis zijn neergelegd?’
‘Hou alsjeblieft op,’ zei ik stilletjes.
Maar ze hield niet op. ‘Het klopt gewoon allemaal zo verdomd goed. De trainingspakken, de handschoenen, de kaarten, pornografie, en kranteknipsels. En het is onlogisch dat er geen wapens of ammunitie gevonden zijn. Spurrier is gearresteerd terwijl hij dat niet verwachtte, hij had er geen idee van dat hij in de gaten werd gehouden. Het is niet alleen onlogisch, het komt allemaal ook wel erg goed uit. Het pistool waarmee de kogel is afgevuurd die jij in het lichaam van Deborah Harvey hebt gevonden is iets dat deFBI niet in zijn huis kan neerleggen.’
‘Je hebt gelijk. Dat kunnen ze daar niet neerleggen.’ Ik stond van de tafel op en begon de aanrecht schoon te vegen, omdat ik niet stil kon blijven zitten.
‘Het is interessant dat het enige bewijsstuk dat ze daar niet opzettelijk konden neerleggen, ook niet gevonden is.’
Er hadden al eerder verhalen de ronde gedaan dat de politie, de FBI, bewijsmateriaal bij iemand had achtergelaten om die persoon valselijk te beschuldigen. De Amerikaanse Burgerrechten Organisatie had waarschijnlijk een hele kamer vol met zulke klachten.
‘Je luistert niet,’ zei Abby.
‘Ik ga een bad nemen,’ antwoordde ik vermoeid.
Ze liep naar de aanrecht, waar ik de vaatdoek stond uit te wringen.
‘Kay?’
Ik stopte met waar ik mee bezig was en keek haar aan.
‘Jij wilt dat het gemakkelijk is,’ zei ze vermanend.
‘Ik wil altijd dat alles gemakkelijk is. Alleen is dat bijna nooit het geval.’
‘Jij wilt dat het gemakkelijk is,’ herhaalde ze. ‘Jij wilt er niet over denken dat de mensen die jij vertrouwt misschien een onschuldig man op de elektrische stoel brengen om zichzelf in te dekken.’
‘Dat staat buiten kijf. Dat wil ik niet denken. Ik weiger om dat te denken tenzij er bewijs voor is. En Marino is in Spurriers huis geweest. Hij zou daar nooit in mee zijn gegaan.’
‘Hij is er geweest.’ Ze liep bij me vandaan. ‘Maar hij kwam daar niet als eerste. Tegen de tijd dat hij arriveerde, zag hij wat zij wilden dat hij zag.’