30
Het was een raar gezicht om Astrid door de lucht te zien vliegen, en ondanks alles wat er daarna gebeurd is bleef het beeld me levendig voor ogen staan – de manier waarop ze haar handen voor zich uitstrekte toen ze van haar fiets gelanceerd werd, alsof ze een snoekduik maakte, en vervolgens de manier waarop ze instinctief in elkaar dook, precies zoals parachutespringers leren doen vlak voordat ze neerkomen. Ze leek helemaal niet verbaasd, ze had alleen twee kleine denkrimpels op haar gezicht, alsof ze een lastig wiskundig probleem moest oplossen. Zelfs toen ze het wegdek raakte en voortrolde, haar ledematen onder onmogelijke hoeken heen en weer geworpen werden en ze met haar wang langs het asfalt schuurde, bleef haar gelaatsuitdrukking merkwaardig in de plooi. Het was alsof ze nog wachtte op datgene wat al gebeurd was. Een ogenblik lang sloot ze haar ogen en bleef ze doodstil midden op straat liggen. Haar fiets lag achter haar, helemaal in de kreukels. Ik kon me voorstellen hoe ze eruit zou zien als ze dood was.
Ik zat op de rand van het bordes met Dario en een vriend van hem. Het was zo’n warme avond waarvan je voorvoelt dat die zal overgaan in een warme nacht, en ik had mijn ogen halfdicht. Ik deed alsof ik in een andere wereld verkeerde terwijl ik luisterde hoe Dario met die andere knaap kibbelde – als je op fluistertoon kunt kibbelen – over de prijs van de wiet in het plastic zakje dat hij onder zijn jasje verborgen hield en waarvan hij dacht dat ik het niet had gezien. Al voordat ik haar zag, wist ik dat Astrid zo meteen de hoek om zou komen. En ja hoor, daar kwam ze, voorovergebogen op haar fiets. En daar was Peggy Farrell, die in haar geparkeerde auto waarschijnlijk zat te luisteren hoe een of ander saai radioprogramma afliep, op slechts een paar meter afstand van de plek waar ik zat. Toen ze me in het oog kreeg, zag ik een vreemde uitdrukking op haar gezicht verschijnen, tersluiks, maar tegelijkertijd met iets smekends. Het irriteerde me zo dat ik er onrustig van werd. Ik deed net alsof ik haar niet zag. Ze zwaaide het portier open. Een voltreffer. Astrid botste ertegen aan, als een vogel zeilde ze door de lucht, als een stuk vlees lag ze op de grond.
Dario en ik haastten ons erheen. Dario slaakte hoge gilletjes, maar Peggy was ons voor. Ze bood duizendmaal haar verontschuldigingen aan, terwijl Astrid uitroepen als ‘Shit!’ en ‘Laat me met rust!’ gromde. Peggy wilde iets tegen mij zeggen, maar ik keek haar alleen maar aan alsof ze een volkomen vreemde voor me was, waarop ik haar gezicht zag vertrekken. Ik boog me over Astrid heen, die een versufte indruk maakte en maar over haar fiets raaskalde, terwijl het bloed van haar gezicht droop. Ik had zin om haar overeind te helpen en in mijn armen te sluiten, maar ik bedacht dat ze daar zelfs nu ze gewond was afwijzend op zou reageren of me het gevoel zou geven dat ik dom en onhandig bezig was, dus vroeg ik alleen maar hoe het met haar ging. Ik trok mijn meest meelevende gezicht, ook al had ik snel in de gaten dat het niet ernstig was. Ze hoefde niet naar de eerste hulp of dagenlang hulpeloos in bed te liggen, ze zou er alleen een paar flinke blauwe plekken aan overhouden. Ik was me ervan bewust dat Peggy naar me stond te kijken en wachtte op een blik van herkenning, maar ik bleef doen alsof ze er niet was.
Mijn uitgestoken hand negerend kwam Astrid overeind, en Dario pakte haar beschadigde fiets op. Ik zag dat Peggy moeite had het verbogen portier van haar auto dicht te krijgen. Ze keek of ik haar niet wilde komen helpen, maar ik wierp haar slechts een blik van verachting toe. Ze kreeg vuurrode vlekken op haar wangen, ze zag er oud en dwaas uit. Ik draaide haar mijn rug toe en legde mijn arm heel voorzichtig om Astrids schouders. Ze duwde me niet weg. Ze steunde op me. Haar haar raakte even mijn wang, en haar bloed drupte op mijn nieuwe witte overhemd. Ik rook haar zweet en haar shampoo. Dario’s drugsmaatje liep ons voorbij en stak zijn hand op bij wijze van groet. Dario mompelde binnensmonds iets.
‘Wie is dat?’ vroeg Astrid.
‘Niemand,’ zei Dario. ‘Misschien heb je een hersenschudding.’ Toen wierp hij me een woedende blik toe en begon een heel verhaal op te hangen, dat hij en ik samen op het bordes zaten toen zij het ongeluk kreeg. Astrid wist dus niet dat Dario dealde, en dat betekende waarschijnlijk dat ook niemand anders in huis het wist.
Voetje voor voetje wankelden we naar huis, Dario met de fiets, en ik met Astrid, en allebei riepen we Miles, die even later in de deuropening verscheen. Aan de geschokte uitdrukking op zijn gezicht te zien, zou je denken dat ik een dode Astrid naar huis droeg. Maar in elk geval wisten we haar zo goed en zo kwaad als het ging naar binnen te brengen, waar anderen haar met uitroepen van afschuw van ons overnamen, zodat ik met haar fiets bij de openstaande voordeur achterbleef, boos op iedereen omdat ze me haar zo uit handen hadden genomen. Ik probeerde de fiets aan de haken op te hangen, maar omdat de voorvork zo verbogen was, paste hij niet. Net op dat moment kwam Pippa naar beneden, en toen ik mompelde dat er heel wat aan de fiets moest gebeuren, zei ze tegen me dat Astrid nu zorg nodig had, niet de fiets, waarop ze naar beneden huppelde om zich samen met de anderen om de invalide te bekommeren, mij in mijn eentje achterlatend. Ik voelde de spanning in mijn borst toenemen en ik voelde de vertrouwde druk achter mijn ogen, en toen zag ik Peggy het bordes op komen.
‘David,’ zei ze.
‘Wat is er?’ Ik kon het niet opbrengen om beleefd tegen haar te zijn. Maar in plaats van me beschroomd en verward aan te spreken, wat ze normaliter gedaan zou hebben, stak ze haar kin omhoog en kreeg haar gelaatsuitdrukking iets onverzettelijks.
‘Ik moet jou spreken.’
‘Ik heb geen tijd,’ zei ik, en ik maakte aanstalten om de deur dicht te doen. Maar ze hield me tegen.
‘Ik zei dat ik je moest spreken.’
Van beneden klonk gelach. Ik keek Peggy aan en zei: ‘Waar gaat het over?’
‘Over de vorige keer,’ zei ze. ‘Bij mij thuis.’
Ze had dus gemerkt dat ik geld van haar had gestolen. Mijn hoofdpijn werd heviger. Ik voelde me benauwd en ingesloten. Ik pakte haar bij haar arm en zei: ‘Niet hier buiten. Kom binnen.’
Ik trok haar naar binnen en duwde haar Miles’ kamer in, waar niemand ons zou horen. Ik trok de deur achter me dicht.
‘Als je geld nodig had, had je het moeten vragen,’ zei ze.
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Ik dacht dat je mijn gezelschap op prijs stelde,’ zei ze. ‘Stom van me.’
Ik nam me voor aardig te zijn. Ik probeerde iets te zeggen, maar haar gezicht, met alle gekwetstheid en rancune die erop af te lezen was, danste voor mijn ogen.
‘Je had al eerder geld gestolen, hè?’ Ze wachtte niet op mijn antwoord, maar ging meteen door. ‘Mijn man zal het ontzettend stom van me vinden als ik het hem vertel, want dat ga ik wel doen. Hij zal denken dat het mijn verdiende loon is.’
Ze bleef er maar over doorgaan. Het enige wat ik wilde, was dat ze zou ophouden, die stomme, lastige bemoeial. Het was allemaal haar schuld. Wat dacht ze wel? Dat ik de zoon was naar wie ze altijd had verlangd? Dat ik haar aantrekkelijk vond? Dat ik voor mijn plezier in haar saaie keukentje naar haar zat te lonken? Dat ik alleen daarvoor deugde en dat mijn leven net zo onbetekenend en armetierig was als het hare? Wat had ze gedacht dat er zou gebeuren? Wat had ze gehoopt? Ja, wat? Mijn handen omklemden haar.
Het rode waas voor mijn ogen was er nog, net als het razen in mijn hoofd, maar haar stem hoorde ik tenminste niet meer. Eindelijk verslapte ze en kon ik mijn handen van haar keel halen en haar op de vloer leggen, vanwaar ze me met een paars gezicht en glazige ogen aanstaarde, haar mond halfopen, zodat ik de vullingen in haar kiezen zag zitten. Haar rok was omhooggekropen, en ik bukte me om die weer over haar knieën te trekken.
Ik hoorde iemand hijgen als een dorstige hond, en pas toen drong tot me door dat ik het geluid zelf maakte. Ik trilde, maakte een soort schokkerige bewegingen. Ik ging op Miles’ bed zitten en dwong mezelf een paar keer diep adem te halen. Ik moest kalm blijven. Ik moest helder blijven nadenken. Ik zat in Miles’ kamer, waar hij elk moment binnen kon komen. Maar als ik Peggy’s lichaam de gang in zou slepen, kon ik iedereen tegenkomen. Ik keek om me heen. Ja, de grote kast. Dat was het. Ik moest haar daarin stoppen totdat ik de kans kreeg om me eens en voor al van het lichaam te ontdoen.
Nu ik een plan had, voelde ik me sterk en rustig. Ik voelde mijn hoofdpijn oplossen zoals mistflarden door de wind worden weggeblazen. Anderen zouden in paniek raken en instorten als ze in zo’n situatie terechtkwamen, maar ik kon het aan. Ik opende de kastdeur en schoof een stapel handdoeken en lakens opzij. Ik stak mijn handen onder Peggy’s oksels en begon haar over de vloer te slepen. Ze was zwaar, alsof de dood zijn intrek in haar lichaam had genomen en erin huisde. Een van haar schoenen bleef haken aan een vloerdeel, schoot van haar voet en rolde naar opzij. Haar hoofd deinde heen en weer. Het moeilijkste was haar daadwerkelijk in de kast te krijgen. Ik moest haar er van achteren in duwen, maar haar ledematen bleven haken achter de drempel en haar rok was zo stroef dat ik moeite had haar de kast in te schuiven. Maar ten slotte lukte het me. Ik trok de handdoeken en lakens over haar heen om haar te verbergen, al zou al bij een oppervlakkige blik duidelijk zijn dat er iets groots onder lag.
Toen ik de kastdeur dichtdeed en opstond, hoorde ik voor de deur op de gang voetstappen en stemmen. Ik bleef stokstijf staan, maar ze verwijderden zich en gingen de volgende trap op. Ik wacht te totdat ik er zeker van was dat er niemand op de gang stond, deed de deur open en glipte naar buiten. Zodra ik de kamer uit was, had ik echter het gevoel dat ik iets vergeten was. Had ik de schoen die van haar voet was geschoten wel bij het lijk gelegd? Ik wist bijna zeker van wel, maar moest me verzetten tegen de aandrang om weer naar binnen te gaan en het te controleren. Had ik de kastdeur wel goed dichtgedaan, of zou die open kunnen zwaaien, zodat het lijk zichtbaar werd? Was er aan mij iets te zien waardoor ik door de mand zou vallen? Ik keek naar mijn witte overhemd. Er zaten smeervlekken op van de fiets. Ik bleef staan voor de spiegel in de gang. Ik vond het indrukwekkend hoe normaal ik eruitzag. Ik zag er goed uit. Een fris gezicht, een heldere oogopslag en een ontspannen houding. Ik glimlachte naar mezelf en ging de trap op naar mijn kamer. Toen ik de badkamer passeerde, hoorde ik een kraan lopen en veronderstelde dat Astrid een bad nam. Ik had een paar minuten respijt voordat ik de anderen onder ogen zou komen.
Ik trok een schoon overhemd aan en sprenkelde wat aftershave op mijn gezicht. Ik haalde een paar keer diep adem. Zo. Ik dacht aan Peggy’s lichaam in Miles’ kamer. Miles die zo nerveus was als er in huis wiet gerookt werd. Het was bijna grappig. Nee, niet bijna. Het wás grappig. Natuurlijk, Miles hoefde de kast maar open te doen of alles zou verpest zijn. Maar hij gebruikte hem alleen om algemene dingen in op te bergen. Het leverde waarschijnlijk niet direct gevaar op. Maar nu moest ik een manier bedenken om het lijk zo snel mogelijk uit de kast te halen en de deur uit zien te krijgen. Dit was de avond van onze lang van tevoren afgesproken vergadering, dus ik moest het op een of andere manier zien te doen terwijl iedereen er was. Maar misschien was dat juist een voordeel.
Ik ging naar boven om Astrid een bezoekje te brengen. Er waren al een paar anderen, en nadat ik de deur open had gedaan, glipte ik stilletjes naar binnen. Astrid lag in een joggingbroek en T-shirt op haar bed en Dario zat aan het voeteneinde. Mick stond bij het raam. Pippa riep iets vanuit de badkamer. Er hing een sfeer als op een feestje, wat nog meer het geval was toen Miles zich bij ons voegde en naast Astrid ging zitten, met zijn hand vlak bij de hare, en Dario een reusachtige joint opstak.
‘Het was net alsof het allemaal in slow motion ging,’ zei Astrid.
‘Je moet op een heel natuurlijke manier gevallen zijn,’ zei ik. ‘Daarom heb je geen ernstige verwondingen opgelopen. Parachutisten worden daarop getraind. Maar jij deed het gewoon uit jezelf.’
Dario nam een lange haal van zijn joint en keek hoe de askegel in lengte toenam en vervolgens op de vloer uiteenviel, waarna hij zijn voet erop zette en de as stiekem in het vloerkleed wreef.
Iedereen praatte. Mick ging op het bed zitten om haar te on der zoeken. Pippa kwam binnen met een flesje desinfecteermiddel. Ik hoorde mezelf dingen zeggen. Maar intussen dacht ik voort du rend na. Ik voelde me alert en sterk.
‘Ik zal een fles wijn opentrekken,’ zei ik. ‘We moeten het vieren dat we nou eens een keer allemaal samen zijn.’ Ik keek hen allen glimlachend aan en bedacht hoe fantastisch het was, hoe magnifiek, dat ik net iemand had vermoord en het lijk beneden in een kast had verborgen en dat geen van allen ook maar het flauwste vermoeden had dat er iets mis was. ‘Ik kan jullie niet vertellen hoe blij ik ben dat ik hier bij jullie woon.’
Astrid glimlachte vanaf haar bed naar me. Haar ogen straalden.
‘Davy,’ zei ze, ‘jij bent de ideale huisgenoot.’
Ik maakte een buiginkje. ‘Tot uw dienst,’ zei ik.