8 NIET-ERKEND VERLIES

Geen recht op verdriet

Een van de meest belangrijke en vernieuwende begrippen in de studie van rouw in de laatste jaren is de notie van het niet-erkende verdriet (Doka, 1989). Het gaat hier om omstandigheden waarin het verlies maatschappelijk niet wordt herkend en erkend, soms zelfs niet door de rouwenden zelf. Er bestaan ook geen maatschappelijke gebruiken en rituelen, die vorm geven aan het verdriet bij een overlijden dat maatschappelijk als dusdanig niet wordt erkend. Of als deze wel bestaan, wordt de rouwende er om de een of andere reden van uitgesloten. Bij het sterven van een ouder, een echtgenoot of een kind wordt het verlies erkend en krijgt men als het ware recht om verdriet openlijk te uiten, zij het soms slechts voor veel te korte tijd. Het begrip ‘niet-erkend verdriet’ benadrukt dat er in de samenleving een soort regels bestaat die nader specificeren wie, wanneer, waar, hoe en hoelang en voor wie mensen mogen rouwen. Deze regels zijn ook omgezet in arbeidsreglementen. Een personeelslid krijgt bijvoorbeeld vijf dagen werkverlet bij het overlijden van de partner, drie dagen bij het sterven van een kind, vader of moeder, schoonouder, broer of zus. Dit soort regels weerspiegelt dat elke samenleving bepaalt wie een wettig recht krijgt om te rouwen. Ze zijn volledig gericht op familierelaties en enkel deze genieten sociale erkenning. Deze regels stemmen echter niet steeds overeen met de aard van de band die mensen met elkaar voelen, met de betekenis dat een verlies krijgt, en met de gevoelens van de nabestaanden. Er zijn drie redenen voor het niet-erkennen van verlies.

Redenen voor het niet-erkennen van verlies

Een eerste reden is dat de relatie niet wordt erkend. Verdriet wordt vaak niet erkend, als de relatie niet op verwantschap is gebaseerd. De innigheid van andere relaties dan verwantschapsrelaties wordt niet op dezelfde manier gewaardeerd. Men slaat vriendschap bijvoorbeeld zeer hoog aan, maar men staat er weinig bij stil wat het betekent als een goede vriend wegvalt. Vrienden, buren, pleegouders, collega’s, stiefouders en stiefkinderen, zorgverleners, kamergenoten (bijvoorbeeld in verzorgingshuizen) kunnen een zeer belangrijke rol spelen in iemands leven en dit voor een lange tijd. Zelfs al worden deze relaties erkend, toch krijgen de rouwenden toch niet ten volle de kans om te rouwen. Men verwacht zelfs van hen dat ze de familieleden steunen en bijstaan.

Daarnaast zijn er relaties die niet publiekelijk worden erkend of sociaal aanvaard: homoseksuele relaties, niet-traditionele relaties zoals buitenechtelijke verhoudingen, samenwonenden. Ook mensen die in het verleden een relatie hadden met elkaar, kunnen diep verdriet voelen wanneer hun vroegere partner sterft. Het sterven van ex-echtgenoten, vroegere geliefden en vrienden kan een rouwreactie meebrengen. De dood maakt immers het eerdere verlies definitief en onherroepelijk. Het sterven betekent het einde van elk contact, maar ook van de hoop op hereniging. Deze rouwgevoelens worden vaak ook gevoeld door ouders en kinderen van betrokkenen. De samenleving houdt er geen rekening mee dat men verdriet kan voelen bij het sterven van iemand van wie men reeds jaren gescheiden is en dat kinderen kunnen treuren om het sterven van een vader die ze nauwelijks hebben gekend. Ze betreuren het verlies ‘van wat eens was’ en ‘van wat had kunnen zijn’.

Een tweede reden voor het niet-erkennen van rouw is dat het verlies maatschappelijk niet als een betekenisvol verlies wordt beschouwd. Een miskraam of de sterfte van een kind bij de geboorte (zie hoofdstuk 5) wordt vaak niet onderkend als een ingrijpend verlies, omdat men het kind nauwelijks heeft gekend. Het afstaan van een kind voor adoptie, of aan een pleeggezin, wordt ook vaak onderschat. Het is niet omdat men er zelf mee akkoord ging, dat het geen verlies betekent.

Een ander verlies dat vaak als niet-betekenisvol wordt afgedaan, is het sterven van een huisdier. Soms bestaan er hechte banden tussen mensen en huisdieren. Voor sommigen is een huisdier hun enig gezelschap en hun enige hechte band.

Dan zijn er nog de situaties van verlies, terwijl de persoon die men verliest, nog leeft. Men spreekt van ‘sociale dood’ als de persoon nog leeft, maar behandeld wordt alsof hij dood is. Denk aan iemand die tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld. Er bestaat ook zoiets als ‘psychologische dood’, als iemand geen besef meer heeft van zijn bestaan. Voorbeelden zijn mensen die in een onomkeerbaar coma vertoeven, of hersendood zijn. Men spreekt over ‘psychosociale dood’ als de persoonlijkheid een dusdanige verandering heeft ondergaan, dat men de persoon die hij of zij voorheen was als dood beschouwt. Voorbeelden hiervan zijn personen die door psychische ziekte, hersenbeschadiging, verslaving zodanig veranderd zijn dat ze niet meer dezelfde zijn. In al deze situaties ervaren naastbestaanden een intens gevoel van verlies, dat echter niet publiekelijk wordt erkend omdat de persoon biologisch nog in leven is.

Een derde reden voor het niet-erkennen van rouw is dat de verliezer niet als verliezer wordt erkend. Het gaat hier om personen die sociaal worden beschouwd als niet in staat tot het voelen van verlies. Hun behoefte om te rouwen wordt dan ook niet onderkend. Men gaat er soms van uit dat zowel hoogbejaarden als jonge kinderen (voor deze laatste groep, zie hoofdstuk 4) weinig besef hebben van en weinig reageren op de dood van een belangrijke andere. Men sluit hen ook vaak uit van de regelingen en de rituelen bij de uitvaart. Een gelijksoortige houding wordt aangenomen ten aanzien van mentaal gehandicapten. Uit onderzoek is bekend dat ze wel degelijk verlies kunnen voelen en rouwgedrag vertonen. Hun behoefte om te rouwen wordt echter vaak genegeerd.

Eigen verdriet niet erkennen

Het niet-erkennen van verdriet is niet alleen te wijten aan de gangbare normen in de samenleving die uitgaan van het feit dat bepaalde verliezen of bepaalde relaties niet betekenisvol zijn, of dat bepaalde personen niet in staat zijn tot rouwen. Een persoon kan ook zichzelf niet toelaten verdriet te voelen. De bron van niet-erkenning is hier niet de maatschappij, maar ligt in de persoon zelf. Het mechanisme dat dit veroorzaakt, is vaak schaamte. Men is beschaamd over de eigen reacties, bijvoorbeeld bij het sterven van een huisdier, en men laat deze bij zichzelf niet toe. Men is bang dat anderen dit niet zullen begrijpen. Vaak is er een verband tussen maatschappelijke normen van niet-erkennen van rouw en de intrapersoonlijke dimensie, maar soms zijn ze ook duidelijk te onderscheiden.

Niet-erkennen van verdriet zorgt voor extra problemen

De specifieke aard van de niet-erkende rouw zorgt voor bijkomende problemen. Paradoxaal genoeg resulteert dit tevens in een ontbreken of verminderen van de opvangmogelijkheden. In de eerste plaats stelt men vast dat veel van de emotionele reacties die zich ook bij de normale rouw voordoen, worden geïntensifieerd. Gevoelens van agressie, schuld, droefheid, eenzaamheid en hopeloosheid kunnen worden versterkt door het niet-erkennen van de rouw.

Ten tweede: zowel ambivalentie in de relaties als het gelijktijdig optreden van crisissen zijn condities die de rouw kunnen compliceren. Beide omstandigheden doen zich vaak voor in situaties van niet-erkende rouw. Uit onderzoek is bekend dat er vaak ambivalente gevoelens bestaan bij abortus, ex-echtgenoten, in niet-traditionele relaties, of bij de families van psychisch zieken of demente bejaarden. Ook treden er frequent gelijktijdig crisissen en problemen op. Samenwonenden die niet gehuwd zijn, zowel in heteroseksuele als in homoseksuele relaties, ervaren bij het sterven van de partner vaak financiële en legale problemen met betrekking tot erfenissen, eigendommen... Mentaal gehandicapten blijven na de dood van de ouders niet alleen bedroefd achter, maar terzelfder tijd verliezen ze de belangrijkste opvangpersonen. Men treft dus telkens een opeenstapeling van crisissen aan.

Ten derde: veel van de factoren die in normale omstandigheden het uiten van verdriet bevorderen, ontbreken bij de niet-erkende rouw. Een ex-partner of een buitenechtelijke partner wordt niet betrokken in de zorg voor de rouwende. Men wordt niet betrokken in de regeling van de uitvaart of de begrafenis. Men wordt soms uitgesloten van de uitvaartrituelen, of men heeft geen bevoorrechte plaats bij het gebeuren. Bij bepaalde verliezen – zoals bijvoorbeeld echtscheiding, psychisch ziek worden van de partner – zijn er zelfs helemaal geen afscheidsrituelen, die vorm kunnen geven aan het verdriet.

Een vierde probleem is dat de specifieke aard van het niet-erkende verdriet ervoor zorgt dat er vaak weinig of geen sociale ondersteuning wordt geboden. Het verdriet blijft binnen de privé-sfeer van het individu. Ook al ervaart men intens verlies, men krijgt geen werkverlet om even te bekomen. Met andere woorden: men krijgt niet de kans om zijn verdriet te uiten. De deelnemingsbetuigingen die men ontvangt bij een normale rouw zijn er niet. Zelfs de traditionele maatschappelijke vormen van troost, zoals voorzien door een geloofsgemeenschap, zijn er meestal niet. Het gaat immers vaak om een relatie, zoals bijvoorbeeld samenwonen, buitenechtelijk, gescheiden, homoseksueel, of een daad zoals bijvoorbeeld abortus, die binnen de gelovige traditie wordt veroordeeld.

Een aantal ontwikkelingen in de samenleving zorgt ervoor dat steeds meer mensen leven in niet-traditionele relaties. Het aantal echtscheidingen neemt toe. Meer en meer kinderen groeien op in eenoudergezinnen of in hernieuwd samengestelde gezinnen. De aidscrisis zorgt voor een nieuwe vorm van verborgen rouw, omdat men beschaamd is voor de ziekte en de omstandigheden waarin deze werd opgelopen. Er zijn dus heel wat factoren die maken dat het aantal situaties van niet-erkend en verborgen verdriet toeneemt. Op enkele van deze situaties wordt hier wat dieper ingegaan.

Aids

Aids laat in zijn vaarwater zeer veel mensen met niet-erkend verdriet achter. De verborgen rouw begint reeds voor de zieke zelf, die omwille van de stigmatisering die met de ziekte verbonden is, met zijn verdriet in een sociaal isolement dreigt te belanden. Zowel de eigen beleving van de zieke als bepaalde reacties van de omgeving werken dit isolement in de hand. De aids-epidemie roept angstreacties op bij de bevolking. Hiervoor zijn diverse redenen te noemen: de snelle uitbreiding van de ziekte, het feit dat er geen genezingskansen bestaan op een moment dat de geneeskunde zoveel ziekten kan genezen, en het feit dat vooral jonge mensen er het slachtoffer van worden. Door het grillige en ongrijpbare karakter wordt aids bij de bevolking bijna als een spookbeeld beleefd, zoals dit vroeger het geval was met tyfus, pest, melaatsheid, tuberculose en kanker, toen deze ziekten nog onverklaarbaar waren. We vinden ten aanzien van aids dan ook allerlei isolerende reacties terug, zoals het mysterieuze, het taboe-karakter, ziekte als straf voor een verwerpelijke levensstijl.

Onbekendheid met de ziekte doet een aantal mensen afstand nemen uit een ongegronde vrees voor besmetting. De levensstijl die geassocieerd wordt met de ziekte en die gekarakteriseerd wordt door wisselende, veelvuldige en promiscue seksuele contacten, of van drugsexperimenten, doet een aantal mensen met afkeer of minstens met afstandelijkheid reageren. Homoseksuelen zijn vaak reeds gestigmatiseerd en hebben soms de banden met de familie verbroken wegens niet-aanvaarding van hun anders-zijn.

Michel leefde in een leeg huis met zijn vriend Felix. Een van de moeilijkste dingen voor hen was te zien hoe leeg en rustig het huis was geworden. Er bleef slechts een handvol vrienden over, maar de vele mensen die ze goede vrienden hadden genoemd, waren verdwenen. Zelfs geen telefoontje. Wellicht dachten ze dat ze aids konden krijgen via de telefoon. Het was dubbel moeilijk, omdat de intense relatiekring met veel vrienden voor Michel en Felix hun nieuwe familie was geworden. Ze waren vervreemd van hun biologische familie. Ze waren op jonge leeftijd thuis weggegaan en gaan leven in een andere streek, zogezegd voor hun werk, maar eigenlijk om hun homoseksuele geaardheid verborgen te houden voor hun familie, die dit moeilijk zou kunnen aanvaarden. Ze bouwden een nieuwe familie op, die ze nu ook verloren.

Het feit dat de ziekte als terminaal wordt beleefd, schrikt ook af. De lichamelijke aftakeling als gevolg van de ziekte maakt dat aidspatiënten voor sommigen in hun verschijning afschrikwekkend zijn. Het feit dat ze zichzelf ook als dusdanig beleven, doet hen zich ook terugtrekken. Gevoelens van schuld en schaamte tasten het zelfgevoel aan. Dit geeft weer aanleiding tot zich terugtrekken en isolatie. Schuld- en schaamtegevoelens maken dat bepaalde zieken moeite hebben om hulp te zoeken. Isolatie wordt ook in de hand gewerkt door schuld- en schaamtegevoelens bij de familie van de zieke. ‘Wat hebben wij verkeerd gedaan dat onze zoon zo is ?’ Deze gevoelens geven soms aanleiding tot het in de steek laten van de zieke, maar soms ook tot een overbeschermende houding, die tevens afscherming van de buitenwereld inhoudt.

Als er geen of weinig regelmatige contacten bestaan tussen de aidspatiënt en zijn familie, bestaat vaak de behoefte opnieuw contact op te nemen en zich te verzoenen met het oog op de dood. Vooraleer men tot verzoening kan komen, moeten familieleden eerst hun gevoelens verwerken in verband met de seksuele relatie van hun zoon of hun broer met een andere man. Er groeit stilaan een grotere aanvaarding binnen families ten aanzien van homoseksuele relaties, maar toch is dit nog steeds niet de maatschappelijke norm. De homoseksuele partner en de biologische familie kunnen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. In de emotionele context van het levenseinde wordt de zieke vaak voor de keuze geplaatst te kiezen tussen voorkeur voor zijn partner of voor zijn biologische familie. Welke partij hij ook kiest, steeds blijft er een persoon of een groep die zich verworpen voelt en die wordt uitgesloten uit het normale rouwproces.

Als men vooraf niet juridisch een aantal zaken heeft geregeld en als de partner niet ten volle door de biologische familie van de zieke is aanvaard, heeft de partner geen wettelijke rechten om de begrafenis en de uitvaart te regelen. Hij heeft geen officiële, maatschappelijk bekende plaats in het gebeuren. De biologische familie kan op het laatste moment opdagen en alles overnemen. Soms is de zieke zo verzwakt dat hij geen weerstand kan bieden.

Rudi en Evert hadden alles samen besproken. Ze wilden een eenvoudige uitvaart voor Rudi, met zelf gekozen teksten die iets uitdrukten van de innigheid van hun relatie. De laatste week kwamen de ouders van Rudi. Ze namen letterlijk alles over. Rudi was te zwak om hen te stoppen. Evert probeerde dat, maar hij telde niet mee. De ouders beslisten alles en kozen zelf teksten voor de uitvaart. Er mocht niets blijken van de homoseksuele geaardheid van hun zoon. Zij wensten niet dat Evert vooraan in de kerk bij de familie zat. Na de uitvaart maakten zij zelf het appartement leeg. Alles wat hen aan Rudi herinnerde, namen ze mee. Evert hield nog enkel zijn kleren en enkele kleine spullen over. Hij bleef achter in een lege ruimte, ontdaan van uiterlijke herinneringen zonder legale rechten, alleen met zijn verdriet.

Zelfs als het niet tot onenigheid komt tussen de partner en de biologische familie, maakt het stigmatiserende karakter van de ziekte dat er een fenomeen van verborgen rouw wordt gecreëerd. De schuld- en schaamtegevoelens die reeds sterk aanwezig zijn in elk rouwproces, worden hier nogmaals geaccentueerd door de aard van de ziekte. De neiging bestaat om zich als familie sterk te isoleren. Mag men wel verdriet tonen na een dergelijk sterven ? Men houdt vaak de oorzaak van het sterven geheim en durft er met niemand over te spreken. Men leeft dan soms met de angst dat de ware doodsoorzaak zal worden ontdekt. Dat wekt dan weer isolatie in de hand.

Nabestaanden van aidspatiënten kunnen zeer veel steun vinden in zelfhulpgroepen, waarin ze mensen met gelijksoortige ervaringen ontmoeten, die elkaar ondersteunen en uitnodigen hun verdriet uit te spreken. In een brief beschrijft een deelnemer aan een dergelijke groep wat de waarde is van het vinden van erkenning bij elkaar.

‘Het moeilijkste was het gevoel dat niemand ooit kon begrijpen wat wij hadden meegemaakt en dat niemand ooit nog zou willen omgaan met ons. In de ontmoetingsgroep met deze mensen realiseerde ik me dat we allen slechts een deel zijn van iets groters en dat ik niet alleen ben met diepe gevoelens. Ik weet nu dat ik me niet beschaamd en minder moet voelen, omdat ik een zoon had met aids. Ik zou willen dat we een manier vinden om ons verhaal aan iedereen te vertellen, zodat de wereld inziet dat er niets mis is met ons en dat we ons nooit meer beschaamd of alleen moeten voelen.’

Samenwonen en buitenechtelijke relaties

Het is niet alleen in familierelaties of in wettelijk vastgelegde huwelijksrelaties dat men intense verbondenheid ervaart. Meer en meer mensen wonen samen zonder echt te huwen. Daarnaast zijn er de buitenechtelijke verhoudingen, die vaak een geheim karakter hebben. Een aspect van niet-traditionele verhoudingen waarover vaak niet wordt gesproken, zijn intieme relaties tussen priesters en vrouwen. Omwille van de celibaatsgelofte van priesters blijven dergelijke relaties ook meestal in de geheimsfeer, alhoewel ze de laatste jaren meer en meer bekend zijn in beperkte groep. Ze hebben echter gemeen met het samenwonen en de buitenechtelijke relaties dat ze geen wettelijke en maatschappelijke erkenning genieten.

Al deze relaties kunnen variëren in intensiteit en de intensiteit van de band is medebepalend voor de intensiteit van het verdriet bij het afbreken van de relatie. De relatie kan seksueel zijn, emotioneel, of beide. De betekenis die de relatie heeft voor elk van de betrokkenen, speelt een belangrijke rol. Deze niet-traditionele relaties kunnen tamelijk openbaar zijn en andere doen zich volstrekt in het geheim voor. Hoe meer de relatie openbaar en aanvaard is door anderen, hoe meer kans men heeft op ondersteuning in het verdriet.

Kenmerkend voor de rouw in dergelijke situaties zijn de intense negatieve gevoelens (Doka, 1989). Gevoelens van agressie, schuld, droefheid, eenzaamheid, hulpeloosheid en verwarring, die eigen zijn aan elk rouwproces, worden vaak geïntensifieerd in niettraditionele relaties. Vooral schuldgevoelens spelen daarbij een sterk isolerende rol. Men kan zich schuldig voelen omwille van de relatie zelf, die moreel niet aanvaardbaar is. Men kan vrezen dat de spanning die de relatie zelf meebrengt, medeverantwoordelijk was voor de dood, zoals bij iemand die stierf ten gevolge van een hartinfarct. De relatie kan ook zeer ambivalent zijn. Men kan ernaar verlangen vanuit affectieve of seksuele nood, of vanwege de opwinding die men ervaart. Men kan er zich ook door gehinderd voelen wegens de beperking van de vrijheid en morele overwegingen. Men kan terzelfder tijd ermee willen doorgaan en ermee willen ophouden. De dood van de partner lost dan een probleem op, maar veroorzaakt tegelijkertijd schuldgevoelens en bevrijding.

Naast de versterking van de negatieve gevoelens is men vaak uitgesloten van actieve betrokkenheid in de zorg tijdens de laatste levensperiode, wat zeer vaak helpt om het verdriet achteraf te verwerken. De procedures in ziekenhuizen beperken bezoek vaak tot de onmiddellijke familieleden. Het is begrijpelijk dat zowel in ziekenhuizen als in de thuissituatie de minnaar of minnares meestal niet welkom is. Men krijgt dan niet de kans om afscheid te nemen.

Als het gaat om een relatie waarvan niemand of weinigen weet hebben, ontbreekt ook vaak elke kans om verdriet te uiten. In de werksituatie krijgt men geen klein verlet. Men wordt niet ‘weduwe of weduwnaar’, wat een zekere erkenning inhoudt. Vaak wordt men in zijn verdriet totaal genegeerd.

Rudolf en Jeanne hadden een speciale relatie. Rudolf is een weduwnaar van 56 jaar. Hij komt om in een verkeersongeval. Jeanne is een gescheiden vrouw die sinds enige tijd contact had met Rudolf. Ze dachten aan een huwelijk. De kinderen van Rudolf, die in een andere provincie wonen, weten niets af van de relatie. Jeanne wil geen moeilijkheden creëren en vraagt aan de begrafenisondernemer toelating om in het uitvaartcentrum op bezoek te komen buiten de normale uren. Ze wil wat ruimer tijd krijgen om afscheid te nemen van Rudolf. Als de kinderen van Rudolf horen van de relatie, is hun enige zorg een ordentelijke uitvaart te regelen. Ze negeren Jeanne totaal. Zij woont de uitvaart bij, maar zit alleen in een hoekje van de kerk. Als iedereen weg is, staat ze alleen op het kerkhof. Haar verdriet moet ze voor zichzelf houden. Vrienden en bekenden die op de hoogte waren van hun relatie, voelen zich niet op hun gemak om hun medeleven uit te drukken. Men vermijdt haar omdat men niet weet wat te zeggen. Jeanne en Rudolf waren trouwens niet gehuwd. De omstandigheden zorgen voor extra schuldgevoelens bij Jeanne en maken de rouwverwerking extra moeilijk. Ze zou het veel gemakkelijker hebben indien ze waren gehuwd en hierdoor sociale erkenning hadden gekregen.

Rina verliest een collega. Rina heeft sinds jaren een verhouding met een collega-leraar in de school. Niemand heeft er duidelijk weet van. Hij overlijdt plots op 48-jarige leeftijd aan een hartinfarct. De collega’s kunnen niet begrijpen dat Rina hiervan zo overhoopligt en dat haar verdriet niet overgaat. Ze kan met niemand over de ware aard van hun relatie praten. Haar echtgenoot weet dat ze goed bevriend waren, maar beseft niet dat ze ook reeds jarenlang een seksuele verhouding hadden. Sentimenteel is er maar één persoon die recht heeft op het enorme gemis, en dat is de wettelijke weduwe. Zij heeft een bevoorrechte plaats in het regelen van de begrafenisrituelen en zij alleen wordt vernoemd.

Men hoort soms stemmen die pleiten voor meer openlijke aandacht voor nabestaanden uit buitenechtelijke relaties. Dit is echter niet zo eenvoudig. Het toelaten van minnaars in de intieme kring van rouwenden in de uitvaart, betekent dat men deze relaties een zelfde waarde toekent als traditionele relaties. Dit kan echter betekenen dat men de legitimiteit van traditionele relaties proportioneel ondermijnt. Het kan de rouw van de wettelijke partner compliceren. Hoe moet een vrouw zich voelen, als de minnares van haar man de uitvaart bijwoont, als zij evenzeer een rouwbericht verspreidt via de kranten ? Men kan zeer moeilijk de erkenning van het verdriet uitbreiden tot niet-traditionele partners, zonder de erkenning te schaden die traditionele partners genieten in de rouw.

Nabestaanden uit niet-traditioneel erkende relaties hebben echter ook begrip en steun nodig in hun verdriet. Een eerste vereiste hiertoe is dat men hun het gevoel geeft dat ze recht hebben op hun verdriet. Men moet zeer veel aandacht geven aan de morele dubbelzinnigheid die dergelijke relaties kenmerkt. De overlevende verwacht soms goedkeuring van de relatie, of soms veroordeling. In begeleiding en ondersteuning gaat het niet om oordelen over mensen, maar respecteren en aanvaarden is de opdracht. Ingaan op de betekenis van de relatie, laten uitspreken in een niet-beoordelend klimaat maar in een sfeer van aanvaarding, helpt mensen in verwerking. Men kan mensen helpen zichzelf te vergeven als ze zich schuldig voelen. Men kan hen ook helpen met rituelen om een relatie af te sluiten, die onafgewerkt is gebleven, omdat men in de laatste levensperiode of in de uitvaart geen extra plaats had. Iemand helpen een brief te schrijven naar de overledene, is een middel om tot afsluiting te komen van wat onafgewerkt is gebleven. In de hulpverlening moet de aandacht gaan naar de ondersteuning, veeleer dan naar oordelen en veroordelen.

Vrienden

Als in de context van rouw en verdriet vrienden ter sprake komen, is het steeds als steungevers en zelden als rouwenden. In heel wat levenssituaties zijn vrienden nochtans zeer belangrijk. Als men ervan uitgaat dat iedereen drie tot vijf goede vrienden heeft, dan verliezen in België en Nederland jaarlijks meer dan één miljoen mensen een goede vriend door overlijden.

Steeds meer mensen komen alleen te staan. Vriendenrelaties worden dan soms belangrijker dan familierelaties. In bejaardenhuizen nemen de medebewoners en de kamergenoten voor bejaarden de plaats in van de meest nabije verwanten. Meer en meer ziet men zowel bij jongeren als bij bejaarden een verschuiving in de belangrijkste relaties van familie naar vrienden (Folta & Deck, 1976).

Vrienden krijgen nochtans geen officiële plaats rond het ziekbed of sterfbed. Als een patiënt in het ziekenhuis wordt opgenomen, vraagt men de naam van zijn naaste verwanten om hen te verwittigen in dringende situaties. Men denkt er niet aan dat een patiënt kan verkiezen dat een vriend in plaats van een familielid wordt ingelicht. Als men een vriend wil opgeven, moet men er bijna om liegen en zeggen dat men geen familie meer heeft. Vanuit ziekenhuizen is men niet gemakkelijk geneigd de toestand van de patiënt met een vriend te bespreken, zelfs als een patiënt hierom vraagt. Slechts zelden worden niet-verwanten dadelijk verwittigd van het sterven. Op de intensive care is het bezoek vaak beperkt tot de naaste familieleden, in plaats van tot diegenen die de zieke als zijn naastbestaanden beschouwt. De vriend die op bezoek wenst te komen, moet zich uitgeven als een familielid. Soms laten ook familieleden goede vrienden van de patiënt niet meer toe. Er ontstaat een soort rivaliteit om de meest nauwe band in de laatste kritieke dagen.

Carla komt maar niet in aanraking met haar vriendin Josette die op sterven ligt. In de laatste weken wordt de situatie rond het ziekbed volledig bepaald door haar man en haar drie dochters. Ze kunnen haar niet met anderen delen. Carla is al meer dan dertig jaar de meest intieme vriendin van Josette. Ze wordt echter helemaal weggeduwd en op afstand gehouden. Ze zou graag nog even alleen zijn met haar vriendin, maar ze krijgt daartoe niet de kans. Men realiseert zich niet dat men als vriendin ook behoefte heeft om haar relatie te kunnen afronden en afscheid te nemen.

Als iemand sterft, is het de familie die beslist of vrienden worden geïnformeerd, op welke manier dit gebeurt en wanneer. Een familie kan beslissen iemand in volledige stilte te begraven, zonder brede aankondiging. Wanneer er geen voor iedereen toegankelijk uitvaartritueel wordt voorzien, is het voor vrienden soms zeer moeilijk om de realiteit van het verlies te aanvaarden. Dit is nochtans noodzakelijk om de rouwverwerking op gang te brengen.

Zelfs als er wel een uitvaart is gepland, krijgt men niet steeds de kans om eraan deel te nemen. De begrafenis van een vriend is geen geldige reden om afwezig te zijn op het werk. Zelfs de luchtvaartmaatschappijen hebben een definitie voor aanvaardbare rouwenden. Men kan een ticket inruilen of terugbetaald krijgen enkel voor de dood van een echtgenoot, ouder, kind, broer of zus, en dit alleen met een wettig certificaat. Alle anderen zijn hiervan uitgesloten.

Het is de familie die de macht heeft om een vriend te integreren in of uit te sluiten van het rouwgebeuren. Er is een hele reeks rollen voor de familie, zoals het organiseren van de uitvaart, de gasten groeten, afspraken maken met de begrafenisondernemer en met de voorganger. Vrienden hebben geen officiële rol, tenzij ze erbij worden betrokken door de familie. Ze kunnen worden genegeerd door de familie als men de relatie niet apprecieerde. Het komt ook voor dat de familie de beste vrienden van de overledene niet eens kent. In het geval van bejaarden die niet zo frequent contact hadden met hun familie, heeft de familie vaak geen weet van hun vriendenrelaties. Er zijn ook situaties waarin de vriend door de familie wordt uitgenodigd, betrokken in alle regelingen en gevraagd plaats te nemen bij de familie in de uitvaart.

In de relatie met goede vrienden wordt vaak heel wat gedeeld. De intensiteit van de band maakt dat men ook zeer veel verliest bij het sterven. Men verliest niet alleen de ander, maar ook zichzelf. Het sterven van een vriend confronteert met de eigen dood.

Door een verkeersongeval verloor Kristof drie maanden geleden zijn beste vriend, Rolf. ‘Ik zit met een woede, omdat mensen hem zo snel vergeten. Ik kan hem niet vergeten, omdat hij een stukje van mijzelf was geworden. Ik keek naar hem op. Hij was een soort idool. Rolf kon genieten van het leven, van een kampvuur, van muziek, van de natuur. Na drie maanden krijg ik het steeds moeilijker met het verwerken. Nu begin ik echt te voelen dat hij er niet meer is. Rolf was een persoon met wie ik alles kon bespreken, meer dan met mijn ouders. We stonden samen in de leiding van de scouts. Bijna wekelijks roepen er kinderen “Rolf ” naar mij. Ze vergissen zich. Telkens gaat er iets van pijn door me heen, maar ook iets van warmte omdat de kinderen zo van hem hielden en ze zich vergissen tussen hem en mij.’

Het kan aangewezen zijn dat men, vooraleer men er niet meer toe in staat is, afspraken maakt met familie en zorgverleners over de plaats die men aan sommige vrienden wil zien toebedeeld bij zijn overlijden. In de procedures in ziekenhuizen en verzorgingshuizen is het belangrijk dat men de familie definieert als al wie de zieke als zijn naastbestaande beschouwt, zodat goede vrienden ook de nodige informatie kunnen ontvangen en worden toegelaten op de bezoekmomenten op de intensive care. In werksituaties lijkt het aangewezen kansen te geven tot deelname aan de uitvaart van goede vrienden en er rekening mee te houden dat verdriet de eerste weken het gedrag op het werk kan beïnvloeden. Als men meer aandacht zou geven aan het verdriet bij het sterven van goede vrienden, krijgen mensen ook de kans hun verdriet te uiten, wat de verwerking bevordert. Het is niet alleen een persoonlijk, maar ook een sociaal probleem. Verdriet moet publiekelijk worden erkend om het te kunnen delen, en het moet kunnen worden gedeeld om het te verwerken.

Ex-echtgenoten

In 1990 telde België 377.711 mensen die gescheiden waren. In Nederland waren dit er 618.832. In dat aantal zijn niet inbegrepen degenen die ondertussen hertrouwd zijn en weduwe of weduwnaar zijn geworden, evenmin als degenen die gescheiden leven, maar niet wettelijk gescheiden zijn. Per 100 huwelijken telt men 28 echtscheidingen. Sedert 1981 worden er in België jaarlijks meer huwelijken ontbonden door overlijden van de partner en door echtscheiding samen dan er worden gesloten.

Door echtscheiding wordt een huwelijk beëindigd, maar niet de relatie (Doka, 1989). Ex-echtgenoten zijn vaak nog met veel banden aan elkaar gebonden. Men kan samen kinderen hebben. Men kan vrienden delen. Men kan gebonden zijn door financiële afspraken, door alimentatieverplichtingen, door gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen. Er kunnen ook emotionele banden zijn. Ex-echtgenoten kunnen nog heel wat gevoelens hebben ten aanzien van elkaar, vaak ambivalente gevoelens of gevoelens van agressie en schuld. Het kan zijn dat ex-partners vrienden blijven. Ze kunnen ook zeer negatief staan ten opzichte van elkaar. Soms hebben ze zich helemaal van elkaar losgemaakt. Ook al bestaat er nog een relatie na echtscheiding, het verlies is vaak zeer ingrijpend.

Het verlies door echtscheiding is vaak om diverse redenen zeer moeilijk te verwerken. Ten eerste: de rouwreacties worden vaak gecompliceerd door sterke schuldgevoelens, agressie, gevoel van verlatenheid, en ambivalentie. Ten tweede: een gescheidene krijgt vaak minder medeleven en steun dan een weduwe. Ten derde: het feit dat de partner blijft leven, maakt het moeilijk om het definitieve karakter van het verlies te accepteren. Zowel de gescheidenen als de kinderen kunnen nog hopen op hereniging. En ten slotte: de doorlopende contacten met de ex-partner kunnen zorgen voor bijkomende problemen die verwerking bemoeilijken. De meesten slagen er uiteindelijk in het verlies te verwerken, ook al duurt het vaak zeer lang.

Wat gebeurt er echter als de ex-partner sterft ? Als men het vroegere verlies van de echtscheiding reeds heeft verwerkt en bij de relatie die men nu met elkaar onderhoudt, weinig emotioneel betrokken is, heeft de dood vaak niet zo’n ingrijpende betekenis. Sommigen zijn echter verontrust omdat ze zich emotioneel zo weinig aangegrepen voelen. Ex-partners die de echtscheiding nog niet hebben verwerkt, voelen zich vaak zeer sterk aangedaan. Men ziet in deze gevallen alle rouwreacties die eigen zijn aan het sterven van de partner of van een ander dierbaar iemand. Schuld- en spijtgevoelens zijn vaak sterk aanwezig. Soms heeft men de andere dood gewenst, wat extra schuldgevoelens kan oproepen. Soms wijt men het sterven aan de stress van de echtscheiding. Er is vaak nog heel wat onafgewerkt gebleven. Men voelt frequent een sterke agressie tegenover de ex-partner, tegenover de nieuwe levensgezel van de ex-partner.

Dirk en Connie zijn gescheiden toen hun kind twee jaar oud was. Connie heeft de echtscheiding nooit gewild, maar erin toegestemd omdat Dirk een andere relatie had. Dirk is gaan samenwonen met Magda met wie hij ook een kind had. Hij sterft bij een werkongeval. Er stellen zich hier moeilijke problemen van legaliteit. Het huwelijk van Dirk was beëindigd. Met Magda is hij niet gehuwd. Beiden hebben een kind van Dirk. De beide kinderen hebben een wettelijke bloedverwantschap met de overledene. Connie vindt dat ze meer recht heeft op het regelen van de uitvaart, omdat ze gehuwd is geweest met Dirk. Magda vindt dat zij hierop het meest aanspraak kan maken, omdat ze samenleefde met Dirk. De moeder van Dirk wordt getrokken in tegenovergestelde richtingen. Zij heeft nog steeds een goede relatie met Connie, maar zij heeft ook Magda aanvaard. De beide kinderen zijn nog te klein om hierin te beslissen. Het is heel moeilijk om tot een overeenstemming te komen tussen beide vrouwen, maar omwille van de kinderen komen ze tot een aanvaardbaar compromis. Een moeizaam compromis, want alles wat wordt uitgesproken – de plaats waar ze zitten, de volgorde achter de kist – kan aanleiding geven tot explosieve emoties. Er wordt weinig stilgestaan bij wat het voor Connie betekent definitief de man te verliezen van wie ze nog steeds houdt en die de vader is van haar kind. Ze was immers gescheiden. Ze voelt zich echter een tweede maal verlaten, nu ze alleen moet instaan voor de opvoeding van haar zoon, zonder alimentatievergoeding. Magda voelt zich beroofd van de man met wie ze samenleefde, maar voor de omgeving is hij niet helemaal haar man, omdat ze niet met hem gehuwd is. Beiden missen de erkenning als weduwe. Ze staan alleen om het verdriet van hun kind op te vangen. De moeder weet niet bij wie van beiden ze terechtkan om haar verdriet te delen, zonder de andere te kwetsen. Het rouwproces van alle partijen wordt nog eens bezwaard door de vele praktische problemen.

Wat ook de situatie is, meestal heeft een ex-partner een ambigue rol. Er is nog steeds een betekenisvolle relatie, ook al zijn ze niet meer gehuwd. Men voelt dit vaak reeds als de ex-partner ziek is en in het ziekenhuis wordt opgenomen. Men voelt enerzijds de drang om op bezoek te gaan, anderzijds weet men niet goed of dit wel kan, dan wel of men het wel echt wil. De ex-partner is meestal de ouder van de gemeenschappelijke kinderen. Men heeft echter geen wettelijk recht op informatie over de ziektetoestand, de ernst en de prognose ervan. Dit kan nochtans belangrijk zijn om de kinderen adequaat op te vangen en voor te bereiden.

Het stervensmoment is vaak zeer moeilijk. Men wordt niet vermeld op het doodsbericht. Men deelt de eigen kinderen met de ander en dezen worden wel vermeld. Er is vaak niets voorzien in de begrafenis. Wat moet men zeggen en waar mag men zitten ? De aanwezigheid van de ex-partner creëert vaak een onbehaaglijke situatie voor anderen. Het feit dat men niet wordt vermeld in de toespraken, en dat de nieuwe partner en nieuwe relatie wel worden vermeld, wordt als pijnlijk ervaren.

Andrea begraaft een andere man dan de anderen. Andrea is reeds negen jaar van haar man gescheiden. Hij heeft haar verlaten voor een andere, veel jongere vrouw. Ze is van hem blijven houden. Pieter is nu gestorven. Bij de uitvaart heeft ze het gevoel dat er één weduwe te veel is. Men weet niet wat men aan moet met haar. Ze weet zelf niet wat ze aan moet met zichzelf. Ze wordt niet verondersteld pijn te voelen. Ze begraaft een andere man dan al de anderen en toch heeft ze het gevoel dat het haar Pieter is. Met hem is haar leven ten volle begonnen. Sindsdien heeft ze in de leegte geleefd. Ze kan zich niet indenken dat iemand anders meer verdriet kan voelen dan zij. Ze treurt om zijn sterven, maar ook om de gemiste kansen voor haar en om de gemiste vader voor haar kinderen.

Het is vaak moeilijk om nadien steun en begrip te vinden. De omgeving onderkent het overlijden van de ex-partner vaak niet als een betekenisvol verlies. In de werksituatie krijgt men geen werkverlet. Als men hertrouwd is, heeft men het vaak moeilijk om het verdriet te delen met de nieuwe partner. De reacties van de kinderen roepen ook reacties op bij de ouder. De nieuwe partner kan moeite hebben met het verdriet van de kinderen.

De kinderen komen vaak in een moeilijke en ambivalente situatie terecht. Hun reactie is afhankelijk van veel factoren, zoals hun leeftijd, hun emotionele ontwikkeling, de relatie met beide ouders vóór en na de scheiding, hun verwerking van de scheiding... Kinderen krijgen vaak ambivalente reacties van de overlevende ouder, vooral als de overlevende ouder degene is die het voogdijschap over hen heeft. Het gevoel van niet-loyaal-zijn kan zich ook doen gevoelen ten aanzien van de stiefouder. Als ze geen verdriet voelen, kunnen ze zich ondankbaar voelen. Ze kunnen ook een goede band hebben ontwikkeld met de nieuwe partner van de overleden ouder en meeleven met zijn of haar verdriet. Ook dit kan weer spanning geven met de overlevende ouder. En waar moeten kinderen zitten in de uitvaartviering ? Bij de kring van de overleden ouder, of ergens aan de rand van het gebeuren, waarheen de overlevende ouder zich verbannen voelt ? De ambivalentie en de zware loyauteitsconflicten vergen in dergelijke emotioneel geladen situaties zeer veel van kinderen. Ze doorkruisen de uiting van rouwgevoelens en compliceren een adequate verwerking. Jaren later kunnen er nog restverschijnselen van niet-verwerkte rouw bovenkomen.

Heleen heeft jarenlang niet kunnen praten over de scheiding van haar ouders. Ze was tien jaar oud toen ze uit elkaar gegaan zijn. Het was een taboe-onderwerp, waarover niet mocht worden gesproken. Toen ze dertig jaar was, verloor ze haar vierde kind twee uur na de geboorte. Er mocht weer niet over worden gepraat. Op 48-jarige leeftijd, vorig jaar, verloor ze haar derde kind bij een verkeersongeval. Hij was twintig. Enkele weken geleden stierf haar beste vriendin na vier jaar vechten tegen kanker, op vijftigjarige leeftijd. Zij was degene die alles wist wat ze had meegemaakt. Ze heeft nu niemand meer om mee te praten. Alle verdriet dat ze als kind van tien jaar voelde, toen ze niet kon praten over de echtscheiding van haar ouders, komt nu terug boven. Ook het verdriet om het sterven van haar vierde en van haar derde kind wordt weer intens gevoeld, omdat met het sterven van haar vriendin degene wegvalt die dit alles mee gedragen heeft. Nu moet ze het weer alleen dragen.

Een andere moeilijke situatie die zich kan voordoen, is het sterven van een kind van gescheiden ouders. Ook al is men niet meer gehuwd, men blijft ouders van hetzelfde kind. Wie kan er beslissen over de uitvaart en de regelingen van de begrafenis ? Waar wordt het kind begraven ? Wie ontvangt er de rouwbetuigingen ? De emoties van het moment roepen vaak alle niet-verwerkte emoties van de scheiding weer boven. Men kan het zeer moeilijk hebben om ook maar om het even wat met elkaar te overleggen.

Guido en Marleen verloren hun jongste zoon, Ferrie, door zelfdoding. Ferrie had grote moeite met de scheiding van zijn ouders. Op zeventienjarige leeftijd maakte hij een einde aan zijn leven. De ouders werden het niet eens over de opstelling van het overlijdensbericht. Uiteindelijk drukten ze er elk een, waarop de andere ouder niet werd vermeld. Ze stonden op enkele meters van elkaar om de rouwbetuigingen in ontvangst te nemen. Er werden twee uitvaartvieringen gehouden, omdat ze niet tot overeenkomst kwamen. De vader was aanwezig in de viering die zijn ex-echtgenote organiseerde, maar hij moest aan de andere kant in de kerk zitten. De drie andere kinderen zaten samen met hun moeder. Familieleden hadden het erg moeilijk en kregen het gevoel te moeten kiezen tussen beide ouders.

De wijze waarop men de echtscheiding heeft verwerkt, bepaalt in belangrijke mate de intensiteit van het verdriet dat men ervaart bij een volgend verlies. Als men een nieuwe sereniteit heeft gevonden in de relatie met de ex-partner, wordt het sterven van de ex-partner anders beleefd dan in het geval waarin de verhouding nog steeds zeer tumultueus is. Samen afscheid nemen van een kind is een andere ervaring, als men een zekere rust heeft gevonden met elkaar. Men moet er echter steeds rekening mee houden dat de echtscheiding het einde is van een wettelijke relatie, niet het einde van gevoelens en emoties. Bij het sterven verliest men iemand met wie men ooit de nauwste band heeft gehad. Men ontmoet op dat moment misschien opnieuw gemeenschappelijke vrienden van vroeger. Men verliest degene met wie men samen dezelfde kinderen deelt. Niet iedereen ervaart op het stervensmoment nog intens verdriet, maar zelden gaat het om een gebeuren waaraan men zomaar voorbijgaat.

Psychische ziekte en verlieservaring

In het vorige werd geschreven over verdriet dat te weinig aandacht krijgt, omdat de relatie tussen de rouwende en de overledene geen maatschappelijke erkenning krijgt. Soms wordt verlies echter niet erkend omdat het verlies niet als een verlies wordt gezien. Dit is het geval bij een psychische ziekte en bij het dementeren van een familielid. Men spreekt hier van psychosociaal verlies. Men verliest de vertrouwde persoonlijkheid van de zieke, maar biologisch is hij nog in leven. Het wordt echter een totaal ander iemand. De naastbestaanden reageren met reacties en emoties die eigen zijn aan een rouwproces, maar men realiseert het zich soms niet.

Als een bejaarde dementeert, wordt hij stilaan meer en meer geestelijk onbereikbaar. Het begint met allerlei gedragingen waarin de familie hem niet herkent. Het duurt vaak enige tijd vooraleer men het veranderde gedrag als een ziekte erkent. De gedragsveranderingen kunnen de vorm aannemen van onbehoorlijk gedrag. Het vertrouwde relatiepatroon kan door de ziekte helemaal veranderen. De zelfverzekerde persoon die alles organiseerde, wordt onzeker en afhankelijk. De zorgende moeder moet nu door haar man en haar kinderen worden verzorgd. De partner wordt soms niet meer als partner herkend.

Jomme werd een ander mens. Aanvankelijk was er niets aan hem te zien. Hij begon allerlei te vertellen over zijn gezin, dat de anderen niet hadden meegemaakt. Hij gebruikte verkeerde woorden. Hij vroeg bijvoorbeeld een schaar om de deur te openen, in plaats van de sleutels. Hij stond midden in de nacht op, begon in de kasten te rommelen, kleedde zich aan en ging de straat op. Hij werd verliefd op zijn kleindochter. Hij herkende zijn vrouw en kinderen niet meer. In zijn kleindochter zag hij het meisje op wie hij vijftig jaar geleden verliefd was geworden. Hij liep nu voortdurend achter haar aan. Naarmate de dementie toenam, verplaatste Jomme zich steeds verder in het verleden. Op sommige momenten had hij de ervaring dat zijn ouders aanwezig waren.

Jozefien herkende haar familie niet meer. Haar man moest elke avond met zijn identiteitskaart, zijn trouwboekje en hun huwelijksalbum bewijzen dat hij met haar getrouwd was. Ze wilde niet meer met hem naar dezelfde slaapkamer. Haar dochter beschouwde ze als haar zuster. Ze klaagde voortdurend tegen haar dat haar enige dochter nooit meer op bezoek kwam. Als Ria zei dat ze de dochter was, werd Jozefien kwaad.

Als de verzorging thuis niet meer mogelijk is, staat men voor een nieuwe verliessituatie. De dag van de opname heeft voor velen gevoelsmatig dezelfde stemming als de dag van de begrafenis. Men spreekt over het wegbrengen van de vader alsof hij niet meer een echt levend mens is. Opname betekent dat voor de partner de thuissituatie helemaal verandert. De partner is er niet meer zoals na een overlijden. Het betekent zorg uit handen geven aan anderen. Ook al ervaart men zelf de zorg als te zwaar, dit betekent nog niet dat men gemakkelijk kan aanvaarden dat anderen dit overnemen.

Katia bouwde af om zichzelf te beschermen. Op de eerste dag in het verzorgingshuis bleef ze wat langer achter in de kamer van haar moeder, om eens uit te huilen zonder dat iemand het zag. Ze had het gevoel dat ze moeder nu echt afgaf, dat ze niet meer van haar was, dat iemand anders er nu voor zorgde en dat zij haar geleidelijk verloor. Ze moest afbouwen om zichzelf te beschermen. Ze vond het erg dat er anderen nu iets over haar moeder konden vertellen, waar zij niets mee te maken had. Ze kon er niet met haar over praten, niet vragen hoe ze het beleefde. Geleidelijk was er geen gesprek meer mogelijk. Ze had het er bijzonder moeilijk mee dat moeder na een tijd blijkbaar de verzorgenden beter herkende dan haar eigen dochter.

Soms blijven familieleden weg bij de demente partner of ouder, omdat ze zich willen afsluiten voor de confrontatie met onmacht en groot verdriet. Als ze echter voldoende kansen krijgen om hun verdriet te uiten in tranen en in woorden, schept dit vaak nieuwe toenadering en betrokkenheid. Men mag er niet te snel van uitgaan dat families na een eerste confrontatie eraan gewend zijn geraakt te leven met toenemend verlies. Het kan elk moment weer te zwaar worden.

Een andere vorm van verlies is een ernstige psychische ziekte van een familielid op jongere leeftijd. Ook door psychische ziekte kan de relatie totaal veranderen. De persoon wordt een ander mens. Het is niet meer de partner die men gekozen heeft om mee door het leven te gaan, of in dat vreemde gedrag van de zoon herkent men niet meer het vrolijke kind van weleer. Ook hier is typerend dat het verlies vaak niet wordt erkend door anderen. Het wordt niet als verlies gewaardeerd. Dit maakt dat familieleden weinig kans hebben om hun verdriet te uiten. Het feit dat psychische ziekten vaak een chronisch karakter hebben, maakt het nog moeilijker. Niemand is immers geïnteresseerd in het chronische. Men kan er weleens met iemand over praten, maar de volgende dag is het probleem er nog steeds.

Ken legt uit hoe dit in zijn werk gaat. ‘Niemand is geïnteresseerd in het chronische. Dat komt op het volgende neer. Ik kom naar jou met een probleem; ik wil praten, ik wil advies, ik wil troost. We praten, je bent heel behulpzaam en meelevend. Ik voel me beter. Jij voelt je nuttig. Maar de volgende dag is mijn geliefde nog steeds ziek; de situatie is wezenlijk niets verbeterd; het kan zelfs erger zijn. Ik voel me helemaal niet goed. Ik kom je tegen. Je vraagt me hoe het met me gaat. Als ik eerlijk ben, zeg ik dat ik me afschuwelijk voel. Dus praten we. Opnieuw ben je heel behulpzaam, toon je begrip en voel ik me beter... tot de volgende dag, als ze nog steeds ziek is en de situatie eigenlijk niet is verbeterd. Dag in dag uit kun je in feite niets aan de situatie doen (zorgverleners doen al het mogelijke, maar nog steeds is er geen verbetering). Dus voel je je dag in dag uit behoorlijk rot; de situatie verandert gewoon niet. En vroeg of laat bemerk je dat bijna iedereen die niet van dag aan dag met dit probleem te maken heeft, het saai of vervelend begint te vinden als je erover blijft praten. Iedereen, behalve je beste vrienden, beginnen je ongemerkt uit de weg te gaan, omdat deze ziekte altijd als een donkere wolk boven de horizon hangt, klaar om de stemming te bederven. Je wordt een soort chronische zeurpiet en niemand wil het horen. Mensen worden het beu steeds hetzelfde probleem te aanhoren. Niemand is geïnteresseerd in het chronische...’

De intensiteit van de rouwreacties na psychosociaal verlies wordt beïnvloed door gelijksoortige factoren die elke reactie op verlies bepalen, zoals de aard van de relatie, de steun die men ervaart en de omstandigheden waarin het verlies zich voordoet. Er zijn echter twee bijkomende factoren die eigen zijn aan deze vorm van verlies.

Een eerste factor is de mate waarin het verlies wordt ervaren door de ander, door meerdere personen of door de gemeenschap. In welke mate is de persoon veranderd en welke personen ondervinden deze veranderingen ? Is het enkel de familie die erdoor geraakt wordt en houden zij de toestand zorgvuldig verborgen voor anderen ? Of kunnen ze erover spreken, ervaren anderen het verlies ook, en kan het zo in een sociale gemeenschap worden gedeeld ? Als anderen er weet van hebben, kunnen ze eventueel ondersteuning bieden. Soms probeert men echter ook een chronische ziekte te verzwijgen, omdat familieleden bang zijn dat ze met de vinger worden nagewezen, of dat de zieke na herstel zou worden gestigmatiseerd.

Een andere factor is dat de onderliggende conditie kan worden gezien op een continuum van omkeerbaarheid-onomkeerbaarheid. Elk punt op dat continuüm creëert zijn eigen moeilijkheden in de rouwverwerking. Als de situatie onomkeerbaar is, dan is het verlies een vaststaand iets. Men wil dit echter niet steeds onder ogen zien. Als de conditie wel omkeerbaar is, is er nog hoop op genezing. Hier is echter vaak ongeduld over de trage verbetering en agressie tegenover de zieke, die wordt verondersteld meer mee te werken.

Om het verdriet te verwerken dient men hier ook de rouwtaken af te werken die in hoofdstuk 2 werden beschreven. Het is echter moeilijk de realiteit van het verlies te aanvaarden, als de persoon nog steeds deel uitmaakt van het dagelijkse bestaan. Het is ook zeer moeilijk de pijn kwijt te raken. Men kan immers bijna geen afstand nemen. Integendeel, men moet meer tijd investeren voor de zieke. Dit geeft weer ruimte voor schuldgevoel. Het is niet evident om steeds de nodige tijd, het nodige geduld en een warme liefdevolle houding op te brengen. Voor de partner is het vaak extra moeilijk. Men heeft immers moeite om een nieuwe status te vinden. Is men nog gehuwd of weduwe, of in een niet te benoemen positie tussenin ? De echtgenote wordt een pseudo-weduwe of een verkapte weduwe. Ze blijft wettelijk, ofschoon niet gedragsmatig, gehuwd.

Psychosociale dood compliceert de rouw. Men ervaart een intens persoonlijk verlies, maar de aard van de situatie bemoeilijkt de emotionele reacties. De situatie creëert ambivalentie, agressie en schuldgevoelens. De familie kan in een isolementspositie terechtkomen. Men kan zich niet losmaken van de band, want de persoon is nog steeds in leven. Zich geleidelijk losmaken is nochtans de essentie van de rouwarbeid. De rouwverwerking blijft permanent in een toestand van partiële opschorting.

Rosalie vertelt over hun zoon die psychisch ziek is. ‘Al die jaren ben ik de slavin van mijn zoon geweest. Hij had mij in zijn greep. Ik deed alles voor hem, dag en nacht, nooit eens een dag vakantie, al die jaren niet. Maar ik kon niet kwaad op hem zijn. Ik had het gevoel dat ik te kort schoot. Ik richtte dus al mijn boosheid op mezelf. Ik voelde me gevangen, maar ik dacht: het kan niet anders. Een moeder weigert niets aan haar kind dat aanvallen krijgt en tot niets in staat is. Beslissen tot opname is een verschrikkelijke beslissing, want eigenlijk denk je dat je het niet mag, dat je als moeder je hele leven lang klaar moet staan voor je kind. We brachten hem binnen in de instelling. Na enige tijd moesten we weg. Ik had het gevoel dat de stevige band die ons zo lang onverbrekelijk met elkaar had verbonden, in één keer doormidden werd gehakt. Ik liep achter mijn man aan. Er was niets dan een hol gevoel van binnen en tranen, veel tranen. Mijn man reed langzaam de oprijlaan af, de weg op. Hij keek strak voor zich uit. We stopten op een parkeerplaats en daar huilden we allebei. Mijn man gromde iets van: ‘Wat een verdriet om dat jong, waar hebben we dat aan verdiend ?’

Men kan familieleden helpen door adequate informatie over de ziektetoestand te geven, zodat ze tot een intellectuele aanvaarding van de realiteit kunnen komen. Hen toelaten en aanmoedigen hun emoties te uiten, is vaak zeer belangrijk. Omdat de persoon nog leeft, heeft men vaak moeite met het uiten en zelfs met het bij zichzelf erkennen van emoties, vooral de negatieve gevoelens die eigen zijn aan rouwgedrag. Daarnaast kan men hen helpen in het onderkennen van de veranderingen in hun eigen leven en dat van hun gezinsgenoten. Men kan samen met hen zoeken hoe ze hierop adequate antwoorden kunnen geven. Zichzelf de kans geven het verlies te voelen en erover te rouwen, brengt meer bevrijding dan het permanent op te kroppen en weg te duwen. Het helpt als men het verlies erkent en accepteert, als men probeert de ziekte te begrijpen, als men alle emoties toelaat en ermee omgaat. Men kan ook anderen uitdrukkelijk zeggen wat men nodig heeft aan steun om het vol te houden, en op dat gebied vragen wat men wenst.

Hoogbejaarden

Het verdriet dat het leven met een psychisch zieke meebrengt, wordt vaak niet erkend, omdat men het niet als een verlies beschouwt. In andere situaties wordt verdriet niet erkend, omdat men de rouwende niet erkent als iemand die in staat is verlies te ervaren. Dit is vaak het geval bij kleine kinderen (zie hoofdstuk 4), bij mentaal gehandicapten (zie hoofdstuk 9) en bij hoogbejaarden. Aan deze laatste groep wordt nu even aandacht gegeven.

Hoogbejaarde mensen worden vaak gezien als personen die niet meer in staat zijn tot rouwen over verlies. Ze hebben op die leeftijd reeds zeer veel rollen verloren: de rol van kind bij het sterven van hun ouders, de rol van werker bij pensionering, de rol van echtgenoot als de huwelijkspartner sterft, de rol van broer of zus bij het sterven van de laatste broer of zus, de rol van vriend herhaalde keren bij het sterven van vrienden, de rol van gezonde bij het verlies van gezondheid. Door de vele verliezen hebben ze soms zichzelf gedevalueerd, of worden ze door anderen gedevalueerd.

Als een hoogbejaarde de levenspartner verliest, gaat het vaak om een dubbel gebrek aan erkenning. Het sterven op hoge leeftijd wordt niet erkend als een echt verlies, noch wordt de hoogbejaarde erkend als iemand die in staat is om nog te verliezen. Uit onderzoek (Keirse, 1989) werd vastgesteld dat hoogbejaarden veel meer alleen sterven dan mensen van middelbare leeftijd. De kans op alleen sterven neemt toe met de leeftijd. Men heeft ook de neiging het overlijden van een hoogbejaard iemand minder aan te kondigen. Ook aan de kwaliteit van de uitvaart wordt soms minder aandacht besteed.

In verzorgingshuizen waar men zeer veel met sterven wordt geconfronteerd, is het soms opvallend hoe men voorbijgaat aan het verdriet van medebewoners en kamergenoten. Men laat soms na hen uitdrukkelijk te informeren over de dood. Ze worden vaak niet betrokken in het uitvaartritueel, ook al waren ze soms meer eigen met de overledene dan bepaalde familieleden. Als een eigen familielid sterft, komt het voor dat deze begraven is vóór ze het weten. Soms wordt een overlijden in de familie maandenlang verborgen gehouden. Het is niet humaan hoogbejaarden niet langer te betrekken in levensgebeurtenissen van bekenden en familieleden. Ze beleven evenzeer verdriet. Door hun aandacht te geven bij verdriet in plaats van ervan uit te gaan dat ze geen gevoelens en emoties meer beleven, kan men vermijden dat ze wegkwijnen in een depressie.

Het stilzwijgen verbreken

De kring van stilte doorbreken kan sommige mensen in belangrijke mate erbij helpen om te gaan met verlies en verdriet, dat nu door niet-erkenning dreigt onder de oppervlakte te blijven voortwoekeren. Pathologische rouw is vaak het resultaat van ontkenning door een brede samenleving. Als iemand moet opkroppen in plaats van te uiten, als alle sociale steun ontbreekt, dan kan verdriet alle domeinen van iemands leven blijven doordringen en aantasten.

In de situaties van niet-erkende rouw die in dit hoofdstuk werden beschreven, missen mensen naast maatschappelijke erkenning vaak ook de troost en de steun die religie kan bieden. Ook al brengen Kerken een boodschap van liefde, verzoening en vrede, deze boodschap wordt vaak onthouden aan mensen die gescheiden zijn, mensen in buitenechtelijke relaties, ongehuwd samenwonenden, homoseksuelen... Hun gedrag wordt veroordeeld omdat het niet overeenstemt met morele normen en waarden. Een aanvaardende en respectvolle houding aannemen tegenover dergelijke mensen verandert niets aan theologische inzichten en morele waarden. Er is een verschil tussen theologie en pastoraal. Mensen in deze omstandigheden van rouw en verdriet kennen de voorschriften en bepalingen. Ze moeten er op deze momenten niet mee worden geconfronteerd. Men kan roken veroordelen, maar daarom moet men de patiënt met longkanker nog niet herinneren aan zijn rookgedrag op het moment dat hij lijdt aan de ziekte. Authentieke pastorale zorg betekent: de boodschap van verzoening en van Gods liefde in praktijk brengen in plaats van schuld aanwijzen, niet moreel diskwalificeren of brandmerken, met mensen omgaan in een sfeer van goedheid, zonder vooroordelen, zonder voorwaarden. Het betekent: oproepen tot solidariteit, die discriminatie afwijst.

Het is zeer belangrijk dat men zijn grondhoudingen kritisch in vraag stelt. Rouw is steeds een subjectieve ervaring. Zeer gemakkelijk wordt het verdriet van een ander geminimaliseerd, door ofwel het verlies niet als betekenisvol te erkennen of door de omstandigheden waarin mensen leefden vóór het sterven, af te keuren. Het is te bewonderen dat men morele normen heeft, maar dat is niet het punt. Het punt is dat persoonlijke opvattingen, oordelen of vooroordelen iemand kunnen remmen om mensen in verdriet persoonlijke zorg te geven. Het is niet de opdracht van zorgverleners om oordelen uit te spreken. Daarvoor zijn er rechters en magistraten. Een effectieve zorgverlener moet in staat zijn visies en omstandigheden die verschillen van de zijne, te accepteren, onbevooroordeeld te luisteren en een klimaat van oprechte aanvaarding te creëren.