2 VERDRIET VERWERKEN

Rouwen is een miskend proces

Veel mensen weten niet meer wat rouwen inhoudt. Het is een miskend proces geworden in de samenleving, dat teruggedrongen is binnen de muren van het gezin en de naaste familie.Vroeger werd vorm gegeven aan rouw en verdriet in een reeks maatschappelijke gebruiken en gewoonten, rouwrituelen genoemd. Deze hadden een belangrijke betekenis omdat ze het verdriet zichtbaar maakten. Ze hielpen mensen om stil te staan bij het verlies van de andere. Ze leerden ook aan mensen dat verdriet zijn tijd duurt, iets dat men nu niet steeds meer beseft. Na enkele dagen herneemt iedereen het normale leven en weinig mensen vragen aan een weduwe nog eens hoe het nu met haar gaat. Of als iemand na een miskraam terug op het werk komt, doet iedereen alsof er niets is gebeurd.

In de rouwgebruiken kreeg het verdriet van individuele mensen ook een sociale en maatschappelijke dimensie. Veel van deze rouwgebruiken zijn in onbruik aan het geraken en in sommige stadscentra zijn ze bijna verdwenen.

Zo kende men gebruiken om het overlijden kenbaar te maken. Een overledene werd afgeroepen in de kerk vanaf de dag van overlijden tot de dag van de begrafenis. Dit gebruik bestaat nog in bepaalde kerken, maar men treft er niet zoveel mensen meer aan. Op het dorp werden de klokken geluid en de meeste mensen wisten voor wie. Nu kan een overledene naar buiten gedragen worden uit een appartementengebouw en de medebewoners weten niet eens wie het is. In sommige plaatsen werden aan de kerk overlijdensberichten op afficheformaat aangeplakt. Men plaatste een kruis aan de voorgevel van de woning waar iemand overleden was. Er werd een begrafenismaal georganiseerd, waar familie en vrienden herinneringen ophaalden en hun verdriet deelden. De familie droeg twaalf maanden rouwkledij, waardoor het verlies zichtbaar bleef voor de gemeenschap. Er bestond een gebruik bij gelovigen om het eerste jaar af te sluiten met een religieuze viering: een jaarmis of jaargetijde rond de verjaardag van het sterven, waarna de rouwkledij werd afgelegd. In en na deze jaarmis kwamen familieleden en vrienden weer bijeen, en was de meest nabije familie niet alleen met de herinneringen en het verdriet.

Buren hadden een aantal taken bij een sterfgeval, zoals het aanzeggen van het overlijden van huis tot huis, het brengen van een laatste groet aan en afscheidnemen van de overledene, het dragen van de overledene naar de kerk. In sommige streken werd geld ingezameld door de buren en hiermee werd een aantal missen ter nagedachtenis van de overledene georganiseerd, ‘gevraagd door de buren en de dragers’. Dit waren telkens momenten waarop de naastbestaanden en de buurtgemeenschap elkaar ontmoetten rondom het verlies. De buren van vroeger zijn vervangen door de begrafenisondernemer. Sterven behoort meer en meer tot de wereld van de professionele zorgverleners en van instituties zoals ziekenhuizen en bejaardentehuizen. Het verdwijnt uit het alledaagse leven, uit het gezin, de dorpsbuurt en het straatbeeld. In sommige steden is het niet meer toegelaten een rouwstoet stapvoets te laten trekken door de straten. Het verkeer laat dit niet meer toe, of herinnert het de gezagdragers en de bevolking te veel aan hun eindigheid ? De tijd waarin het doodshemd reeds sinds de trouwdag in de kast klaarlag, als onderdeel van de uitzet die de vrouw meebracht bij het huwelijk, is reeds lang voorbij.

Met het verdwijnen van de rouwgebruiken verdween in de samenleving ook het kader waarin mensen elkaar vanzelfsprekend konden ontmoeten rond verdriet. Hoe pijnlijk deze geplogenheden bij een overlijden soms ook konden zijn, ze hadden een sociale functie. Mensen hadden een reden om naar elkaar toe te gaan. De eerste stap was gezet. De naastbestaanden kregen de kans om iets te vertellen over hun beleving. Dit vergemakkelijkte soms de verdere contacten. Rouwen is iets dat een mens niet alleen kan, maar dat samen met anderen moet gebeuren.

Rouwarbeid

Anne kan niet vooruit. Acht weken geleden is ze bevallen van haar eerste kind. Karen is echter gestorven drie uur na de geboorte. Buren en vrienden raden haar aan opnieuw haar werk te hervatten, zodat ze wat afleiding heeft. Dit zal haar helpen om te ‘vergeten’, zo zegt men. Anne voelt zich niet in staat terug te gaan werken. Ze voelt zich veel te moe. Niemand begrijpt hoe ze zo moe kan zijn. Ze doet de ganse dag niets. Als haar man ’s avonds thuiskomt van het werk is de ontbijttafel van ’s morgens nog niet afgeruimd. Waarvan kan Anne dan zo moe zijn ? Niemand verstaat dat verdriet verwerken arbeid is en iemand erg kan vermoeien.

Inge voelt zich verlamd. Niemand schijnt haar vrees, haar verwarring, haar opstandigheid en haar schuldgevoelens te verstaan. Wie is er nu ook weduwe op 38-jarige leeftijd ? Wie verwacht er de politie aan de deur om te zeggen dat haar man is omgekomen in een auto-ongeluk ? Niemand vertelde haar hoe het is om weduwe te zijn. Vrienden zeiden haar dat ze zich sterk moest houden. Hoe ? Haar leven is uiteengevallen. Hoe moet ze dit doen ? Vrienden en familieleden vertrekken en nemen hun leven opnieuw op en zij blijft achter met een zoon van vijftien jaar, om hem alleen op te voeden. Hoe ? Ze kan nog niet eens voor zichzelf zorgen. Ook al hoeft ze zich geen zorgen te maken over geld in de nabije toekomst, toch doemt dit op als een dreigend probleem. Ze vreest dat ze zich in deze job niet zou kunnen handhaven. Wat als ze geen ander werk vindt ? Wat als haar zoon wil verder studeren ? Wat als de auto het begeeft ? Wat als de kraan opnieuw begint te lekken ? Wat als er een inbreker binnenbreekt ? Wat als, wat als, wat als... Gecombineerd met de wat als’s waren er de hoe’s en de waaroms. Ze wordt verondersteld zorg te dragen voor Koen, maar wie zal er zorg dragen voor haar ?

Ook al beleeft elke mens afscheid en verlies op een unieke wijze, toch ziet men bij diverse mensen bepaalde reacties die herkenbaar en algemeen zijn. Ze doen zich echter niet voor op hetzelfde moment, niet in hetzelfde tempo en niet met dezelfde intensiteit. Het is dan ook zelden zinvol de ene mens met de andere te vergelijken in het verwerken van verdriet. Men spreekt hier van rouwarbeid (Worden, 1983). Dit woord drukt uit dat verlies verwerken arbeid verrichten is. Het verklaart waarom verdrietige mensen zo moe kunnen zijn dat ze niet aan hun dagelijks werk toekomen.

Elke arbeid kan men opdelen in taken. Zo onderscheidt men in de rouwarbeid vier rouwtaken, vier opdrachten die moeten worden vervuld om tot verwerking van het verlies te komen. Het woord ‘rouwtaken’ wijst erop dat de rouwende actief iets kan doen. Dit kan een krachtig tegengif zijn tegen de machteloosheid die de meeste rouwenden ervaren. Het betekent echter ook dat anderen de rouwende kunnen helpen met het opnemen van bepaalde taken, zodat ze deze niet alleen moeten afwerken. Met de hulp van anderen loopt dit wellicht vlotter, op voorwaarde dat deze hulp adequaat is. Uit gebrek aan inzicht in wat verdriet verwerken eigenlijk inhoudt, hindert men vaak het verwerkingsproces in plaats van het te bevorderen. Deze vier taken moeten worden vervuld, vooraleer de rouw voltooid is. Onvoltooide rouwtaken kunnen verder levensgeluk in de weg staan.

Eerste rouwtaak: aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies

Als iemand sterft, heeft de naastbestaande vaak het gevoel dat het niet waar kan zijn, zelfs als de dood was verwacht na een langdurige ziekte. Men voelt een sfeer van onwerkelijkheid. Het verlies dringt niet in zijn volle dimensie door. Het gaat precies om een slechte droom of om een nachtmerrie die weer overgaat. Eerste reacties in de zin van: ‘Het is niet mogelijk’; ‘Het moet een vergissing zijn’; ‘Ik kan het niet geloven’, komen frequent voor. Men lijkt geschokt en dit wordt verschillend geuit. Sommigen kunnen nauwelijks een woord uitbrengen, anderen wenen, weer anderen willen onmiddellijk naar de overledene toe. Ze willen hem of haar zien, erbij zijn om zichzelf te overtuigen, liefst nog om zich te overtuigen dat het niet waar kan zijn. Sommigen lijken mechanisch, robotachtig te functioneren en schijnen een emotionele afstand te bewaren. Het is precies een niet laten doordringen van de werkelijkheid, omdat ze nog niet in staat zijn deze onder ogen te zien.

Om met de rouw echt te beginnen, moet men het verlies erkennen. Als men het gebeuren ontkent, of als men weigert te geloven dat de dood onomkeerbaar is en blijft verwachten dat de persoon terug zal komen, dan is er geen reden om te rouwen. De werkelijkheid onder ogen zien is niet gemakkelijk. Als iemand sterft, is er altijd een gevoel alsof het niet is gebeurd. Men kan zo intens verlangen naar de overledene dat men de overledene meent te zien, te horen, te ruiken.

Els zag haar zoon aan de piano. Hij verongelukte toen hij 19 jaar was. Drie weken na zijn dood werd Els op zondagmorgen wakker, omdat ze haar zoon piano hoorde spelen in de woonkamer. Zo werd ze vroeger vaak op zondagmorgen gewekt. Ze haastte zich naar beneden en zag hem aan de piano, haar lievelingsmelodie spelend. Toen ze haar handen op zijn schouders wilde leggen, was hij verdwenen. Toen werd ze zeer boos. Boos op haar overleden man, omdat hij nu ook haar zoon had afgenomen. Boos op haar zoon, omdat hij niet voorzichtiger was geweest. Boos op zichzelf, omdat ze hem toestemming had gegeven voor die uitstap.

Willy hoopt dat zijn zoontje, Miguel, overleden aan kanker op 10-jarige leeftijd, opeens weer achter in de tuin van achter de stal te voorschijn komt en roept: ‘Papa, hier ben ik.’ Al was het maar dat ene zinnetje, en al zou hij dan weer verdwijnen.

Dit soort hallucinaties of waanvoorstellingen heeft veel te maken met gewoontegedrag dat zich ook na het overlijden verder doorzet. Men ontkent tijdelijk dat de persoon is overleden. Dat is normaal en mag niet worden geïnterpreteerd als ziekelijk. Zo gebeurt het dat een moeder de tafel blijft dekken voor drie kinderen in plaats van voor twee. Een weduwnaar die de telefoon hoort rinkelen, roept automatisch zijn vrouw om op te nemen. Hij ruikt bij het thuiskomen het parfum van zijn overleden echtgenote. Ouders horen hun overleden kind schreien tijdens de nacht. Iemand loopt een vrouw op straat achterna, omdat ze even meende dat het haar overleden zus was.

Het is normaal dat men zich gedraagt alsof de overledene nog leeft. Wanneer er geen voorbereiding was op de dood, het sterven zich plots en voortijdig voordoet, kunnen deze reacties soms zelfs nog een hele tijd optreden.

Rita wachtte hem op aan de kerk. Fred, de man van Rita, verongelukte op een vrijdagavond. Hij was erg verminkt en het werd haar afgeraden hem nog te gaan zien. Als een robot regelde ze alles voor de begrafenis en na een tweetal weken hervatte ze het werk. Zes maanden later deed haar oudste zoon zijn eerste communie. Fred en Rita wilden hun kinderen een christelijke opvoeding geven en vonden deze eerste communie een zeer belangrijk moment in de geschiedenis van hun gezin. Rita is samen met haar drie kinderen een uur eerder naar de kerk gegaan om Fred op te wachten. Op deze belangrijke dag zou hij haar toch niet in de steek laten. Ze heeft een uur geweend, omdat hij niet opdaagde. ‘Ik wist dat hij niet zou komen, want elke zondag ging ik naar zijn graf, op de begraafplaats naast de kerk. Maar wat ik met mijn verstand wist, was in mijn hart en mijn nieren nog niet doorgedrongen. Ik wist het wel, maar ik voelde het nog niet. Pas na tien maanden is het volledig tot mij doorgedrongen dat hij nooit meer terug zou komen. En dan kwam ik van rouw in de kou terecht. Dan brak mijn verdriet ten volle door, maar niemand begreep dit. Ik was immers de flinke vrouw die alles zo goed aankon, die mijn plan kon trekken. Voor mij was Fred echter nog niet echt dood. Ik verwachtte hem nog steeds terug.’

Om het rouwproces echt in te zetten, moet de werkelijkheid van het verlies worden erkend. Daarom is het belangrijk het overleden lichaam te zien. Men raadt dit soms af, omdat de confrontatie te moeilijk zou zijn voor de nabestaanden. Vooral als iemand zwaar verminkt is na een ongeval of geen mooie aanblik heeft na een ernstige ziekte, zegt men soms: ‘Probeer het beeld te bewaren zoals hij leefde.’ Men staat echter voor de opdracht om de werkelijkheid van de dood te aanvaarden. Daarom is het van groot belang, hoe ernstig verminkt hij ook is, om te proberen de overledene op te baren op een verzorgde wijze, zodat de familie kan komen groeten. Eventueel hoeft slechts een hand of een vinger zichtbaar te zijn, als het niet anders kan. Als men spreekt over iemand die niet toonbaar is, is de voorstelling vaak veel erger dan de werkelijkheid.

Uit mijn kinderjaren herinner ik mij de dood van een kind van vier jaar dat onder een vrachtwagen was terechtgekomen. De huisarts raadde toen de ouders aan om met hun kinderen een laatste groet te gaan brengen. Hij vond het belangrijk dat kinderen dit op jonge leeftijd leren. Een echte familiedokter die dacht aan de kinderen als de volwassenen van morgen. Moeder ging met de vier oudste kinderen, acht, zes, vijf en vier jaar oud, naar het gezin toe. Na meer dan veertig jaar zie ik nog steeds dit kind liggen, het hoofd in wit verband, enkel één handje zichtbaar boven het witte laken. Ik zie nog de wenende ouders naast het bed, het gebloemde behangpapier in de voorkamer van de woning. Toen we thuiskwamen, hadden we een lang gesprek met onze ouders. We kregen een beker warme chocolademelk en werden met veel genegenheid toegestopt. We hielden er geen afschrikwekkende herinneringen aan over. Verdriet werd gedeeld, besproken in een sfeer van warmte en aandacht.

Wie kan zich vandaag nog voorstellen dat ouders met vier kinderen van deze leeftijd afscheid gaan nemen van een kind dat verbrijzeld werd onder de wielen van een vrachtwagen ?

Naast erkennen van de werkelijkheid, is het voor de verwerking op de tweede plaats belangrijk te verstaan wat zich heeft voorgedaan. Men heeft een verklaring nodig van het gebeurde, hoe en waarom dit gebeurde. De verklaring die men voor zichzelf aanvaardt, hoeft niet voor iedereen dezelfde te zijn. Dit is niet belangrijk, zolang deze verklaring maar de persoon zelf bevredigt. Een vrouw weigert bijvoorbeeld te geloven dat haar man echt zelfmoord wilde plegen, maar houdt het bij een ongeval.

Als men geen verklaring kan vinden voor de dood, heeft men het vaak moeilijk met de rouwverwerking. Het kan een algemene angst creëren en men blijft zich afvragen hoe dit kon gebeuren en wat er dan nog allemaal kan gebeuren. Het is om deze reden dat ouders vaak bijzonder grote moeite hebben om het verlies van een kind door wiegedood te verwerken. Er is geen echte reden voor aan te geven. Men blijft vaak zoeken naar verklaringen.

Het niet verwerken van deze eerste rouwtaak betekent blijven steken in ontkenning. Sommigen weigeren te geloven dat de dood reëel is en lopen vast in het rouwproces op deze eerste taak. Ontkenning kan zich voordoen onder verschillende vormen. Men kan het feit van het verlies ontkennen en bijvoorbeeld alles in gereedheid houden en doen alsof de andere elk moment kan terugkeren. Men kan ook de betekenis van het verlies ontkennen door bijvoorbeeld de betekenis die de persoon had, of de zwaarte van het verlies te minimaliseren.

Men kan iemand helpen bij het verwerken van deze eerste taak door ervoor te zorgen dat iemand de kans krijgt om de overledene te gaan groeten, ook iemand die ernstig verminkt is. Ook nauwkeurige uitleg over het gebeurde, waarbij niets wordt achtergehouden voor de naastbestaanden, helpt om de realiteit te verstaan. Het betrekken van de familie in de regelingen voor de uitvaart en de begrafenis maakt het gebeuren meer reëel dan wanneer alles geregeld wordt zonder hen.

Ook kinderen worden best zoveel mogelijk betrokken, zodat het verlies voor hen tastbaar en begrijpelijk is. Vaak durft men kinderen niet mee te nemen om een overledene te groeten, omdat men vreest dat dit een trauma zal nalaten. Als men kinderen de kans geeft om al hun vragen te stellen, als men aandacht geeft aan hun gevoelens, en als er iemand is die met warmte en genegenheid met hen bezig is, heeft dit meestal geen negatieve consequenties. Kinderen stellen vaak directe vragen zoals: wat is dood ? Hoe komt het dat hij is doodgegaan ? Waar is hij ? Wat gebeurt er met hem onder de grond ? Moet hij nu aarde eten ? Wordt hij niet nat als het regent ? Kan dat met mij ook gebeuren ?Volwassenen hebben de neiging de vragen van kinderen weg te duwen, hen te verstaan te geven dat ze erover moeten ophouden. Of men zegt: ‘Neem een koekje en ga spelen.’ Men heeft de neiging aan allerlei materiële verlangens te voldoen: speelgoed, snoep, meer punten op school dan ze eigenlijk verdienen, in plaats van hun te geven wat ze nodig hebben op dat moment: aandacht, liefde, veiligheid, een situatie waarin ze durven het verlies onder ogen te zien.

Ellen woonde zes maanden bij haar tante. De vader van Ellen werd ernstig ziek toen ze vier jaar oud was. Ze mocht logeren bij haar tante en ging van daaruit naar school. Toen ze terug thuis kwam wonen, was haar vader dood en begraven. Er werd haar echter verteld dat hij op reis was voor zijn werk en een hele tijd zou wegblijven. Het duurde zeer lang voor ze wist wat er feitelijk gebeurd was. Nu is ze eenentwintig jaar en ze heeft er ontzaglijk veel moeite mee dat ze nog steeds niet met haar moeder kan spreken over haar vader en over de omstandigheden van zijn sterven.

Om echt te kunnen verwerken is het erkennen van de werkelijkheid, maar ook het weten wat er is gebeurd en hoe, van zeer groot belang.

Tweede rouwtaak: ervaren van de pijn van het verlies

De tweede taak is het ervaren van de pijn van het verlies. Er is absoluut geen weg om de pijn heen. De enige weg naar verwerken is recht door de pijn heen te gaan. Alles wat iemand toelaat zijn pijn te verlichten of uit te stellen, verlengt het rouwproces. Men kan proberen er niet aan te denken of zich af te sluiten voor de gevoelens als men eraan denkt. Men kan proberen het verlies te minimaliseren, of zich te overconcentreren op het verdriet van de andere familieleden en geen aandacht te geven aan het eigen verdriet. Men kan zeggen dat het niet nodig is zich verdrietig te voelen, omdat men later zal worden herenigd. Men kan zo druk bezig zijn dat men nauwelijks tijd heeft om de scheiding te ervaren en verdriet te voelen. Al deze manieren van ontlopen van de pijn kunnen werken voor een bepaalde tijd, maar het wreekt zich op de lange duur. Als men wil herstellen van het verlies, als men op een bepaald moment de pijn achter zich wil laten, als men opnieuw echt voldoening wil vinden in het leven, moet men de pijn doorgaan. Het is het enige dat echt helpt. Als de pijn niet wordt gevoeld, komt deze vaak op een later moment terug onder de vorm van het ene of andere ziektesymptoom of afwijkend gedrag. Het probleem is dat men op dat latere moment vaak het verband niet meer ziet met het eerdere verdriet en dat mensen in de omgeving nog minder beschikbaar zijn om te luisteren naar het verdriet en tot steun te zijn.

Er zijn individuele verschillen in de intensiteit van de pijn en de manier waarop die wordt ervaren, maar het is niet mogelijk iemand te verliezen waaraan men zeer sterk gehecht is geweest, zonder een zekere vorm van pijn te ervaren. De meest karakteristieke trek van de rouw is niet het voortdurend depressief zijn, maar het zijn de tijdelijke en hevige pijnscheuten. Dit zijn perioden van hevige angst en psychologische pijn. De overledene wordt op die momenten erg gemist en de overlevende snikt en huilt. In het begin zijn deze opstoten van pijn erg frequent, na een paar weken neemt de frequentie af en komen ze enkel nog voor als iets het verlies in herinnering brengt.

Moeilijke momenten, die het verlies sterk in herinnering brengen, zijn vaak: het ontvangen van de rekening van het ziekenhuis; het afhandelen van een levensverzekering; het inleveren van de identiteitskaart; momenten waarop men vroeger gezellig samen was zoals de zondagavond, verjaardagen, het eindexamen van de kinderen, vader- en moederdag; het onverwachts in handen krijgen van een herinnering zoals de huwelijksring, een foto, een brief... Alles wat mensen emotioneel aanspreekt, kan in alle hevigheid de pijn van het verlies oproepen: de eerste krokussen in de tuin, de eerste zonnebloem, de paasbloemen, de eerste vakantiedag, de eerste schooldag, de eerste lentedag. Het verlies kan bij momenten bijna op de achtergrond verdwijnen, maar plots weer in alle hevigheid op de voorgrond treden op een moment dat men dit niet verwacht. Soms gebeurt dit naar aanleiding van een bezoek, of op een moment dat men aandacht krijgt van iemand. Bezoekers worden soms afgeschrikt door het grote verdriet dat wordt opgeroepen door hun bezoek en denken dan vaak dat men beter niet meer komt. Verdriet verwerken betekent echter de pijn doorgaan. Feestdagen zijn voor rouwenden vaak treurdagen, dagen van intens gemis en van groot verdriet. Dit is normaal omdat mensen bij feestdagen elkaar vaak opzoeken en alles roept een sfeer op van gezellig bijeenzijn. Verlies wordt dan ook sterk gevoeld. Men kan dat niet vermijden. Het getuigt van meer begrip als men in plaats van ‘gelukkig nieuwjaar’ te wensen en door te lopen, even kan stilstaan en iets kan zeggen als: ‘De eerste nieuwjaar zonder Katrien is wellicht een moeilijke dag’, en dan tijd kan nemen om te luisteren naar het verdriet van de andere.

Karen kan niet naar de vieringen gaan. Haar zoon verongelukte op de avond van zijn deliberatie bij het einde van zijn humaniora. De eerste goede week nadien kon ze niet naar de kerkelijke vieringen gaan. Het ging over de zoon van God en dat riep te veel het sterven van haar eigen zoon op. Ook Kerstmis, het feest van de geboorte, riep helemaal terug het beeld van de geboorte vanTheo op. Toen hij nog leefde, had ze dit nooit zo gevoeld. Kerstmis en nieuwjaar vond ze nu zeer moeilijke dagen. ‘Je moet feestvieren voor je drie andere kinderen, maar als ze naar bed zijn, val je totaal in elkaar.’

De pijn van het verdriet komt niet alleen tot uiting in lichamelijke pijnscheuten en in huilbuien, maar ook in opstandigheid en agressie. Deze agressie kan zich richten op iedereen: op de overledene, op God, op zichzelf, op de artsen en op het ziekenhuis. Protest en agressie zijn normale reacties in een rouwproces. Deze gevoelens moeten kunnen worden geuit en niet worden tegengehouden. De omgeving heeft vaak de neiging deze gevoelens af te remmen, omdat ze beangstigen. Vertrouwde personen die het meest nabij zijn, krijgen vaak ook het meest de agressie te verduren, omdat de rouwende zich hier veilig voelt. In echtelijke relaties reageren man en vrouw vaak hun agressie af op elkaar. Dit kan de relatie doen breken. Men vraagt zich dan af wiens fout of schuld het is, terwijl het de schuld is van de omstandigheden.

Mieke is kwaad op de buren. Ze doet haar beklag dat de linker buren zich niet meer laten zien na de dood van haar man. Op straat kijken ze de andere richting uit en als ze in de tuin komt, gaan ze ongemerkt naar binnen om niets te moeten zeggen. ‘Het is precies alsof ik een besmettelijke ziekte heb.’ Ongeveer een uur later in hetzelfde gesprek begint ze te klagen over de rechter buren, omdat ze haar nooit met rust kunnen laten. Telkens ze in de tuin komt, staan ze aan de haag om te vragen hoe het gaat. Als ze gaan winkelen, komen ze aanbellen om te vragen of ze niets kunnen meebrengen, ofwel of ze geen zin heeft om mee te gaan. ‘Ze kunnen een mens nooit eens met rust laten.’ Op de ene buur is ze kwaad omdat ze niet omzien, en op de andere omdat ze haar willen betrekken. De grond van haar agressie is echter de pijn die ze telkens voelt omdat zij nog met zijn tweeën zijn, terwijl zij zonder Paul verder moet.

Pijn kan ook tot uitdrukking komen in schuldgevoelens. Er zijn in een liefdesrelatie altijd aspecten die aanleiding geven tot schuldgevoelens achteraf, omdat een relatie nooit perfect kan zijn. Had ik maar meer zorg voor haar gedragen ! Waarom was ik soms zo kortaf ? Had ik hem niet moeten dwingen met roken te stoppen ? Waarom heb ik zo lang gezwegen over zijn toestand ? Ontelbare zorgen, in de zin van ‘had ik maar...’ blijven de nabestaanden vaak zeer lang kwellen. Schuldgevoelens kunnen zowel met reële tekortkomingen te maken hebben als met irreële. Ook al gaat het om schuldgevoelens op basis van irreële voorstellingen, toch is het nodig dat ze kunnen geuit worden, omdat men op deze manier ook de pijn tot uitdrukking laat komen. In plaats van te zeggen dat men zich niet schuldig mag voelen, werkt het meer adequaat als men duidelijk maakt dat schuldgevoelens normale reacties zijn in een rouwperiode en dat men daarvan enkel kan worden bevrijd door ze uit te spreken. Dit betekent niet dat men schuldig is, maar het is een weg waarlangs de pijn naar buiten komt.

De tweede taak van de rouwarbeid, het ervaren van pijn, vraagt soms om onderbreking, om momenten waarop men afscheid neemt van de pijn om wat bij te tanken, zodat men het op een ander moment weer aankan. Men moet er eens enkele dagen uit, of men onderneemt een activiteit die alle aandacht vraagt, of men gaat naar een meeslepende film. Dat is af en toe noodzakelijk om te voorkomen dat men totaal uitgeput geraakt door de pijn. Dit soort onderbrekingen betekent niet dat men de rouw niet doormaakt. Er kunnen enkel problemen ontstaan als men continu het verdriet ontloopt en er te weinig tijd en aandacht voor heeft.

Het niet vervullen van deze tweede taak is: niet voelen, zich afsluiten voor gevoelens, alles wat aan de overledene herinnert vermijden, op eufore wijze reageren. Indien de tweede taak niet adequaat wordt doorgewerkt, kan later psychotherapie vereist zijn. Maar op dat moment zelf is het vaak veel moeilijker om terug te keren en de pijn te doorleven die men vroeger probeerde te vermijden. Dat is vaak een complexere en moeilijkere ervaring dan ermee afrekenen in de maanden na het verlies. Een bijkomende complicatie kan zijn dat op een later moment het voor de omgeving moeilijker te begrijpen is en er ook vaak minder steun beschikbaar is dan in de eerste tijd nadien.

Men kan iemand helpen bij het vervullen van deze tweede taak door de confrontatie met de pijn niet voortdurend te ontlopen, maar de kans te geven erbij stil te staan. Vrienden en familieleden durven vaak de naam van de overledene niet uit te spreken, omdat ze bang zijn hiermee pijn op te roepen. Men durft niet belangstellend te vragen hoe het gaat of op bezoek te gaan bij de naastbestaanden. Nochtans zijn dit kansen om hen niet alleen te laten met de pijn.

Rob werd gedwongen over paarden te praten. Het zoontje van Rob verdronk in de vijver twee weken vóór hij twee jaar werd. Een week na de begrafenis kwam de broer met wie Rob de nauwste band had, op bezoek. Hij had boeken meegebracht over paarden, omdat hij wist dat Rob erg veel van paarden hield. De ganse avond probeerde hij een gesprek over paarden op gang te houden. Rob had het gevoel dat hij over niets anders dan over Koen wilde praten, maar hij kreeg er de kans niet toe. De broer had zijn uiterste best gedaan om voor afleiding te zorgen, maar het was niet adequaat op dat moment.

De vriendin van Karen kwam niet meer op bezoek. Karen, een meisje van zestien, was wekenlang vermist en werd vermoord teruggevonden. De vooravond van de begrafenis drentelt Veerle, de beste vriendin, heen en weer aan de overkant van de straat, vóór de woning van Karen. De moeder merkt haar op en loopt naar buiten. Ze is blij Veerle nog even te zien, want sinds Karen verdwenen is, heeft ze haar niet meer gezien. Op haar vraag waar ze al die tijd toch gebleven is, vertelt Veerle al schreiend dat ze niet durfde te komen, omdat ze de laatste avond woorden heeft gehad met Karen en daarna was ze verdwenen. De moeder vraagt haar of het de eerste keer was dat ze ruzie hadden en hoe dit dan vroeger verliep. Veerle vertelt hoe ze vroeger elkaar niet meer bekeken of aanspraken, maar dit amper een uur konden volhouden. Dan begon een van de twee te lachen en was alles weer bijgelegd. De moeder zegt haar dat dat uur nu reeds lang voorbij is en nodigt haar mee binnen om samen te praten over Karen. Wat moet er al die weken zijn omgegaan in Veerle ? Hoe komt het dat noch haar ouders, noch de klastitularis in de school, die wisten dat Karen en Veerle zeer goede vriendinnen waren, erin geslaagd waren te doen wat deze moeder zo spontaan deed ? Wat maakt dat niemand ertoe kwam om met Veerle mee te gaan naar de ouders van Karen ? Men wil pijn besparen voor alle partijen, maar daarmee bevordert men de verwerking niet. Het blokkeert niet alleen de rouwverwerking maar ook de verdere ontwikkeling.

De naam van Tine wordt door niemand meer uitgesproken. Tine is verongelukt op 12-jarige leeftijd. Zes weken na het overlijden komt een vriend op bezoek. Bij het binnenkomen van de woonkamer merkt hij dadelijk de foto van Tine op de schouw met een brandende kaars en bloemen erbij. Spontaan zegt hij dat hij bij het binnenkomen het gevoel heeft dat alles in de kamer ademt naar Tine en dat hun dag er wellicht mee begint en eindigt. De ouders wenen en vertellen dat hij de eerste van alle bezoekers is die nog eens de naam van Tine uitspreekt. Iedereen die komt, de lerares van school, haar vriendinnen, de grootouders: zij allen vermijden haar naam te noemen. De ouders voelen de pijn, maar krijgen nu tenminste de kans om de pijn met iemand te delen. ‘Als niemand over haar spreekt, als men haar naam niet meer vernoemt, is het precies alsof ze nooit heeft bestaan, alsof men niet meer aan haar denkt. Het maakt dood dubbel zo dood.’

Men helpt rouwenden in het opnemen en afwerken van de tweede taak, als men de confrontatie met de pijn niet voortdurend probeert te vermijden, maar mensen de kans geeft de pijn te ervaren in zorgzaam contact met anderen. Het helpt ook als men mensen duidelijk kan maken dat gevoelens van opstandigheid en van schuld normale reacties zijn die mogen worden geuit en die men niet probeert weg te duwen.

Omstanders hebben vaak moeite als pijn wordt geuit en men probeert dan remedies tegen de pijn aan te dragen. Als een klein kind komt te sterven bij de geboorte, krijgen de ouders reacties als: ‘Je bent nog jong. Je kunt er nog krijgen. Probeer te vergeten dat het zich heeft voorgedaan. Over twaalf maanden ben je hier terug. Je kind was toch gehandicapt. Wees blij dat hij zo niet is blijven leven. Je hebt toch nog twee gezonde kinderen.’ Of als een bejaarde sterft, vraagt men onmiddellijk: ‘Hoe oud was hij ?’, alsof de leeftijd een remedie is tegen het verdriet. Of: ‘Hij heeft een mooie leeftijd gehad.’ Daarmee neemt men echter de pijn niet weg van de weduwe die na vijftig jaar huwelijksleven alleen verder moet.

Men helpt treurenden meer als men luistert hoe het voelt, in plaats van te vertellen hoe men zich wel en niet moet voelen.

Derde rouwtaak: aanpassen aan de omgeving zonder de overledene

De derde taak is het zich aanpassen aan een nieuw leven zonder de overledene. Ook al moet iedereen deze taak doormaken om de rouw te verwerken, toch betekent dit ook weer iets dat verschillend is voor elke rouwende, afhankelijk van wie de overledene was, hoe hun relatie was en welke rollen de overledene in hun leven vervulde.

Wie of wat was dat kind voor de ouders, voor de broers en zussen ? Voor elk van hen heeft dit kind een andere betekenis, omdat elk zijn specifieke relatie had. Welke betekenis had de overleden vader voor dit kind ? Hij wordt gemist door de zoon aan het voetbalveld. De dochter mist hem als ze met haar studierapport thuiskomt van school, of als haar fiets een lekke band heeft. Voor een weduwe kan het enkele maanden duren vooraleer ze zich ten volle realiseert wat het betekent te leven zonder haar echtgenoot. Het behelst alleen leven, alleen de kinderen opvoeden, alleen de financiën behartigen, alleen beslissen over de toekomst van de kinderen, alleen naar de oudervergaderingen gaan in de school en zien dat de meeste ouders met zijn tweeën zijn. Men realiseert zich pas geleidelijk welke functies de overledene allemaal vervulde. Na het sterven van haar echtgenoot is de weduwe niet alleen haar wettige echtgenoot kwijt, maar ook degene met wie ze lange gesprekken kon voeren, degene die haar aanvoelde, die haar knuffelde, die haar naar de winkel voerde, degene die samen met haar de geschenken voor de kerstboom uitkoos, degene die het gras afreed, die de belastingbrief invulde… Het komt er nu op aan nieuwe vaardigheden te leren en een oplossing te vinden voor de rollen die door de overledene vroeger werden opgenomen. Dit gaat vaak gepaard met zeer veel emoties, zoals kwaadheid, groot verdriet, agressie, ontgoocheling, machteloosheid.

Lena verliest bijna haar ganse dagtaak. De zoon van Lena stierf toen hij veertien jaar was. Hij was ernstig fysiek gehandicapt. Zij hadden hem steeds thuis verzorgd en wisten dat hij wellicht nooit oud zou worden. Lena was een groot deel van de dag met hem bezig en haar dagen werden leeg na zijn dood. Het meest pijnlijke was het minimaliseren van haar verdriet, omdat haar zoon toch gehandicapt was. Ze kreeg reacties als: ‘Je mag blij zijn dat je je gezonde kinderen nog hebt’, of: ‘’t Is misschien beter voor de andere kinderen dat de zorg voor Peter is weggevallen, nu is er meer tijd voor hen.’ Deze uitspraken kwamen zeer hard aan. De band met Peter was juist zeer intens door de lichamelijke zorg. Ook voor de vader die er elke avond voor moest zorgen dat hij thuis was om Peter in bed te leggen, betekent dit sterven als het ware het wegvallen van zijn meest belangrijke ritueel elke avond. Het was niet alleen de lichamelijke band, maar ook het samen zoeken naar oplossingen voor de grote en de kleine problemen waarmee ze telkens weer werden geconfronteerd. Het maakte opstandig als mensen dan zeiden dat het niet zo erg was.

Voor Christine was het eerste jaar het ergste niet. Jan stierf op dertigjarige leeftijd. Het eerste jaar hoorde ze hem nog elke avond met de wagen thuiskomen. Dat was nog het vertrouwde leven. Het was alsof hij er nog bij hoorde, ook al waren veel dingen veranderd. Ze moest zelf de tuin bijhouden, meer verantwoordelijkheid dragen in het onderhoud van het huis. Het poetsen was moeilijk. Ze deed het vroeger altijd de vrijdagmiddag vóór Jan thuiskwam om het weekend te starten. Voor wie moest ze het nu nog doen ? En veel ongewone dingen: zaken van verzekering, juridische en administratieve problemen, concrete aspecten in de opvoeding van de kinderen. Ze kreeg echter heel veel hulp van vrienden. Ze waren elk als het ware een stukje van Jan. In het tweede jaar werd ze veel meer overvallen door de realiteit. Het verschil met vroeger werd steeds groter. De eenzaamheid, het alleen-zijn, het voor altijd afgesneden-zijn van haar man, niet samen de kinderen kunnen grootbrengen en niet samen oud kunnen worden.

De aanpassing houdt niet alleen in vervanging zoeken voor bepaalde functies en taken. Het sterven van de partner kan ook verlies van status betekenen. Weduwe of weduwnaar worden in plaats van partner blijven betekent voor velen een moeilijk statuut. Het kan betekenen: contact verliezen met een groep van vrienden; niet meer worden uitgenodigd voor het jaarlijkse nieuwjaarsfeest in de werksituatie van de partner. Ouders die hun enige kind verliezen, worden door de omgeving gezien als mensen zonder kinderen in plaats van als ouders van een overleden kind. Ze moeten zich aanpassen aan het feit dat ze geen schoolbijeenkomsten meer hebben, hun kind niet meer zien starten met een nieuw schooljaar, niet op vakantie zien vertrekken met de jeugdbeweging.

De derde taak is mislukt als men zich niet aanpast aan het verlies. Sommigen werken zichzelf tegen door zich hulpeloos op te stellen, door de vaardigheden niet te ontwikkelen die ze nodig hebben, of door zich terug te trekken uit de omgeving en de maatschappelijke verplichtingen niet onder ogen te zien.

Een uiting hiervan is de idealisering van de overledene. Dit stelt vaak bijzondere problemen in een gezin waar een van de kinderen komt te sterven. Het idealiseren van het verloren kind kan de andere kinderen het gevoel geven dat zij voor hun ouders niets of niemand zijn. Reacties van de andere kinderen in de zin van: ‘Je hebt óns toch nog’, kunnen zowel bedoeld zijn als troost voor hun ouders, als een noodkreet om ook aandacht te krijgen, een vraag naar begrip voor het verdriet dat ook zij doormaken. Er zijn broertjes en zusjes die van hun ouders zeggen: ‘De dood van dit kind was het ergste dat ons kon overkomen. Sindsdien hebben onze ouders geen belangstelling meer gehad voor ons, ze hebben alleen nog maar voor hun verdriet geleefd, ze hebben niet meer geïnformeerd naar ons, terwijl wij nog leven.’

Hier ligt een probleem dat vaak wordt veronachtzaamd. Ook de andere kinderen treuren om het verlies van een broer of zus, maar ze worden dagelijks geconfronteerd met het gevoel dat de afgestorvene alles betekende. Vaak kunnen ouders in hun verdriet hun aandacht niet meer harmonisch verdelen. Het is een belangrijke opdracht voor de omgeving en de hulpverleners om hieraan de nodige aandacht te schenken.

Als het rouwproces normaal verloopt, neemt de idealisering geleidelijk af en komt er een reëel beeld voor in de plaats. Verwerking betekent immers herstel van een reëel beeld, met positieve en negatieve aspecten.

Een andere vorm waarin men de overledene probeert vast te houden, is de identificatie. Deze kan zich voordoen onder allerlei vormen. De rouwende kan de interesse, doelstellingen en activiteiten van de geliefde overnemen. Men gedraagt zich zoals de overledene. Soms vertoont men klachten of symptomen die de afgestorvene ook vertoonde. Men heeft soms het gevoel te denken en te beslissen in zijn geest. We kennen ook de identificatie in derden: men wenst dat de kinderen de plaats innemen van de overledene. De oudste zoon of dochter wordt soms in deze rol gedrukt na het overlijden van vader of moeder. Ook het zelf dood willen zijn, de doodswens, is een vorm van identificatie met de overledene. De wens om dood te zijn is niet hetzelfde als de idee om zelfmoord te plegen. Het gaat hier in essentie niet om zich te beroven van het leven, maar om bevrijd te zijn van het leed en verenigd te zijn met de overledene.

Men kan rouwenden helpen in het opnemen van de derde taak door telkens opnieuw te luisteren naar wat deze aanpassing voor hen betekent en welke moeilijkheden dit allemaal meebrengt. Door steeds opnieuw te verhalen helpt men mensen geleidelijk opnieuw op verhaal te komen in het leven. En in het aandachtig luisteren kan men ook achterhalen wat het meeste moeite kost, welke nieuwe vaardigheden kunnen worden aangeleerd en waarmee men iemand kan helpen. Als de overledene wordt geïdealiseerd, gaat men daar best niet tegenin, maar men laat de kans om uit te spreken. Geleidelijk aan zal er wel een getrouw beeld voor in de plaats komen. Het is normaal dat men iemand vooral mist in de positieve aspecten. Als het gaat om idealiseren van een overleden kind door de ouders, kan men best wat extra warmte en aandacht opbrengen voor de andere kinderen, tot de ouders in staat zijn om hun aandacht opnieuw te verdelen.

Vierde rouwtaak: een nieuwe plaats geven aan de overledene en opnieuw leren houden van het leven

De vierde taak bestaat erin de overledene een nieuwe emotionele plaats te geven in het leven. Dit betekent niet dat men niet meer houdt van de overledene of dat men hem vergeet. De relatie is veranderd, maar de overledene blijft steeds een speciale plaats innemen in het hart en de geest van de nabestaanden. De intensiteit van de band wordt echter anders. Men komt er geleidelijk aan toe weer emotionele energie op te brengen voor het leven daarbuiten. Men leert opnieuw houden van het leven en van andere mensen en alle aandacht gaat niet langer naar het verloren leven.

Velen hebben moeite met deze vierde taak, omdat ze vrezen dat ze de nagedachtenis van hun overleden echtgenoot, kind of vader oneer aandoen, als ze opnieuw leren houden van het leven of van andere mensen. Sommigen worden ook afgeschrikt door het vooruitzicht dat ook deze nieuwe relaties kunnen afbreken en eindigen met verlies.

Anja voelde zich schuldig omdat ze genoot van dansen. Tien maanden na het sterven van haar man ging Anja voor het eerst naar een huwelijksfeest. Ze danste er de ganse avond. Ze had altijd veel van dansen gehouden en ze kon zich hierin echt uitleven. Toen ze thuiskwam na een ontspannen avond, voelde ze zich echter schuldig, omdat ze zo had genoten. Mocht ze nog wel van dansen genieten, nu Rik er niet meer was en niet mee kon genieten ?

Niet voltooien van deze vierde taak kan men best beschrijven als: zich niet meer binden, niet meer houden van het leven en van mensen. Sommigen vinden het verlies zo pijnlijk dat ze besluiten zich nooit meer te binden. Voor velen is deze vierde taak de moeilijkste om te vervullen. Ze lopen op dit punt vast in hun rouw en stellen veel later vast dat hun leven als het ware is gestopt op het moment van verlies.

Voltooiing van het rouwproces

Het rouwproces is voltooid als vier genoemde taken zijn vervuld. Het is onmogelijk een precieze tijdsduur voor een rouwproces te omschrijven. De tijd die het iemand vraagt om te verwerken, hangt af van veel factoren, zoals bijvoorbeeld de relatie met de persoon die sterft, de manier van verwerken van de overlevende, de omstandigheden van de dood, het vroegtijdige karakter van de dood, de steun die men heeft ervaren in de verwerking, de wijze waarop het sterven werd meegedeeld, hetgeen men heeft kunnen doen voor de persoon vóór het sterven... Deze veelheid van factoren maakt wellicht duidelijk dat het niet zomaar te voorspellen is hoelang de verwerking kan duren. Een periode van één tot twee jaar is geen lange periode om een belangrijk verlies te verwerken. En vijf jaar is helemaal niet te lang om het sterven van een kind te verwerken. Een criterium van verwerking is dat men aan de overledene kan terugdenken zonder steeds intense pijn te ervaren, alhoewel iets van de pijn van het verlies een leven lang duurt.

Men kan dit vergelijken met het beeld van een schaduw. Verdriet na verlies gaat met mensen mee doorheen hun verdere leven, zoals de schaduw van een mens hem overal vergezelt. De schaduw van een mens is soms groot en soms klein, soms ligt ze vóór hem, soms achter en dan weer naast hem. Soms ziet men ze en op andere momenten is ze onzichtbaar. Men kan een hoek van een straat omslaan en de schaduw ligt plots levensgroot vóór de persoon en stapt elke stap met hem mee. Zo is het ook met verdriet. Het kan opeens levensgroot aanwezig zijn, als men het niet verwacht.

Op de zondag van de plechtige communie voelden Jef en Rosa zich intens verdrietig om hun zoontje Bart, dat twaalf jaar geleden gestorven was bij de geboorte. De meeste dagen voelden ze deze pijn niet meer, maar op de dag van de plechtige communie realiseerden ze zich ineens dat Bart mee zijn plechtige communie zou hebben gedaan als hij was blijven leven.

Erica liep wenend de winkel uit. De beide ouders van Erica kwamen zeven jaar geleden om bij een auto-ongeluk. Op een zaterdagmorgen, zeven jaar later, wil Erica een nieuwe mantel kopen. Ze staat met een mantel in de handen als ze iemand hoort vragen: ‘Mama, hoe staat me dat ?’, uitroep van een meisje van achttien jaar, háár leeftijd toen haar ouders verongelukten. Het meisje heeft een mantel gepast en poseert vóór haar moeder. Op dat moment voelde Erica opnieuw haar gemis. Een stekende pijn welde op van haar hoofd tot haar voeten. De tranen rolden langs haar wangen. Ze liet het kledingstuk vallen waar ze stond en holde de winkel uit. Overal waar ze liep zag ze moeders met dochters, en dochters met moeders. Thuisgekomen heeft ze een uur geweend. Ze wist niet dat dit na zeven jaar nog zo intens pijn kon doen.

Reacties op het verlies kunnen terugkeren rond verjaardagen en andere omstandigheden die speciale pijnlijke herinneringen oproepen aan de overledene: vaderdag of moederdag, de dag van de plechtige communie voor ouders die twaalf jaar geleden een kind verloren bij de geboorte. Kinderen die vader of moeder verliezen, worden bij elk groeimoment weer herinnerd aan het overlijden: een belangrijke beslissing in studies of beroep, begin van een verkering voor het meisje dat geen vader heeft om haar verloofde aan voor te stellen, hun huwelijksdag. Precies deze momenten waarop men verwacht enkel geluk te ervaren, wordt het gemis opnieuw sterk voelbaar.

Het eindresultaat van verwerking is ‘integratie’ en niet ‘vergeten’. Uit machteloosheid om met verdriet om te gaan verlangt de omgeving vaak dat rouwenden zouden vergeten. Vergeten is geen troost, het is ontkenning van het verdriet. Als men terugdenkt aan iemand van wie men heeft gehouden en die is gestorven, roept dit steeds een zeker gevoel van droefheid op, maar de droefheid heeft niet meer het ontwrichtende karakter dat ze vroeger had. Men kan denken aan de overledene zonder de lichamelijke verschijnselen, zoals intens huilen of een gevoel van verstikking in de borst. Rouwarbeid is ook beëindigd als men terug kan investeren in het leven en in nieuwe relaties. Dit laatste wijst echter niet onveranderlijk op een voltooiing van het rouwproces. Een nieuw huwelijk korte tijd nadien, of de beslissing een ander kind te willen, kunnen de uitdrukking zijn van verwerking in het ene geval, waar ze in andere situaties voortspruiten uit het verlangen de pijn te vermijden.

De goede afloop van het rouwproces is moeilijk te bepalen. Het bevat minstens de drie volgende aspecten, die nauw met elkaar in verband staan: 1. men voelt zich de meeste momenten terug goed in het leven en men kan opnieuw genieten van alledaagse dingen; 2. men kan weer de problemen van het leven aan; 3. men wordt minder in beslag genomen door het verdriet.

Na een ernstig verlies wordt het leven nooit meer zoals voorheen. Dit betekent niet dat men geen nieuwe zin in het leven kan vinden en niet meer echt gelukkig kan worden. Men kan groeien doorheen het verlies, en met een vernieuwde levenservaring, gelouterd door de pijn en het verdriet, zeer veel betekenen voor andere mensen. De overledene kan op een andere wijze aanwezig zijn in dit leven als een bron van inspiratie en van kracht.

Felix had het gevoel te worden opgewacht. Hij verloor ongeveer zestig jaar geleden in opeenvolgende jaren drie kinderen bij de geboorte, ten gevolge van niet-overeenstemmende rhesusfactor. Na al die jaren vertelt hij dat hij bijna dagelijks aan zijn kinderen heeft gedacht. Nu hij meer dan negentig jaar oud is, heeft hij het gevoel dat elke dag hem iets dichter bij elkaar brengt. Ze staan hem ‘aan de overkant op te wachten’. Wat eens intense pijn en verdriet was, is nu de veilige haven waarheen hij vaart en waar ze hem een warme thuiskomst bereiden.

Ann, een alleenstaande moeder, verloor haar enige dochter Fanny op 31-jarige leeftijd aan aids. Nadien zette ze zich in om mensen de stigmatisering te besparen die ze zelf had ervaren. Ze werkte mee aan een opvangdienst voor gezinnen met een aidspatiënt. Ze vertelde over haar ervaring: ‘Fanny maakte mij tot moeder toen ze werd geboren en op het moment van haar sterven werd ik een betere moeder. Ze leerde me de echte betekenis van onvoorwaardelijke liefde. Ik werd een persoon die in staat was meer liefde te geven en beter hulp te bieden. Ik ontving ook meer liefde terug dan ooit tevoren en het hielp mij in mijn genezingsproces.’

Rouw doorwerken geeft kansen op nieuw en voldoening gevend leven. De schaduw van het verdriet kan af en toe opnieuw opduiken. Het vraagt echter arbeid, want rouwen is inderdaad een werkwoord. Men kan mensen echter helpen in het vervullen van de vier taken van de rouwarbeid. Men kan hen ook hinderen door gebrek aan kennis, gebrek aan invoelen en niet-adequate reacties.

In het volgende hoofdstuk wordt meer concreet ingegaan op allerlei reacties en ervaringen die men kan verwachten.