6 De Vliegende Hollander van de Steigersgracht
O livier van Noort was de eerste Hollander die rond de aardbol zeilde. Hij zette zeil vanuit Rotterdam en werd er bij zijn terugkeer feestelijk ontvangen. Na zijn dood werd hij in Schoonhoven begraven, maar zijn geest waart volgens sommigen nog altijd op zee rond, om te boeten voor zijn bloeddorstige leven.
Soetensteeg, 1598, door overlevering bekend – Bij Kaap Hoorn, het zuidelijkste puntje van het Zuid-Amerikaanse Vuurland, kwamen vroeger zeelui af en toe een mysterieus spookschip tegen. Sommigen beweerden dat het de Vliegende Hollander moest zijn geweest, die Nederlandse kapitein die hardnekkig door wilde varen, weer of geen weer, God of geen God, en voor zijn koppigheid beloond werd met eeuwige vervloeking. Maar elke zeeman weet dat de Vliegende Hollander het water rond Kaap de Goede Hoop onveilig maakt, dus die kapitein kan het niet zijn geweest. Wie was dan die schimmige gedaante aan boord van het mysterieuze schip dat soms opeens uit het niets verscheen bij Kaap Hoorn?
Sommige zeemannen durfden te zweren dat het niemand minder dan de Rotterdammer Olivier van Noort moet zijn geweest. Ze hadden hem gezien, op de verhoogde achterplecht van het spookschip. Een klein mannetje met vettig, krullend grijs haar dat met pretoogjes en opvallend grote voortanden naar hen grijnsde.
In 1627 was hij overleden en begraven in de kerk van Schoonhoven. Maar schijnbaar had hij de eeuwige rust niet gevonden. Wie zijn verhaal kent, snapt wel waarom…
Tussen het Groendaal en de Soetensteeg lag vroeger een haven: de Steigersgracht. Aan deze kade lag ooit het schip aangemeerd van de eerste Hollander die om de aarde wist te zeilen. Zijn naam was Olivier van Noort en hij was in 1558 in Utrecht geboren met zout in zijn bloed.
De Hollanders waren toen nog maar net begonnen aan hun eerste reizen naar het rijke Indië, nadat de Spanjaarden
en Portugezen voor hen de route hadden ontdekt. Maar de Spanjaarden, met wie ons land destijds in oorlog was, waren niet van plan de concurrerende Hollandse schepen zonder slag of stoot hun handelsroutes te laten gebruiken. Er werden dus verschillende pogingen gedaan om een veiligere route naar Indië te vinden en daarom begon Olivier van Noort op veertigjarige leeftijd aan zijn tocht.
Onderweg wilde hij porselein inkopen in China, specerijen in de Molukken, informatie verzamelen voor Hollandse kaartenmakers en liefst zoveel mogelijk Spaanse schepen kapen. Rotterdamse geldschieters wisten het benodigde bedrag bij elkaar te brengen. De meeste geldschieters waren handelaren en reders, maar ook een aantal rijke burgers investeerden een bedrag, hopend op een flinke winst als Van Noort met schatten beladen terug zou keren.
Op 2 juli 1598 begon de reis. Vanuit Rotterdam zette Van Noort met een vloot van vier schepen en 248 mannen zeil naar Zuid-Amerika. Zijn plan was om daaromheen te varen en zo Indië te bereiken.
De problemen begonnen vrijwel meteen. Een van Van Noorts vice-admiraals gedroeg zich zo hooghartig dat zeven mannen deserteerden. In december bereikte de vloot het eiland Principe, bij Liberia. Daar sloegen ze vers water in en vochten ze met de Portugezen die ze daar ontmoetten. Een zware storm liet hen vervolgens van hun koers afwijken en na een uitputtende tocht bereikten ze de Braziliaanse kust. Hier kon de bemanning eindelijk fruit eten om hen van scheurbuik te verlossen. In Rio de Janeiro raakten ze in maart 1599 opnieuw in gevecht met Portugezen.
Pas op 4 november bereikten ze dan eindelijk de Straat Magellaan, de zeestraat die hen om Zuid-Amerika heen naar Indië moest brengen. Het weer zat echter tegen en de kaap kon niet worden gerond. Toen de mannen aan land gingen, kwamen ze een groep van veertig plaatselijke bewoners tegen. Van Noort noteerde later in zijn logboek: ‘We schoten de mannen dood, toen kwamen daarbij enige vrouwen en de kinderen en daar vielen velen dood en gekwetst, waarna wij vier knechtjes en twee meisjes meenamen, die enkele dagen later ook overleden.’
De moeilijke reis begon z’n tol te eisen. De schepen waren nu al anderhalf jaar onderweg en ze hadden de Kaap nog niet eens gerond. De bemanning begon te mopperen en dat leidde uiteindelijk tot een muiterij, aangevoerd door de vice-admiraal Jakob Klaasz van Ilpendam. Van Noort sloeg de opstand hardhandig neer en Van Ilpendam werd op een onbewoond eiland achtergelaten.
Pas op 29 februari 1600 wist de vloot eindelijk door de Straat te varen en de Stille Oceaan te bereiken. Inmiddels waren van de oorspronkelijke vloot nog maar twee schepen over en van de 248 koppen tellende bemanning nog maar 147.
Tien maanden en weer vele avonturen later kwamen ze bij Manilla aan, waar Van Noort het gevecht aanging met twee Spaanse schepen die in de haven voor anker lagen. Hij blokkeerde de haven en leegde zijn kanonnen op het grootste Spaanse schip. Het was een voltreffer en tweehonderd Spanjaarden kwamen in het water terecht. Ze probeerden hun leven te redden door naar de kust te zwemmen, maar Van Noort stak daar een stokje voor. Hij schreef in zijn logboek: ‘Allen die ons voor den boeg kwamen, werden met spiezen doodgestoken. En de rest die daar zwommen beschoten wij met kanonsgeschut.’
Toen de Hollandse held zijn bloedlust had bevredigd, dreven er meer dan 170 dode mannen in het water. Van Noort ging er snel vandoor voor de Spanjaarden de kans kregen terug te slaan, maar zijn tweede schip was niet snel genoeg. Terwijl hun gezellen de horizon tegemoet zeilden, werden de vijfentwintig Hollandse opvarenden van het achtergebleven schip gevangen genomen door de woedende Spanjaarden. De gevangenen werden gedwongen om zich te bekeren tot het katholieke geloof, waarna ze een voor een werden gewurgd en respectvol in gewijde grond begraven. Van Noorts vloot bestond nu alleen nog maar uit zijn eigen schip. In januari 1601 bereikte hij eindelijk Indië en na een reis van bijna drie jaar keerde hij terug naar Holland.
Op 26 augustus 1601 zeilde hij met zijn vijfenveertig overgebleven mannen de Rotterdamse haven in, enthousiast toegejuicht door het publiek. Hij meerde aan bij de tegenwoordig niet meer bestaande Steigersgracht en werd door de menigte feestelijk gehuldigd. Het was hem gelukt: hij had Indië weten te bereiken!
Helaas voor zijn geldschieters had hij geen winst gemaakt, maar dat mocht de pret niet drukken. Het ene schip dat was overgebleven werd verkocht, zodat de investeerders in ieder geval hun geld terug kregen. Financieel werd dus niemand beter van de reis, maar Van Noort had wel aangetoond dat het mogelijk was de Oost te bereiken via de Straat Magellaan. Olivier van Noort was dan wel geen rasechte Rotterdammer, hij bleef toch altijd een held voor de Rotterdammers.
Zijn spookschip werd voor het laatst gezien rond 1870. Dat komt waarschijnlijk door de aanleg van het Panamakanaal, dat de ronding van Kaap Hoorn overbodig maakte. Olivier van Noort spookt dus nog steeds rond, maar zonder publiek.