20 De huilende Maria van Brunssum
In de zomer van 1995 speelden zich in Nederland waarlijk Zuid-Europese taferelen af. De zon wist van geen wijken en in Brunssum begon een Mariabeeld te huilen. ‘Om het leed van de wereld’, zo wisten de eigenaars. Of was het ook voor Maria te warm geworden?
Brunssum, 1995, door Marcel Hulspas – Maria plengde haar eerste tranen op dinsdag 27 juni, en zou dat de volgende dag herhalen. Uit het linkeroog van het gipsen (geverfde) beeldje van Maria in Fatima stroomde een rode vloeistof. De bezitters van het beeld, Jan en Gerda Coumans (respectievelijk 67 en 63 jaar oud) waren diep onder de indruk en brachten het wonder snel naar buiten. In luttele dagen tijd groeide de Brunssumse arbeiderswijk De Egge uit tot een waar bedevaartsoord.
Het beeldje werd op de stoep gezet, geflankeerd door een familielid dat de nieuwsgierigen op afstand hield (maar ook best wel bereid was om bidprentjes en rozenkransen aan te pakken en dicht bij het beeld te houden). Niet alleen gelovigen en nieuwsgierigen, ook de media waren er als de kippen bij. Het werd zomer. Komkommertijd. De eerste komkommer was blijkbaar al rijp. Spoedig kent heel Nederland het voorwerp van verering: een bescheiden beeldje, met een zwart spoor vanuit het linkeroog. De linkerkant van het gezicht is lelijk vervormd.
Daarna bleven de wonderen komen. Maria’s gewaad, zo vertelde mevrouw Coumans, veranderde zo nu en dan van kleur. Een buurvrouw had het beeldje vastgehouden, zag toen een traan lopen en rook ‘hemelse bloemen’. En de Moeder Gods genas ook. Een andere buurvrouw had jarenlang last gehad van reuma en daar was ze nu van af, zo beweerde ze. De meeste buurtbewoners echter reageerden koeltjes – en uiteindelijk ronduit vijandig, zoals we zullen zien.
Onderzoek naar de wonderbaarlijke tranen kwam verrassend snel van de grond. Het Limburgs Dagblad wist een traan in zijn bezit te krijgen en droeg deze over aan het hoofd van het hematologisch (‘bloedkundig’) laboratorium te Heerlen, J.van Wersch. Twee eenvoudige tests maakten korte metten met de bovennatuurlijke claim van de familie Coumans. Van Wersch deed een test op de aanwezigheid van bloedlichaampjes, en die viel negatief uit. Een tweede, op de aanwezigheid van de rode bloedkleurstof hemoglobine, leverde eveneens een negatief resultaat. Zijn conclusie: ‘Uitgesloten dat dit iets met bloed te maken heeft’.
Van Wersch vermoedde dat het om een soort hars gaat, waarmee het linkeroogje van het beeld was vastgezet en dat door de grote hitte is gesmolten. Maar, zo tekent het Eindhovens Dagblad van 3 juli uit zijn mond op: ‘Dat zou ook gebeuren als je een föhn op het beeld zou zetten.’ De conclusie van de media: geen wonder. De naïeve belangstelling maakt plaats voor een lacherige sfeer.
Opvallend is dat juist deskundigen van religieuze zijde uitgesproken negatief reageerden. Het bisdom Roermond wil er niets van weten. Men ontraadt de gelovigen de gang naar Brunssum.
Deken I. Kleinen van Brunssum deelt desgevraagd mee aan de ene echte Maria ‘méér dan genoeg’ te hebben. De Tilburgse hoogleraar liturgiewetenschap P. Post (de media zochten de deskundigen werkelijk overal; ondergetekende mocht ook zijn zegje doen op rtl4 ) beschouwde het wonder van Brunssum slechts als een wetenschappelijke buitenkans. Het was ‘een mooie gelegenheid om de ontwikkeling van zo’n sacrale plek met eigen ogen te volgen’.
In Nijmegen ten slotte achtte men het (in het Brabants Nieuwsblad van l juli) ‘zo klaar als een klontje’ dat deze bloedhuilende madonna geïnspireerd was op het exemplaar te Civitavecchia (zie Skepter , juni 1995). Net als Wersch (‘föhn’) denkt hij aan bedrog, maar voegt daar sussend aan toe: ‘De familie Coumans weet waarschijnlijk zelf niet meer dat ze de boel bedonderen.’
Bedrog is ook de suggestie van Pater Johannes Touw, van de abdij St.-Benedictusberg Mamelis te Vaals. Pater Touw heeft het wonder uitgebreid onderzocht. Hij heeft iedereen gesproken, video-opnamen gemaakt en als dank wat vloeistof meegekregen. Ook hij bagatelliseert de gebeurtenissen. Het wonder zou in Italië de pers niet hebben gehaald, zo weet hij, ‘daarvoor is de linkerhelft van het gezicht te zeer verwrongen. Dat duidt op forse verhitting.’ Touw schreef een ‘rapport’ dat uiteindelijk ook (ongevraagd) naar het bisdom is verstuurd.
Binnen een paar dagen dolf het wonder van Brunssum het onderspit. Opmerkelijk hierbij is de door media en deskundigen gehanteerde logica. Als de bovennatuurlijke verklaring eenmaal is afgewezen (op grond van de curieuze eis dat bloed huilende Mariabeelden ook echt bloed moeten huilen) blijft er voor iedereen blijkbaar maar één verklaring over: de familie Coumans heeft willens en wetens de kluit belazerd. Dat moet een hard gelag zijn voor twee oude mensjes die heilig in hun wonder geloven en daarna hele horden nieuwsgierigen en persmuskieten geduldig hebben verdragen. Dat er met het beeld iets aan de hand was, is natuurlijk duidelijk, maar er is geen reden om de familie als ‘daders’ aan te wijzen. Er zijn meer mogelijkheden.
Productiefoutje
Er zat een rode vloeistof achter het linkeroog, zoveel is duidelijk. Cruciaal is het smeltpunt van de vloeistof. Indien deze veel hoger ligt dan kamertemperatuur, dan is de conclusie dat een familielid het ‘wonder’ forceerde door het oog te verhitten (met lucifer, aansteker of föhn) voor de hand. (Alhoewel het dan nog denkbaar is dat een dichtbij staande, brandende kaars de oorzaak is geweest.)
Indien het smeltpunt in de buurt van kamertemperatuur ligt, zeg onder de dertig graden (en dat is waarschijnlijk: volgens getuigen stolden de tranen als het beeld in een koele ruimte werd gezet), dan ligt het voor de hand dat de familie simpelweg verrast werd door het warme weer, eind juni.
De vraag is dan waarom die vloeistof daar achter dat oog zat, en waarom het beeld, dat ongetwijfeld uit zuidelijke streken afkomstig is, niet eerder huilde. Mogelijk is er sprake van een curiositeit, voortkomend uit de manier waarop deze beelden worden gemaakt. Mogelijk gebruikt men inderdaad hars om de ogen vast te zetten. Mogelijk is er door een productiefoutje wat al te veel hars achter het oog terechtgekomen. Mogelijk heeft het enige tijd geduurd voordat de geverfde buitenlaag van het beeld barstte, en was het daarna wachten op hogere temperaturen om de hars te laten vloeien en het wonder te doen geschieden.
Maar deze ‘pech’-hypothese is niet echt geloofwaardig. Waarom een bindmiddel gebruikt met zo’n laag smeltpunt? Waarom geen ordinaire lijm? Waarom juist rode hars? Waarom is alleen het linkeroog gaan bloeden (terwijl het rechter intact bleef)? Opvallend is het zwaar gehavende uiterlijk van het beeld. De verflaag is flink ingedeukt. Dat duidt erop dat er een behoorlijk ‘gat’ in de gipsen grondvorm zat en dat deze keurig met rode hars en verf was weggewerkt. Dat duidt mijns inziens op een grap of bewust bedrog – uitgevoerd op de schilderafdeling van de beeldenfabriek welteverstaan.
Steen door de ruit
Een grap is natuurlijk altijd denkbaar. Kan er ook sprake zijn geweest van bewust bedrog door de fabrikant? In Italië gaan er geruchten dat men huilende madonna’s op bestelling kan krijgen. Geld zou hierbij het motief zijn. Individuele burgers kunnen daarmee de media bedotten en uitzuigen, pastoors kunnen zo wellicht geld bijeensprokkelen voor de restauratie van hun vervallen kerk. Het zou hierbij echter gaan om zeer vakkundig bewerkte beelden die gegarandeerd tranen plengen, soms zelfs voorzien van een afstandsbediening. Het beeld van Brunssum lijkt meer van een type waarvan het onzeker is of, en zo ja wanneer het zal gaan bloeden.
Dat neemt niet weg dat het beeld wel degelijk besteld kan zijn, doch per ongeluk (het moet immers als twee druppels water op een gewoon beeld lijken) tussen een zending gewone beelden verdwaald is geraakt. Maar het is ook denkbaar dat een fabrikant zo nu en dan zeer bewust zo’n potentiële huiler tussen zijn gewone beelden stopt, om wonderen te genereren. Dat is goed voor de Mariadevotie in het algemeen (en dus voor de verkoop), maar ook heel direct: gelovigen willen na een bezoekje aan zijn huilende madonna vast wel een Mariabeeld (hopelijk hetzelfde type) bezitten.
Huilende madonna’s als marketingstrategie? Gaat dat niet wat ver? Voorlopig zijn er nog maar twee slachtoffers: Jan en Gerda Coumans. De buurt pikt het niet langer. Tijdens bijeenkomsten buiten begonnen de buren keiharde housemuziek te draaien. ‘God zal ze wel straffen,’ waarschuwt zoon Jan, en hij herhaalt dat iedereen kan komen kijken.
Op zaterdagmorgen 12 augustus bericht de
krant dat dr.
J. van Wersch de afgelopen week de hars opnieuw heeft onderzocht.
Het smeltpunt blijkt tussen de negentig en hondertien graden te
liggen.
Dat is zelfs te warm voor een lekker sopje om een stoffig madonnabeeldje schoon te maken, aangenomen dat het smeltpunt door herhaalde onderzoekingen niet veranderd is. Van Wersch spreekt openlijk uit dat er wellicht een aansteker is gebruikt.
Diezelfde avond gaat er een steen door de ruit van de familie Coumans, en een dag nadat er een nieuwe ruit was geplaatst, nog een. De Brunssumse winter zou wel eens heet kunnen worden.