4 Reuzen in de Peel

In het Limburgse Meijel, in de Peel, woonden vroeger opmerkelijk veel lange mensen, reuzen zou je kunnen zeggen. Het dorp diende als vluchtplaats voor de ronselaars van de Pruisische koning, die voornamelijk op zoek waren naar flinke kerels van twee meter lang. Veel van de lange mannen vestigden zich er, trouwden en kregen kinderen. Dit is een van de mogelijke verklaringen van de reuzenverhalen zoals hieronder, die nog altijd in Limburg worden verteld...

De Peel, in een ver verleden, door Arend van Dam Vroeger woonden er veel reuzen in Limburg. Vooral in de Peel. Dat het er drassig en nat was, deerde hen niet. Met hun lange benen sopten ze door het moerasgebied zonder dat hun knieën nat werden.

Als de reuzen zin hadden om de handen uit de mouwen te steken, groeven ze beken en rivieren. Zo zijn, door reuzenhanden, de Maas en de Rijn ontstaan.

Het bewerken van het land lieten de reuzen liever aan de kleine mensjes over. Voor ploegen, zaaien en oogsten hadden de reuzen geen tijd.

Niet alle natuurverschijnselen hadden de Limburgse reuzen in de hand, want bijna jaarlijks zette de grillige Maas de velden blank en ging de oogst verloren.

‘Dat kan zo niet langer,’ zei de oude reus op een dag tegen zijn zoons.

Onnozel als reuzenkinderen soms kunnen kijken, keken de zoons hun vader aan.

‘Jullie moeten de bedding van de rivier zo ver uitdiepen dat het water voortaan binnen de oevers blijft,’ zei de oude reus.

De jongens pakten hun spaden en begonnen te spitten dat het een lieve lust was.

Diezelfde avond was het werk gedaan. Voor zij naar huis terugkeerden, schraapten zij met hun spaden de vette klei van hun klompen. Zo ontstond de Weverlose Berg, die nog altijd vlak bij het stadje Venray te vinden is.

Jammer genoeg zijn de reuzen op een dag verdwenen. De mensen zagen geen kans hun werk voort te zetten. En zo kan het gebeuren dat tegenwoordig de Maas weer regelmatig buiten haar oevers treedt.

Een andere reus, die door veel mensen de Peelreus werd genoemd, had vijf zoons. Het waren kerels als bomen. Maar ondanks hun tomeloze kracht lagen de jongens meestal in een diepe kuil tussen de blinkende zandheuvels te luieren.

De oude Peelreus probeerde een manier te bedenken om zijn luie zoons in beweging te krijgen en zei op een dag: ‘Ik zou wel eens willen weten wie van jullie de sterkste is. Laat maar eens zien wat jullie kunnen.’

De oudste zoon kwam langzaam overeind. Hij ging staan en stak zijn armen in de lucht. Met zijn handen dreef hij de wolken tezamen als een schaapherder zijn kudde.

De vader en de andere zoons gromden instemmend. Het was een indrukwekkend schouwspel.

Toen was de tweede zoon aan de beurt. Deze zoon liet het donderen en bliksemen. Tot aan de horizon waren de bliksemschichten te zien. De lucht stond in vuur en vlam.

De vader en de andere zoons gromden instemmend. Het was niet niks wat hun werd voorgeschoteld.

Toen was de derde zoon aan de beurt. Deze zoon had zich toegelegd op het beheersen van de wind. Hij liet een storm opsteken die over de velden en door de bossen joeg, zodat zware takken afbraken en jonge dennen als rietpluimen bogen.

De vader en de andere zoons luisterden naar het gebulder van de wind en gromden instemmend.

Toen was de vierde zoon aan de beurt. Deze zoon kon dansen als geen ander. In een dolle dans wervelde hij omhoog en liet zo een spoor van vernieling achter in de graanvelden.

De vader en de andere zoons keken instemmend toe en gromden tegen de jongste zoon: ‘Probeer dit alles maar eens te overtreffen!’

De jongste zoon, die zoals veel jongste zoons veel minder groot en gespierd was dan zijn broers, liet zich op zijn hurken zakken en blies een vlammetje aan.

De vader en de andere zoons sloegen zich lachend op de knieën.

Maar het vlammetje groeide en groeide en plotseling laaide het op tot een bulderend vuur dat de hele heide over joeg.

Geschrokken begon de oudste zoon de wolken bijeen te drijven. De tweede zoon doorboorde ze met zijn bliksemschichten. De derde en de vierde zoon bundelden hun krachten om een flinke tegenwind op te wekken die ervoor moest zorgen dat de wolken zich boven het allesverzengende vuur zouden legen.

Toen het avontuur goed was afgelopen, riep de vader zijn jongste zoon tot overwinnaar uit. De andere zoons gromden van woede, maar moesten toegeven dat hun jongere broer hen te slim af was geweest.

Bij Maastricht, boven op de Sint-Pietersberg, woonde vroeger een reuzenvader met zijn reuzendochter. Ze waren zo groot als twee bomen op elkaar.

De vader had zijn dochter streng verboden ooit van de berg af te dalen naar het dal.

Dag in dag uit keek het meisje naar de stipjes die in de verte bewogen. Het waren de boeren met paard en wagen die er in de ogen van het meisje uitzagen als speelgoed.

Wat verlangde het kind ernaar de berg te verlaten en met de speelgoedpaardjes en -karretjes aan de gang te gaan!

Op een dag, toen haar vader weg was, kon ze het niet meer uithouden en wandelde de berg af.

reuzen in de Peel zw-wit.tif

In het dal gekomen verzamelde ze alle paardenwagens die ze kon vinden in haar schort en liep snel de berg weer op.

Toen de grote reus thuiskwam, had ze alles wat ze gevonden had op de tafel uitgestald.

‘Kijk eens, vader, wat een prachtig speelgoed ik gevonden heb!’ riep ze uit.

De vader ontstak in woede. ‘Ik wil dat je alles meteen weer terugbrengt.’

Beteuterd pakte het meisje de boertjes, de paardjes en de karretjes op, borg ze in haar schort en liep er op een drafje mee de berg af. Beneden aangekomen schudde ze, braaf als ze was, haar schort uit boven het veld.

Niet alleen boven op de berg woonden reuzen, ook het binnenste van de Sint-Pieter werd door reuzen bewoond. De Limburgers noemden dit volk de Mergelreuzen. Ze waren van een bloeddorstig soort, wat wel blijkt uit het volgende verhaal.

Op een dag ging barones Van Dorpff met haar vier kinderen uit. Ze reed in haar koets, getrokken door vier paarden, door het Limburgse land. Aan de voet van de Sint-Pietersberg begonnen de wielen van de koets plotseling weg te zakken. De koets, de koetsier, de paarden, barones Van Dorpff en haar vier kinderen; alles verdween in een groot gat in de grond.

Zo moet het wel gegaan zijn, want van de barones en haar kinderen is nooit meer iets vernomen. Wel vonden de boeren een groot gat in de grond. Groot genoeg om een koets met vier paarden in te laten verdwijnen.

Wat er met de barones en haar kinderen is gebeurd? Die zijn natuurlijk met huid en haar verslonden door de Mergelreuzen. Zelfs van de koets en van het tuig is nooit iets teruggevonden. Kun je nagaan hoe hongerig die reuzen waren!

Waar al die reuzen gebleven zijn? Ze zijn uitgestorven. Dat komt door de reuzenkoning die weigerde te trouwen met een reuzin die hem de oren van het hoofd kletste.

In die dagen was het de gewoonte dat een koning samen met zijn aanstaande koningin een eigen woning zou uitgraven.

Ook de laatste koning van de reuzen in Limburg ging met zijn verloofde aan de slag. Ze groeven van de vroege ochtend tot de late avond. Dag in dag uit, jaar in jaar uit.

Na tien jaar vloog er op een dag een vogel voorbij.

‘Kijk eens,’ zei de toekomstige koningin. ‘Daar vliegt een kraai.’

‘Dat is geen kraai, dat is een spreeuw,’ zei de koning. ‘Werk liever door in plaats van zoveel te praten.’

En ze groeven verder aan hun paleiselijke hol.

De dagen regen zich aaneen. En ook de jaren.

Tien jaar later, het hol begon al aardig op te schieten, richtte de aanstaande koningin zich op, krabde zich achter de oren en zei: ‘Ik geloof toch dat het een kraai was.’

‘Kom, kom,’ zei de koning kwaad. ‘Denk je dat ik ervoor voel om met zo’n kletskous in het huwelijk te treden?’

En zo komt het dat de koning van de reuzen nooit is getrouwd. Het hol bleef onvoltooid. De andere reuzen volgden braaf het voorbeeld van hun koning. Want wie wil er nou het leven delen met een vrouw die je de oren van het hoofd kletst?

Meer over de reuzenkoning en zijn mislukte huwelijk leest u in het hierop volgende verhaal.

Mysteries in Limburg
titlepage.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_0.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_1.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_2.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_3.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_4.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_5.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_6.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_7.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_8.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_9.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_10.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_11.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_12.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_13.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_14.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_15.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_16.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_17.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_18.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_19.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_20.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_21.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_22.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_23.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_24.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_25.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_26.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_27.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_28.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_29.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_30.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_31.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_32.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_33.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_34.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_35.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_36.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_37.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_38.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_39.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_40.xhtml
Mysteries_in_Limburg_split_41.xhtml