Hoofdstuk 21
Het Land aan Gene Zijde,
ten oosten van de stad Letèfora voor de Zwarte Kloof,
in het begin van de herfst van de 6241e zonnecyclus
Sirka stond voor de beschermende kogel en had een hand tegen het glanzende omhulsel gelegd. Ze voelde de energie onder haar vingers tintelen.
Aan de andere kant zag ze de kop van de kordrion die zich in de kloof had uitgestrekt om te rusten en haar met zijn bovenste ogen aankeek. De lelijke schedel rustte op de voorste klauwen; af en toe trok hij een van de ubarilijken naar zich toe en verslond het met smaak, vervolgens nam hij weer zijn oude houding aan. En wachtte.
Woestling kwam naast haar staan. 'Hij wacht tot de barrière verzwakt. '
'Hij en duizenden anderen, ' zei Sirka triest. 'Ik weet dat het onmogelijk is de versperring voor enkele ogenblikken uit te schakelen om naar Tungdil te zoeken. De kordrion zou meteen ontsnappen. Een van hen is al erg genoeg. '
Woestling keek naar haar gezicht. 'Je staat nu al drie omlopen hier. Je hebt nauwelijks iets gedronken en niets gegeten. Kom naar het kamp, ' vroeg hij haar. 'De professor zou niet willen dat jij omwille van hem zou sterven van de honger. ' Hij veegde een traan van zijn gezicht.
Ze slikte. 'Ik kom, ' stemde ze in en ze draaide zich om.
Boven de laagte woeien de banieren van de ubariu. De versterking was aangekomen en had een voorlopig kamp opgeslagen om de gewonden te verzorgen en de monsters te achtervolgen die hadden kunnen vluchten.
'Ze hebben gezegd dat de kordrion de bergen in is gevlucht, ' zei hij onderweg tegen haar om de stilte te doorbreken en haar gedachten af te leiden. En de zijne.
'Geloof je dat hij dood is?'
'Wie bedoel je?'
'Tungdil. '
Woestling haalde diep adem en had de indruk dat het hem meer moeite kostte dan anders. Hij vertrouwde erop dat zijn dwergenlichaam wel met het gif zou afrekenen. Omdat het hem niet meteen had gedood, zou het zijn doel ook later niet meer bereiken. 'Verstandelijk gezien zou ik ja moeten zeggen. Van de twintigduizend krijgers hebben nauwelijks vierhonderd de strijd overleefd. ' Hij deed moeite om zijn kalmte te bewaren. 'Maar ik heb zijn lichaam niet met eigen ogen gezien. En niemand heeft me kunnen zeggen hoe hij gestorven is. Dus geef ik geen orcscheet om wat mijn verstand zegt. Ik zeg dat hij nog leeft. Hij vecht zich een weg door de rangen der monsters, op zoek naar een uitgang. Hij zal de kloof van het Kwaad bevrijden en niet ophouden voor alle gedrochten gedood zijn. Op een omloop zal hij weer voor ons staan. Ook al moet het vijfhonderd cycli duren. ' Een nieuwe traan biggelde naar zijn baard.
'Zo'n lange wachttijd is mij niet vergund, Woestling, ' zei Sirka verstikt. 'Wanneer hij terugkomt en jou naar me vraagt, zeg dan... ' Ze huilde.
Woestling stond een ogenblik stijf als een aambeeld naast haar, toen ontdooide hij en nam haar in zijn armen. Haar en zijn tranen vermengden zich. Het verdriet schiep een band tussen de ondergronder en de dwerg.
'Vertel hem dan, ' vroeg ze hem zacht, 'dat ik na hem geen andere man meer heb gekozen. Ook al is dat niet de gewoonte van ons volk. Ik weet dat ik nooit meer een levensgezel zoals hij aan mijn zijde zal hebben. ' Ze liet hem los en droogde haar tranen met haar mouw.
'Ik zal het hem zeggen, ' beloofde hij haar gesmoord.
Zwijgend liepen ze naar de gemeenschapstent, waar Lot-Ionan, Goda, Rodario en de gemalin van de stadskoning wachtten.
Tegenover hen zat een van top tot teen omhulde acront; zijn hoofd zat onder een netachtige stof verborgen. Zijn gewaad leek op dat van een ubarische runenmeester.
De vrouw van de heerser keek naar Sirka en zei iets. 'Ze hebben op mij gewacht, ' vertaalde ze. 'De acront zou met Goda over
de toekomst willen spreken. '
Woestling keek vol argwaan naar de berg van stof. 'Wat valt er nog te bespreken?' Een golf hitte trok door zijn lijf:, waardoor het zweet uit zijn poriën werd geperst. Zijn lichaam transpireerde het gif uit. Dat was goed.
De acront verhief zijn stem, zijn gemalin vertaalde de lugubere geluiden, die Sirka op haar beurt weer in de taal van het Veilige Land omzette.
'Hij zegt dat de ubariu nog geen nieuwe opperste runenmeester hebben. Eigenlijk zou jij, Goda, zo lang in Letèfora moeten blijven om over het artefact te waken tot de ubariu uit hun midden een nieuwe runenmeester hebben gekozen en hij zijn opleiding heeft voltooid. Hij heeft heel kleine scheurtjes in de kogel om de Zwarte Kloof ontdekt, omdat iets de diamant verontreinigd heeft. Iets uit het Veilige Land. ' Ze wachtte tot de vrouw van de heerser haar weer enkele zinnen van de acront meedeelde. 'Daarom is het absoluut noodzakelijk dat iemand de wacht houdt om de steen te versterken als dat nodig is. Dat zou voor de duur van... ' Sirka rekende even om '... vier cycli zijn. Daarna kan ze weer terug naar haar vaderland. '
'En als ze dat niet wil?' wilde Woestling weten.
'Jullie mogen natuurlijk gaan. Maar denk er goed aan dat er bij een breuk in de koepel grote kans op onheil voor het Veilige Land is, ' vertaalde Sirka. 'Het is alleen maar voor de overgangsperiode. Al Goda's wensen zullen worden vervuld, het zal haar aan niets ontbreken. En ze wordt voor haar diensten beloond. '
Goda zat onzeker naast haar meester. 'Ik ben geen maga, ' zei ze.
'Ja, dat ben je wel, ' zei Lot-Ionan, die zijn gewonde arm in een mitella droeg. 'Je hebt weliswaar geen opleiding gekregen, maar in je binnenste ben je een maga. '
'Ik vind het een eer dat u dat zegt, eerwaarde Lot-Ionan. Maar op dit moment ben ik niet eens een famula. ' Goda voelde zich ongelukkig. 'Wat zou ik kunnen uitrichten zonder de omvangrijke kennis van Lot-Ionan?'
De acront sprak weer.
'Hij zegt dat jij de enige bent die de diamant en het artefact mag aanraken. Jij bent met beide verbonden en onvervangbaar. Zou er iets met het artefact gebeuren wat tot de ineenstorting van het energiescherm zou leiden, dan zou niemand in staal zijn het weer op te trekken, ' leende Sirka hem haar stem. 'Hij verzoekt je om vier cycli te blijven. '
Goda keek naar Woestling, maar die schudde zijn hoofd zodat de korte zwarte vlecht heen en weer danste. 'Nee, dat moet alleen jij beslissen. Maar wanneer je wilt blijven, zal ik niet van je zijde wijken, ' beloofde hij haar. 'Ik zal je nooit meer alleen laten. En wie weet, misschien komt de professor wel terug. Dan moet hij toch minstens twee bekende gezichten zien, ' grijnsde hij.
'Dan is dat afgesproken, ' stemde Goda toe, waarbij het haar was aan te zien dat het haar niet gemakkelijk viel. 'Ik blijf tot de ubariu een nieuwe runenmeester hebben. '
De acront boog, zijn violette ogen lichtten op achter de stof. Toen kwam hij overeind en verliet samen met zijn gemalin de tent. Hij had alles gezegd wat belangrijk was.
Rodario keek hem na. 'Dat betekent dus dat ook hij noch rein van ziel noch onschuldig is, ' stelde hij vast. Hij trok het verband om zijn bovenbeen recht. 'Wat mij betreft, lieve vrienden, neem het me niet kwalijk, maar ik vertrek over een paar omlopen weer naar het Veilige Land. Iemand moet verslag uitbrengen van wat er zich heeft afgespeeld en zeggen dat we allemaal veilig zijn. In ieder geval tot aan het volgende avontuur, ' voegde hij eraan toe en hij streek over zijn sikje. Hij verheugde zich erop Tassia in zijn armen te kunnen sluiten en zijn heldenverhalen ten beste te geven. 'Ik zeg jullie, de spectatoren zullen mijn tenten bestormen om te horen wat zich hier heeft afgespeeld. '
Woestling trok zijn wenkbrauwen op. 'Tentén, Ongeëvenaarde? Sinds wanneer bezit jij er meer?'
'Nóg niet, beste Boïndil, nog niet. Maar het wordt tijd mijn kleine, rondtrekkende gezelschap tot een toneelimperium uit te breiden, dat overal in het land vertegenwoordigd is. ' Hij knikte Goda toe. 'Ik kom op gezette tijden naar Letèfora om te vragen wat voor nieuws er is, afgesproken?'
'Je zult verdwalen en bij de monsters belanden, ' plaagde de krijger hem, die het zweet op zijn voorhoofd met de rug van zijn hand afveegde.
De opmerking verontrustte Rodario inderdaad. 'Hm, ja, ik zal me wat moeten laten invallen om de reis ongedeerd te kunnen maken. Misschien gebruik ik de geheime weg, die raadselachtige pas, waarlangs je ongemerkt het Veilige Land binnenkomt. ' Hij kwam overeind 'De tenten worden morgen afgebroken, dan keren we naar Letèfora terug, heb ik te horen gekregen. En ik hoop vurig dat daar wat harten te veroveren zijn. Er loopt een aantal knappe vrouwen door de straten. ' Hij hief groetend zijn hand op en verliet de tent.
'Ook ik ga het Land aan Gene Zijde verlaten, ' zei de magus tegen de drie dwergen. 'Ik heb zo'n vermoeden dat ik thuis hard nodig ben. Het wordt tijd nieuwe famuli te zoeken en de edele kunst van de magie in het Veilige Land te verbreiden. ' Toen hij zich bewoog, voelde hij weer een steek in zijn rug. Hij dacht dat hij Nudins silhouet naast de ingang had zien staan, maar de zwarte omtrek was meteen weer verdwenen. 'Het zal niet gemakkelijk zijn de magische bron op de bodem van het meer te benutten, maar het zal wel lukken. Tungdils idee duikerklokken van ijzer te maken was heel goed. '
Goda glimlachte. 'Het Veilige Land zal blij zijn als u het weer kunt helpen. Mag ik over vier cycli uw famula worden?'
Hij streek over haar blonde haardos. 'Wie weet wat je over vier cycli allemaal beheerst?' merkte hij op. 'Misschien ontdek je wel een eigen vorm van magie. Ik weet niets over de manier waarop de ubariu magie gebruiken. Jij zult me in dit opzicht weldra ver vooruit zijn. De wegen van de magie zijn ondoorgrondelijk, zelfs voor een magus zoals ik. Ze verrast me nog vaak. Ik kan je alleen maar aanraden spaarzaam met je krachten om te gaan. ' Hij stond op en gaf hun de een na de ander een hand. 'We zien elkaar beslist terug, ' nam hij afscheid. 'En we zullen ook Tungdil terugzien. Dat voel ik in mijn oude ziel en daarom ben ik niet bedroefd. ' Daarbij richtte hij zijn lichtblauwe ogen op Sirka. 'Jij zult hem nog tijdens je leven terugzien. Wanhoop niet, maar verheug je over de zonsopgang waarop hij uit de kloof naar je toe komt. ' Hij knikte en vertrok.
Ook Sirka nam afscheid. Boïndil liet haar gaan, ook al had hij de mop niet ten einde verteld. Het was niet het juiste moment voor dit soort scherts.
De beide dwergen waren alleen.
'Weet je waar ik me zorgen om maak?' zei Woestling peinzend, nadat de voorhang weer gesloten was en de stappen waren weggestorven. 'Dat het artefact Lot-Ionan heeft afgewezen. '
'Ja, wanneer iemand rein van ziel is, dan is dat de eerwaarde Lot-Ionan wel, ' verdedigde Goda hem. 'En wie verlangt van een magus dat hij kuis leeft? Nu doet hij dergelijke dingen vast niet meer, maar hij zal ongetwijfeld nog wel weten wat hi| allemaal heeft gedaan, toen hij jong was... ' Ze pakte zijn hand. 'Hij is een goed mens. '
Woestling dacht na. 'Ja, daar heb je gelijk in, ' liet hij zich overtuigen. Toen kreeg zijn gezicht een geschrokken uitdrukking. 'Je weet wat dat voor onze trouwband betekent?'
'We zullen nog vier cycli moeten wachten. '
Hij zuchtte. 'Dat wordt hard. Hard als diamant. '
Goda lachte. 'Je kunt me intussen tot de beste krijgsvrouw opleiden die er ooit in Het Veilige Land en het Land aan Gene Zijde heeft geleefd. Je loon voor je moeite en je onthouding zul je over vier cycli ontvangen. ' Ze kuste hem langdurig. 'En dat is niet verboden, ' glimlachte ze tegen hem. Eventjes dacht ze aan het duel, waarvan ze tegenover haar dode overgrootmoeder had gezworen dat ze het met hem zou uitvechten. Dat werd steeds verder op de lange baan geschoven.
Woestling raakte haar wang met het lichte dons aan. 'Dat worden de mooiste en vruchtbaarste vier cycli die ik moet doormaken, ' merkte hij grijnzend op. 'Vraccas moet me om een of andere reden haten. ' Hij gaf haar een kus en werd weer ernstig. 'Ik bid dagelijks tot onze Schepper dat hij Tungdil tegen alle verschrikkingen beschermt. ' Hij stond op en liep naar de ingang van de tent, opende hem en keek naar de Zwarte Kloof die door de beschermende glans omspeeld werd. 'Waar zou hij wel kunnen zijn? En wat zal hij doen, zo helemaal alleen tussen de wangedrochten van vreemde goden?' Opnieuw veegde hij het zweet weg.
Goda kwam naast hem staan en pakte zijn rechterhand. Ze kon hem geen antwoord geven en zijn overtuiging wat het lot van Tungdil betrof deelde ze al helemaal niet. Ze was ervan overtuigd dat hij dood was, maar dat zou ze hem nooit vertellen.
Zwijgend bekeek ze de glinsterende bollen waarachter hoop en ondergang verborgen lagen. Het een was er niet zonder het ander.
Het Veilige Land,
het koninkrijk Gauragar,
de hoofdstad Porista,
in de winter van de 6241e zonnecyclus
Opnieuw waren alle heersers van het Veilige Land bij elkaar gekomen.
Koning Bruron had zijn gasten in de eerste gereedgekomen zaal van zijn toekomstige paleis uitgenodigd. Grote kachels zorgden ervoor dat het ondanks de gierende sneeuwstorm binnen de muren aangenaam warm was.
Bruron had de zaal volledig laten inrichten, van de meubels, de fresco's en de wandtapijten tot aan de stenen beelden. Men zou gemakkelijk de indruk krijgen dat de rest van het paleis zich al rond deze ruimte bevond. Maar meer dan de fundamenten was er in werkelijkheid nog niet.
De koningen en koninginnen van de mensenrijken, de dwergenrijken, de Vrijen en Esdalân luisterden naar de uiteenzetting van Rodario, die de gebeurtenissen bij de Zwarte Kloof in geuren en kleuren schilderde.
'... en daarmee - met het offer van Tungdil Goudhand - eindigde de slag. We hebben een grote held verloren, die zijn leven voor het Veilige Land heeft gegeven. ' Hij boog voor de aanwezigen. 'Voor het welzijn van u allen, opdat u rustig kunt slapen. Gedenk deze dappere dwerg tot in eeuwigheid en laat de rouw om hem zich niet alleen tot de kinderen van de Smid beperken. ' Met deze woorden nam hij plaats en hij oogstte een enorme bijval. Vooral de dwergen, bij wie hier en daar een verstolen traan in een oog glansde, applaudisseerden hartstochtelijk.
Lot-Ionan stond op. Hij droeg een lichtblauw gewaad en witte handschoenen om de brandwonden te verbergen die hij door het artefact had opgelopen. De huid was genezen, maar zwart gebleven. Met zijn linkerhand hield hij een lange, kunstig gedraaide wandelstaf van berkenhout vast. 'Ik beschouw het als onze taak de tijd van de nieuwe vrede die ons gegund is door de inspanningen van mijn pleegzoon Tungdil en zijn vrienden die voor een deel nog in het Land aan Gene Zijde vertoeven, goed te benutten. Het is tijd voor een verzoening. ' Hij keek naar Esdalân. 'De elfen is verschrikkelijk leed aangedaan. Zijn jullie bereid de daden te vergeven die in een onmetelijke woede over de atár tegen jullie zijn begaan?'
Esdalân keek kalm naar Ginsgar. 'Ik verlang een verontschuldiging voor de wreedheden en de zinloze verwoesting van Âlandur. Dat de paleizen en tempels van de atár geplunderd en verwoest werden was goed. Maar dat nederzettingen in vlammen opgingen, waarvan de bewoners niets met de verblinde leden van mijn volk te maken hadden, vraagt allereerst om een schadever goeding voor er vergeven kan worden. ' Zijn ogen gleden over de gezichten van de dwergen en dwergenvrouwen. 'Wij zullen ons rijk met jullie hulp weer opbouwen. Wanneer dat gebeurd is, zullen wij de kinderen van de Smid vergeven. '
Ginsgars mond opende zich voor een schallende lach. 'Natuurlijk, Esdalân, voor zevenendertig elfen een paar huizen bouwen is zo gebeurd. Die vergeving zullen we snel verdiend hebben. '
Als de woorden en de toon waarop ze werden uitgesproken Esdalân al gekwetst hadden, liet hij het niet merken. Hij was te bezadigd om zich tot een onvriendelijke reactie te laten verleiden. 'En hoe zit het met de verontschuldigingen van jou, Ginsgar Opperkracht? Jij hebt je troepen door de wouden gevoerd, gemoord en geplunderd. '
Er kwam een abrupt einde aan het gelach. 'En wanneer hoor ik een verontschuldiging van jou voor de vergiftiging van de dwergen?'
'Dat waren de atár en niet de elfen. ' Esdalân keek langs hem heen naar Xamtys. 'De atár en de elfen hadden niets met elkaar te maken. '
'Haarkloverijen, ' zei Ginsgar minachtend. 'Zolang ik geen verontschuldiging heb gehoord, zul jij ook moeten wachten. '
'Dan stel ik er ook geen prijs op dat de dwergen ons in Âlandur komen helpen. ' Esdalân knikte de dwerg die zichzelf tot grootvorst had uitgeroepen toe. 'Zodra jij je verontschuldigingen maakt, kunnen onze volkeren samen een nieuw begin maken. Eerder niet. ' De elf leunde achterover om aan te geven dat hij daarover niets meer wilde zeggen. Hij had de deur naar een verzoening echter niet helemaal dichtgegooid.
Lot-Ionan wierp een verwijtende blik op de grootvorst. 'Hoe kun je zoiets nu zeggen, Ginsgar Opperkracht?'
'Heel gemakkelijk, ' antwoordde die kil. Ook hij wilde er verder niets meer over zeggen. De kloof tussen de beide volkeren bleef bestaan, het bloed en de doden die daarin verzameld waren, stonden een vrede in de weg.
'Je zult weer tot bezinning komen, ' voorspelde Lot-Ionan hem en wendde zich weer tot hen allemaal. 'We hebben gehoord dat de kordrion ontsnapt is en het gebergte in is gevlucht. Gevreesd moet worden dat hij ergens tussen het rijk van de Vierden en de Vijlden een schuilplaats heelt gezocht om zijn wonden rustig te laten genezen. Het is absoluut noodzakelijk dat de dwergen niet alleen de passen streng bewaken maar hun aandacht ook uitbreiden tot de bergstreken, waarin zich geen wegen bevinden. Zodra iemand van jullie de kordrion ontdekt, moet hij dat onmiddellijk aan mij melden. '
'Heeft de Ongeëvenaarde Rodario niet gezegd dat het schepsel onoverwinnelijk is?' merkte Isika op.
'Voor de ubariu en de ondergronders wel. ' Lot-Ionan wees op zijn staf. 'Ik ben bezig met het zoeken naar nieuwe famuli en famulae. Enigen heb ik onderweg door Urgon en Gauragar getest. Er zijn veelbelovende kandidaten. Weldra zullen wij over jonge mensen beschikken die de edele kunst van de magie beheersen. Want de kordrion is nog nooit met magie bestreden. De runenmeesters van de ubariu gebruiken hun macht anders dan mijn famuli of ik het zouden doen. ' Hij lachte geruststellend. 'Je ziet dus, koningin Isika, ik ben optimistisch. '
Koningin Wey nam het woord. 'Laat ik u dan iets vertellen, eerwaarde magus, wat u nog optimistischer zal maken, ook al zien mijn onderdanen en ik het met toenemende zorg. ' Ze wees op de kaart van het Veilige Land haar eigen rijk aan. 'Het waterpeil van het meer is gaan dalen. En wel onophoudelijk. Het lijkt wel alsof men het water uit een badkuip laat weglopen. '
Lot-Ionan en Rodario wisselden een snelle blik.
'Hoeveel hebt u al verloren?' wilde de toneelspeler weten die er wel een idee van had wat er gebeurd moest zijn. Het instromende water had Furgas' werk, de doorbraak van de onvoltooide tunnel, met zijn enorme druk afgemaakt. Ergens in het westen van het Land aan Gene Zijde stroomde het met veel geweld binnen en het zou nieuwe verwoestingen aanrichten.
'De bewoners van mijn rijk die op vaste eilanden wonen hebben me bericht dat het water al meer dan tien schreden gezakt is. Hele havenwerken moesten uitgebaggerd en opnieuw aangelegd worden. Bij andere heeft het meer zich zo ver teruggetrokken dat de mensen een omloop lang moeten lopen voor ze eindelijk bij het water komen. ' Koningin Wey keek ernstig om zich heen. 'Het meer loopt leeg. Veel mensen zullen plotseling niet meer op eilanden maar op bergen wonen die meer dan duizend schreden omhoogrijzen. Dat zal u, eerwaarde Lot-Ionan, verheugen, omdat u gemakkelijk hij de magische bron kunt komen, maar mijn onderdanen zien het met angst gebeuren. Vissers worden geen boeren. '
'lk heb wel een vermoeden waardoor dit leeglopen veroorzaakt wordt, ' zei de magus en hij zette zijn theorie uiteen die overeenkwam met Rodario's gedachtegang. 'We kunnen de oorzaak gemakkelijk verhelpen, doordat we de tunnel laten instorten. lk ga liever duiken dan dat het koninkrijk droog komt te staan. Zonder water is Weyurn niet denkbaar. Ook het Veilige Land moet eronder lijden, want het meer voedt vele rivieren en beken. De gevolgen zouden verschrikkelijk zijn. '
Mallen vroeg het woord, 'lk zou in naam van de mensen willen voorstellen dat de dwergen bij de doorgangen naar het Veilige Land soldaten uit de naburige landen aan hun zijde accepteren, ' stelde hij voor en ging staan. 'Het zou meer dan juist zijn, wanneer wij mensen de verantwoordelijkheid voor het Veilige Land niet langer uitsluitend door de dwergen laten dragen. Ook wij zouden een bijdrage aan de bewaking van ons land moeten leveren. Het is onze manier om ons erkentelijk te tonen voor de duizenden cycli waarin jullie volk je met duizenden doden van jullie taak heeft gekweten. '
'Nee, ' zei Ginsgar onmiddellijk. 'Wij willen geen mensen in de bergen. Wij verrichten onze taak goed. Mensen zouden ons alleen maar tot last zijn. Ze begrijpen noch onze manier van leven, noch onze manier van denken en handelen. In het geval van een aanval zouden de soldaten alleen maar in de weg lopen in plaats van te helpen. '
'Jij hébt geen koninkrijk, waarover je heerst, ' wees Xamtys hem terecht. 'Jij hébt jezelf als grootvorst opgeworpen, meer niet. ' Ze boog naar Mallen. 'Wat het rijk der Eersten betreft zijn de mensen meer dan welkom. Wij hebben de laatste tijd te veel verliezen geleden en zullen blij zijn als er soldaten komen om onze rangen te versterken, tot onze eigen krijgers weer zijn opgeleid en ervaring hebben opgedaan. '
Bylanta en Balendilin vielen haar bij, maar Glaïmbar en Malbalor wezen samenwerking af. De blikken die Ginsgar en Xamtys wisselden, wezen op een machtsstrijd om de heerschappij over alle dwergenrijken. Nooit was de innerlijke verdeeldheid zo duidelijk aan de dag getreden. Altijd had men naar buiten eendracht getoond of minstens het stilzwijgen over twistpunten bewaard.
Mallen betuigde zijn dank. 'Dan zullen we morgen overleggen hoeveel soldaten de stammen van de Kersten, de 'Tweeden en de Vierden willen opnemen. ' Hij ging weer zitten.
Vervolgens besprak de vergadering welke houding men moest aannemen tegenover de ubariu en hun uitgestrekte rijk in het noordoosten van het Land aan Gene Zijde. Tegen de zin van Ginsgar, wat niemand meer verbaasde, werd men het erover eens op gezette tijden contacten te onderhouden, alleen al vanwege de kordrion. Verder wilden de vorsten en vorstinnen het aan de goden overlaten hoe de relatie zich zou ontwikkelen.
Omdat het al laat was geworden, verdaagde Bruron de vergadering. De volgende ochtend wilden de heersers nog één keer bij elkaar komen. De koningen en koninginnen van de mensenrijken verlieten de zaal, terwijl de dwergen bleven zitten. Zij wilden verder vergaderen.
Nauwelijks waren ze alleen of Xamtys sloeg op tafel en keek Ginsgar met fonkelende ogen aan. 'Hoe waag jij het om als grootvorst op te treden?' voer ze tegen hem uit.
'Deze aangelegenheid is geregeld, ' zei hij sussend met een handbeweging.
'Jij dénkt dat die geregeld is, ' verbeterde ze hem. 'De heersers van de stammen en ik hebben je niet erkend. Je hebt een handvol volgelingen, Ginsgar, die je in hun overwinningsroes trouw hebben gezworen. Meer niet. '
'Ik zie dat anders. ' Glaïmbar wees naar Ginsgar. 'Hij heeft gedaan, wat we allemaal hadden moeten doen. Elfen of atár, wat maakt dat nou voor verschil? Wanneer de volgende eoîl verschijnt, zullen deze zevenendertig puntoren ook hun hoofd verliezen en weer proberen hun eigen rijk der reinheid te vestigen. Zonder elfen zijn we beter af. ' Hij schoof zijn stoel achteruit, knielde voor Ginsgar en stak hem zijn wapen toe; toen boog hij zijn hoofd. 'Ik erken je als mijn grootvorst, Ginsgar Opperkracht. '
Malbalor stond ook op van zijn plaats, liet zich op zijn knie zakken en herhaalde de ceremonie.
Xamtys sprong op. 'Zoveel domheid uit mijn eigen rijk nota bene is niet meer te verdragen!' Ze keek naar Glaïmbar. 'Waarom jij je bij hem aansluit, weet ik niet. ' Daarop richtte ze haar blik op Malbalor. Jij vreest voor je macht, want jij bent een Derde. Jij denkt dat je die zult behouden en dat je mensen met rust gelaten zullen worden, wanneer je je aansluit bij de dwerg die de Derden en de Vrijen tot vijanden heeft verklaard. ' Ze kneep haar ogen tot spleetjes. 'Jullie vergissen je allebei. Jullie hebben met jullie beslissing tweedracht lussen de stammen veroorzaakt. Ik zal Gins gar nooit als grootvorst erkennen. ' Ze stond op en knielde voor Bylanta. Balendilm voegde zich aan haar zijde. 'Wij zweren jouw trouw, grootvorstin Bylanta Smalvinger uit de clan der Zilverbaarden, ' zeiden ze samen.
Toen verhieven de vertegenwoordigers van de steden der Vrijen zich en stelden zich aan de zijde van de koningin der Vierden op. Ze legden geen eed af, maar maakten ondubbelzinnig duidelijk wie ze steunden. Ook Bramdal bevond zich onder hen.
Ginsgar kwam met een ruk overeind. 'Bij Vraccas! Dat is rebellie!' schreeuwde hij. Hij tastte naar de steel van zijn strijdhamer. Malbalor en Glaïmbar bleven onbeweeglijk zitten. 'En jullie, ' donderde hij tegen de Vrijen, 'zal ik binnen onze gemeenschap terugbrengen, zoals Vraccas het heeft gewild. Jullie rijk in het Veilige Land zal weldra niet meer bestaan. '
Bramdal wierp een spottende blik op hem.
'Jij en je beide vrienden dragen de verantwoording voor wat er zal gebeuren, ' zei Bylanta ernstig. 'Wij kunnen een strijd vermijden, ' zei ze nadrukkelijk tegen Malbalor en Glaïmbar, 'wanneer jullie mij trouw zweren! Voorkom dat het tot een scheuring komt!'
'Ze hebben mij als heerser erkend, ' raasde Ginsgar tegen haar. 'En ik zal niet rusten voor ik de grootvorst van alle dwergenstammen ben. Jullie zijn de verraders, jullie hebben schuld, want jullie hebben je niet bij mij aangesloten. '
Bylanta week achteruit. 'We kunnen beter gaan, ' zei ze tegen de dwergen en dwergenvrouwen die zich onder haar banier hadden geschaard. 'Ik bid Vraccas dat hij je de ogen zal openen, Ginsgar Opperkracht. '
'Dat heeft hij allang gedaan, zoals iedereen aan mijn daden kan zien. ' Hij lachte honend toen ze de zaal verlieten. 'We zullen hen dwingen mij trouw te zweren, ' zei hij tegen beide koningen en legde zijn handen op hun schouders. 'Jullie zullen er geen spijt van krijgen dat je mij hebt erkend. ' Hij beduidde hen dat ze moesten gaan staan.
'Dat hoop ik vurig. ' Glaïmbar ging staan. 'Ze zullen weldra begrijpen, dat je daden de enige juiste oplossing voor Âlandur waren. ' En zachter ging hij verder. 'Maar je bent te vroeg opgehouden, grootvorst. '
Ginsgar lachte wreed en streek over zijn vuurrode baard. 'Wat niet is... ' zei hij opgewekt. 'Kom, dan drinken we samen op mijn erkenning. '
Malbalor bedankte beleefd. 'Ik ben moe, grootvorst. Ik zou maar slecht gezelschap zijn en ben niet in de stemming je succes te vieren, dat geen werkelijk succes is. '
'Vergis je niet, Malbalor. Over niet al te lange tijd zal het een groot succes zijn. ' Hij stompte hem vriendschappelijk tegen zijn borst. 'En dan zullen we erop drinken. '
'Ja. Dan drinken we, ' antwoordde hij mat en hij pakte zijn beker water, terwijl Glaïmbar en Ginsgar naar buiten liepen.
Dit geïntrigeer stond Malbalor helemaal niet aan. Xamtys had zijn redenen meteen in de gaten gehad. Wanneer hij als koning van de Derden aan de zijde van Ginsgar stond, waren hij en alle Derden voorlopig veilig. Die tijd moest gebruikt worden om zich op de plannen van Ginsgar voor te bereiden.
Als weldra niemand zijn hoofd nog koel zou houden, zou de twist om de titel van grootvorst in een regelrechte oorlog tussen de stammen eindigen. Het zou de eerste maal zijn dat dwergen met elkaar zouden vechten zonder dat de Derden daar schuld aan hadden of zelf op een strijd aanstuurden, zoals ooit Lorimbas.
Toen kwam er een lichte onrust in hem op. 'Vraccas, geef ons verstand of dood Ginsgar, ' mompelde hij en hij dronk zijn beker leeg. 'Red je kinderen. '
Het Veilige Land,
het Grijze Gebergte,
in het rijk van de Vijfden,
in de winter van de 6241e zonnecyclus
Balyndis zat in de troonzaal, omgeven door de oude pracht die de Vijfden hadden nagelaten en de recente kunstwerken die de nieuwe Vijfden daaraan hadden toegevoegd. Ze onderbrak de bespreking met de clanleiders en opende de brief die men haar had gebracht.
Hij kwam van Rodario en daarin beschreef hij vele bladzijden lang wat er gebeurd was en hoe Tungdil aan zijn einde was gekomen. Ook al kon niemand met zekerheid zeggen dat hij gestorven was, de beschrijving van de monsters in de Zwarte Klooi sloten elke illusie uit dat hij het overleefd zou hebben.
'Dood, ' fluisterde ze. De tranen schoten haar in de ogen en de regels op papier werden door de waas onleesbaar.
'Koningin Balyndis, ' vroeg een dwerg voorzichtig. 'Wat is er gebeurd? Is koning Glaïmbar iets overkomen?'
'Nee, nee, met hem gaat alles goed. ' Ze dwong zich te glimlachen, terwijl ze in haar binnenste treurde om de dwerg met wie ze eens een trouwband was aangegaan. Ze had hem zijn vrijheid teruggegeven, omdat ze zijn onvrede had gevoeld. Maar dat veranderde niets aan haar gevoelens voor hem.
Dat ze aan de zijde van Glaïmbar was teruggekeerd, was haast vanzelf gebeurd. Ze had haar clan bij de Eersten niet meer onder ogen willen komen en ook beslist niet naar de Vrijen willen gaan. Toen ze Glaïmbars uitnodiging ontving, was haar niet veel anders overgebleven. En omdat hij haar weer als gemalin had genomen zonder met een woord over het verleden te praten, beminde ze hem inderdaad. Maar op een andere manier dan ze van Tungdil had gehouden. En altijd zou blijven houden.
'Wil je misschien wat uitrusten?' stelde een dwerg voor. 'Misschien is het vanwege je toestand?'
'Dat zou kunnen, ' zei ze. Ze maakte dankbaar gebruik van het voorwendsel en stond op. 'Vergeef me, maar ik moet wat rusten. We zullen kort voor zonsondergang weer bij elkaar komen. '
De aanvoerders van de clans bogen en Balyndis schreed door de troonzaal naar de uitgang. Hoewel haar gedachten heel ergens anders waren, merkte ze in het voorbijgaan dat ze werd aangestaard. Geroïn Loodband keek vol vijandigheid naar haar; hij was de broer van Syndalis Loodband, de tweede vrouw van de koning. Glaïmbar had haar verstoten, zodat Balyndis weer aan zijn zijde kon terugkeren. Dat had haar veel vijanden bezorgd.
Balyndis negeerde de blik en snelde door de gangen, langs haar vertrekken recht naar de kleine smidse, waarin ze vaker te vinden was en waar ze in haar weinige vrije tijd van alles smeedde. Het smidsvuur brandde steeds en was met drakenvuur ontstoken.
Ze wierp de blaadjes van de brief de een na de ander op de gloeiende kolen, keek hoe ze vlam vatten en tot as vergingen. De lichte zwarte vlokken vlogen omhoog door de schouw, ver over de toppen van het Grijze Gebergte naar alle hoeken van de wereld.
Balyndis keek ze na, toen wierp ze enkele scheppen kolen op het vuur en bediende de blaasbalg. Weldra dansten de witte vlammen boven de gloed en verspreidden een enorme hitte.
Ze genoot van het schouwspel voor ze het laatste blad erin legde en aan het vuur prijsgaf Ze wilde de regels over Tungdils dood niet bewaren. Ze had ook geen herinnering aan hem en zijn heldendaden nodig.
Het mooiste aandenken aan hem droeg ze onder haar hart, terwijl alle Vijfden dachten dat het om een nakomeling van Glaïmbar ging.
En dat moest ook zo blijven.
Het Veilige Land, het koninkrijk Weyurn,
in de buurt van de tunnel,
in de winter van de 6241e zonnecyclus
Hoewel het eigenlijk vroeg in de middag was, leek het wel of de nacht was aangebroken. Een winterstorm trok over het westen van Weyurn, met ijskoude regen en de eerste sneeuwvlokken.
Algin keek omhoog naar het driehoekige zeil dat gevaarlijk in de wind opbolde. Het joeg de kleine vissersboot voorwaarts, over de toppen van de golven heen. Het scheepje voer zo snel dat de man bang was dat de romp zich uit het water zou verheffen. 'Reven!' schreeuwde hij naar zijn vriend en stuurman Retar en wees naar het canvas dat door de kracht van de wind dreigde te scheuren.
'Nee, dan zou het meer ons verzwelgen, ' brulde hij boven het stormgeweld uit terug.
'Wanneer het zeil scheurt is alles verloren. ' Algin wankelde over het stampende dek en probeerde de knoop met zijn natte koude vingers los te maken, zodat de ra naar beneden zou vallen. Dat was gemakkelijker dan het zeil te reven. 'We moeten naar de haven terug. '
'Eén boei nog, ' riep Retar en hij klampte zich uit alle macht aan het roer vast. 'Het net voor de vroegere zandbank moet zo vol zitten dat het bijna scheurt. De storm heeft de vissen er beslist met hele scholen in gejaagd. '
Algin aarzelde. De vangst was nog lang niet zo groot als ze anders na een omloop mee naar huis brachten. Elria scheen de meeste vissen naar de diepten van het meer verbannen te hebben. 'Goed dan, ' riep hij en hij haalde zijn hand van de kabel. Retar grijnsde en veranderde van koers.
Toen zag de visser het gat in de bergwand, dat zich als de cirkelvormige muil van een reuzenworm in het gesteente had geopend. Het was zeker tien schreden in doorsnee en het onderste derde deel was met water gevuld.
Hij stootte Retar aan en wees op het vreemde verschijnsel. 'Moet je dat zien, ' brulde hij. 'Nu weet ik eindelijk, waarom het meer onder onze boot verdwijnt. Het loopt direct het Rode Gebergte in. '
Retar staarde naar de tunnel. 'Wat moeten die dwergen nou met zoveel water?' Hij werd woedend. 'Dat begrijp ik niet. Waarom graven ze... '
Allebei zagen ze het monsterachtige silhouet dat zich voor de ingang aftekende; hij vulde hem helemaal op. Een lange hals met een langgerekte kop werd langzaam naar voren gestoken en de neusgaten aan het uiteinde van de smalle snuit verwijdden zich. Het schepsel snuffelde in het rond. De donkergroene schubben op de huid glommen vochtig.
'Elria!' liet Algin zich ontvallen. 'Wat is dat?'
Het wezen keek in hun richting, zoog weer lucht op en stak zijn kop in de hoogte. De ogen lichtten rood op en hete damp spoot uit de neus.
Retar vloekte knetterend en gooide het roer om. De boei die voor de voeten van het schepsel op de golven dobberde, interesseerde hem op slag niet meer.
'Dat is... een draak, ' stotterde Algin. 'Bij Elria, hij ziet er precies zo uit als in de verhalen!' Geboeid keek hij hoe het wezen zich afzette en met een fraaie sprong in het meer dook.
Zijn brede schaduw kwam dicht onder het oppervlak op hen toe. De draak bewoog zich snel, sneller dan welke vis ook die ze kenden. En hoe dichter hij op hen afkwam, hoe meer zijn ware afmetingen duidelijk werden: van de kop tot de punt van zijn staart mat hij vijftig schreden en de breedte schatte Algin op tien schreden.
'Naar bakboord! Bij alle goden, naar bakboord!' schreeuwde hij in doodsangst naar Retar. 'Vooruit! Hij wil ons rammen!'
De draak gleed onder hun boot door en verdween.
'Hij is ondergedoken, ' juichte Algin. 'Hij heeft ons gespaard. '
'Niemand die ons dadelijk zal geloven, ' kreunde Retar.
'Er is al zoveel gebeurd in het Veilige Land, ze zullen ons wel moeten geloven. ' Algin keek naar het gapende gat in de rots. 'Koningin Wey moet meteen van deze tunnel en de draak op de hoogte worden gesteld. ' Hij wist niet zeker meer of ze nu een werk van de dwergen hadden ontdekt of dat de draak een gang voor zichzelf had gegraven. 'Niet te geloven dat na al die tijd een van die wezens is teruggekeerd die ze in de sagen als wreed en sluw beschrijven. Wat zou het hier te zoeken hebben?'
'Dat interesseert me niet. Ik zal Elria tien van mijn beste vissen offeren, omdat ze mijn boot en mijn leven heeft beschermd, ' zei Retar bleek. 'Dat is haar bescherming me... '
Toen Algin merkte dat er in het meer onder hen een fel licht was verschenen, werd de boot al door vuurrode vlammen omgeven. Ze schoten rondom langs de romp omhoog tot drie schreden en hoger de lucht in; het werd onverdraaglijk heet. Algin en Retar schreeuwden machteloos. Een sprong betekende een zekere dood.
Plotseling schoten de vlammen met kracht door de romp heen, verbrandden knetterend de natte planken en omhulden de mast, het zeil en de mannen. Vlees, huid en botten verdwenen spoorloos in de gloed, er bleef zelfs geen as over.
De boot brak uit elkaar. De verkoolde wrakstukken dreven rond op het woelige meer en werden door de golven meegevoerd.
Er zou niets meer worden teruggevonden.
Noch van Algin, Retar of de boot.
Noch van de draak.