Hoofdstuk 11

Het Veilige Land,

het koninkrijk Gauragar, Porista,

in de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

Risava bleef voor een onooglijk huisje staan, dat ingeklemd stond tussen twee protserige woningen van rijkere Poristanen. 'Hier is het. ' Ze opende de deur en stapte naar binnen.

Tungdil, Sirka, Boïndil, Goda en een vijfentwintigtal dwergen liepen achter haar aan, op alles voorbereid; de met stro gevulde wagen lieten ze op straat staan.

Het viel onmiddellijk op dat er zich zelden iemand tussen deze muren ophield. Op enkele meubels lag een dunne stoflaag en alleen tafels en stoelen vertoonden sporen van een veelvuldig gebruik. Er hing een geur van koude rook.

'We komen hier vanwege de kelder, ' zei Risava, die beneden voor de trap naar boven was blijven staan en een plek op de wand aanraakte. De traptreden klapten gewoon omlaag en een stenen plaat verschoof, zodat er een trap naar beneden ontstond.

Uit het gewelf steeg de voor Tungdil vertrouwde geur van oud papier en perkament op. 'Is dat Nudins bibliotheek?'

'Nee, de mijne, ' zei de vrouw. Ze stak een lamp aan en liep voorop.

Weldra stonden ze dicht opeen in de kleine kelder, waarvan de wanden van boven tot onder met planken vol boeken waren bedekt. In het midden verhief zich de versteende Lot-Ionan. Om hem heen was een kring met magische symbolen getekend; verscheidene runen bevonden zich op het oppervlak van het beeld.

'We hebben alles al voorbereid, ' verklaarde ze. 'Het enige wat we nodig hebben om hem tot leven te wekken is de magie. '

'Hoe hebben jullie hem hierbeneden gekregen?'

Risava wees op de trap. 'Gedragen. Het heeft ons een halve nacht gekost. '

Woestling liep om het standbeeld heen. 'Het heeft een paar lelijke krassen opgelopen, ' zei hij en hij ging met zijn vingers onderzoekend over de groeven.

Tungdil bekeek de schade ook en had ondertussen een heel vreemd gevoel. Bekeek hij nu een beeld of een mens? De steen zou misschien snel in Lot-Ionan veranderen, de magus bij wie hij vele cycli had gewoond en die hem had opgevoed. Er mocht geen fout gemaakt worden. 'Moeten we ze met cement dichten, voor het ons lukt hem weer in een levende mens te veranderen? Stel je voor dat hij doodbloedt. ' Hij zag een gat in een versteende plooi van de kleding ter hoogte van de ruggengraat. 'Of gewoon dood neervalt. '

'Wat vinden jullie?' vroeg hij aan de famuli.

Dergard schudde zijn hoofd. 'Ik zou het niet doen, ' zei hij, terwijl hij verrast naar het vingerdikke gat keek dat hem nog niet eerder was opgevallen. 'Dat kan alleen van ratten of andere dieren komen. '

'Ik vind het ook. ' Tungdil beval de dwergen de draagriemen uit de wagen te halen. 'Het zouden vreemde stoffen zijn, echte cement in een levend lichaam. Het maakte op het moment van zijn verstening geen deel van hem uit, dus zal het bij het ongedaan maken van de verandering cement blijven. '

Woestling bukte zich en pakte wat van het poeder op dat hij op de grond had ontdekt. 'Steenstof. ' Hij kraste wat rond de opening. 'Het past bij elkaar. Dit gat werd met opzet geboord. ' Hij keerde zich naar Risava en Dergard. 'Ik ken geen enkel dier dat steen vreet. '

De beide mensen waren ontzet, ik zweer bij Samusin, dat wij het niet zijn geweest, ' zei Risava.

'Misschien een vierde famulus, die Nôd'onn is trouw gebleven en Lot-Ionan liever dood dan levend zou zien?' opperde Goda. 'Het gat was verborgen. Het was vast de bedoeling een geslaagde poging om hem weer tot leven te wekken afdoende te saboteren. '

'Dan hadden ze hem toch meteen zijn hoofd af kunnen slaan, leerling, ' zei Woestling en bij keek haar berispend aan. 'Eigenlijk zou je je' daarvoor vijftig keer moeten opdrukken, maar ik zal het door de vingers zien. '

Tungdil scheurde een lege bladzijde uit een boek, rolde die heel strak op en schoof hem in het gat om te meten hoe diep het was. 'Zo diep als mijn pink. Dat kan een mens overleven. ' Hij streek over het beeld. 'Hij kan zich bovendien onmiddellijk genezen. We moeten het erop wagen. '

De dwergen keerden terug met de draagriemen. Met een gemeenschappelijke krachtsinspanning droegen ze de versteende magus naar de wagen en legden hem op het stro.

'Hier met die steen!' De donkere ogen van het monster fonkelden onheilspellend groen. Het wezen schudde de kettingen van zijn onderarmbeschermers. De alfentekens daarop lichtten op en het licht plantte zich door de schakels voort. Meteen daarop zwaaide het de kettingen in de richting van Rodario en Gandogar; allebei werden ze in een lus gevangen.

Het volgende ogenblik, voor iemand van de toeschouwers iets kon ondernemen, zette het wezen zich van de grond af en sprong door het decor. Het trok zijn beide gevangenen achter zich aan alsof ze niets wogen. Losgeraakte decorstukken vielen naar beneden. Een steunbalk kwam boven op Tassia terecht waardoor ze klem kwam te zitten, terwijl om haar heen soldaten en dwergen renden om de achtervolging in te zetten. 'Help!' huilde ze angstig. Balken braken en delen van de tent stortten in. Rook kringelde omhoog. Tassia hoorde hoe talloze mensen langs haar heen liepen om een goed heenkomen te zoeken of het monster te achtervolgen. Niemand had tijd om een toneelspeelster te helpen.

Ten slotte kwam Furgas om haar uit haar netelige positie te bevrijden. Snikkend legde ze haar hoofd op zijn schouder en zocht steun bij hem. Als verstard liet hij haar begaan en sloeg na een poosje aarzelend zijn armen om haar heen om haar te troosten.

'Kom, dan breng ik je hiervandaan. ' Hij beval het toneelgezelschap dat als verlamd om hen heen stond de kleine brandjes te doven en droeg Tassia naar buiten, waar hij haar op een provisorisch bed neerlegde. 'Hier kan je niets meer overkomen, ' zei hij sussend. 'Ik moet Rodario gaan redden. '

Ze knikte en kwam weer wat op verhaal, maar de angst voor de aanblik van het monster zat diep.

Furgas rende achter het lawaai aan en zag aan de oplichtende vensters van de huizen dat de herrie de bewoners van Porista uit hun slaap had gewekt. Het duurde niet lang of hij stuitte op een grote troep dwergen en soldaten, die om Gandogar en Rodario heen stonden.

Was de toneelspeler er naar omstandigheden nog redelijk van afgekomen, bij Gandogar had het monster diens ene onderarm afgerukt. De dwerg lag buiten kennis op het plaveisel en werd verzorgd door een genezer die zijn arm afbond.

Rodario bloedde uit talloze schaaf- en snijwonden. Zowel hij als de grootvorst hadden brandsporen op hun kleren van de hete kettingen. Hij hield zijn hoofd tussen zijn handen. 'Verschrikkelijk, ' zei hij onduidelijk. 'Ik ben bijna dood gesleurd. Het had de kracht van twintig paarden. ' Hij keek naar Gandogar. 'Deze dappere dwerg wilde de diamant niet geven en heeft het monster zelfs aangevallen. Maar het slingerde gewoon een ketting om zijn arm en met een ruk... ' Hij werd bleek en hield een hand voor zijn mond. ik moet er niet aan denken. '

'Waar is het heen?' wilde een van de soldaten weten.

'Ik weet het niet. ' Rodario wees naar de daken. 'Het maakte een geweldige sprong en was verdwenen. Zonder enige moeite kwam het op de bovenrand van de gevel en wipte toen over naar de volgende. Jullie zullen het niet meer inhalen. Het is vast allang over de stadsmuur gesprongen. '

Bruron verscheen, omringd door zijn lijfwacht, en begreep dat hij te laat was gekomen. 'Roep de vergadering bijeen, ' beval hij zijn ondergeschikten. 'En breng ook Tungdil Goudhand bij me. We hebben een nieuw plan nodig en moeten ons haasten, wanneer we het Veilige Land willen redden. We hoeven er niet aan te twijfelen dat de Onuitwisbaren alle diamanten hebben. ' Vloekend keerde hij zich om en liep terug naar de tent.

Furgas ondersteunde Rodario. 'Hoe is het met Tassia?'

'Ze heeft een schram op haar schouder, ' stelde Furgas de toneelspeler gerust. 'Niets ernstigs. '

'Ongelooflijk. ' Rodario keek omhoog naar de daken, alsof hij het monster daar kon zien. 'Ik was in het bezit van de machtigste steen en had het niet eens in de gaten. ' Hij lachte schamper. 'Ezel die ik hen, ik kan niet eens een diamant van een bergkristal onderscheiden. '

Furgas drukte zijn arm vriendschappelijk wat steviger om hem heen. ' Trek het je niet aan. Je wist niet hoe die steen eruitzag. Je zou er dus niets wijzer van geworden zijn en het ongeluk was niet te verhinderen geweest. '

Rodario zuchtte en knikte zwijgend.

'Hé! Voorzichtig, stelletje klungels, anders breekt zijn neus er nog af, ' riep Woestling grinnikend. 'Dan zal ik jullie voor straf in gnomen veranderen. '

De dwergen die zwetend het beeld van Lot-Ionan omhoogtilden, lachten en deden verder hun best de magus zo zacht mogelijk over te laden.

Toen hoorden ze signaalhoorns door de nacht schallen. Met de rust in Porista was het gedaan.

'Wat heeft dat nu weer te betekenen?' bromde Woestling. 'Organiseren ze een klopjacht op de toneelspeler?'

Er klonk een zacht gerinkel, een groen oplichtende ijzeren ketting kwam uit de hemel naar beneden en wikkelde zich rond de hals van Risava.

Ze greep ernaar, snakte hijgend naar adem, maar meteen daarop werden huid, spieren en wervels doormidden gerukt, als waren ze van papier en vermolmd hout. Haar lichaam stond nog een ogenblik rechtovereind, toen zakte het stuiptrekkend in elkaar; uit de halsstomp spoot bloed. Met een doffe plof sloeg het hoofd van de famula op het plaveisel.

'Druk jullie tegen de muur!' Tungdil sprong opzij en drukte zich tegen het huis om te voorkomen dat de ketting om hem heen gewikkeld zou kunnen worden. Hij hief Vuurkling op en keek omhoog.

'Kikkertje, ' bromde Boïndil. 'Ditmaal ontsnap je me niet. O, ik zal die springpoten uit je lijf rukken en je laten kruipen. Je zult bloeden voor het vernielen van mijn baard. '

Het wezen sprong links en rechts over de daken, wist ook grotere afstanden moeiteloos te overwinnen en liet zich steeds weer uitdagend aan de dwergen zien.

'Wat moet het hier?' vroeg Goda zich af en ze verloor de gevel niet uit het oog.

Tungdil keek naar het lijk van Risava. 'Ze moeten gevoeld hebben dat er hoop is voor het Veilige Land. ' Hij keerde zich naar Dergard en gal tien dwergen een teken om de man te beschermen. 'Woestling en Goda, jullie hebben de leiding. De rest komt met mij mee, ' beval hij en hij rende naar de kar waar Lot-Ionan op lag. 'Vooruit, laten we hem in veiligheid brengen. '

De kettingen schoten sissend en zacht rinkelend toe en rukten de beide dwergen die naast Tungdil waren voortgerend gewoon weg. Ze werden schreeuwend in de lucht getild en kwamen in twee helften weer omlaag gevallen, alsof een wreed reuzenkind hen had gebroken en laten vallen.

Meteen daarop sprong het schepsel voor Tungdil op straat. Het ontblootte triomfantelijk zijn tanden en liet de kettingen dansen en slingeren.

'Ik dood jullie allemaal, ' beloofde het met een heldere stem. Een kleine armbeweging was voldoende en de ketting doodde een van de ondergronders, doordat het uiteinde het hoofd van de dwerg verbrijzelde.

Sirka dook aan Tungdils zijde op. 'Laten we beginnen. Ik leid het af en jij slaat toe, ' zei ze ernstig en ze viel het monster aan zonder Tungdils reactie af te wachten.

Terwijl ze aanviel, schoot de tweede ketting op haar toe en wikkelde zich om haar wapen; het ijzer werd roodgloeiend.

Schreeuwend liet de ondergronder het los, maar ze gaf het nog lang niet op. Ze trok een dolk en stak naar het monster.

Tungdil zwaaide Vuurkling, draaide zich om zijn eigen as en sloeg naar het bovenbeen van de kolossale tegenstander. De bijl vlamde op, de diamanten straalden met een koud licht en het blad trok een vurige staart achter zich aan.

Het monster zag het gevaar echter op zich afkomen en dook opzij. Het incasseerde de verhoudingsgewijs ongevaarlijke dolksteek in zijn onderlichaam en ontsnapte daarmee aan Vuurkling. De bijl miste hem op een baardhaarbreedte na.

In plaats daarvan trof de ellenlange spoor van de kraaiensnavel hem in een knieschijf. 'Zo, hoe bevalt het wapen van mijn broer je, Kikkertje?' lachte Woestling boosaardig en gaf een ruk aan de steel om het wezen te laten vallen. 'Je had toch niet gedacht dat ik me op de achtergrond zou houden, wanneer ik dit beest kan doden, professor?'

Het wezen brulde. In de schelle, elfachtige stem klonk het dierlijke van een orcschreeuw door, toen schoot zijn hand bliksemsnel op Woestling toe en greep hem bij zijn schouder. De alfenrunen op de onderarmbeschermer lichtten op.

De dwerg schreeuwde, bleef de steel van zijn wapen echter koppig, vasthouden en rukte er nog altijd aan.

'Uitkijken!' Tungdil haalde een tweede maal uit met Vuurkling. Nu vond het blad zijn doel en hakte de onderarm van het monster samen met de beschermer en de kettingen af.

Hun tegenstander staarde naar de afgeslagen hand en naar zijn zwarte bloed dat uit de wond spoot. Hij wankelde achteruit en sprong huilend van de grond omhoog. Ondanks zijn verwonding en de kraaiensnavel in zijn knie, lukte het hem op het dichtstbijzijnde dak te springen. Dakspanen en strohalmen vielen op het plaveisel. Het monster was verdwenen.

Goda zette rennend de achtervolging in.

'Stop. Terugkomen!' Woestling knielde op de grond. Een rookwolk steeg op van zijn schouder en het stonk naar verbrand vlees, heet ijzer en verschroeid leer. 'Moet je kijken! Kikkertje heeft me te pakken gehad, ' bromde hij tussen zijn tanden door. 'Maar we hadden het bijna gedood, niet?'

Tungdil slikte zijn verwijten in. Zijn vriend was met de pijn al genoeg gestraft. Zijn maliënkolder was door de invloed van de magie verhit en had zich door alle lagen kleding heen tot op zijn huid gebrand en daarin een zwart patroon achtergelaten. 'Jij bent nog altijd even krankzinnig, Boïndil, ' zei hij alleen maar en hielp zijn vriend opstaan. 'Laten we Goda gaan zoeken. '

Het dwergenmeisje kwam alweer terug. In haar handen hield ze de bebloede kraaiensnavel, alleen was de spoor eraf gebroken en verdwenen. 'Ik heb iets horen kraken en ben gaan kijken, ' verklaarde ze en ze reikte haar meester het wapen aan.

'Die mooie spoor. ' Hij keek triest naar de beschadiging en betastte de grillige ijzeren stomp, ik zal de kraaiensnavel moeten laten repareren. '

Goda glipte onder zijn oksel om hem te steunen en hij gebruikte de kraaiensnavel als stok. 'Je moet rusten en je wond laten verzorgen. '

'Ach, die stelt niks voor, ' bagatelliseerde hij de verwonding. 'Ik heb wel ergere gapende wonden gehad, waaruit bloed en ingewanden naar buiten kwamen. Dat stukje verbrande huid is het ergste niet. '

Tungdil keek naar de groep dwergen rond Dergard en vervolgens naar Risava's afkoelende lichaam. 'Daarmee hebben we nog maar twee magi, ' mompelde hij. 'We zullen hen goed moeten beschermen. Het zal zeker niet de laatste aanslag zijn geweest. ' Hij gal een teken om naar hun verblijf terug te keren en wilde juist een bode sturen om de vergadering bijeen te laten roepen, toen een soldaat hen tegemoet kwam gerend.

'Daar ben je dan, Tungdil Goudhand! Koning Bruron laat je overal zoeken. Ook de laatste diamant is door de monsters gestolen, ' hijgde de man. 'Het gebeurde tijdens de voorstelling. We werden er allemaal door verrast. We hadden geen kans om het te verhinderen. We wachten op je om te beraadslagen hoe het nu verder moet, ' besloot hij zijn bericht.

'Verdomme! Kikkertje had de steen bij zich. En wij hebben het laten ontsnappen, ' kreunde Woestling. 'O, Vraccas, hoe heb je dat kunnen toelaten?'

Tungdil slaakte een zucht en keek naar Sirka. 'De dwergen en de ondergronders hebben in ieder geval één ding gemeen. ' Hij wilde haar waarderend op de schouder kloppen, maar legde in plaats daarvan zijn hand op haar rug en tot zijn eigen verwondering liet hij die daar. Ze oefende een enorme aantrekkingskracht op hem uit. Hij bekeek haar gezicht, dacht aan de kus en had die graag herhaald. Nu, op dit moment.

'Moed?' vroeg ze glimlachend.

'Precies, ' bevestigde hij snel, omdat hij veel te lang naar haar had gekeken zonder iets te zeggen. Aan de blikken van Woestling en Goda kon hij zien dat zijn gedrag hun ook was opgevallen. Snel haalde hij zijn hand van Sirka's rug. Eerst moest hij met Balyndis spreken.

Ze renden door de stegen en straten van Porista, waarin het nu wemelde van wachters.

'Een ding nog, Tungdil Goudhand, ' zei de bode tegen hem. 'We hebben een dode in jullie kamer gevonden. Het ziet ernaar uit dat hij is neergestoken en aan de gevolgen van zijn verwondingen overleden. '

'Dat kan niet, ' antwoordde Tungdil meteen, terwijl ze op de vergadertent toe liepen. 'Het was een inbreker, die ik heb verrast en hui ten gevecht gesteld. Ik heb hem in zijn bovenbeen en in zijn linkerzij gestoken. Die wonden waren niet dodelijk. '

'Dat is vreemd. Ik heb de dode met eigen ogen gezien en ik verzeker je dat hij van zijn buik tot zijn hals opengereten was. '

'Kikkertje! Het monster heeft ook hem te pakken gekregen!' riep Woestling verschrikt en keek naar Dergard en zijn dwergenlijfwacht, die hem omringde. 'Jullie laten hem geen moment alleen, zelfs niet als hij zijn behoefte moet doen, begrepen?'

Tungdil wisselde een blik met Sirka en hij las haar gedachten: het monster zou de gewonde de keel hebben afgebeten, hem hebben verscheurd of van een dak gegooid, maar nooit met een mes of een ander scherp wapen hebben gedood. Wanneer hij de dode had gezien, zou hij meer kunnen zeggen.

De ondergronder kwam naast hem lopen. Ze legde dit keer haar hand op zijn rug en boog zich naar hem toe. 'Ik ben bang dat er een verrader in jullie midden is, Tungdil, ' fluisterde ze.

Hij deelde haar mening. De Derden hadden een lange arm die tot in Porista reikte.

 

Het Veilige Land,

het koninkrijk Gauragar, Porista,

in de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

'In de gegeven omstandigheden vind ik het niet raadzaam onze krachten te versnipperen, ' zei Ortger. 'Tungdil Goudhand en Vuurkling moeten de magus beschermen tot hij in staat is zich op eigen kracht tegen de aanvallen van de Onuitwisbaren en hun gedrochten te verdedigen. ' Hij keek naar de gezichten van de mannen en vrouwen in de tent. 'De belegering van Toboribor heeft nauwelijks nog enige zin. Soldaten kunnen niets uitrichten tegen de krachten die hier aan het werk zijn. Niet nu ze de echte diamant in handen hebben gekregen. ' Hij wees op Dergard die tussen Gandogar en Tungdil zat. 'Laten we hem en de dwergen naar Weyurn sturen om het eiland op te sporen. '

Tungdil kwam overeind. 'Dat was ook ons plan. Hoe eerder we Dergard en Lot-Ionan naar de bron kunnen brengen, hoe beter. ' Hij liep naar de kaart van het Veilige Land. 'De Onuitwisbaren zullen eerst een manier moeten vinden om de krachten van de steen te gebruiken. De eoîl heeft ze weliswaar uit het Kwaad geabsorbeerd, maar ten goede veranderd. Ik geloof niet dat het de heersers van de alfen zonder meer vergund zal zijn ze meteen voor zichzelf te gebruiken. ' Met de gespreide vingers van zijn rechterhand omcirkelde hij Toboribor. 'En ik ben ervoor de belegering voort te zetten. Kleine troepenafdelingen moeten in de holen binnendringen en de Onuitwisbaren bij hun voorbereidingen zo veel mogelijk dwarszitten. Hebben jullie je nooit afgevraagd waarom ze niet zelf op jacht naar de diamant zijn gegaan?' Tungdil zweeg even. 'Ik vermoed dat de Onuitwisbaren te zwak zijn en daarom hun gedrochten erop uit hebben gestuurd. We mogen hun geen moment rust gunnen, ook al zullen veel soldaten daardoor hun leven verliezen. Want we zijn verloren, wanneer zij de krachten van de steen leren gebruiken voor we Lot-Ionan weer tot leven hebben gewekt en Dergard in staat is zelf te toveren. ' Hij ging zitten.

'Zijn er betere holenvechters dan de kinderen van de Smid?' vroeg Rejalín vriendelijk. 'Ik vind het een dwaasheid zulke ervaren krijgers die in de spelonken beter kunnen zien dan een mens of een elf, erop uit te sturen om een eiland te veroveren. ' Ze keek naar Gandogar. 'Ik heb vertrouwen in de dwergen, grootvorst. Ik zag liever dat je je krijgers, en wel allen die je bij je poorten kunt missen, naar Toboribor zou sturen. '

Tungdil kookte inwendig. Hij vervloekte het feit dat hij nog geen gelegenheid had gehad zijn grootvorst op de hoogte te brengen van wat Sûndalon over de broka wist te vertellen. Hij vermoedde boos opzet achter het voorstel van de elfenvorstin. Argumenten om zijn gevoel te staven had hij niet, temeer omdat het logisch klonk wat ze zei. Een dwerg was een ervaren tunnelvechter.

Sirka stond achter Tungdil en boog zich naar hem over. 'De broka is iets van plan, ' waarschuwde ze hem en daarmee bevestigde ze zijn achterdocht.

Maar Gandogar, die zich gevleid voelde, ging al met het voorstel akkoord. 'Je hebt gelijk, Rejalín. Maar ik laat me de kans niet ontnemen dat mijn volk het eiland van de Derden verovert. Wanneer de andere vorsten en vorstinnen het ermee eens zijn, dan zal ik onze krijgers uit de gebergten bevelen naar Toboribor te gaan. ' De pijn klonk door in zijn stem, de verdovende kruiden waren maar gedeeltelijk in staat de pijn in zijn schouder en armstomp te bestrijden. De hele vergadering bewonderde hem om zijn doorzettingsvermogen.

'Dat duurt veel te lang, ' kwam Tungdil tussenbeide. 'Minstens zestig omlopen. We zouden kostbare tijd verspillen. De aanvallen op de holen moeten veel vroeger beginnen. '

Tot geluk van Tungdil had ook koningin Isika haar bedenkingen legen Rejalíns voorstel. 'Laten we wel bedenken dat er nog altijd verraders onder de dwergen stammen zijn, die misschien zullen proberen gemene zaak met onze vijanden te maken. '

'Zelfs als dat zo zou zijn, koningin Isika, zouden alleen wij met hen in de holen van Toboribor zijn en niet jullie mensen, ' wierp Gandogar tegen. 'Laat dat verder ons probleem zijn. Stel dat er onder mijn vijfduizend krijgers tien verraders zouden zijn, wat kunnen zij dan beginnen?'

'Ik ben voor Rejalíns voorstel, ' zei Ortger en hij glimlachte naar de elfin. 'De dwergen zijn ervaren genoeg en wij grendelen de omgeving af. Mijn soldaten zijn het gewend zich in de bergen op te houden en zullen de toppen bewaken. '

Terwijl de vorsten de een na de ander instemden, snelde Tungdil naar Gandogars zijde. 'De elfen zijn niet te vertrouwen, ' fluisterde hij. Snel vatte hij samen wat hij van Sûndalon had gehoord. 'Als je het mij vraagt ziet het ernaar uit dat wat bij de ondergronders is gebeurd, zich nu bij ons herhaalt. '

Gandogar had met gesloten ogen aandachtig naar Tungdil geluisterd. Toen sloeg hij zijn ogen op en keek naar Sirka. 'Hoe lang ken je die ondergronders al?'

'Je weet hoe lang. '

'En je denkt dat je kunt vertrouwen op wat ze zeggen?'

'Grootvorst, ik... '

Hij hief zijn hand op. 'Nee, Tungdil. Onze volkeren leven nu al enige cycli vreedzaam naast elkaar, ze hebben gezanten gestuurd en hun kennis met ons gedeeld. ' Hij keek Tungdil recht in zijn ogen. 'Heb je, afgezien van het woord van de ondergronders, wier afkomst twijfelachtig is... '

'Gandogar, je... '

'Zwijg, ' beval de grootvorst hem ongewoon bars. Het zweet parelde op zijn voorhoofd, de inspanningen dreven het vocht uit zijn lichaam. 'In ieders ogen is hun afkomst omstreden. En zolang ik nog geen van deze zogenaamde onschuldige orcs die zij ubariu noemen heb gezien en een bewijs voor hun vreedzaamheid heb gekregen, blijf ik bij mijn standpunt. ' De bruine ogen keken onverzettelijk. 'Zelfs al zou ik je geloven, de anderen aan deze tafel doen het niet. Niet zonder bewijzen. ' Hij boog zijn hoofd. 'Heb je die bewijzen?'

Tungdil klemde zijn tanden zo stevig op elkaar dat zijn kaken er pijn van deden.

'Heb je die bewijzen, Tungdil Goudhand?' vroeg de grootvorst nog eens.

'Nee, ' slootte bij tussen zijn opeengeklemde tanden uit en bij was bijna vertwijfeld. Wanneer die gewonde elf in de herberg nu eindelijk eens uit zijn coma ontwaakte en kon praten! 'Nee, die heb ik niet. '

'Dan moet je je mond houden. '

'Beloof me in ieder geval dat je onze krijgers voor de elfen zult waarschuwen, ' verzocht Tungdil.

'Dat zal ik doen. ' Gandogar richtte zijn aandacht weer op de vergadering. De vorsten van het Veilige Land gingen akkoord, zelfs Isika legde zich bij Rejalíns voorstel neer. 'Dan is dat zo besloten. De verenigde strijdkrachten van de dwergen zullen opbreken en zich zo snel mogelijk naar Toboribor begeven. De Derden en de Tweeden beginnen, ' sprak hij met luide stem en veegde het zweet van zijn voorhoofd.

Zijn verklaring werd met een langdurig applaus ontvangen.

Sûndalon hield het niet langer uit. Zijn zaak was tot dusver niet in behandeling genomen. Hij hief zijn hand op en wachtte tot het applaus verstomd was. 'Krijgen wij de steen terug, wanneer jullie de Onuitwisbaren hebben overwonnen?'

'Nee, ' antwoordde de elfenvorstin onmiddellijk.

'Als we Lot-Ionan hierover eens lieten beslissen, ' stelde Tungdil voor om een ruzie te bezweren. 'Hij zal de krachten van de steen het beste kunnen beoordelen. '

'Naar mijn mening zou het te gevaarlijk zijn de diamant uit handen te geven voor hij zorgvuldig is onderzocht. ' Rejalín glimlachte naar de ondergronden 'Begrijp me goed: ik vertrouw jou wel, maar ik heb geen vertrouwen in het Land aan Gene Zijde. Bovendien heb je verteld dat deze zogenaamd vreedzame orcs een... hoe was bet ook weer... een runenmeester... ' Sûndalon knikte '... een runenmeester hebben die zeer bedreven is in de magie. Het laatste wat ik wil is een orc die over enorme magische krachten beschikt. Ook niet in het Land aan Gene Zijde. '

'Daarmee heb je de ondergang van ons land bezegeld, broka, ' snoot Sûndalon. 'En wanneer de wezens uit de Zwarte Kloof zich een weg naar het Veilige Land banen, denk dan nog eens aan deze dag en aan de woorden van de broka. '

'Wij hebben de kinderen van de Smid die onze poorten bewaken, ' antwoordde ze kalm. 'Ze zijn tot dusver slechts één enkele keer tekortgeschoten. Dat zal hun niet nog eens overkomen. Wij helpen hen. Is er een sterker verbond denkbaar?'

Sûndalon pakte zijn wapen met beide handen vast, alsof hij daar bij steun zocht of zich voorstelde daarmee de hals van de elf te verbrijzelen. 'Het past bij jouw volk heimelijk gif en beledigingen te spuien. Niet voor niets hebben we het in ons rijk uitgeroeid. '

Rejalín trok nog altijd glimlachend haar wenkbrauwen op. Ze had haar doel bereikt en de ondergronder door het dunne ijs waarop ze hem gelokt had laten zakken.

'Wat hebben jullie gedaan?' fluisterde koningin Wey bleek.

'Dan betekent broka dus elf en niet alf, ' zei Isika toonloos. 'We zitten hier aan tafel met wezens die dezelfde schepper als de orcs hebben en de elfen in hun land hebben uitgeroeid?

'Jullie begrijpen het verkeerd, ' kwam Tungdil tussenbeide om te redden wat er nog te redden viel. 'Ze konden niet anders! De eoîl roofde hun steen en zette de elfen tegen hen op. Ze waren verblind!' Hij raapte al zijn moed bij elkaar om zijn verdenking hardop uit te spreken, maar Rejalín was hem te snel af.

'Daarmee is de vraag of we jullie de diamant moeten teruggeven verder overbodig, Sûndalon. Mijn volk zal dat nooit toelaten. ' Haar fraaie gezicht stond ijskoud en arrogant. 'Zouden jullie op een of andere manier weer in het bezit van de steen komen, dan zullen jullie hem door de hand van de elfen weer verliezen. Hetzij hier in het Veilige Land of in het Land aan Gene Zijde. ' Haar lijfwachten achter haar legden hun hand op het gevest van hun zwaard.

'Het is beter wanneer je vertrekt, ' zei Gandogar tegen Sûndalon. 'En jij, vorstin Rejalín, let op je woorden voor ze iets onherroepelijks ontketenen. '

De ondergronders verlieten de tent.

Na een korte aarzeling sloot Tungdil zich bij hen aan. Toen hij half langs de voorhang was gelopen, draaide hij zich om. 'We zien elkaar in Toboribor, ' zei hij tot de vergadering. 'Mogen jullie goden je bijstaan en de ogen openen, vorsten en vorstinnen, voor het te laat is. ' Hij vertrok zonder te buigen. Woestling en Goda volgden hem, net als Furgas en Rodario.

Ze lieten een drukkende, onheilspellende stilte achter.

Omdat niemand meer iets zei, sloot Bruron de vergadering. Er was genoeg te doen en nog meer waarover mensen, elfen en dwergen wilden zwijgen.

 

Het Veilige Land,

het koninkrijk Weyurn, 100 mijl ten westen van Gastinga,

in de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

Het kostte hun veel te veel tijd om van Porista bij de oever van het meer te komen, waar een schip op hen wachtte.

De schuld lag bij uiteenlopende omstandigheden zoals de onverwachte regen, waardoor de wagen met Lot-Ionan steeds weer in de modder wegzonk. Vervolgens begon Dergard met zijn gezondheid te sukkelen en moesten ze enkele dagen bij een hofstede bivakkeren tot zijn koorts gezakt was. Tenslotte mochten ze zijn leven niet op het spel zetten en konden ze ook de colonne niet splitsen. Vuurkling kon maar op één plaats tegelijk zijn.

Tungdil zat met Rodario en Furgas in de pronkkamer van de boer over een kaart van Weyurn gebogen, een van de weinige waarop ook de overstroomde gebieden stonden aangegeven. Ze probeerden de plek te bepalen waar het duikeiland zich ongeveer moest bevinden.

Woestling en Goda marcheerden met de wachters om de gebouwen heen. In totaal hadden ze honderd dwergen uit de stam van de Tweeden en een tiental ondergronders onder leiding van Sirka bij zich, ook al stond dit Boïndil niet aan. Dat het steeds openlijkere geflirt tussen Tungdil en Sirka hem eveneens niet aanstond, liet hij zijn vriend ondubbelzinnig merken. Sirka maakte van haar gevoelens geen geheim.

Rodario hief zijn hoofd op en luisterde. 'Is het mogelijk dat onze gewaardeerde Boïndil uit zijn humeur is?' vroeg hij aan Tungdil. 'Ik heb hem alweer met de wachters horen bekvechten. '

'Dat komt door het weer. Dwergen kunnen er niet tegen, wanneer de regen op hen neerplenst. En zijn vurige temperament verlangt naar een gevecht, ' verklaarde hij en hij richtte zijn ogen strak op de kaart. Tot dusver kwamen vijf plaatsen in aanmerking. 'Kan het eiland zich onder water voortbewegen?' vroeg hij Furgas.

'Zo, zo, zijn vurige temperament. ' Rodario liep naar het venster en keek naar buiten. 'Of zijn leerling?' Hij keek hoe hij met haar in de schuur oefende. Op het eerste gezicht leek er niets bijzonders aan de hand te zijn, maar de ervaren ogen van de toneelspeler ontgingen de steelse tekenen van genegenheid niet. 'Ik heb het gevoel dal het tussen die twee knettert.' Hij keerde zich naar

Tungdil. 'Nee, het vonkt. Bij dwergen kan het alleen maar vonken. '

'Ik raad je aan om hem er niet naar te vragen, ' zei Tungdil met een flauwe grijns. Hij wilde de wereld van de gevoelens als gespreksonderwerp liefst zo ver mogelijk omzeilen, uit angst dat de scherpe tong van de toneelspeler hem en Sirka tot doelwit koos.

Furgas dronk van de thee die de boerin hem had voorgezet. Nog altijd was hij mager en bleek. Vaak zat hij zwijgend in een hoekje en zei een hele omloop niets, dan weer gedroeg hij zich volkomen normaal. De gevolgen die de gevangenschap van vele cycli lang op zijn geest had gehad, zou hij zo snel niet te boven komen.

'Dat is mogelijk, ' antwoordde de magister op de vraag van Tungdil. 'Ik heb een systeem van buizen en tanks aangebracht, die je met gas of waterdamp kunt vullen. Als de ventielen geopend worden, beweegt het zich door de terugstoot langzaam voorwaarts. '

'Dat is niet best. ' Tungdil leunde achterover. 'Dat betekent dat het eiland zich overal kan bevinden, niet?'

Furgas schudde zijn hoofd. 'Nee, het is niet snel. We hebben het over een berg die zich onder water voortbeweegt. ' Hij trok een cirkel om de plek, waar het eiland vermoedelijk voor het laatst was geweest. 'Dat is ongeveer het gebied waar het zich kan bevinden. Het moet regelmatig opduiken om de lucht te verversen en proviand voor de arbeiders in te laden. '

'Je kunt het weliswaar zien, maar niemand zal er een woord over zeggen omdat het een alfeneiland is en iedereen er bang voor is, ' vulde Rodario aan. 'Heel schrandere dwergen, deze Derden. Dat verhaal over de alfen om zich tegen ongewenste bezoekers en allerlei praatjes te beschermen, was een goed idee. '

'Dan rest ons de hoop dat de schepen van de koningin het eiland toevallig ontdekken en het verhaal de ronde gaat doen dat het geen echte alfen zijn en dat er een hoge beloning staat op betrouwbare inlichtingen over het opduiken ervan. ' Tungdil schonk zich ook een beker thee in en liet zijn gedachten de vrije loop.

Voor zijn geestesoog zag hij de gezichten van Balyndis en Sirka, twee dwergenvrouwen die niet méér van elkaar hadden kunnen verschillen.

Hij had gehoopt dat zijn verliefdheid op Sirka van voorbijgaande aard zou zijn, veroorzaakt door haar vreemdsoortige uiterlijk en gedrag, dat zo geheel in tegenstelling was met de gebruiken van de stammen in het Veilige Land. Maar nog altijd keek hij te graag en te lang naar haar en vaak was zij het middelpunt van zijn gedachten. En hij herinnerde zich de periode in zijn leven waarin zijn gevoelens voor Balyndis al eens eerder op de proef waren gesteld. Door Myr.

De spionne van de Derden was een geleerde zoals hij geweest, en Balyndis had hem kort daarvoor onder druk van haar clan uit haar leven gebannen. Het was geen wonder dat Myr en hij elkaar gevonden hadden, tot haar verraad aan het licht was gekomen. Indertijd was het gemakkelijker geweest om geen slecht geweten te hebben.

'Voor een aankomende magus is Dergard tamelijk ziekelijk, vinden jullie ook niet?' Rodario ontdekte de appeltaart van de boerin die op een kleine ladekast stond. En de dochter van de boerin die door de regen langs het venster naar de stal snelde om de koeien te melken. 'Ach wat is dat toch een lief kind, ' zei hij dromerig, terwijl hij een punt uit de taart sneed.

'Wat zal Tassia daarvan vinden?' merkte Furgas geërgerd op. 'Je gedraagt je nog net zoals vijf cycli geleden. Kinderachtig en zelfingenomen. '

'Ik weet niet wat ze zou zeggen. Ze heeft ook niet naar mijn mening gevraagd, toen ze met andere mannen naar bed ging, ' antwoordde hij en hij beet in de taart. 'We zijn allebei volwassen en houden van het leven. Wat doet het er dus toe?' Hij zou nooit toegeven hoe de jaloezie aan hem knaagde. 'Kijk jij dan helemaal niet meer naar vrouwen?'

'Fr zijn geen andere vrouwen meer in mijn leven. Ik heb Narmora eeuwige trouw beloofd. Het feit dat haar lichaam niet meer bestaat, is voor mij nog geen reden met haar te breken, ' verklaarde hij met trillende stem. 'Ik heb 's nachts van haar gedroomd en ze gaf me de kracht de tijd op het eiland te doorstaan. Ik zal haar nooit verraden door een nieuwe vrouw te begeren. '

'Dat is in wezen een heel verstandige mentaliteit, Furgas. Blijf met je vingers van de vrouwen, dan kun je ze ook niet branden. ' Hij kauwde en keek weer naar de jonge boerin. 'Stel je voor dat jij verliefd op Tassia was geworden! O, Palandiell, wat zou dat een ellende hebben gegeven. Zij is mijn vrouwelijke tegenhanger. '

Furgas werd plotseling onrustig, wal Tungdil niet ontging.

'Tjee, die vrouw beheerst de kunst der verleiding, dat kan ik je wel zeggen. En haar trouw is zo onvoorspelbaar als de richting van een los blad in de stormwind, ' babbelde Rodario verder en stopte de rest van de taart in zijn mond. 'Het is met bloedend hart dat ik daarachter ben gekomen. Ik kan alle mannen die het serieus met haar menen alleen maar ernstig waarschuwen. ' Hij lachte zacht. 'Dat kleine loeder. Maar ik wil haar gewoon niet kwijt. ' Toen keerde hij zich naar de dwerg. 'Heb je mij nog nodig? Ik zou het meisje graag bij het dragen van de melkemmer helpen. '

'Laat haar met rust, ' zei Tungdil. 'Ik wil geen gedonder met haar vader, die ons zo vriendelijk onderdak heeft verschaft. '

'Geen angst, vereerde held. Ik zal zo voorzichtig zijn als een elnabessenplukker. ' Hij knipoogde naar hen en liep naar de deur.

De schuur waarin Goda en Woestling stonden was enorm.

De boer had op de vroegere hooizolder en op de vloer gewassen wol opgestapeld, die door de spinsters verwerkt moest worden. Verder naar achteren stonden twee weefgetouwen die tijdens de laatste omlopen van zonsopgang tot zonsondergang gerateld hadden.

Boïndil had twee touwen van de muur gepakt, waarmee hij afwisselend naar Goda zwaaide. Hij liep in een kring om haar heen, terwijl zij stokstijf op haar plaats bleef staan. 'Stel je voor dat het de slagen van meerdere tegenstanders zijn. In een gevecht heb je niet altijd de gelegenheid een slag te pareren. Vaak kun je niet anders doen dan uitwijken. '

Het eerste, met een ijzeren ring verzwaarde uiteinde vloog op haar af. Goda draaide zich opzij en het touw miste haar.

'Heel goed, ' prees hij en hij richtte de tweede slag op haar bovenbeen.

Goda wist ze meerdere malen net te ontwijken, maar tegen de vijfde aanval was ze machteloos. De ijzeren ring sloeg tegen haar borst.

Woestling klakte boos met zijn tong. 'Je bent dood, leerling. Zo-even heeft een zwaard je borstkas opengespleten. ' Hij wees op de met stro bedekte bodem. 'Veertig. '

'Ik ga niet opdrukken. ' Ze bleef koppig staan. 'Ik zou de slag gepareerd hebben. '

'Dat had je niet. ' Hij keek in haar ogen en had er meteen spijt van. Zijn krijgershart klopte sneller. 'Vijftig. '

Goda pakte haar nachtster. 'Nog een keer, meester. Ik zal je laten zien dat ik het kan. '

'Nee, dat zul je niet. je moet ontwijken. ' Hij ergerde zich dat ze zijn gezag betwistte. 'Zestig. ' Nu zette hij dreigend een stap in haar richting.

Ze hief haar wapen op. 'Daarvoor zul je me tegen de grond moeten werken. ' Ze boog haar hoofd naar voren en haar ogen fonkelden. 'Ik heb er genoeg van om door jou getreiterd te worden, meester. '

Een paar omlopen geleden had Boïndil luid gejuicht en was hij blij geweest dat hij weldra van de jonge dwergenvrouw verlost zou zijn. Nu was dat vooruitzicht een nachtmerrie. 'Je verwart uithoudingsvermogen met treiteren, ' gromde hij om te verbergen dat hij inbond. 'Je wilde dat ik ervoor zou zorgen dat je een krijgsvrouw werd, dus buig voor je eigen wens. '

'Of wat, meester?' lachte ze ondeugend.

Woestling pakte de steel van de nachtster en sloeg het bovenste deel tegen haar voorhoofd. Goda wankelde, hij lichtte haar beentje en ze viel ruggelings op de grond. 'Honderd keer, ' zei hij en hij draaide het wapen met één hand in het rond. 'Je hebt je nachtster losgelaten. Je weet dat je zoiets alleen maar mag doen als je een tweede wapen bij je hebt. '

Ze steunde versuft op haar ellebogen en negeerde het straaltje bloed dat uit een kleine wond boven haar linkerwenkbrauw langs haar neus naar beneden liep.

Boïndil zuchtte en hurkte naast haar neer. 'Goda, ik doe dat om je leven te redden. '

'Met opdrukken? Moet ik daarmee soms indruk op een orc maken en hem misschien tot een wedstrijdje in het opdrukken uitdagen?' zei ze giftig en ze richtte haar bovenlichaam op.

Opnieuw waren hun gezichten vlak bij elkaar.

Woestling slikte, verstijfde en week terug alsof hij door een vanga gebeten was. 'Nee, ze zijn alleen een stimulans om je nog meer in te spannen, ' mompelde hij. 'Als je geen fouten maakt, hoef je je ook niet op te drukken. ' Hij plukte een handvol gewassen wol uit een kleine berg en veegde daarmee het bloed van haar gezicht.

'Wat moet dat?' Goda sloeg zijn hand ruw opzij.

'Ik wilde... '

'Ik weet wat je wilde, meester. ' Ze keek hem met bliksemende ogen aan. 'En ik weet wal je wilt. Vergeet niet dat jij het bent die

Sanda heeft gedood. Ik voel helemaal niets voor je. Ik zou nog eerder Bramdal nemen dan jou. Maak me tot een krijgsvrouw en daarna zullen we de wapens tegen elkaar opnemen om te zien hoe goed je me alles hebt geleerd. Al het andere kun je voor je houden. Het interesseert me niet. '

Boïndil zat als verlamd. Haar barse woorden legden zijn innerlijk onverbiddelijk bloot, ze had zijn gevoelens wel degelijk in de gaten gehad. 'Het... ' Hij slikte, woorden schoten tekort. De vonk hoop dreigde te doven. Toen vermande hij zich. 'Het is niet wat je denkt. Ik ben je meester en maak me zorgen om je. Dat is alles. '

'Des te beter. ' Goda draaide zich om, drukte haar handen tegen de grond en begon zich op te drukken. Honderd keer. Dat haar bloed op de grond druppelde stoorde haar niet.

Woestling bekeek haar en zwoer in stilte dat hij niet zou opgeven.

Toen Rodario de deur opendeed, stond er een soldaat met de insignes van koning Bruron voor hem.

'Ik heb nieuws voor Tungdil Goudhand, ' zei hij en hij keek langs Rodario heen naar de tafel. 'Dat ben jij zeker?' vroeg hij de dwerg.

'Je ogen zijn scherp als die van een adelaar, ' grapte de toneelspeler. 'Hoeveel dwergen zie je in deze kamer?' Hij deed een stap opzij en liep naar Tungdil om hem meteen verscheidene rollen en gevouwen papieren te overhandigen.

'Ik moet op antwoord wachten, ' zei hij terwijl hij drie stappen achteruit naar de deur deed.

'Pak wat te eten en rust wat uit, ' zei Tungdil. 'Het zal zeker eventjes duren. En stuur Boïndil en Sirka naar me toe. '

Hij wachtte zwijgend tot de koerier de kamer had verlaten en de dwergen binnen waren voor hij de eerste boodschap uitrolde.

Ook Goda kwam de kamer binnen. Kennelijk had haar mentor een onbeperkt vertrouwen in haar. Boven haar wenkbrauw ontdekte Tungdil een bloedkorst. De oefeningen waren blijkbaar wat ruwer verlopen.

'Het is van prins Mallen, ' las Tungdil voor. 'De eerste aanvallen in de holen van Toboribor hebben succes gehad. Het monster dat ik een arm heb afgehakt, is gedood. ' Zijn gezicht kreeg een trieste trek. 'Tot nu toe heeft Mallen zevenhonderdenelf manschappen in de holen verloren. De meesten vielen door magische aanvallen vanuit hinderlagen. Er zijn geen aanwijzingen dat de Onuitwisbaren over de macht van de diamant beschikken. Bovendien zijn de eerste contingenten van de Derden en de Tweeden aangekomen. Ze zullen de taak van de soldaten weldra overnemen. '

'Vraccas zij hen genadig en bescherme hen, ' mompelde Woestling.

Tungdil pakte de brief van Gandogar. 'De elfen hebben op hun beurt ettelijke van hun krijgers naar de rijken van de Tweeden en de Derden gestuurd om de wachters bij de poorten en de passen te helpen. Het verloopt allemaal vredig en eensgezind, schrijft hij me. '

'De broka zullen snel toeslaan, ' zei Sirka pessimistisch. 'Ze nemen nu hun posities in. In Porista hebben ze de vorsten en vorstinnen van de mensen voor hun zwaarden en nu dringen ze de bergen in om de heersers van de dwergen te kunnen doden. Het gaat net als bij ons. ' Ze balde haar vuist. 'Alleen wil niemand in het Veilige Land hen tegenhouden. '

'Niet zonder bewijzen, ' herhaalde Tungdil de woorden van de grootvorst. 'Ik stond in de vergadering op het punt wat te zeggen, maar Gandogar heeft me dat verboden. '

Woestling keek naar de ondergronder. 'Jammer genoeg staan de zaken zo. Niemand zou jou of Sûndalon geloofd hebben. Niet na die mededeling over de uitroeiing van de elfen. '

'Er is geen reden daarover te liegen. Zij vormden het gevaar, niet wij, ' wierp Sirka tegen.

'Je hebt orcbloed in je. Ik wed dat de meesten jou en je soortgenoten als een gevaar beschouwen, ' bromde hij en steunde met zijn handen op de kop van de kraaiensnavel. Sinds hij van hun afkomst op de hoogte was, was zijn houding tegenover de vreemdelingen veranderd. Hij was afwijzender, minachtender geworden.

'Ubar schiep ons uit het vloeibare bergbloed, in ons gloeit de kracht van de bergen. ' Sirka had genoeg van het voortdurende gekoeioneer. Ze stond op en liep naar Woestling, haar ogen fonkelden van woede. 'Ubar schiep de ubariu uit hetzelfde bloed, maakte hen groter en sterker en wekte in hen, net als in ons, de haat legen de schepselen van het Kwaad. Dat is wat ons met de ubariu verbindt, dwerg. En zij hebben hun land en hun bewoners nooit verraden. ' Ze wees met haar wapen op Goda. 'Kijk eens naast je. Daar slaat een Derde. Kan zij dat ook zeggen? Wie van ons bei den is vertrouwenwekkender?'

'Jij staat ver onder mijn leerling, ondergronden' Woestling was weliswaar niet onder de indruk van haar uitbarsting, maar de aanval op Goda kon hij niet over zijn kant laten gaan. 'Hou je tong in bedwang. '

Nu was het aan Tungdil om in te grijpen, omdat het nu tegen Sirka ging. 'Helemaal ongelijk heeft ze niet, Woestling. Goda zou net zo goed een verraadster kunnen zijn. Je weet niets over haar, behalve wat ze zelf beweerd heeft. Heeft ze je een bewijs voor haar afkomst en haar levensgeschiedenis gegeven? Kan een van de Derden bevestigen dat het zo was als zij het beschreef? Je weet hoe geraffineerd Myr te werk is gegaan. En ik zie het niet graag dat je haar meeneemt naar een bijeenkomst waar vertrouwelijke zaken besproken worden. '

Woestling keek hem verwonderd aan. Met een aanval van zijn vriend had hij geen rekening gehouden.

Goda deed een stap naar voren. 'Ik laat me niet beledigen, ondergronder. '

Sirka keek haar glimlachend aan. 'Ik heb geen leugens over je stam verspreid. Niet iedereen heeft een vlekkeloos blazoen als Tungdil Goudhand of Sanda Vuurmoed. Wij zijn op weg om twee van deze Derden met een slechte naam te doden. Dérden, Goda. Geen ondergronders. Wij wensen het Veilige Land geen kwaad toe. Als dat wel zo was, zouden we bij onze speurtocht naar de steen anders te werk zijn gegaan en hadden we de levens van de dwergen niet ontzien. '

Rodario stelde zich tussen de ruziënde partijen op en hield de schaal met de appeltaart omhoog. 'Misschien moeten we allemaal wat kalmeren en bedenken wie onze werkelijke vijand is, voor jullie elkaar naar de keel vliegen. Neem wat van deze appeltaart, hij is heerlijk. '

Goda ging zitten en legde haar hand op dezelfde wijze op haar nachtster als Woestling hem op de kraaiensnavel legde; Sirka liep om de tafel heen en keek op de kaart. Niemand pakte van de taart.

'Dan eet ik hem zelf maar op, ' mompelde Rodario en ging weer naar het venster om naar de jonge boerin uit te kijken.

'Rodario heeft gelijk. ' Tungdil keek naar Boïndil en zijn leerling, maar een verontschuldiging kwam niet over zijn lippen. In plaats daarvan pakte hij de brief weer op. 'Gandogar schrijft dat bij de Tweeden een machine is tegengehouden en vernietigd die dwergen met zijn uitwasemingen doodde. Binnenin vonden ze vele kleine stenen kruiken, waarin stoffen zaten die via glazen buisjes met elkaar vermengd werden. De gassen die zich daarna verspreidden, doodden dertien dwergen voor de machine in een oude schacht werd geduwd en met aarde werd bedekt. Ze vermoeden dat een soortgelijke machine de oorzaak van de vergiftigde bron van de Eersten is. '

'Daar ga je met je bewering dat de elfen de schuld hadden, ' zei Goda tegen Sirka, die alleen een afwijzend gebaar maakte.

Woestling keek naar Furgas die zijn handen voor zijn gezicht had geslagen en stil huilde. Opnieuw was een van zijn uitvindingen gebruikt om dood en verderf te zaaien.

Ze vermoedden dat het veel erger had kunnen zijn. Een dergelijk gifgas in een dichter bevolkt deel van het Blauwe Gebergte, en het aantal slachtoffers zou in de honderden hebben gelopen, zoals Furgas vermoed had.

'We moeten dat eiland snel vinden en veroveren, ' zei hij dof en hij liet zijn handen zakken. Toen veegde hij de tranen van zijn wangen en streek door zijn haar. 'Die monsters zullen hun magische krachten weer bij de bron moeten opladen. Daar hebben ze het eiland voor nodig. Dat zal binnenkort zijn. Er mogen niet nog meer slachtoffers vallen. '

Tungdil stemde daarmee in. 'Ik zal Dergard straks vragen of hij in staat is om te reizen. Daarna vertrekken we naar de oever van het meer en gaan per schip op zoek naar het eiland. De gewonde elf kunnen we beter op het eiland Windspel achterlaten. Daar is hij veiliger. ' Hij vermeed het Woestling aan te kijken, terwijl hij verdere bevelen gaf. 'Laten we ons klaarmaken om op te breken. De bespreking is afgelopen. '

Boïndil en Goda verlieten het vertrek en ook Rodario vertrok om de gespannen sfeer te ontvluchten. Furgas dronk snel zijn thee op en liet Sirka met Tungdil alleen.

'Je vrienden zullen mij de schuld geven dat jij je tegen hen hebt gekeerd, ' zei ze, en ze streelde zijn baard.

Hij pakte haar hand en drukte die met een verontschuldigend lachje naar beneden. 'Nee, Sirka. Maak het mij niet nog moeilijker mijn verlangen te onderdrukken. ' Hij had nog geen antwoord op zijn brief aan Balyndis ontvangen.

'Geef er dan aan toe, ' duisterde ze, en ze hiel haar arm weer op om hem aan te raken. 'Wat is erop tegen, Tungdil? Wij mogen el kaar graag en zullen elkaar beminnen. Het is alleen een kwestie van tijd. Wij kunnen het uitstellen of het meteen doen en ons beter voelen. Wie weet wat morgen komt. ' Ze boog snel haar hoofd naar voren en kuste hem.

Ditmaal hield hij haar niet tegen. Hij genoot van de tederheid, zijn lichaam verlangde naar meer en hij legde zijn handen op haar rug om haar dicht tegen zich aan te drukken. Ze voelde slank en pezig en tegelijkertijd ontzettend krachtig aan.

Toch duwde hij haar weer van zich af. 'Wacht, ik moet je iets vragen, ' zei hij ademloos. Zijn bloed stroomde sneller als een kolkende rivier van vuur door zijn aderen. 'Wat is Sûndalon van plan?'

'Wil je dat nu weten?'

'Had ik het je moeten vragen waar de anderen bij waren?' Hij glimlachte. 'Ik kon niet vermoeden dat je me wilde kussen. Ik wilde van het begin af aan alleen maar praten. '

Sirka haalde diep adem en pakte zijn handen. 'Hij bereidt mijn land erop voor het ergste te verhinderen, ' antwoordde ze ontwijkend.

'Dat kan heel veel betekenen. '

Ze keek hem recht in zijn ogen. 'Ik zal je een geheim verklappen. Voor ons vertrek naar het Veilige Land riep Sûndalon de volkeren van Ubar en de acronta samen, ' zei ze langzaam. 'Zij hebben zich al voor een groot deel aan de noordoostgrens voor de poort verzameld. '

Dat was dus de reden waarom de orcs vertwijfeld probeerden door het Bruine Gebergte van de Vierden heen te breken. Ze voelden de hete adem van een strijdmacht van orc-haters in hun nek, die hen voor zich uit dreef. 'Een invasie? Willen jullie het Veilige Land veroveren?'

'Nee. We willen de steen terug en het gevaar voor ons land in de kiem smoren. Beide bevinden zich in het Veilige Land. '

Tungdil slikte. 'Sirka, hoe groot is dat leger?'

Ze ging zitten en trok Tungdil op de stoel naast zich. 'Het bestaat uit tachtigduizend ubariu, vierduizend acronta en vijftigduizend soldaten van mijn volk. '

'Bij Vraccas, ' kreunde hij en hij zag het Veilige Land al druipen van het bloed. 'De Vierden zullen jullie bestrijden omdat ze jullie als een bedreiging beschouwen. Ze zullen alles wat ze hebben tegen jullie in de strijd werpen om jullie uit de buurt van de diamant te houden. '

'Ze zullen falen. Voor de acronta is het een koud kunstje de poorten van de Vierden in te beuken. We hebben ze verkend en de zwakke punten ontdekt. ' Sirka scheen opgelucht dat ze eindelijk alles mocht vertellen. 'Maar dat hoeven we niet eens. Onze verkenners hebben een weg door het Bruine Gebergte ontdekt. '

'Die bestaat niet!'

'Toch wel. Ubar wees hun een breed pad, waarop een leger ongemerkt langs de vesting van de Vierden heen kan trekken. '

'Onmogelijk, ' wierp Tungdil opnieuw tegen. 'Dat kan niet waar zijn! De toppen zijn onbedwingbaar. '

'Je zult weldra getuige zijn van het tegendeel. '

'De monsters uit het Land aan Gene Zijde hadden die weg ook moeten vinden!'

'Dat hébben ze ook, Tungdil. Meer dan eens al. Wij hebben verhinderd dat ze hun ontdekking in hun rijken gingen melden. ' Sirka haalde diep adem. 'Sûndalon was ertegen dat we het jullie zouden vertellen voor we de steen weer in handen hadden, maar ik denk dat jij het zou moeten weten. ' Ze streelde de rug van zijn hand. 'Beschouw het als een bewijs van vertrouwen. '

'Dan hebben we de rust in het Veilige Land niet alleen aan onze stammen maar ook aan jullie te danken, ' fluisterde hij verschrikt.

Hij stelde zich voor hoe groot de verwoesting zou zijn, wanneer de legers van ogers, trollen, alfen, buidingen en andere schepsels van Tion onverwacht over Urgon en vandaar uit over de rest van het Veilige Land gewalst waren. Geen steen was op de andere gebleven. Al die cycli van bedrieglijke zekerheid dankten ze aan de bescherming van de ondergronders, die hun eigen redding nu was ontzegd. 'Waarom hebben jullie dat gedaan? Waarom heelt geen van jullie zich ooit bij ons laten zien?'

'Waarom? Er kwam ook niemand van jullie naar ons toe. We namen aan dat jullie niets aan ons gelegen was. En wij wisten dat onze verwantschap met de ubariu voor grote obstakels tussen onze volkeren zou zorgen. ' Ze stond op en liep naar de deur. 'Nu blijkt dat het beter was geweest. Ik zal zeggen dat we weldra naar Weyurn zullen opbreken, ' zei ze op de drempel. 'Je vertelt toch hopelijk niemand iets over dit gesprek?'

Ontelbare vragen brandden op Tungdils tong, maar hij beheerste zich. 'Niemand, ' zwoer hij en hij klopte op zijn bijl. 'Bij Vuurkling. ' Hij glimlachte tegen haar en zij verdween naar buiten.

Allerlei gedachten tolden door zijn hoofd, buitelden over elkaar heen. Onuitwisbaren, ondergronders, het klonk allemaal alsof de ondergang nabij was.

Hij had de taak die te voorkomen. Voor de derde maal. Hij voelde zich niet bepaald behaaglijk en verheugde zich over de komende steun: weldra zou hij zijn pleegvader Lot-Ionan weer aan zijn zijde hebben. Een wijze magus, ouder dan welk mens ook in het Veilige Land, iemand met een onvoorstelbare kennis en ervaring. Hij had Tungdil vroeger al met raad bijgestaan en daarop vertrouwde hij weer. Of liever gezegd: Lot-Ionan moest bepalen wat er gedaan moest worden. Tungdil wilde geen beslissing meer nemen.

Zijn ogen gleden naar de laatste verzegelde omslag, de afzender was Glaïmbar Scherpkling. Tungdil was bang voor de regels die hij te lezen zou krijgen, maar hij moest zekerheid hebben.

Hij stond op, pakte de omslag en scheurde hem open.

Hooggeachte Tungdil Goudhand,

Je had gelijk. Ik houd nog altijd van Balyndis en heb haar na je brief aan mij meteen gevraagd te komen. Tot mijn grote vreugde nam ze de uitnodiging aan en tot mijn nog grotere vreugde beloofde ze me aan mijn zijde terug te keren. Als mijn eerste vrouw heeft zij dat recht. Ik moet je schrijven dat ze je afwijzende houding, je onvrede als je in haar buurt was duidelijk heeft gevoeld. Daarom heeft ze je je vrijheid teruggegeven, op voorwaarde dat ze je nooit meer hoeft te zien. Ze zou je aanblik niet kunnen verdragen.

Ik weet zeker dat het me zal lukken haar en haar clan weer met elkaar te verzoenen, wat ze zeker verdient. Ik zal een goede echtgenoot voor haar zijn en zij zal de beste gemalin van een koning zijn die de Vijfden ooit hebben gehad. Ik dank je voor je openheid, en sta me toe dat ik ook open ben: ware gevoelens zijn niet wankelmoedig. Balyndis heeft tot haar verdriet moeten ervaren dat ze aan jouw zijde geen zeker bestaan hoeft te verwachten. Maar wij, de kinderen van de Smid...

Tungdil verscheurde de brief.

Hij hoefde niet verder te lezen, het belangrijkste was gezegd en hij had er geen behoefte aan om door Glaïmbar Scherpkling de les te worden gelezen. Zelf wist hij wel beter. Balyndis had zijn brief gelezen en begrepen. Daarvoor was hij haar eeuwig dankbaar, ook al wist hij dat ze ontzettend verdrietig moest zijn. En daarom kon hij niet blij zijn over het afscheid.

Hij keek naar buiten naar het erf, waar hij Sirka zag. Zijn eigen gezicht werd vaag door het glas weerspiegeld. 'Lafaard, ' zei hij tegen zichzelf.

En zijn spiegelbeeld leek te knikken.