Hoofdstuk 15

Het Veilige Land, 

het koninkrijk Idoslân, 

in de holen van Toboribor,

aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

Tungdil stelde zich tegenover Dergard op en schoof Goda achter zich. 'Help je meester, ' beval hij haar en hij deed alsof hij de magus wilde aanvallen. Daarbij vertrouwde hij op de bescherming van Vuurkling.

Dergard handelde. Een nieuwe straal sprong uit zijn vingers en schoot op de dwerg toe.

De bijl absorbeerde de energie die op Tungdil toe flitste. Al het inlegwerk lichtte op en de diamanten veranderden in kleine, fel brandende sterren.

Tungdil overkwam niets. Hij voelde dat de steel van sigurdatiehout warm werd, meer niet. Meteen daarop sloeg hij de magus met de platte kant tegen zijn slaap. Bewusteloos zakte Dergard in elkaar.

'Uit de weg, professor!' schreeuwde Woestling achter hem. 'Naar beneden. '

Tungdil deed een stap naar achteren en liet zich ruggelings achterovervallen.

Het lange lemmet van het machinewezen suisde over zijn gezicht en miste hem op een baardhaar na. Rinkelend sloeg het stuk op de sokkel van het altaar. Het wezen schreeuwde het uit van teleurstelling.

In plaats daarvan sneden de wielen van het gevaarte in de bewusteloze magus. Ze rolden enkele malen over hem heen en zijn lichaam en ledematen werden meermalen doorgesneden; van zijn hoofd bleef niets meer over clan een brijachtige massa. Niets of niemand behalve de goden kon hem nog helpen.

'Ik dood jullie!' Het monster slingerde zijn speer naar Woestling die op het punt stond op het altaar te klimmen. De dwerg sprong achteruit en zocht samen met Goda dekking achter het voeteneinde.

'Ik leid het af, ' riep Tungdil over zijn schouder. 'Jullie weten wat je te doen staat. ' Inwendig maakte hij zich bittere verwijten, omdat hij schuld had aan de dood van Dergard. Bewusteloos was de magus een gemakkelijk slachtoffer geweest.

Het monster pakte een tweede speer die in volgorde van lengte op het oppervlak van het gevaarte waren bevestigd. 'Met die bijl begin je niets tegen me, ' zei het en het kwam langzaam dichterbij. 'Je bent niet eens lang genoeg om me te bereiken, onderaardling. '

Tungdil bukte zich, raapte het stuk lemmet op, woog het op zijn hand en wierp het uit alle macht naar zijn tegenstander. Het metaal draaide om zijn as en trof het wezen met de scherpe punt tegen de linkerschouder, maar het projectiel was niet door de bepantsering heen gedrongen.

Lachend versnelde het wezen zijn vaart, terwijl Tungdil zich enkele passen van het altaar verwijderde om zich vrijer te kunnen bewegen. 'Je zult me niet overwinnen, ' beloofde het.

Goda probeerde haar geluk en rende langs de andere kant van het altaar, sprong omhoog en wilde zich naar boven optrekken om de diamant te bereiken.

Onmiddellijk draaide bet wezen zijn hoofd en slingerde zijn speer. 'Weg van de Schepster!'

De aanval was als een volkomen verrassing gekomen. De scherpe punt sneed door Goda's maliën en de ijzeren plaatjes en drong loodrecht bij haar sleutelbeen naar binnen. Goda werd op de grond geworpen en de schacht stak een schrede ver uit haar rug.

Tungdil kon het zich niet veroorloven zich verder om de Derde te bekommeren, want de wagen had hem bijna bereikt. Hij hurkte neer, maakte een schouderrol om uit de buurt van de dodelijke wielen te komen, sprong weer overeind en legde al zijn kracht in een hoge sprong.

Zijn wanhoopsdaad had succes! Hij kwam op zijn knieën op het brede oppervlak van het gevaarte terecht. De gepantserde rug rees voor hem in de hoogte en zijn instinct stuurde zijn handelingen.

Tungdil dacht niet verder na. Hij hief zijn armen op en sloeg Vuurkling uil alle macht tegen de plek, waar hij de ruggengraat van het monster vermoedde. Als deze houw niet dodelijk was, zou het met zijn eigen leven weldra gedaan zijn.

Maar de bijl liet hem niet in de steek. Ze kloofde het tionium, gleed verder naar binnen en hakte moeiteloos door het vaste vlees tot in de wervels. Daarbij straalde ze met een vlammende glans; de diamanten pulseerden alsof er een hart in hun binnenste klopte.

Het monster krijste schril, het boog en kromde zich, de lange armen schoten naar achteren om de dwerg achter zijn rug te pakken. 'Spring van me af!'

'Nee!' Meteen sloeg Tungdil een tweede maal toe, ook al was het niet gemakkelijk op de schommelende ondergrond zijn evenwicht te bewaren. De tweede slag was minder krachtig, maar de dwerg slaagde erin dezelfde, sterk bloedende wond te treffen en de schade te vergroten.

Met een dierlijk gebrul sloeg het wezen om zich heen en raakte Tungdil tegen zijn bovenlichaam. Hij vloog twee schreden door de lucht en smakte tegen de grond, zonder de steel van zijn bijl los te laten. Versuft krabbelde hij overeind en zag als door een sluier hoe de wagen slingerend op hem afkwam.

De overige dwergen kwamen aanrennen om hun aanvoerder te helpen.

Naast zich ontdekte hij de speer, die zijn vriend Woestling had gemist. 'Ik leg mijn leven in jouw hand, Vraccas!' stuurde hij een schietgebed naar zijn schepper, pakte de speer en wierp hem naar de vijand.

Het monster reed zijn ondergang tegemoet. De gevolgen van de beide bijlslagen maakten dat hij geen afweerbeweging kon maken of het projectiel ontwijken. En zo trof de scherpe punt hem midden in zijn borst.

Het gedrocht maakte een abrupte draai en sloeg een paar keer over de kop, waarbij de speer eerst dieper in het lichaam werd gedrukt voor hij bij de tweede val op de grond plotseling afbrak.

Tungdil sprong met een snoekduik opzij om de zware wagen te ontwijken. Het voertuig schoot donderend langs hem heen, vloog te pletter tegen de wand van de spelonk en doorboorde het monster in zijn binnenste met allerlei brokstukken van tandraderen en buizen die voor de aandrijving hadden gediend. Het bloed gutste in stromen op de rotsvloer.

Vaag zag Tungdil hoe de benen van het wezen boven de knie waren geamputeerd en de stompen van talrijke haken en kleine kettingen waren voorzien. Met deze voorzieningen was het voertuig gestuurd. Hij huiverde van afgrijzen.

Drie dwergen ondersteunden Tungdil en liepen met hem naar het altaar. Woestling stond ervoor en stak zijn rechterhand met de diamant in de hoogte. 'Alsjeblieft, professor, ' riep hij. 'We hebben hem! Vraccas zij dank! Kom die puntoor haar hoofd afhakken, zodat we onze gewonden kunnen gaan verzorgen. ' Hij boog zijn arm naar achteren voor een worp. 'Vangen!'

Er klonk een gesuis en plotseling stak er een pijl in zijn linkerzijde. Toen werd zijn hand naar links geslagen, de vingers openden zich en lieten de steen los. Hij viel op de borst van de alfin terug, rolde naar haar buik en bleef bij haar gevouwen handen liggen.

Woestling staarde naar de tweede pijl die in zijn onderarm stak. 'Verraderlijke puntoren, ' kreunde hij en hij werd door nog drie pijlen in zijn borst getroffen, voor hij door zijn knieën ging en op de alfin viel.

Uit de tweede ingang stroomden drie dozijn elfen die hun pijlen op de dwergen afschoten.

'Boïndil!' schreeuwde Tungdil bijna buiten zinnen. Hij stormde de elfen met opgeheven bijl tegemoet. Nu was het niet het moment om als een geleerde te handelen.

Voordat de overige dwergen van hun verrassing waren bekomen, waren er al vijftien door de projectielen gesneuveld. De overlevenden van Tungdils groep liepen schreeuwend achter hun aanvoerder aan om zich op de gehate vijanden te storten en te verhinderen dat ze de steen roofden.

Het werden de langste zevenendertig stappen, die Tungdil ooit in zijn leven had gezet.

Rondom hem klonken de doodskreten van de dwergen die zich bij hem hadden aangesloten. De meesterlijke boogschutters vonden het ene gat na het andere in de muur van schilden, waar ze hun dodelijke pijlen doorheen schoten.

Veel van de projectielen doorboorden zelfs de schilden van de dwergen, nagelden hun onderarmen eraan vast of vlogen verder en beroofden weer een krijger van het leven.

De strijdkreten en het geluid van rennende laarzen en rinkelende maliënkolders nam steeds verder af tot Tungdil drie schreden voor de elfen merkte dat hij als enige was overgebleven. Ach ter hem lag een spoor van dwergenlijken.

Met tranen van woede en haat hief hij zijn bijl en hakte naar de eerste de beste elf, die hij voor zich zag. Toen kreeg hij een verschrikkelijke klap tegen zijn hoofd en een steek in zijn linkeroog. De pijn verbreidde zich fel als een winterstorm door zijn hoofd.

Alle kracht vloeide uit zijn spieren. Alles aan hem woog plotseling tonnen en Vuurkling leek wel zo zwaar als een berg. Tungdil zakte voor de elf in elkaar en schoof tot voor zijn voeten.

Een laars draaide hem op zijn rug en hij zag het gezicht van Rejalín boven zich zweven. 'De periode van vrede tussen onze volkeren is voorbij, Tungdil Goudhand, ' zei ze kil. 'Ik ben er zeker van dat geen enkele onderaardling onze toetsing kan doorstaan. Jullie zijn verdorven. ' Ze reikte langs hem heen en hief Vuurkling op. 'Zwaar. Maar een bijzonder wapen dat voor het goede vecht. Het zal ons betere diensten bewijzen dan jouw volk. ' Ze richtte zich op. 'Wij, de eoîl atár, zullen het Veilige Land naar een periode van smetteloze reinheid voeren. Het tijdperk van zwakheid, teugelloosheid en verval is voorbij. '

Tungdil wilde iets antwoorden, maar zijn zintuigen gehoorzaamden niet meer. De dood klopte bij hem aan en wilde hem naar de Eeuwige Smidse voeren.

Voor hij door een onweerstaanbare drang beide ogen sloot, meende Tungdil een gestalte in een zwarte alfenwapenrusting uit de schaduwen te zien treden. Ze naderde de rijen elfen van achteren en hief haar handen op, waarin slanke zwaarden lagen.

Toen er een warme regen op hem neerdaalde, wist hij niet of hij zich dat verbeeldde of niet. Waar zou deze warme regen in de spelonk vandaan moeten komen?

Toen waren zijn gedachten vervlogen...

'Waarom heb je me dat aangedaan?'

De Onuitwisbare schrok op uit zijn sluimering en keek in het wondermooie gezicht van zijn zoon. Hij hurkte naast zijn bed. De gepantserde linkerhand hield een speer vast, de rechterhand streek over de aan het smetteloze vlees vastgemaakte metalen platen.

'Ik heb je niets aangedaan. Ik heb je machtiger dan alle andere wezens in het Veilige Land laten maken. ' Hij ging zitten, zwaaide zijn benen over de rand van het bed en greep zijn helm die op een standaard hing. Hij had zich een ogenblik rust willen gunnen, voor hij zich weer in de strijd wierp die steeds meer in hun nadeel verliep. De ondergronders en de onderaardlingen streden verbeten in de tunnels en om de een of andere reden hadden de elfen eveneens het plan opgevat de diamant te stelen. Die rivaliteit bracht hem en Nagsar Inàste geen enkel voordeel.

'Machtiger dan jij, Schepper?'

'Waarom ben je niet in de gang die ik je aangewezen had?' zei hij berispend tegen zijn zoon.

'Ik wilde met je spreken, Schepper. ' Zijn zoon stond op. 'Ik wil het bloed van de elfen niet langer vergieten. '

De Onuitwisbare verstijfde midden in een beweging. 'Ga direct terug naar je post, ' zei hij ijskoud, 'Je zult elke elf doden die je tegenkomt. '

'Maar wij zijn net als zij! Wij doden wezens die eruitzien als wij! Het zijn beslist vrienden... '

'Wij zullen nooit zijn als zij! Komen vrienden een huis binnen waarna ze proberen de bewoners te vernietigen en hun sieraden te stelen?' Hij zette zijn helm op. 'Je doet wat ik je zeg, zoon. Jij draagt de verantwoording voor je Schepster. ' Plotseling draaide hij zich om. 'Zou je willen dat ze sterft voor ze jou met eigen ogen heeft gezien?'

'Waarom zien mijn broers er anders uit dan ik?'

'Het zijn je broers niet. '

'Maar ze zeiden dat de Schepster ook hun Schepster was. '

'Dat is een leugen. Bemoei je verder niet met hen. ' Hij wilde hem de kamer uit duwen, de gang op.

Maar de jonge alf dook onder zijn arm door en week niet achteruit. 'Haal die platen uit mijn lijf, ' eiste hij bars. 'Ze doen me pijn en alleen kan ik het niet. '

'Nee. Je zult ze nodig hebben. Ze beschermen je in de strijd. '

'Jij draagt een wapenrusting om je heen en niet in je. Waarom mag ik dat ook niet doen?' antwoordde de alf koppig. Zijn zwarte ogen sloeg hij niet neer.

Het antwoord van de Onuitwisbare kwam snel. 'Het is een bijzonder metaal dat de krachten in jou laat werken. '

'En toch wil ik het niet. '

'Het is me om het even wat je wilt. Jij bent mijn zoon en je zult doen wat ik van je verlang. '

'Ik... '

De Onuitwisbare pakte hem bij zijn keel. 'Hou die tong van je in bedwang. We hebben geen tijd om over deze onzin te discussieren. De veiligheid van je Schepster is belangrijker dan wat jij graag wil. Heb je dat begrepen, mijn zoon?'

De zwarte oogkassen van de alf sproeiden woede. 'Maar het doet zo'n pijn!'

'Verdraag het. ' De Onuitwisbare slingerde hem brutaal naar buiten. 'Je weet waar je heen moet. ' Hij wilde verder niet meer met hem praten.

De alf smakte tegen de wand, bromde en hief zijn speer op; onmiddellijk vlamden de runen daarop donkergroen op. 'Haal dat ijzer uit me weg. En dat is geen verzoek meer. '

De Onuitwisbare bleef staan. 'Doe dat wapen omlaag!' fluisterde hij woedend en trok zijn beide zwaarden. 'Het was geen verstandig idee je Schepper te bedreigen. '

'Het was geen verstandig idee mij dit aan te doen, ' antwoordde de alf beschuldigend. Hij keek naar het zwarte bloed dat hier en daar in haardunne straaltjes over de metaalplaten liep.

De Onuitwisbare kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Ben je weer op het eiland geweest?'

'Ik wilde dat de ondergronders en de mens de platen uit me zouden weghalen, maar de mens was er niet en de ondergronders weigerden het. Het enige wat ze konden doen was me meer van deze macht te bezorgen die mijn pijn vermindert. ' Hij lette scherp op of de ander een beweging maakte. 'Ik wil je niets doen, Schepper. Wanneer je me toestaat zo te zijn als jij. '

Zonder een woord te zeggen stonden ze tegenover elkaar en keken elkaar aan.

Van niet al te grote afstand klonk wapengekletter. Een van de bastaarden schreeuwde en gilde en daartussendoor klonk het brullen van onderaardlingen.

'De aanvallers hebben de spelonk gevonden waarin Nagsar Inàste rust. Heb je nu je zin?' riep de Onuitwisbare. 'Het was jouw taak de gang te bewaken. ' Hij hief een voet op en meteen werd de speer op zijn hals gericht. 'Wat heeft dat te betekenen?'

'Je weet wat ik wil. Eerder laat ik je niet gaan. '

De Onuitwisbare bekeek zijn schepping die ondanks alle uiterlijke volmaaktheid, innerlijk zo misvormd was. Misschien had het aan de ontwijding van Nagsar Inàste door de orcs gelegen, dat ze hem deze alt had geschonken. Van diens schoonheid had hij geen prolijl. Ken ongehoorzame zoon die eisen stelde kon hij niet gebruiken.

De zwaarden schoten sneller dan een pijl kon vliegen naar voren, stootten door de gaten in de bepantsering en doorboorden de borst en de hals van de alf, die deze aanval niet had verwacht.

'Jij bent niet langer mijn zoon, ' zei de Onuitwisbare tegen hem en ontweek met een dansende beweging de krachteloos gestoten speer. 'Na jou zullen beteren komen, die de wil van hun Schepper zullen vervullen. Ook al moeten je Schepster en ik nog eens duizend cycli wachten. ' Hij schopte hem in zijn buik en wierp hem op de grond. De lemmeten gleden uit zijn lichaam en zwart bloed spoot uit de wonden. 'Je wilde dat ik je van je pijn zou bevrijden?' Hij stak nogmaals toe met de zwaarden.

De alf kwam omhoog, kromde zijn lichaam en probeerde de lemmeten met zijn handschoenen tegen te houden. De runen op de bepantsering lichtten op en doofden, het slanke lichaam zonk weer op de grond en verslapte.

De Onuitwisbare schonk hem verder geen aandacht meer. Zijn geliefde zuster verkeerde in groot gevaar, waartegen de bastaards haar blijkbaar niet hadden kunnen verdedigen.

Terwijl hij de spelonk naderde, verstomde het strijdrumoer snel. Geen goed teken.

Hij stond bij de achteringang en toen zijn ogen het tafereel waarnamen, onderdrukte hij een kreet van ontzetting. Alleen een zacht gekreun, dat niet eens door zijn helm naar buiten drong, kwam over zijn lippen.

Elfen. Elfen in witte gewaden en witte wapenrustingen, zoals ze door de volgelingen van de eoîl gedragen werden hadden de spelonk veroverd. Een van hun boogschutters had net de laatste van de onderaardlingen met een pijl in zijn oog uitgeschakeld, voor hij de groep bereikte. Een bastaard lag dood te midden van de resten van zijn machine tegen de wand van de spelonk, de lijken van de onderaardlingen lagen door de hele ruimte verspreid.

Nee! Hij mocht niet van zijn geliefde zuster beroofd zijn! Hij zag haar onthoofde lichaam op het altaar liggen. Haar zwarte, heilige bloed liep in stromen van de steen omlaag langs de traptreden tot op de bodem van de spelonk. Een elfin hield het hoofd van Nagsar Inàste in haar handen, een elf toonde haar eerbiedig de diamant die niet langer licht uitstraalde.

De Onuitwisbare werd overspoeld door vertwijfeling. Zijn schuld! Het was zijn schuld! Als hij niet gefaald had, zou ze nog leven! Hij leunde legen de wand, de kracht vloeide uit zijn lichaam

en verlamde zijn bewegingen.

Haar aanblik werd in zijn geest gebrand. Hij rook haar bloed en zag dat het nog altijd uit de halsstomp sijpelde.

Beelden uit het verleden kwamen in hem omhoog. Mooie beelden. Dat ze uit het hoogste venster van de toren over Dsôn uitkeek en genoot van de pracht van baar rijk; dat ze hun overwinning over de elfen van de Gouden Vlakte en Lesinteïl met schitterende feesten gevierd hadden; dat ze elkaar bemind hadden, met pijn, vol overgave en eeuwige, oprechte hartstocht...

Deze herinneringen verdronken in het bloed van zijn zuster, werden meegevoerd en vervlogen. Een elf stapte op het altaar toe en stootte zijn speer in het lichaam. Het viel aan de andere kant op de grond en rolde de traptreden af. De romp bleef er schuin op liggen, achteloos weggeschoven en behandeld als oud vuil.

Hij zou zijn geliefde Nagsar Inàste wreken zoals nog geen gemaal zijn gemalin ooit gewroken had. De woede bracht de kracht in zijn spieren terug. Langzaam hief hij de zwaarden op en keek naar de elfen die rond het altaar stonden en zich over hun vermeende overwinning verheugden. Hij hoorde hoe ze de eoîl prezen. Hij zou het Veilige Land verlaten. Met de diamant om de geheimen daarvan te ontraadselen. En wanneer hij zou terugkeren zou er niets zijn dat tegen zijn woede bestand was. Met een boog sloop hij naar de elfen toe. Alles zou in zijn storm vergaan. Net als deze elfen.

De Onuitwisbare bereikte de rug van de eerste krijgers zonder dat die iets in de gaten hadden.

Daarop liet hun bloedige ondergang zich nergens meer door tegenhouden.

Diegenen die hun wapens al hadden weggestoken, stierven als eersten, omdat ze niets hadden wat hen tegen de lemmeten van hun aanvaller beschermde; en degenen die hun zwaard nog vasthielden werden gewoon overrompeld. Pas toen er van de dertig vijanden nog zeven overeind stonden, werd het bloedbad een gevecht.

'Bescherm de vorstin!' schalde de kreet door de spelonk. De elfen boden verbitterd weerstand, maar tegen de van haat vervulde Onuitwisbare viel niets te beginnen. De verwondingen die ze hem toebrachten negeerde hij. De zoevende lemmeten hakten daarentegen door halzen en armen, doorkliefden polsen en onderbenen, boorden zich door schedels en bovenlichamen. De oude orcbotten waarop ze zich bewogen dronken het bloed vol wellust.

De Onuitwisbare bleef door razen tot er nog drie krijgers en een elfin over waren.

Hij pareerde de houw van de eerste tegenstander, maakte gebruik van zijn vaart om hem met een ruk om te draaien, zodat het zwaard in de buik van een andere elf gleed. Vervolgens sloeg hij het wapen met zijn rechterzwaard in stukken en mepte met zijn linkerzwaard tegen een van de brokstukken dat de derde elf als een projectiel recht in het gezicht vloog.

De Onuitwisbare ving de houw van de laatste elf op die hem met het gebroken zwaard aanviel, en doorboorde de arm onder de elleboog. Nadat hij met zijn beide zwaarden een schaar had gevormd, sneed hij de krijger het hoofd af, dat hoog door de lucht vloog. Hij maakte een sprong en stootte de lemmeten rechts en links van de hals in het nog overeind staande lichaam. De armen vielen met de schouders en grote stukken van het bovenlichaam op de botten op de grond.

Het geschreeuw en de geur van het elfenbloed konden zijn verschrikkelijke woede niet koelen. 'Jij bent dus de vorstin. ' Met een stap stond hij voor de elfin en dook onder haar zwaardslag door, terwijl hij haar kniepezen met een snelle houw van zijn rechterzwaard doorsneed. Gillend zakte ze voor hem in elkaar. Hij schopte haar het wapen uit de hand. 'Wat is er met Liútasil gebeurd?'

Ze staarde hem aan en haar lippen bewogen zich geluidloos.

'O nee. Jij gaat geen eoîlbezwering uitspreken. ' Zijn linkerhand schoot naar voren en hij doorboorde haar rechterpols. Haar vuist opende zich en de diamant kletterde tussen de botten. 'Je hebt me pijn bezorgd, zoals ik nooit eerder heb gevoeld, vorstin. Deze pijn wil ik heel graag met alle elfen van het Veilige Land delen. ' Hij trok het zwaard terug, rommelde tussen de botten en vond de steen. Triomfantelijk hief hij hem omhoog. 'Hij behoort mij toe. Zodra ik heb ontdekt hoe ik zijn macht ten volle kan gebruiken, bezorg ik je volk de ondergang waaraan het reeds een keer ternauwernood is ontkomen. Dsôn Balsur mag dan ten onder zijn gegaan, dat beschermt je niet tegen de alfen. '

Haar blauwgroene ogen keken hem zonder een spoor van twijfel aan. Een verblinde elfin. 'De eoîl zullen ons beschermen. Ze keren terug. De tekenen in de tempels voorspellen... '

'Keren ze terug? Dan zal ik zorgen dat ik er ook ben om ze te vernietigen. Maar jij zult ze niet meer zien, vorstin. ' De Onuitwisbare had stappen en vele rauwe stemmen in een van de gangen gehoord. De tweede golf van onderaardlingen kwam eraan. Zijn wonden brandden, hij voelde dat zijn ledematen verzwakt waren. Hij moest terugtrekken. Het waren te veel tegenstanders. Hij stopte de diamant en een zwaard weg. Het gevest van het andere pakte hij stevig met beide handen beet. 'En de eoîl zullen ook geen elfen meer zien. Niet meer in het Veilige Land. '

Zijn slag ging diagonaal door het bovenlichaam heen, het lemmet kliefde van de linkerschouder omlaag naar de rechterheup en sneed door de orcbotten daaronder. Tot zijn spijt stierf de vorstin veel te snel. Graag had hij haar meegenomen om haar in alle eeuwigheid te martelen, haar als een nimmer opdrogende bron van verf te benutten.

'Geliefde zuster. ' Hij knielde neer voor het hoofd van Nagsar Inàste, strekte aarzelend een hand uit en hield midden in de beweging op. Hij kon het niet opbrengen een laatste maal naar haar gelaatstrekken te kijken. Zijn verdriet had de kracht hem te doden.

In plaats daarvan beroerde de Onuitwisbare haar lange zwarte haren en sneed er een lok af voor hij met zijn aandenken in zijn bebloede handschoen opsprong en zo snel als zijn wonden het toestonden door de tunnel liep.

 

Het Veilige Land, het koninkrijk Idoslân,

in de holen van Toboribor,

aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

De dood stond voor hem.

Hij wilde hem angst aanjagen, want hij had de gestalte van een vreeswekkend schepsel aangenomen. Het was het evenbeeld van de alf die ze op het eiland hadden gezien en die hun ontkomen was.

Trots verhief hij zich voor de liggende dwerg, de zware pantserhandschoen rond de schacht van een slanke speer met een dunne punt. De andere arm hing losjes langs het slanke, deels gepantserde, deels naakte lichaam omlaag.

De zwarte oogkassen rustten op de dwerg. 'Jij zult niet sterven, Tungdil Goudhand, ' zei de dood vriendelijk tegen hem en boog zich over hem heen. De lange zwarte haren omlijstten het smalle, wrede en tegelijkertijd knappe gezicht. Hij legde zijn rechterhand op de borst van de dwerg. 'Ik heb je nog nodig. '

De alfse symbolen op zijn wapenrusting en zijn wapen lichtten groen op en een warm gevoel doorstroomde Tungdils lichaam. De koude werd teruggedrongen, zijn hart dankte met een luid, heftig kloppen en het bloed suisde in zijn oren.

'Nagsor Inàste is ontkomen en heeft de diamant die jullie willen hebben meegenomen, ' deelde de dood hem met een heldere stem mee. 'Hij zal terugkeren naar het eiland om naar de tunnel te gaan die Furgas gemaakt heeft. Hij was bijna klaar toen jullie de magister hebben gedood. Wanneer Nagsor Inàste daar weet te komen en hem voltooit, kan hij naar het Land aan Gene Zijde vluchten. Dan is de steen voor altijd verloren. ' De dood richtte zich op. 'Nagsor Inàste zal terugkeren met een leger zoals het Veilige Land nooit eerder heeft gezien. Noch jullie, noch de vreemde orcs zullen het kunnen tegenhouden. '

Tungdil opende zijn mond maar was niet in staat iets te zeggen.

De dood draaide zich om. 'Houd hem en zijn verschrikkelijke zonen tegen, Tungdil Goudhand. ' Hij liep naar de schaduwen en verdween daarin.

Tungdil probeerde zijn hoofd op te tillen, maar een golf van pijn drukte hem tegen de grond en hij verloor het bewustzijn...

'Ooit trad de dood op een dwerg toe en wilde hem meenemen, maar de dwerg zette zich met zijn laarzen schrap tegen de rots waarop hij stond, fronste weerbarstig zijn voorhoofd en zei nee, waarop de dood onverrichter zake heen ging. '

Tungdil kende deze wijsheid uit het zuiden van Sangreîn en hij kende ook de stem die tegen hem sprak. Hij probeerde zijn ogen te openen, wat hem alleen bij het rechter lukte. Het linker leek uit louter pijn te bestaan en weigerde hem te gehoorzamen.

'Zien jullie dat? Zien jullie dat?' jubelde een tweede stem luid. 'O, heb ik jullie niet gezegd dat Vraccas ons minstens één held laat om het Veilige Land voor de ondergang te behoeden? Een luid hoera voor je krachten, Lot-Ionan. '

Een fel licht drong tot Tungdil door, hij knipperde met zijn oog en zag Rodario, Sirka en Lot-Ionan voor zich. 'Waar ben ik?' bracht hij hees uit en hief een hand op om zijn linkeroog te belasten.

De magus hield hem vast. 'Nee, Tungdil, niet doen. '

'Een pijl, ' zei Rodario en hij toonde hem het projectiel waaraan bloed kleefde. 'We hebben hem uit je hoofd getrokken. Lot-Ionan kwam nog net op tijd om te voorkomen dat je stierf. De goden zij dank dat ze je leven hebben gespaard. '

'Maar je oog kon ik niet redden, ' zei Lot-Ionan triest.

Op slag kwam de herinnering terug en Tungdil richtte zich met de hulp van zijn vrienden op. Hij merkte dat hij een verband dwars over zijn gezicht had, dat zijn linkeroogkas bedekte.

'Voorzichtig, voorzichtig, ' waarschuwde Sirka hem. 'Daarnet stond je nog met één been voor je god. '

Hij bevond zich nog altijd in de spelonk, waarin zich nu zo'n honderd dwergen bevonden, die de gewonden verzorgden. 'Hoe is het met Goda en Woestling?' vroeg hij steunend op de ondergronden

'We hebben hen naar het dichtstbijzijnde kamp gebracht, ' deelde Rodario hem mee.

'Maar hoe gaat het met hen, wil ik weten!'

'Ze leven nog. Goda's wond was niet levensgevaarlijk, maar onze vriend met het kokende bloed heeft het slechter getroffen. Jullie genezers zeggen dat ze pas over enkele omlopen kunnen zeggen of hij het zal overleven. ' Rodario vertoonde niet zijn gebruikelijke opgewektheid. 'Ik had nooit gedacht dat de elfen zoiets zouden doen. '

Tungdil balde zijn vuisten en zag het geronnen bloed op zijn huid en kleding. Het kon niet allemaal van hem zijn. 'Niet de elfen, ' verbeterde hij, ook al viel het hem moeilijk het onderscheid te maken. 'De atár. Esdalân heeft met deze waanzin niets te maken. ' Hij zag de stoffelijke resten van de alfin. Ze was achteloos van het altaar gegooid, haar afgeslagen hoofd lag twee schreden van haar vandaan en het gezicht werd door de lange haren bedekt.

Sirka had gezien waar hij naar had gekeken. 'Het werk van de elfen voor ze met de tweede Onuitwisbare kennismaakten. ' Ze wees naar links, waar de lijken van de elfen in hun bloed lagen.

Onder de doden die onder de trefzekere, moordzuchtige houwen gevallen waren, bevond zich ook Rejalín. De macht van de diamant had haar niet gered.

'We hebben de ingangen van de holen laten afsluiten, maar... '

Tungdil maakt een afwerend gebaar. 'Dat heelt geen zin. Hij en zijn overgebleven kinderen zijn op weg naar Weyurn. '

'Naar de bron? Wat moet hij bij de magische bron, terwijl hij de diamant al heeft?' vroeg Rodario zich af. 'Van de andere kant, als hij er voor ons vandoor gaat, beschikt hij kennelijk niet over de juiste toverspreuk om de macht daarvan te gebruiken. '

Tungdil miste Vuurkling; zoekend keek hij om zich heen, maar hij vond hem nergens. Ook toen hij ernaar vroeg, kon niemand hem vertellen waar de bijl gebleven was. Daaruit concludeerde hij dat de Onuitwisbare hem moest hebben meegenomen, want de dood was met lege handen weggegaan. Nu waren er minstens twee redenen om de Onuitwisbare te achtervolgen.

'Ik weet waarom. Fur... de Derden waren begonnen met de aanleg van een tunnel naar het Land aan Gene Zijde, ' deelde hij mee. De naam van de magister had hij ingeslikt omdat hij Bandilors verklaring nog steeds niet geloofde. Furgas kon gewoon niet achter dat plan zitten. 'Ze wilden heimelijk een doorgang maken waardoor de horden van Tion ongemerkt konden binnenvallen. Hij was bijna klaar. '

De anderen staarden hem aan; in hun ogen stond verwondering en een onuitgesproken verwijt te lezen dat ze dit nu pas van hem hoorden.

'Bandilor heeft het me tijdens het gevecht verteld, ' verklaarde hij. 'Ik vond die tunnel niet zo belangrijk, de diamant had voorrang. '

'En hoe weet je dat de Onuitwisbare uitgerekend daarheen wil gaan?' Rodario streek over zijn sikje. 'Ik wil niks suggereren, maar ik vind dit wel heel merkwaardig. Hebben ze het tegen je verteld voor ze weggegaan zijn?'

'Ja, ' loog hij. 'De Onuitwisbare heeft het me verteld, omdat hij dacht dat ik mijn verwondingen niet zou overleven. Ik moest vertwijfeld sterven. ' Hij keek hen gedecideerd aan. 'Ze zijn op weg daarheen. We moeten hen achterna voor de elfen hier lucht van krijgen en aan de jacht gaan deelnemen. ' Hij bewoog zijn vingers en het gedroogde elfenbloed bladderde ervan af. Het liefst was hij meteen in een kuip met warm water gaan zitten om het vuil al te wassen.

'Ze hebben andere zorgen. ' Lot-Ionan wenkte dat men een wagen moest brengen, waarvoor twee pony's waren ingespannen. In de beveiligde gangen kwamen de wagens goed van pas om hun lange marsen te besparen. Zo hadden ze tot aan het oppervlak hoogstens een halve omloop nodig. 'We hebben bericht gekregen

dat twee contingenten elfen die Rejalín voor haar dood het bevel had gegeven naar Toboribor te komen, onderweg zijn aangevallen en in de pan gehakt. '

'De ubariu?'

'Nee. Jouw volk, ' zei Rodario zonder een spoor van verwijt. 'Een zekere Ginsgar Opperkracht uit de stam der Eersten heeft zich geroepen gevoeld de dood van de grootvorst te wreken. Hij trekt met een leger naar Âlandur op. En kennelijk sluiten vrijwilligers uit de dwergenrijken zich massaal bij hem aan. De atár oogsten de storm die ze gezaaid hebben. '

Ze namen plaats op de wagen en hun tocht naar boven begon.

'Ik wil niet zwartgallig doen, Tungdil, maar wanneer jullie niet goed oppassen en deze Ginsgar in zijn opzet slaagt, hebben jullie een nieuwe grootvorst zonder dat de geachte Xamtys en de andere vorstelijke hoogwaardigheidsbekleders van je vrienden bij elkaar hoeven te komen om er een te kiezen. ' Rodario wachtte op een antwoord.

Lot-Ionan knikte. 'Ik ben tot dezelfde conclusie gekomen. En het is niet goed wanneer de dwergen worden aangevoerd door een grootvorst die alleen maar op oorlog uit is. Wie weet of hij zich niet tegen die Vrijen zal keren van wie je mij hebt verteld. Of tegen de Derden?'

Het werd Tungdil allemaal te veel. Zijn oog, of wat er nog van was overgebleven, deed pijn, zijn beste vriend worstelde met de dood, hij was de diamant en zijn bijl kwijtgeraakt. En dan ook nog die regelrechte oorlog tegen Âlandur...

'Stil een beetje, ' zei Sirka die de uitdrukking op zijn gezicht juist geïnterpreteerd had. 'Zwijg hier verder over en laat hem slapen. ' Ze bood hem haar schoot als kussen aan.

Vermoeid legde hij zijn hoofd erin en wenste dat alles bij het wakker worden weer zo zou zijn als vroeger. Heel vroeger, toen hij niets anders dan een smid in dienst van de magus was geweest.

Maar Vraccas deed Tungdil niet het plezier het rad van de tijd terug te draaien en hem een ander, zorgeloos lot te gunnen.

Hij ontwaakte in de buitenlucht, het was een eind in de namiddag en de zon brandde aan de hemel. Het hemellichaam leek te vermoeden dat de herfst naderde en verspreidde nog een keer haar warmte alsof er morgen niets meer zou zijn.

Tungdil voelde zich weer wat opgeknapt en bracht een bezoek aan Woestling. Goda zat naast het ziekbed van haar meester, haar ogen waren rood en haar nagels hadden sporen in haar handpalmen achtergelaten.

Tungdil zag ze en begreep alles. Verdere bewijzen voor haar grote bezorgdheid en de diepere gevoelens die ze voor Boïndil koesterde, waren niet nodig.

De aanblik van zijn gewonde vriend bracht de herinnering aan de vreselijke dood van zijn tweelingbroer Boëndal weer boven. 'Vraccas, betoon je grootmoedig voor je helden, ' bad hij zacht en legde zijn hand op de rug van de Derde. 'Goda, vergeef me mijn achterdochtige woorden en mijn wantrouwen tegenover jou. Ik heb geen enkele reden meer om aan je oprechtheid te twijfelen. '

Ze hief haar hoofd op, keek Tungdil aan en barstte in tranen uit. 'Ik vrees voor zijn leven, ' huilde ze. 'Is het niet krankzinnig? Ik kwam ooit met het plan om hem te doden. Ter wille van Sanda. ' Ze slikte en werd overmand door de gevoelens die ze uit alle macht onderdrukt had, maar die zich nu niet langer lieten ontkennen. 'Nu is hij zo dicht bij de dood die ik hem vroeger heb toegewenst. En dat is het verschrikkelijkste wat ik me kan voorstellen. ' Verlegen streelde ze Woestlings hand en boog haar hoofd.

Tungdil veegde snel een heimelijke traan van zijn wang. 'Vraccas zal hem niet tot zich nemen. ' Zijn hand gleed naar haar schouder en hij kneep er even in. 'Ik heb daarnet de dood in levende lijve voor me gezien. Wij spraken met elkaar en hij heeft me niet gezegd dat hij Woestling een bezoek ging brengen. '

Ze lachte zwakjes. 'Dank je dat je je vertrouwen met me deelt. Was je niet verrast door wat ik je daarnet vertelde?'

'Nee. Balyndis heeft me over jullie gesprek verteld. Ik heb nooit gedacht dat je het plan had een van ons heimelijk te vermoorden. ' Hij keerde zich naar de uitgang. 'Ik ben alleen bang voor de geheimen. Ten onrechte, zoals ik nu definitief heb ingezien. ' Hij wees naar de dwerg. 'Wanneer hij ontwaakt, zullen Sirka, Rodario, Lot-Ionan en ik weg zijn. Jij blijft bij hem. Zorg ervoor, dat hij in bed blijft en zeg tegen hem dat ik hem nodig heb, wanneer ik naar het Land aan Gene Zijde trek. ' Hij zag haar geschrokken gezicht en lachte geruststellend. 'Alleen als reisgenoot. Ik wil hem niet voor altijd van je afpakken. Een laatste reis, dan is het voorbij. Hij heeft het meer dan wie ook verdiend een levensgezellin te vinden. ' Snel ging hij naar buiten.

Goda drukte haar voorhoofd tegen de rug van Woestlings hand, sloot haar ogen en bad zo vurig tot Vraccas als ze het voordien nog maar een keer had gedaan: toen ze om de dood van de moordenaar van Sanda Vuurmoed had gesmeekt.

'Wat verlang je van mij, Vraccas, opdat je held Boïndil overleeft?' fluisterde ze ongelukkig. 'Ik wil zijn ondergang niet meer. Hoor je dat, schepper van alle dwergen? Geef hem zijn leven en neem het mijne. '

'Dat kan Vraccas beter uit zijn hoofd laten, ' kreunde Woestling zacht en hij drukte haar hand. 'Behoud jij je leven!'

Goda deed met een ruk haar ogen open en stootte een onderdrukte vreugdekreet uit. 'Meester!' fluisterde ze overgelukkig en het volgend ogenblik vroeg ze zich af hoe lang hij al bij bewustzijn was geweest. Ze kreeg een kleur en probeerde haar handen terug te trekken, maar hij liet haar vingers niet los.

'Wilde je mij werkelijk doden?' vroeg hij haar; hij was zo verzwakt dat hij gedwongen was langzaam en heel zacht te praten. Goda snikte. 'Nee, niet huilen... Ik begrijp waarom je mij naar het leven stond. En geloof me, er zijn tijden geweest waarin ik er serieus over heb gedacht er zelf een eind aan te maken. ' Hij slikte. 'Vraccas weet hoeveel nachten ik me verwijten vanwege Sanda's dood heb gemaakt. Ik had een geweldige dwergenvrouw gedood. Zoals ik al eerder had gedaan. ' Woestling dwong zichzelf de oude, dramatische gebeurtenis te vertellen. Hij wilde geen geheimen voor haar hebben. 'Ze heette Smeralda en was iets jonger dan jij. We mochten elkaar graag, maar er kwam een abrupt einde aan onze liefde. Ik doodde haar in mijn waanzinsroes tijdens een gevecht bij de Hoge Poort. ' Nu stroomden de tranen uit zijn ogen. 'Ik hield haar in mijn waan voor een monster... ' Hij brak zijn zin af, vermande zich en kon pas na ettelijke ogenblikken weer iets zeggen. 'Sindsdien had ik niet meer gedacht ooit nog een dwergenvrouw, een levensgezellin te vinden. Tot ik jou ontmoette. ' Hij zuchtte. 'Ik weet dat we nooit een paar zullen kunnen vormen, Goda. Mijn schuld weegt te zwaar. '

Goda stond op en ging op het bed zitten. 'Ik zie de pijn in je ogen, meester. En die komt niet van je wonden, maar van het lijden in je ziel. Een oprechter berouw zal er in heel het Veilige Land niet te vinden zijn. ' Ze had zijn hand niet losgelaten. 'Ik wilde niet van je houden, ook al begon je mijn gedachten te beheersen. Met iedere vloek over alle oefeningen die je opdroeg, begon ik meer voor je te voelen. Alleen wilde ik het mezelf niet bekennen. Ik verbood mezelf van de dwerg te houden, die Sanda had gedood. Ik verschuilde me achter botheid en een ontoegankelijke houding. Tot deze omloop, waarop ik dacht dat ik je verloren had. ' Haar schouders schokten. 'Toen ik je doorboord door de pijlen in elkaar zag zakken, had alles in mij moeten juichen. ' Ze keek hem recht in zijn ogen. 'Het tegendeel was het geval. Ik wenste dat ik in jouw plaats was geweest. '

Woestling kreeg een brok in zijn keel van ontroering.

'Ook al zal de ziel van mijn overgrootmoeder razen en tieren in Vraccas' Eeuwige Smidse, ik kan niet anders, ' zei ze zacht maar beslist. 'Mijn hart hunkert ernaar meer te zijn dan je leerling, Boïndil Dubbelkling uit de clan der Bijlzwaaiers van de stam der Tweeden. ' Ze keek plechtig en oprecht bij deze ontboezeming. 'Wanneer ik je door mijn verbitterde manier van doen tijdens de afgelopen omlopen niet te boos heb gemaakt, zou ik erg gelukkig zijn als ik lang aan je zijde zou mogen leven. En het is me om het even of we daarbij ten strijde trekken of een huishouden voeren. '

'Ik ook, ' bracht hij hees uit. 'Ik zou ook heel gelukkig zijn, ' herhaalde hij duidelijker, terwijl een gevoel van extase door zijn lichaam spoelde dat hem alle pijn liet vergeten. Hij zag Goda's knappe gezicht voor zich, met het lichte blonde dons dat in het kaarslicht mat oplichtte, terwijl uit haar bruine ogen een onverholen liefde sprak. Hij durfde nauwelijks te geloven wat er zo-even was gebeurd. Nog altijd bestond het gevaar dat het maar een koortsdroom was. Maar wanneer dat zo was, hoopte hij dat die koorts zijn lichaam lang zou plagen.

Goda hief zijn hand naar haar mond en kuste die teder. 'Het zij zo, Boïndil. Maar beloof me één ding: laten we het duel houden dat ik aan het einde van mijn leertijd van je verlangd heb. '

Hij keek haar verbijsterd aan. 'Hoezo... '

'Ik smeek je daarom, ' viel ze hem in de rede. 'Ik heb het Sanda gezworen. Deze eed wil ik in ieder geval niet breken, nadat ik mijn eigen woorden al ontrouw ben geworden en je mijn gevoelens heb opgebiecht. ' Woestling knikte en ze haalde opgelucht adem. 'Dan laat ik je nu verder slapen. ' Ze maakte aanstalten van zijn bed op te staan.

Hij pakte haar snel vast. 'Blijf, ' vroeg hij. 'Blijf alsjeblieft. ' Woestling streelde haar over haar wang.

Goda ging zitten en hield zijn hand vast tot de dwerg was ingeslapen.

Ze lachte, terwijl een traan van vertwijfeling uit haar ene oog rolde. Ze had zojuist haar overgrootmoeder verraden en voelde zich toch overgelukkig. Zo gelukkig als nooit tevoren.

Sirka wachtte voor de tent op Tungdil. 'Heb je nog de kracht voor een volgende ontmoeting?'

Hij knikte en zij bracht hem naar de tent van prins Mallen. De blonde Ido stond voor de kaart van het Veilige Land. Rond de tafel zaten de koningen en koninginnen van de mensenrijken. Zowel dwergen als elfen ontbraken.

Mallen liep op hen beiden toe en boog voor Tungdil. 'Meer kan ik niet doen om mijn erkentelijkheid en respect te tonen, ' zei hij. Alle mannen en vrouwen verhieven zich van hun zetel en deden hetzelfde. Bij Isika, Ortger en Wey was het tegelijkertijd een verontschuldiging voor wat ze vroeger hadden gezegd. Hun slechte geweten knaagde nog altijd aan hen.

Tungdil kreeg een verslag over de verdere veldtocht van de dwergen onder leiding van Ginsgar Opperkracht. Het interesseerde hem nauwelijks. 'Ik heb geen tijd me met Âlandur bezig te houden. Het belangrijkste is dat de diamant niet in handen van de alf mag blijven. ' Hij vertelde van zijn zogenaamde gesprek met de Onuitwisbare. 'Ik weet zeker dat hij de waarheid heeft gesproken. Hij heeft met de Derden een verbond gesloten en vermoedelijk weet hij precies, wat er aan de andere kant van de tunnel op hem wacht. Toen ik met de Derde vocht, liet Bandilor doorschemeren dat ze allang contact met de gedrochten aan de andere kant hadden opgenomen. In het ergste geval staat daar een leger dat wacht tot de tunnel naar het Veilige Land geopend wordt. ' Tungdil wees op de kaart en naar Âlandur. 'Ik kan de handelwijze van Ginsgar Opperkracht niet goedkeuren. Maar ik kan het hem ook niet kwalijk nemen. Hij handelt gewoon als een dwerg die geen onderscheid tussen elfen en atár meer maakt. '

Mallen keek de dwerg aan. 'Ik zal Ginsgar een bode sturen die hem van je afkeuring op de hoogte brengt, Tungdil Goudhand. Hopelijk grijpt Xamtys snel in en roept ze haar oproerige krijger tot de orde, want ik kan helemaal niets doen. '

Bruron trok een triest gezicht. 'Mij vergaat het niet anders. Mijn beste soldaten bevinden zich in Toboribor. Ik ben niet in staat Ginsgar tegen te houden. '

'Het is jammer voor de weinige elfen die zich niet door de atár hebben laten verblinden en toch onder de bijlen van Ginsgar val len, maar daar is niets aan te veranderen. ' Tungdil beet op zijn lippen. 'Denk niet dat ik een kille steen ben, maar jullie weten wat er op het spel staat. '

Flagur trad in volle wapenrusting de tent binnen. 'Ik heb gehoord wat er gebeurd is. ' Hij zag er allesbehalve tevreden uit en zijn woede straalde uit zijn rode ogen. 'Sta ons van nu af aan toe jullie te helpen. Wij brengen jullie naar het westen. Onze rijdieren stellen alle paarden in het Veilige Land in de schaduw. Zo kunnen we het eiland voor de alf bereiken. Als hij tenminste niet kan vliegen. '

'Nee, dat kan hij niet, ' zei Lot-Ionan.

'Nog niet, ' voegde Rodario eraan toe. 'Zolang hij niet over de macht van de diamant kan beschikken of toevallig op de magische bron stuit. '

'Laat me nog één nacht in bed slapen, ' verzocht Tungdil. 'Morgenvroeg breken we op. '

'Hoeveel mannen hebben we nodig?' vroeg Flagur.

'Hoeveel heb je er nodig, denk je, om een wezen te vernietigen dat helemaal alleen dertig elfen en naar schatting driehonderd orcs over de kling heeft gejaagd?' Tungdil had maar al te graag willen weten wat zich in de holen had afgespeeld. En waarom de diamant bij de slapende Onuitwisbare had gelegen.

Flagur keek naar het plafond van de tent. 'Bij ons leven ook zulke wezens, alleen lang niet zo gevaarlijk als dit individu. Het zal het beste zijn wanneer we onze runenmeester en een dozijn van onze dapperste krijgers meenemen, ' besloot hij.

'Een dozijn?' merkte Rodario op. 'Hopelijk overschatten jullie jezelf niet? We missen nog drie monsters van de lijst en die zullen hem beslist begeleiden. '

Flagur glimlachte alleen maar en deze glimlach zei meer dan welke breedsprakige verzekering ook.

Isika haakte in op een gedachte die Tungdil even tevoren had verwoord. 'Je hebt eerder verteld dat de steen op de borst van de alfin lag en dat ze de indruk wekte dood te zijn. ' Ze richtte zich tot Lot-Ionan. 'Weet u wat dat te betekenen kan hebben, eerwaarde magus?'

'Ik kan er ook maar naar gissen. ' Hij dacht na. 'Het is de Onuitwisbaren gelukt zich, kort voor het opgaan van de Ster der Toetsing, met magie van Porista naar Toboribor te verplaatsen. Ik neem aan dat deze spreuk niet zo werkte als zij beiden gehoopt hadden, of hij eiste een hoge lichamelijke tol die in ieder geval voor de alfin iets te veel is geweest. Ik heb over magi gelezen die na het mislukken van een formule in een soort lichamelijke starheid vervielen en pas na geweldige inspanningen weer tot leven konden worden gewekt. In dit geval door de macht van de diamant. '

'Dat verklaart haar toestand. Maar zou ze in zo'n coma in staat zijn leven te baren?' Isika keek in het rond. 'Ik bedoel, deze beesten moeten toch ergens vandaan zijn gekomen, ook wanneer ze pas door het bad in de magische bron tot die geweldige monsters werden. '

'En wanneer de mannelijke Onuitwisbare zich nou eens ook in zo'n coma had bevonden, waaruit hij op eigen kracht is ontwaakt?' opperde Rodario. Zijn ogen begonnen te glinsteren. 'Ik stel me zo voor hoe die twee in de holen zijn gevonden door de orcs die in de diepte overleefden. De alfin werd daarop het slachtoffer van hun dierlijke begeerten. Steeds weer opnieuw verkrachtten ze het lichaam van deze schone vrouw, die in hun handen was gevallen. Toen de alf eindelijk uit zijn verlamming ontwaakte, doodde hij de monsters, sloot een verbond met de Derden en stuurde de bastaards uit in het Veilige Land om zijn wil uit te voeren. ' Hij slikte en keek voor zich uit zonder zich op een bepaald doel te concentreren. Het was de blik van een toneelmaker die al plannen voor een volgend stuk maakte. 'En vervolgens, om eigen vlees en bloed zuiver te bewaren, neemt hij op zijn beurt de alfin en verwekt bij haar de alf die we op het eiland zagen. Een kind van broer en zus, zuiverder dan welke alf ook, en van allerhoogste geboorte. O, wat een schitterend drama. '

Mallen lachte toegeeflijk. 'De fantasie van de toneelspeler gaat weer eens met je op de loop, Rodario. '

'Beschouw het als een variant op een mogelijke waarheid, want de juiste toedracht zullen we nooit horen. Ik denk niet dat de Onuitwisbare rekening en verantwoording bij ons komt afleggen. ' Rodario boog. 'Mij bevalt dit verhaal werkelijk uitstekend. '

'In ieder geval past het precies bij de alfen, ' merkte Tungdil vermoeid op. 'Ik ga nu naar bed als het jullie hetzelfde blijft. Bid vannacht voor ons. '

Het doek voor de ingang vloog opzij en er verscheen een dwerg die voor de vergadering boog. Er lag een dikke laag stof op zijn maliënkolder, hij rook naar zweet, paarden en vuil en zijn gezicht was door de zon verbrand. 'Help de Vierden wanneer het Veilige

Land jullie lief is, ' hijgde hij en hij reikte Mallen een lederen tas over. 'Ik ben Feldolin Slijperssteen uit de clan der Amethistvinders van de stam der Vierden. Een bericht uit het Bruine Gebergte. Wij worden door ongelooflijke wezens belegerd!'

'Zijn ze zo groot als twee dwergen, dragen ze harnassen en lichten hun ogen violet op?' vroeg Sirka tot aller verrassing. 'Klinkt hun stem als het huilen van de wind en het rollen van de donder tegelijk?'

'Bij alle goden, je beschrijft Djerun!' liet Rodario zich ontvallen. 'Dat lijkt de lijfwacht van Andôkai wel, die berg van staal met de kracht van ontelbare mannen. '

Mallen deed de tas open en haalde er een schriftelijk verslag van de gebeurtenissen bij de holle weg uit, alsmede een schets van de wezens die Zilverfort belegerden. 'Nog meer vrienden die eruitzien als vijanden?' vroeg hij zich af.

'Het zijn de acronta, ' antwoordde Flagur. 'Wij hebben ze gevraagd de dwergen bezig te houden zodat wij met ons leger ongemerkt over de pas konden trekken. Wij wilden niet in een gevecht verwikkeld raken, omdat we dan de dwergen hadden moeten overwinnen. Bovendien zijn ook zij schepsels van Ubar. ' Hij grijnsde naar de koerier, die de ubari nu pas zag en schrok. 'Ze zullen jullie niets doen. '

'De acronta, ' herhaalde Tungdil. 'Hoeveel zijn er daarvan?'

'Wij weten het niet. Maar hun leger dat ons tegen de grotere gedrochten van het Kwaad bijstaat, telt ongeveer drieduizend zwaarden. '

'Bij alle goden, ' mompelde Rodario. 'Drieduizend van die schepsels? En wat voor wezens leven bij jullie in het Land aan Gene Zijde dat jullie zoveel acronta nodig hebben om ze de baas te kunnen?'

'Ik heb nooit beweerd dat het gemakkelijk is in Letèfora te leven. ' Flagur spande zijn spieren, waardoor iedere orc van afgunst verbleekt zou zijn. 'Maar dat is nog niets vergeleken bij de wezens die uit de Zwarte Kloof zullen stijgen. Om die klein te krijgen zijn er duizend acronta nodig. '

Tungdil knikte tegen de bode. 'Je hebt het belangrijkste wel gehoord. Breng deze verheugende boodschap naar de Vierden en jullie... ' Hij had 'koning' willen zeggen toen het hem te binnen schoot dat Gandogar koning van de Vierden was geweest. Zijn lichaam bevond zich op weg naar het Bruine Gebergte om bij de andere overleden heersers van de Vierden zijn laatste rustplaats te vinden. Zijn ziel bevond zich al in de Eeuwige Smidse en zou vandaar op hen neerzien.

'De troon is alweer bezet, ' zei Feldolin. 'Onze vorstin is Bylanta Smalvinger uit de clan der Zilverbaarden. Zij is de zuster van Gandogar en nam voor hem de zaken waar als hij in zijn functie van grootvorst op reis was. Zodra de situatie in het Veilige Land en aan onze grens tot rust is gekomen, zal er waardig om Gandogar gerouwd worden en wordt haar opvolging passend gevierd. '

Tungdil liep langs hem heen. 'Breng haar mijn beste wensen over, en de zegen van Vraccas. ' Hij hief zijn hand op. 'Ik moet nu werkelijk afscheid nemen. '

Sirka en hij verlieten de tent en schreden door het kamp van het mensenleger naar de plek waar nog altijd de tenten van de dwergen stonden.

De lichte plekken op het gras verrieden dat enkele krijgers hun kamp hadden opgebroken en vertrokken waren. Vermoedelijk om zich bij Ginsgar Opperkracht aan te sluiten.

'Zul jij me naar de Zwarte Kloof begeleiden?' Sirka keek van opzij naar de dwerg, terwijl ze hun onderkomen binnengingen.

'Ja. Het is mijn plicht ervoor te zorgen dat de diamant daar komt waar hij voor het Veilige Land het meeste nut heeft. En dat is niet hier. ' Hij strekte zich voorzichtig op het sobere veldbed uit. Hij had hoofdpijn, zijn linkeroogkas klopte afschuwelijk en verlamde zijn gedachten. Hij pakte haar hand. 'Sirka, ik ben de wispelturigste dwerg die het Veilige Land ooit heeft gezien, ' bekende hij. 'Ik voel een grote genegenheid voor je, maar... ' Hij zweeg en streelde over haar kale hoofd. De bruine huid kreeg in het lamplicht een gouden glans.

'Meer verlang ik niet van je, Tungdil, ' zei ze.

'Ik zal je geen eeuwige trouw zweren, niet tot het einde van mijn levensdagen. ' Hij zuchtte. 'Ik heb deze leugen al een keer tegen Balyndis verteld, omdat ik dacht dat mijn gevoelens nooit zouden wankelen. ' Hij klopte tegen zijn borst. 'Die vervloekte onrust in mijn binnenste! Ze drijft me almaar voort en het zou jou net zo kunnen vergaan. Ik zal geen enkele vrouw ooit nog de trouwband beloven. '

'Aan deze onrust is het te danken dat jouw land nog altijd beslaat. Zonder individuen zoals jij zou de ontwikkeling stil blijven staan, omdat niemand het zou wagen iets nieuws te ondernemen, op te breken en alles achter zich te laten. Het is goed zoals het is. ' Ze keek hem aan. 'Klopt het dat jullie eeuwig leven?'

'Wat? Nee, we worden alleen erg oud, Sirka. Ik ben met mijn zeventig cycli nog maar een jonge dwerg. De oudsten van ons halen de zeshonderd cycli wel, wordt er verteld. ' Hij zag aan haar gezicht dat ze schrok. 'Wat is er?'

'Dat is het verschil tussen ons, ' zei ze zacht. 'We bereiken hoogstens zestig sterrentochten. De meesten van ons vergaan met vijftig. '

'Vijftig?' De mededeling verraste hem. 'Hoe oud ben je dan, Sirka?'

'Ik ben eenentwintig. Mijn nakomelingen zijn zeven, vijf en drie... '

'Je nakomelingen. ' Hij zei het zakelijk en nuchter. 'En waar zijn die nu?'

'Ik heb je al gezegd dat wij van elkaar houden en weer uit elkaar gaan, wanneer dat voorbij is. Wij dwingen niemand aan de zijde van een ander te blijven, wanneer de gevoelens gedoofd en koud zijn. Wij zijn een hartstochtelijk volk. ' Ze gaf hem een kus. 'Mijn kinderen wonen in Letèfora. Ze worden door de gemeenschap opgevoed en ik bezoek hen regelmatig. '

'Weten ze eigenlijk wel wie je bent?'

'Ze noemen mij hun moeder, maar dat is van minder belang. Het zijn kinderen van iedereen, ieder bekommert zich om de nakomelingen van een ander als waren ze van hemzelf. ' Ze streelde zijn borst. 'Rust nou maar uit. Je energie is bewonderenswaardig. ' Ze roerde een licht poeder door een kom water en reikte hem die aan. 'Drink dat. Het zal je pijn verlichten.'

Hij deed wat hem gezegd werd en niet lang daarna werd het kloppen in zijn oogkas minder, zodat hij in staat was in te slapen.

Voor het eerst in lange tijd had hij geen last meer van nachtmerries.

Hij zag het Land aan Gene Zijde voor zich zoals het er volgens zijn fantasie uit moest zien, vol schoonheid, nieuwe wezens en nieuwe zaken. Sirka fungeerde als zijn gids in deze nieuwe wereld die hem lokte en bekoorde. Ook al zou hij veel pas begrijpen, wanneer hij het met eigen ogen had gezien.

De kudde befúns, de rijdieren waarover de ubariu gesproken hadden, leken ronduit monstrueus. Ze zagen eruit als uit hun krachten gegroeide orcs die op vier in plaats van op twee benen liepen, en hadden een korte stomp als staart. Hun lijf was breed en gespierd als van een paard, het hoofd plat met een stompe snuit, waaruit ontelbare tanden naar voren staken. Ze bezaten handen met drie vingers die van een dikke hoornlaag waren voorzien en waarmee ze grote voorwerpen konden pakken.

Tungdil verbaasde zich over de vorm van het zadel, want dat had een hoge rugleuning die bovenaan als een klein baldakijn naar voren boog. Hij vroeg Sirka naar de reden voor deze constructie, terwijl hij de teugels in zijn hand gedrukt kreeg. Naar stijgbeugels zocht hij tevergeefs.

'Ze richten zich in de strijd op hun achterpoten op en helpen de ruiter met hun klauwen. Om niet op de grond gegooid te worden... ' ze schudde aan de rugleuning '... hebben we die verlengd. Je glijdt vanzelf in de juiste positie. '

Rodario maakte zich met zijn befún vertrouwd. 'Hij stinkt, niet?' Hij rook aan de lichtgrijze huid. 'Ik vind zelfs dat hij heel erg stinkt. '

'Dat komt door hun klieren. Die scheiden een substantie af die hun huid taaier maakt. Een pijlpunt kan hen niet verwonden en zelfs een zwaardhouw van een van onze krijgers heeft nauwelijks effect. ' Sirka wees op een plek op de kop die nat glansde. 'Daar komt zo nu en dan vocht uit. Raak dat niet aan, als je leven je lief is. '

'Is het een zuur?'

'Nee het is hun paringsuitscheiding. Wanneer je niet door een andere befún voor het liefdesspel uitverkoren wilt worden, geef ik je de raad daar met je vingers vandaan te blijven. '

'Aha. ' Rodario liet zich op zijn zadel helemaal naar achteren glijden. 'Ik houd dan wel van het liefdesspel, maar niet bepaald met dit verlokkelijke geslacht. Ik zou het vermoedelijk niet overleven?'

'Nee, dat zou je niet. ' Sirka klom in het zadel en wenkte naar achteren om de andere soldaten van haar troep bij elkaar te roepen. Ze riep iets in een onbekende taal die zo lieflijk klonk dat hij aan elfs deed denken.

Flagur reed aan haar zijde, voor zover je de bewegingen van de befún rijden zou kunnen noemen. Het was meer een ritmisch huppelen dat een enorme belasting voor de ruiter was, met name voor diens rug en maag. Van de andere kant bewogen ze zich weer snel en wendbaar. Samen met een geharnaste, bewapende ubariu op de rug, was het geen tegenstander die Tungdil graag het hoofd zou bieden. 'We breken op, ' maakte hij bekend. 'Wanneer de afstand klopt die me genoemd is, zullen we in vijf sterrenlopen daar zijn. '

'Dat is wel erg snel, ' zei Tungdil. 'Dat zouden dan meer dan tweehonderd mijl per dag zijn!'

Flagur grijnsde. 'Ik vergeet voortdurend dat de dingen in het Veilige Land enigszins anders zijn dan bij ons. De befúns lopen van zonsopgang tot zonsondergang, meer rust om te slapen en te eten hebben ze niet nodig. Ze zijn ideaal voor de omstandigheden bij ons thuis. ' Hij klakte met zijn tong, maakte een vreemd geluid en de befún rende weg.

'Dat is ongelooflijk! Ik popel gewoon om de diamant naar zijn vaderland te begeleiden, ' zei Tungdil tegen Sirka.

'En ik popel gewoon om je mijn land te laten zien. ' Ze streelde zijn hand eventjes en ging toen Flagur achterna.

De troep begaf zich op de snelle en zeer ongewone reis die hen door het droge noorden van Sangreîn en door de uitlopers van de wouden van Rân Ribastur naar Weyurn zou brengen, ongeveer duizend mijl verder. De eerste omloop van hun reis ging door Idoslân. Een kortere weg liep midden door de hete woestijn van Sangreîn, maar dat risico wilde Tungdil niet nemen: zandstormen en de droogte konden dodelijker zijn dan welke alf ook.

Lot-Ionan had de meeste moeite om aan zijn rijdier te wennen. 'Ooit was ik een goede ruiter die vast in het zadel zat, ' klaagde hij tegen de middag zijn leed bij Tungdil. 'Maar deze befúns zijn een ware bezoeking. ' Zoals zij allen bewoog hij zich met ongeregelde tussenpozen van voor naar achter, van links naar rechts; zijn baard had hij uit veiligheid onder de draagriem van zijn rugzak geklemd, zodat die hem niet in zijn gezicht woei.

Ook Tungdil voelde alle botten in zijn lichaam. Herhaaldelijk beet hij op zijn tong of in zijn wang. Nee, wanneer je niet aan de dieren gewend was, bleek een rit op hen uiterst ongemakkelijk. Sirka, Flagur en de rest van de troep daarentegen speelden het ook nog eens klaar er elegant op uit te zien en indruk te maken op de mensen die ze onderweg passeerden.

Hun ongewone aanblik veroorzaakte niet alleen bevreemding maar ook regelrechte angst en het verlangen naar bescherming. Orcs waren maar al te goed uit de oude verhalen bekend en deze wezens zagen er nog gevaarlijker uil. Alleen het zegel en de ba-nieren van Mallen en Bruron zorgden ervoor dat ze niet door opgewonden soldaten werden aangevallen.

Flagur hield pas stil om te rusten toen de zon onderging. Bijna onmiddellijk bleven de befúns staan en legden zich als honden te ruste; de zadels bleven gewoon op hun rug zitten.

Rodario viel meer op de grond dan dat hij afsteeg. 'Wat, bij de goden, heeft dat dan weer te bekekenen?'

'Ze kunnen in het donker niet zo goed zien en zelfs als het schemert gaat hun gezichtsvermogen al ver achteruit. Om niet per ongeluk tegen een boom of een rotsblok op te botsen, gaan ze liggen en wachten tot het weer lichter wordt. ' Sirka pakte een net uit de zadeltas op haar befún en liep naar een beek. 'Komt een van jullie mij helpen om hun maaltijd te vangen?'

'Vissen?' Tungdil liep met haar mee. 'Eten deze wezens vis? Ze zien er eerder uit als roofdieren. '

'Dat zijn ze ook. Ze eten alles, ' zei ze en ze beklemtoonde het zo dat hij er niet verder naar vroeg. 'Daarom is het erg belangrijk dat ze geen honger krijgen en verzadigd zijn. Wanneer ze zelf op jacht gaan is niets in de omgeving meer veilig. '

'Ik begrijp het. ' Hij waadde het water in. 'Gooi een uiteinde maar naar mij toe, ' stelde hij voor. 'We maken een fuik en laten de stroming en de vissen het werk doen in plaats van onze schouders te belasten door het net steeds uit te werpen. ' Ze was het met hem eens en samen zetten ze het net met stokken en takken vast.

Tungdils lege oogkas begon weer pijn te doen en Sirka gaf hem wat van het poeder dat hij met water uit zijn holle hand innam.

Allerlei insecten tsjirpten een serenade, waar de nachtvogels weldra mee instemden. Tungdil werd er zich van bewust dat het een van de weinige avonden was, waarop onaangename verrassingen hun bespaard bleven. 'Geen alfen, geen orcs, ' zuchtte hij opgelucht en hij liet zich in het gras op de oever zakken.

'Zo is het ook in Letèfora, ' zei Sirka en ze steunde op haar elleboog om de fuik in het oog te houden. 'Moge Ubar ons helpen dat het zo blijft. Er zijn al te veel offers gebracht en het zou verschrikkelijk zijn wanneer we niet zouden slagen. ' Ze keek hem aan. 'Balyndis, heet ze zo?'

Hij knikte. 'Ik wil alleen niet over haar praten. '

Sirka bekeek zijn ernstige gezicht. 'Ik ben heel blij dat wij el kaar hebben gevonden. Het doet er niet toe, hoe lang het duurt. ' Ze kuste hem op zijn mond.

Hij streelde haar nek en trok haar naar zich toe.

Ze legde haar hoofd op zijn borst en luisterde naar zijn hartslag. 'Ik kan er niets ongewoons aan ontdekken, ' zei hij na een poosje.

'Wat verwachtte jij dan?'

'Een hart dat vele honderden sterrentochten slaat hoort anders te klinken. Maar dat doet het niet. Het slaat niet eens langzamer. '

Hij richtte zijn bovenlichaam op en drukte haar naar beneden, toen legde hij zijn oor op haar borst. Haar opwindende geur drong in zijn neus, hij voelde de warmte van haar bruine huid op zijn wang.

'En wat hoor jij?'

'Hetzelfde als bij alle dwergen, ' zei hij en hij kuste haar hals. Toen voelde hij een stekende pijn in zijn oogkas en hij kromp ineen. Iedere aanval van begeerte was meteen vervlogen. 'Vervloekte atár, ' schold hij en hij drukte zijn hand tegen de oogkas, waarmee hij het alleen maar erger maakte. 'Ik zou Ginsgar bijna het beste bij zijn onderneming wensen. '

'Het is het beste wat men met de broka kan doen, ' knikte Sirka. 'Niemand die in ons land een traan om hen laat. En de eendracht tussen de volkeren in Letèfora is groter dan ooit. Niemand beschouwt zich als beter dan een ander. Er zijn alleen vijanden en vrienden, maar geen valse vrienden meer. ' Ze stond op en keek wat ze gevangen hadden. 'Kom, Tungdil, we gaan de befúns hun eten brengen voor ze bedenken dat Rodario wel eens lekker zou kunnen zijn. '

De eerste lading vis sleepten ze in zakken naar het kamp. Het net hadden ze in de beek laten staan om nog meer te vangen. Later kropen ze samen onder een deken en sliepen met de armen stevig om elkaar heen naast het kampvuur in.

'Twee die elkaar gevonden hebben, ' merkte Rodario geeuwend op. 'Ach, hoe zou mijn liefste het eigenlijk maken?'

Flagur keek hem aan. 'Heb jij een meisje?'

'Ja. '

'En hoeveel nakomelingen heb je met haar verwekt?'

'Met haar? Nog niet een, denk ik. ' Hij grijnsde schaamteloos. 'Maar in de rest van het Veilige Land zullen wel een paar jongens en meisjes rondlopen die op een dag goede toneelspelers worden. ' i lij bewoog zijn wenkbrauwen. 'Ik ben een vriend van de vrouwtjes en zij op hun beurt houden weer van mij. Ik ben gewoon ongelooflijk onweerstaanbaar. '

'En wat zegt je meisje daarvan?'

'Nou, gewoon veel plezier, ' lachte hij. 'Zij is net zoals ik. '

'Dan hebben we meer met de mensen gemeen dan met de dwergen, ' stelde de ubari vast.

'Geen overhaaste conclusies, mijn beste Flagur. De meeste mensen van het Veilige Land hechten zeer aan de tradities en zijn met elkaar getrouwd. ' Hij glimlachte. 'En ik zorg ervoor dat de jonge echtgenotes zich niet al te zeer vervelen, of ik wijd hun dochters in de liefde in. ' Hij pakte een vis en roosterde die aan een stok boven het vuur. 'Het is jammer dat we nauwelijks de gelegenheid hebben meer van jullie land te weten te komen. Het zou leerzaam zijn om een paar verhalen te horen. ' Hij knipperde met zijn ogen. 'Maar ik ben gewoon te moe om nog iets neer te kunnen schrijven. '

'Waarom ga je niet mee met het escorte van de diamant om mijn land te bekijken?' nodigde Flagur hem uit.

'O, zijn jullie liefhebbers van de toneelspeelkunst? Mijn repertoire is haast grenzeloos, wanneer het om het uitbeelden van helden en hun heldendaden gaat. Ik heb de beste rekwisieten... ' hij begon zachter te praten '... ik had de beste rekwisieten die je je maar kon wensen. Magister Furgas had ze voor mij gemaakt. ' Hij richtte zijn ogen op de vlammen. 'Mijn vriend is dood. Onbegrijpelijk, nietwaar? Vind ik hem na vijf cycli terug en bevrijd ik hem uit de handen van zijn ontvoerders, waarna hij in het gloeiende ijzer verbrandt, zonder dat er ook maar iets van hem overblijft. Gedood door die verraderlijke Derden. '

Flagur luisterde aandachtig naar hem. 'Maar je bent hem niet vergeten. '

'Nee, en ik zal hem ook niet vergeten. Nooit. ' Hij trok de gare vis van de graten en at peinzend. Af en toe keek hij naar Lot-Ionan die een eind bij het vuur vandaan met de runenmeester van de ubariu in het gras zat en zacht met hem praatte. 'Waar zouden zij het over hebben?'

'Ik vermoed dat ze proberen vast te stellen waar de verschillen in het gebruik van magie zitten. ' Flagur haalde zijn vis uit het vuur, strooide er een poeder uit een zakje over en liet het zich smaken.

'Mag ik?' vroeg Rodario en hij wees op het lichtgele kruid.

'Natuurlijk. '

Voorzichtig strooide de toneelspeler er iets van op zijn vis, rook eraan en proefde voorzichtig. Toen lichtte zijn sceptische gezicht op. 'Ik denk dat ik maar koopman word, ' zei hij enthousiast. 'Dit spul is... gewoon uniek! Zoiets heb ik nog nooit geproefd. '

'Het doet me deugd dat het je smaakt. Vroeger hebben we daar oorlogen om gevoerd. '

'Heel begrijpelijk, ' meende Rodario. 'En hoe zijn jullie tot overeenstemming gekomen?'

'Wij hebben dat andere volk uitgeroeid. ' Flagur stak hem het zakje toe. 'Het wordt uit een bijzondere steen gewonnen, hij wordt gemalen, driemaal met zout water gewassen en fijngewreven. '

'Jullie hebben een volk vernietigd om deze specerij te krijgen?' vroeg hij ongelovig.

'Het waren hersenloze fottòr. En er is geen reden om om hen te treuren, ' stelde de ubari hem gerust. 'Maar zij woonden boven op de grootste vindplaats en zo werd het goede met het beste gecombineerd. Het kruid en vlees. '

Rodario liet zijn vis zakken. 'Je wilt me toch niet zeggen dat jullie orcs eten?'

'Nou en of. Ze smaken heerlijk, hoewel de orcs die vroeger in het Veilige Land woonden nog lekkerder smaakten. Ik heb er ooit eentje geproefd die per ongeluk bij ons verdwaald was en ik verzeker je, zo'n heerlijke smaak heeft mijn tong sindsdien niet meer gestreeld. ' Hij sloot zijn ogen 'Hm... ik kan me hem nog steeds voor de geest halen. '

Nu nam het gesprek een beangstigende wending. Er waren niet veel keren dat het de orcs gelukt was uit het Veilige Land naar het Land aan Gene Zijde te trekken. 'Wanneer was dat en waar vonden jullie hem?' informeerde Rodario.

'Dat is al lang geleden. Het was aan de andere zijde van de toppen die jullie het Grijze Gebergte noemen. Hij wilde ons overhalen tegen de ubariu... dus jullie dwergen op te trekken. ' Hij lachte. 'Een taaie knaap. Hij kletste iets over onsterfelijkheid die hij uit een klein flesje kon drinken. '

Rodario telde een en een bij elkaar op. Het kon alleen maar een van de volgelingen van de orcvorst Ushnotz zijn geweest, een of andere afgedwaalde eenheid die erin was geslaagd door het aanvankelijk niet bewaakte, onbewoonde rijk van de Vijfden naar de Stenen Poortweg te trekken.

Hij Palandiell, het Zwarte Water, dacht hij geschrokken en hij keek heimelijk naar Flagur. Ushnotz' krijgers hadden het Zwarte Water gedronken en waren onsterfelijk geworden. Zou men door het eten van orcvlees dat van die slechtheid doortrokken was misschien ook naar het kamp van het Kwaad getrokken worden? Deed Flagur alleen maar of hij hun vriend was, maar wilde hij de diamant in werkelijkheid voor zijn runenmeester? Bereidde hij met zijn honderdduizend man sterke leger de verovering van het Veilige Land voor, zodra hij de steen bezat?'

De ubari keek hem aan. 'Wat is er met je, Rodario? Je bent ineens zo stil?'

'Ik ben... moe, ' zei hij ontwijkend. 'Vergeef me mijn zwijgzaamheid. Dat overkomt me altijd wanneer... ik vis eet. ' Hij werkte snel de rest van zijn maaltijd naar binnen en nam afscheid. Toevallig strekte hij zich naast Tungdil uit om te slapen en wekte hem heimelijk.

'Wat is er, Ongeëvenaarde?' mompelde de dwerg slaperig.

'Je zult het niet geloven, maar... '

'Bespaar het me dan, ' onderbrak Tungdil hem en wilde zich omdraaien. 'Ik heb vreselijke pijn. '

'Onze bondgenoot heeft een geheim. Hij heeft een orc gegeten die van het Zwarte Water had gedronken, ' fluisterde hij opgewonden.

Ineens was Tungdil wakker. 'Wat zeg je daar? Waarom zou hij dat doen?'

'Kennelijk omdat ze lekker smaken. ' Rodario huiverde.

Tungdil verwerkte het nieuws en borduurde erop door. 'Maar zelfs wanneer dat zo is, Ushnotz en zijn orc-horde zijn allang dood. '

'Maar daarvóór heeft Flagur er een gegeten. Hij kwam uit het Grijze Gebergte, ' bleef de acteur opgewonden doorgaan.

Tungdil kon zich indenken onder welke omstandigheden dat kon zijn gebeurd. Hij had indertijd met Woestling een paar orc-verkenners bij de Poortweg aangevallen en drie van hen in het Land aan Gene Zijde achtervolgd. De ene orc die hun ontsnapt was, moest Flagur in de armen zijn gelopen. 'Zij eten orcs?'

Vreemd was het niet. Hij herinnerde zich dat Djerun zijn honger met alle mogelijke schepselen van Tion had gestild. De acronta en de ubariu hadden kennelijk een paar dingen gemeen.

Hij keek naar het gezicht van de slapende Sirka en vroeg zich at of de ondergronders ook enkele gerechten hadden waarin vlees van twijfelachtige herkomst zat verwerkt. Wanneer ze al dezelfde god aanbaden...

Het idee stuitte hem tegen de borst. Anderzijds: zijn volk at ook schepsels die niet anders dan grote insecten waren, wat bij de mensen weer op onbegrip stuitte. Maar er bleef een onderscheid tussen een made en een orc. Niet alleen wat de smaak betrof.

Rodario zuchtte. 'Wat moeten we nu doen, Tungdil? Kunnen we het erop wagen Flagur te vertrouwen, of draagt hij de kiem van het Kwaad in zich? Misschien zonder het te weten?'

De dwerg hief zijn hoofd een eind op om de ubari te bekijken. Hij zat met zijn rug naar hen voor het vuur en het zwarte silhouet was breed en indrukwekkend. 'Eerlijk gezegd weet ik het niet, ' antwoordde hij de toneelspeler. 'Houd hem in het oog en waarschuw me als je de indruk krijgt dat hij zich niet meer als een bondgenoot gedraagt. ' Hij legde zijn hoofd op de kromming van zijn arm. 'Maar ik vertrouw hem tot we het tegendeel kunnen bewijzen. ' Hij lachte. 'Laat een paar dingen aan de goden over, Ongeëvenaarde. Die moeten ook wat te doen hebben en niet alles aan de stervelingen overlaten. '

'Wanneer jij het zegt, held van het Veilige Land, ' zuchtte Rodario en hij sloot zijn ogen. 'Laten we hopen dat de goden alles zien. ' Hij dacht na. 'Nee, ze moeten niet alles zien, ' maakte hij meteen daarop een voorbehoud. 'Anders zal het voor mijn ziel niet makkelijk worden de Tuin van de Schepster te betreden. '

'Hoezo? Heeft ze de mensen verboden zich zo te gedragen als jij doet?' vroeg Tungdil met gesloten ogen.

Rodario lachte zacht. 'Het ligt er maar aan welke uitleg je aan haar voorschriften geeft. Maar ze vindt het niet goed als je je liefde aan vrouwen geeft, die eigenlijk in de armen van een ander thuishoren. '

Opnieuw moest hij aan Balyndis denken.

Nu Tungdil zijn vrijheid terug had, dacht hij vaker aan haar dan in de tijd dat ze nog een paar waren geweest. Hij bleef een knagend schuldgevoel houden, omdat hij wist hoe bedroefd ze zich moest voelen. Een brief. Meer niet.

Hij die de verschrikkelijkste monsters van het Veilige Land had overwonnen, waagde het niet een dwergenvrouw persoonlijk te bekennen dat hij niet langer met haar wilde samenleven. Kon samenleven.

Hij opende zijn gezonde oog en keerde zich naar Sirka, bekeek haar gelaatstrekken die in het sterrenlicht zwart leken. Hij hoorde haar rustige ademhaling, rook haar en verbeeldde zich de warm te te voelen die van haar uitging.

In ieder geval zou Sirka er minder onder lijden, wanneer hij haar op een dag verliet. Blijkbaar kenden de ondergronders een soortgelijke rusteloosheid als hij, wanneer het om de bestendigheid van gevoelens ging. Misschien verliet zij hem wel het eerst.

En door die gedachte voelde zijn hart weer wat lichter.