Hoofdstuk 2

Het Veilige Land,

het koninkrijk Gauragar

in de lente van de 6241e zonnecyclus

 

'Maak plaats! Maak plaats voor de keizer der toneelspelers!' schreeuwde de bont geklede omroeper, terwijl hij met één hand op de trommel sloeg die voor zijn buik hing. Vervolgens zette hij de klaroen aan zijn lippen en liet een melodie schetteren die heel in de verte op de koningshymne van Gauragar leek. De menigte week nieuwsgierig uiteen voor al dit rumoer; men wilde wel eens weten hoe zo'n weledelgeboren man eruitzag.

Achter de omroeper paradeerde een man in duur aandoende gewaden, een opvallende blauwe hoed met drie veren op zijn hoofd en een met zilver beslagen wandelstaf in zijn hand. Het sikje paste uitstekend bij de aristocratische trekken, en de lange donkerbruine haren hingen tot op de kraag van zijn mantel. Hij wuifde als een vorst naar alle kanten. Om het gebaar te accentueren had hij een klein wit doekje aan de ring van zijn middelvinger bevestigd. Het wapperde als een miniatuurstandaard.

'Mogen de goden u kussen en liefkozen, u allervriendelijkste bewoners van Stormdal!' riep hij naar links en naar rechts en hij glimlachte vermetel naar een jonge vrouw. 'En jou in het bijzonder, mijn knappe meid. Roep mij als ze het niet willen en ik neem het karweitje maar al te graag op me. ' Het gezicht van het meisje werd vuurrood en een paar omstanders lachten.

Midden op de markt aangekomen sprong hij op de rand van de stenen fontein.

'Komt dat zien, vereerde spectatoren! Aanschouw in mijn reizende Curiosum de wonderlijkste gebeurtenissen die zich ooit in het Veilige Land hebben afgespeeld, alsof u er zelf getuige van was. ' Ondertussen liep hij rondom over de rand van de fontein, zodat de glimmend gepoetste gespen op zijn schoenen rinkelden. 'De strijd tegen de orcs, tegen de eoîl en de avatárs, de ijzingwekkende Onuitwisbaren die over Dsôn Balsur heersten, dat alles zult u met eigen ogen aanschouwen. Helden en schurken, dood en liefde. Ik, de Ongeëvenaarde Rodario, die men vaak Rodario de Verbijsterende noemde, de minnaar van de overleden maga Andôkai, doe verslag van de stoutmoedigste waagstukken. Ik kan nog vertellen waarom Andôkai beter "de Onstuimige" had kunnen heten. ' Een paar mannen lachten om de toespeling. 'Met Tungdil Goudhand heb ik zij aan zij tegen de eoîl gevochten... ' - hij zwaaide met zijn wandelstaf - '... tot de nevelgestalte dood voor onze voeten lag!' Hij richtte zich in zijn volle lengte op en spreidde zijn armen. 'Want ik, vereerde spectatoren, ik heb dat alles zelf meegemaakt! Kan er een oprechtere, betrouwbaardere verteller bestaan dan ikzelf?' Uit zijn handen schoten groene en blauwe vlammen en de mensen stootten verschrikte kreten uit. 'Dat was slechts een voorproefje!' beloofde hij. Hij bukte en keek een jongen aan. 'Jij zult je handen voor je ogen moeten houden, jongeman, opdat ze tijdens de voorstelling niet van verbazing uit je schedel rollen, ' fluisterde hij bezwerend.

De jongen werd bleek en drukte zich tegen zijn moeder, die lachend door zijn haar streek.

Rodario schoot een tweede vlammenstoot naar de steeds donker wordende hemel, die een voorjaarsonweer beloofde. Wat bliksem en donder zouden de sfeer in de tent er straks alleen maar beter op maken. 'Let op! De eerste twintig spectatoren krijgen een gratis beker wijn en een flesje met een vleugje nevel van de eoîl! Kijk er goed naar en huiver! Maar waag het niet de kurk eruit te trekken, want dan... ' Hij liet het dreigement onuitgesproken en beperkte zich tot een geheimzinnige waarschuwende uitdrukking op zijn gezicht.

Zijn bruine ogen gleden over de menigte die geboeid aan zijn lippen hing. Zoals altijd was hij er weer in geslaagd ze met zijn woorden, zijn charme en zijn beloften in zijn ban te krijgen. Zoals hij elke plaats zocht hij naar een vertrouwd gezicht in de menigte; en zoals altijd de afgelopen vijf cycli kon hij het niet ontdekken.

Ten slotte viel hem een beeldschone vrouw op die hem vanaf de tweede rij stond aan te kijken.Dat bracht hem weer in een opperbeste stemming en drukte de opkomende teleurstelling de kop in.

Ze was vooraan in de twintig, lang en had een aantrekkelijk gezicht. Alles aan haar zat waar het bij een vrouw hoorde te zitten, al had haar decolleté naar zijn smaak wat lager uitgesneden mogen zijn. Ze droeg haar lange blonde haar los, haar gezicht was smal en expressief en haar groene ogen bekeken hem aandachtig. Hij zou haar voor een adellijke jonkvrouw hebben gehouden, als de wasmand in haar handen en de sleetse kledij aan haar lichaam er niet waren geweest.

Op haar gezicht stond een eigenaardig verlangen te lezen. Ze leek niet zozeer voor hem als man te vallen, maar veeleer te verlangen naar wat hij deed. Rodario wist wat die gezichtsuitdrukking betekende. Vele cycli geleden had hij met zo'n zelfde uitdrukking voor de ingang van een theater gestaan, verteerd door het verlangen om op het toneel te staan. Zo was het allemaal begonnen.

Hij beschouwde het als een teken van de goden. In een impuls sprong hij van de rand van de fontein en kwam vlak voor haar neer. Toen maakte hij een diepe buiging en toverde dankzij zijn geweldige vingervlugheid en een zorgvuldige voorbereiding een zwartgroene papieren bloem als uit het niets in zijn hand.

'Laat deze vanavond bij de ingang zien en u mag gratis naar binnen, ' zei hij met een glimlach. Daarbij trok hij zijn wenkbrauwen op en wierp haar zijn beruchte verleidersblik toe die niemand nog had kunnen weerstaan. 'Zeg me eens hoe u heet, o schoonste hier in Stormdak'

Aarzelend pakte ze het geschenk aan. Maar opeens drong een jongeman naar voren, rukte de bloem uit haar hand en wierp hem op de grond. 'Bewaar die mooie praatjes maar voor anderen, opsnijder, ' waarschuwde hij Rodario op niet mis te verstane wijze en hij vertrapte de papieren bloem met zijn schoen.

'Het is niet netjes om u in mijn gesprek te mengen, mijnheer, ' zei Rodario beminnelijk.

'Dat was geen gesprek, halve zool! Je probeerde mijn vrouw te versieren, ' antwoordde hij woedend en hij stak de toneelspeler zijn gebalde vuist onder de neus. 'Nog één keer en je krijgt van mij een bloemetje. Maar niet van papier. '

'O, nee?' Rodario boog zich snel naar voren en deed alsof hij iets uit het oor van de man trok. Tussen zijn vingers verscheen zeer tot genoegen van de toeschouwers - een tweede papieren bloem. 'Hier hebt u er anders nog een. ' Hij reikte de vrouw de bloem aan. 'Alstublieft, mevrouw. Met de complimenten van uw echtgenoot. Hij mag van geluk spreken, want niet bij iedereen groeien de bloemen uit zijn oren. Zijn oorsmeer is verschrikkelijk... vruchtbaar, moet ik er natuurlijk bij zeggen. '

De man greep woedend naar de bloem voor zijn vrouw hem kon aanpakken en gooide ook die in de modder. 'Zo is het genoeg!' riep hij opgewonden. 'Dat zul je me betalen. '

Rodario deed meteen alsof hij iets uit zijn geopende mond haalde en hield een munt omhoog. 'Maar waarom? U bent zo rijk dat het geld u al uit de mond rolt. '

Nu lachten de mensen luidkeels om de voorstelling, er werd geroepen en gejoeld. Natuurlijk was de man het middelpunt van al die spot. Dat moest hij wel op zijn fatsoen trekken.

'Ik stop hem in je gepoederde kont!' schreeuwde hij en hij viel aan.

Rodario ontweek de onstuimige vuistslag, schoof snel zijn wandelstaf tussen de benen van de man, zodat hij tegen de rand van de fontein viel en door de vaart die hij had in het water terechtkwam. De kinderen klapten lachend in hun handen en ook de volwassen toeschouwers waren nu niet meer te houden.

Proestend dook de man uit het water op. Rodario stak hem behulpzaam zijn staf toe.

'Kom eruit en laten we deze kleine ruzie vergeten, ' stelde hij voor. 'Ik bied u iets te drinken aan, wat vindt u daarvan?'

De man wreef het water uit zijn ogen en zag er bepaald niet gekalmeerd uit. Met een getergde schreeuw omdat hij zo voor gek was gezet, wierp hij zich op de toneelspeler die zich opnieuw een behendige tegenstander toonde.

De man viel languit in het slijk dat onmiddellijk aan zijn natte kleren plakte. Hij klauwde met zijn vingers in de modder. 'Ik sla je verrot, jij opgeblazen... '

Rodario bukte zich en greep achter zijn oor. 'Het water laat de zaden ontspruiten. Kijk, daar had u er nog een. ' Meteen had hij een derde bloem in zijn hand die hij de vrouw onder steeds luider gelach van de menigte toewierp. 'Nu is het welletjes, beste man. ' Hij richtte zich op. 'Ik zou niet willen dat u door uw eigen onbeheerstheid gewond raakte. '

Snuivend van woede stond de man op, wreef over zijn vuile ge zicht en liep weg; het water stroomde uit zijn soppende schoenen. In het voorbijgaan pakte hij zijn vrouw bij haar pols en sleurde haar achter zich aan.

De ongelukkige blik die ze Rodario nog toewierp, was van alle stomme kreten om hulp de luidste die hij ooit had gehoord. Toen gingen ze op in de menigte en waren ze uit Rodario's zicht verdwenen.

'Welaan, nu ziet u wat er gebeurt, wanneer je het met een held aan de stok krijgt!' riep hij opgewekt en hij maakte weer een buiging. 'Kom vanavond naar de voorstelling en laat u door mij en mijn ensemble in vervoering brengen. Tot die tijd, vaarwel. '

Hij zwaaide met zijn hoed als een edelman en gaf met een vaardige draai van zijn schouders aan dat de voorstelling afgelopen was.

De inwoners applaudisseerden nogmaals, waarna ze verder hun inkopen op de markt gingen doen.

Rodario knipoogde naar zijn omroeper. 'Je hebt je goed geweerd, Giso. Maak nog een rondje door de achteraf straatjes en laat duidelijk van je horen. Iedereen moet weten wie zich in Stormdal bevindt. '

De man grijnsde. 'Dat nieuws zal zich na deze korte voorstelling sneller verspreiden dan een scheet in de wind. '

'Geen mooie, maar wel een passende vergelijking, ' merkte Rodario op. Vervolgens liep hij naar een kraampje, waar wijn geschonken werd. Hij liet een beker volschenken, proefde en knikte. 'Een voortreffelijke nectar en een keizer waardig! Breng een vat hiervan maar naar de straat die in zuidelijke richting uit deze stad voert. Daar hebben wij onze tenten opgeslagen, ' zei hij, en hij gaf de wijnhandelaar een stapeltje Brurondaalders. 'Is dat voldoende?'

'Uitstekend, heer, ' zei de man met een buiging en hij telde het geld. Voor hij het opborg, nam hij zelfs de moeite met een mes een dun laagje van één munt af te schrapen om er zeker van te zijn dat men hem geen verzilverd lood in de maag splitste. Bij toneelspelers wist je maar nooit.

Rodario grijnsde en leunde op de toog die uit een plank over twee wijnvaten bestond. 'Vertrouwt u me niet?'

'Nee, ' antwoordde de wijnhandelaar droog. 'U wou mijn wijn toch ook eerst proeven voor u er een vat van bestelde, niet?' Hij goot de beker vol. 'Alstublieft ! Die slok en de volgende kan schenk ik u als toegift. '

'U bent al te vriendelijk, beste man, ' lachte de toneelspeler. Hij keek eens om zich heen in de hoop dat hij de onbekende vrouw nog een keer zou zien. 'Als u getuige bent geweest van mijn korte optreden, zoudt u me dan kunnen zeggen wie mijn ongelukkige tegenspeler is geweest?' informeerde hij terwijl hij een jochie wenkte dat met een blad vol lekkernijen voor zijn buik rondliep om te verkopen: verse, dunne roggekoeken met room, plakken ham met een dun laagje gesmolten kaas. Hij moest beslist wat eten of de wijn zou een rampzalige uitwerking hebben. Hij wilde niet lallend voor zijn publiek staan en al helemaal niet aangeschoten van het toneel vallen zoals menig toneelspeler al was overkomen. Voor een stuiver wisselde een van de geurige bakproducten van eigenaar.

Rodario bekeek zijn aankoop en dacht daarbij aan een zeer goede vriend die dol was geweest op roggekoeken.

'Ik weet inderdaad wie dat was. ' De wijnhandelaar tapte een kan bij uit een vat en voorkwam dat Rodario zich aan zijn melancholieke herinneringen overgaf. 'Nolik, de zoon van Leslang, de rijkste man uit Stormdak Zijn vader en hij hebben een steengroeve waaruit het beste marmer van Gauragar gewonnen wordt. Koning Bruron is een persoonlijke vriend van hen. '

'En toch geen manieren, die man. ' Rodario nam een hap. 'Laat hij zijn echtgenote als wasvrouw ploeteren?'

De wijnhandelaar keek hem even aan voor hij verderging. 'Nolik is een slecht mens. Ik weet niet hoe hij ooit Tassia's hart heeft kunnen winnen. Zuivere koffie zal het wel niet geweest zijn. '

'O, wie zal de vrouwen ooit begrijpen? Misschien heeft hij een gouden innerlijk, in tegenstelling tot zijn gedrag?' Hij hief zijn ogen ten hemel. 'Deze koeken zijn uitstekend, ' prees hij met volle mond en gooide de lekkernij van zijn rechter- in zijn linkerhand, 'maar wel erg heet!' Hij bluste de hete hap met wijn en zuchtte gelukzalig.

De man lachte zo hard dat de omstanders naar hen keken. 'Nolik en een gouden innerlijk? Nou, vergeet dat maar snel. ' En zachter liet hij erop volgen: 'Tassia's familie had schulden bij zijn vader. Moet ik nog meer zeggen?'

'Nee. ' Rodario slikte zijn laatste hap door, pakte wijnkan en beker en slenterde verder. 'Denk aan mijn wijn!' Hij hief beide buitgemaakte voorwerpen op. 'Je krijgt ze vanavond terug, als je de wijn aflevert, ' stelde hij de man gerust.

Rodario vond het prettig te midden van al deze bedrijvigheid rond te slenteren, want dat wees op leven. Van de dood had hij meer dan genoeg, heldendaden of niet. Hij was een talentvolle toneelspeler en een uitstekende vrouwenversierder, zoals er geen tweede in het Veilige Land was. En voor beide zaken had hij mensen nodig die voor zijn door de goden geschonken talenten ontvankelijk waren.

Dat hij zijn theater in Porista aan de kant had gedaan, had een andere reden: het gezicht dat hij in elke mensenmassa zocht. Het gezicht van Furgas.

De vriend die zoveel zonneomlopen met hem door het land was getrokken, was door de dood van zijn levensgezellin Narmora vertwijfeld geraakt. Sinds de overwinning op de eoîl en het gesprek met Tungdil was hij onvindbaar.

Dat was nu vijf cycli geleden.

Sindsdien reisde Rodario door de koninkrijken van het Veilige Land en in alle steden, dorpen en gehuchten waar hij doorheen trok, deed hij hetzelfde: hij informeerde bij de mensen naar Furgas en toonde hun een portret dat hij had laten maken. Zonder succes.

Maar hij gaf het niet op. Ook niet in Stormdal, maar toen hij het geschilderde portret van zijn vriend aan poortwachters, op de markt en in herbergen had getoond, had hem dit telkens slechts een hoofdschudden opgeleverd.

Rodario maakte zich ernstig zorgen om zijn verdwenen vriend. Daarbij kwam nog de zorg om de vele apparaten die Furgas bedacht had en die hij tijdens zijn voorstellingen op zijn lijf droeg: wolfsklauwzadensproeiers, waarmee hij vuurballen schiep, kleine zakjes van zwart leer, waarin de papieren bloemen wachtten tot hij ze nodig had, en vele andere flesjes met allerlei poedertjes. Het waren de ingenieuze bedenksels die hem voor de ogen van de toeschouwers tot een magus maakten en voor een uniek schouwspel zorgden. Hij keek met angst uit naar de dag waarop zijn apparaatjes onherstelbaar kapot gingen. Tot nu toe had hij kleine defecten provisorisch kunnen herstellen, maar ooit zou dat beslist de laatste keer zijn.

Uiteindelijk keerde Rodario met het gebruikelijke gevoel van neerslachtigheid naar het bivak van zijn theatergroep terug, een gevoel dat hij overwon door op het toneel het leed van zich al te spelen. En de mensen hielden van die altijd opgewekte toneel

speler, omdat ze niet achter de fagade van de man konden kijken.

De voorstelling eindigde grandioos en met een geweldig onweer dat bewees dat Stormdal zijn naam met recht droeg. De kabels waarmee de toeschouwertent overeind werd gehouden, werden zwaar op de proef gesteld. Het tentzeil golfde heen en weer en gaf degenen die binnen waren het gevoel alsof ze zich in een opspelende maag bevonden. Het applaus was nauwelijks weggestorven of de mensen renden naar huis, terug naar de stad en naar de beschutting van hun stevige huizen. De verkoop van flesjes eoîlnevel was ook wel eens beter geweest.

Rodario trok zich in zijn kleine, met mystiek aandoende symbolen beschilderde woonwagen terug, waarin hij zich op zijn optreden voorbereidde en na de voorstelling de kas opmaakte. Op zijn schminktafel zette de rondtrekkende acteur de munten in keurige stapeltjes neer. Ook mest van kleinvee wierp op een akker rijke vruchten af.

Hij droeg nog altijd de pij waarin hij zich indertijd in Porista voor de magus Rodario de Ongeëvenaarde had uitgegeven. Wat indertijd vijanden had moeten misleiden, was nu niet meer dan een rekwisiet geworden. Inmiddels had hij zich al afgeschminkt en de apparaatjes van zijn lichaam losgegespt.

Hij schonk zich wat wijn in, nam een slok en keek in de spiegel; zijn gelaatstrekken zagen er in het lamplicht duidelijk ouder uit. Teder rimpeltje staat voor een cyclus vol zorgen. ' Hij hief zijn beker op naar Furgas' beeltenis. 'Dat het je goed moge gaan, oude vriend, tot ik je gevonden zal hebben. Wie zou jouw genialiteit kunnen evenaren?' Hij sloeg de wijn achterover, toen het langzaam tot hem doordrong dat er hard op de deur werd geklopt.

'Ik slaap, ' riep hij mismoedig, toen het gebons niet ophield.

'Mooi zo. Dan speel ik nu voor nachtmerrie, huichelaar met je mooie praatjes, ' klonk een mannenstem. De deur vloog open en knalde tegen de houten wand, zodat het stof opwolkte. Nolik stond op de drempel en achter hem tekenden zich de omtrekken van nog twee mannen af. Allen hadden ze een knuppel in hun handen.

'En meteen ben ik weer wakker, mijn iets te sterke vriend. Vanwaar die onstuimigheid? Ik had de deur echt wel voor jullie opengedaan. ' Rodario sprong op en greep zijn zwaard. 'Dit is een echt wapen, Nolik, ' waarschuwde hij en hij wierp zijn haar achterover. 'Dwing me niet om het jullie bloed te laten proeven. '

'Zelfs nu slaat hij nog van die gezwollen taal uit en het doek is toch allang gevallen. ' Nolik lachte en liep de woonwagen binnen met zijn twee begeleiders op zijn hielen. Hij opende de eerste de beste kast aan zijn linkerhand en wierp de kleren daarin op de grond. 'Waar is ze?' vroeg hij.

'De recette van vandaag?' Rodario hief zijn zwaard op. 'Ik dacht dat je onmetelijk rijk was? Moeten ze je marmer niet meer hebben?'

De tweede kast werd opengerukt en nu regende het flesjes, buidels en pannen. Ze barstten of vielen aan scherven en de inhoud vermengde zich. 'Je weet wel wie ik bedoel, ' schreeuwde Nolik en deed een stap naar voren. Zijn laarzen vertrapten waardevolle ingrediënten voor de eoîlnevel.

Rodario richtte de punt van zijn zwaard op de borst van de man. 'Jij, beste kerel, zult de schade vergoeden die je in je onbeschoftheid aanricht. En bij de gedrochten van Tion, zeg me nu eindelijk eens wat jij en je verstandelijk minder bedeelde kornuiten bij me zoeken. '

'Tassia!'

'Je echtgenote?' lachte hij. 'Ach, ik begrijp het, ze heeft de benen genomen en nu denk je dat ik haar onderdak heb verleend. '

Nolik was blijven staan. 'Inderdaad. Ze heeft altijd al van die gekke ideeën gehad en jij, vleier, hebt die oude dromen weer in haar wakker geschud. Vanavond was het bed leeg. '

Rodario grijnsde en keek langs hem heen naar de twee mannen. 'Ga daar dan maar weer naar terug en kruip lekker met deze twee fraaie jongens onder de wol. Als ik je vrouw was geweest, was ik er al lang geleden vandoor gegaan. En nu wegwezen!'

Niemand gehoorzaamde zijn bevel. Nolik stak een hand uit naar het slot van een kist, maar de acteur sloeg hem met de plat van het zwaard op zijn vingers. De man sprong snel achteruit.

'Als je nog één keer iets in deze wagen aanraakt, zul je voortaan je andere hand moeten gebruiken om je kont af te vegen, ' siste Rodario en deed zijn uiterste best er gevaarlijk uit te zien.

'Sla hem verrot, ' beval Nolik vloekend en hij hield zijn rode vingers vast. 'Pas daarna slopen we deze kar. '

Aarzelend drongen beide mannen langs hun aanvoerder heen. Het waren sterke kerels, waarschijnlijk werklui uit de steengroeve die steenblokken zo zwaar als deze woonwagen optilden alsof het veertjes waren. Eén rake klap met zo'n eind hout en hij zou dood neervallen.

De eerste aanval werd ingezet.

Rodario sloeg de knuppel opzij, die daarop de zijplank van het bed trof en kapot sloeg. Onder de brokstukken werd een jurk zichtbaar en daarin zat tot verrassing van de acteur... Tassia!

Ze schoot naar achteren en drukte zich tegen de wand van de wagen. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht. Een korte blik daarop was voor Rodario voldoende om de blauwe vlek rond haar rechteroog te zien.

'Aha, de heer Nolik is niet alleen onbeschoft, maar bovendien ook nog eens een laf varken, ' merkte hij bedaard op. 'Als je stront was, zou je zo erg stinken dat de neus van elk wezen er spontaan af zou vallen. ' Hij stak plotseling toe en trof de eerste van de twee aanvallers in zijn bovenbeen. 'Maar jij, Nolik, bent nog minder dan stront. ' Rodario praatte kalm verder en dreef de bezoekers achteruit; ditmaal raakte het zwaard de bovenarm van de tweede man. Daarop draaide het tweetal zich om en rende weg, het onweer in.

Nolik keek over zijn schouder om te zien waar zijn mannen gebleven waren en wierp toen zijn knuppel weg. 'Laten we daarmee ophouden, ' zei hij kalm, zijn woede was opeens verdwenen. 'Tassia, sta op. Het wordt tijd dat we deze meneer alles uitleggen. '

De vrouw kwam overeind, pakte de bundel, waarin ze kennelijk het aller-noodzakelijkste had ingepakt, en ging naast haar echtgenoot staan. 'Vergeef ons het kleine toneelstukje, Rodario, ' zei ze met vaste stem. 'Ik ben blij dat je niets is overkomen, maar we hebben die twee die je op de vlucht hebt gejaagd nodig als onpartijdige getuigen. '

Rodario begreep er niets meer van, maar liet zijn zwaard zakken. 'Jullie hebben daarnet dus tamelijk overtuigend een kleine opvoering gegeven?' informeerde hij voorzichtig. 'En hoe heet het stuk?'

'Verlies je vrouw, maar red je gezicht, ' opperde Nolik en wees naar Tassia. 'Het was haar idee. '

Ze deed een stap naar voren en boog haar blonde hoofd. 'Vergeel ons, ' verzocht ze nogmaals. 'Nolik en ik houden niet van elkaar en hebben dat ook nooit gedaan. Zijn vader heeft mij in ruil voor de schulden van mijn familie als echtgenote voor hem gekocht. '

'Zij kan me niet bekoren. Dat kan geen enkele vrouw, ' verklaarde Nolik verder. 'Wij zijn er beiden niet gelukkig mee en moesten de stad en mijn vader een rad voor ogen draaien tot het toeval een oplossing bood, die ons allemaal goed uitkwam. ' Hij knikte de toneelspeler toe. 'Jij en je Curiosum betekenen onze redding, Rodario, als je bereid bent ons te helpen.'

'Een mooi plannetje, ' merkte Rodario op. Terwijl hij de deur sloot en zich op het kapotte bed liet zakken, nodigde hij hen uit te gaan zitten. Hij was er nog niet helemaal zeker van of hij het tweetal kon vertrouwen. Het verhaal klonk te gezocht, het was haast een echt toneelstuk. 'En hoe moet het nu verder?'

Tassia haalde diep adem. 'Je gaat ermee akkoord?'

Rodario nam ruimschoots de tijd voor hij antwoordde. Wantrouwen, verlangen en zijn eigen zin voor avontuur streden met elkaar. Als Tassia zo lelijk als een Weyurnse tempelpad was geweest, had hij vermoedelijk nee gezegd. Dus overwon zijn begeerte. 'Hoe zou ik de nood van een zo begenadigde actrice kunnen negeren, gewaardeerde Tassia?' antwoordde hij glimlachend. 'Jij hebt een uitstraling, waardoor je op het toneel tot een uitzonderlijk schitterende ster zult uitgroeien. ' Hij stak haar zijn hand toe. 'Afgesproken?'

'Met alle plezier!' jubelde ze en ze pakte zijn hand.

Nolik volgde haar voorbeeld. 'Ik had verder zo gedacht: ik zal mijn vader vertellen dat jij me hebt overwonnen en gedwongen om Tassia tegen een losgeld haar vrijheid terug te geven, ' stelde hij voor. 'Het geld heb ik bij me, het hoeft je dus niets te kosten. Ik ben weer vrij en zal het huwelijk laten ontbinden. Zij is vrij om te gaan. Mijn vader zal zich wel opwinden, maar die kalmeert wel weer. ' Hij hief de geldbuidel op. 'Deze aanblik zal hem milder stemmen, ook al is het zijn eigen goud. '

Rodario sloeg zich op zijn dijen, hij amuseerde zich kostelijk. 'Daar maak ik een pracht van een toneelstuk van. ' Hij keek naar Nolik. 'Eerlijk gezegd verbaas je me wel. Je weet toch dat je in de stad een slechte naam hebt? Uit deze daad spreekt eerder het tegendeel. '

De man vertrok zijn mond. 'Nee, ik ben een slecht mens, Rodario. Dat blauwe oog van Tassia komt van een echte klap, ik heb voortdurend last van driftaanvallen. In dit geval is het voor mij beter als Tassia gaat. ' Hij liep naar de deur en stapte naar buiten in de regen zonder zich nog één keer om te draaien.

Ze keek hem na. 'Veel geluk, ' riep ze. Nolik hief zijn hand op, terwijl hij zijn weg naar Stormdal vervolgde.

'Zo, Tassia, ' zei Rodario en hij keek haar aan. 'Welkom bij het gezelschap van het Curiosum. Jij wilde altijd al toneelspeelster worden. Hoe kwam dat zo?' Hij klopte op het bed en zij kwam naast hem zitten.

'Ik weet het eigenlijk niet. Het is een innerlijke drang. ' Ze keek in zijn bruine ogen, hief haar rechterhand op en legde die tegen zijn wang. Daarbij gleed haar stola van haar schouders en onthulde naakte huid. 'Net als ik wel naar jou toe moest komen, ' bekende ze fluisterend. 'Ik zag je op de rand van de fontein, voor het spuitende water en met die donkere wolken als achtergrond, en toen was ik meteen verkocht. Jij zag er in je kleren uit als een god, en je woorden klonken als heilig in mijn oren. ' Haar knappe gezicht kwam dicht bij het zijne. 'Jij bent de slagvaardigste, knapste en begerenswaardigste man die ik ooit heb ontmoet, Rodario. ' Ze boog zich naar voren en deed haar lippen een klein eindje van elkaar.

Rodario slikte, keek naar haar gave bruine huid en wilde haar kussen. En nog het een en ander doen, waar hij goed in was. Zijn verlangen zou nog deze nacht in vervulling gaan, wat hem heel goed uitkwam.

Toen trok ze haar hoofd terug, schoof bij hem vandaan en grijnsde. 'Hoe was ik?'

'Hoezo? Hebben we dan al wat gedaan?' antwoordde hij verbaasd en schoof op zijn beurt naar haar toe.

'Ik bedoelde mijn geïmproviseerde liefdesscène, Rodario. ' Ze schoof nog verder weg en glimlachte zo onschuldig als een klein kind dat net haar zakken vol snoepgoed heeft gestopt en een ander de schuld van de diefstal geeft. 'Je vond het kennelijk levensecht, afgaande op de manier waarop je op mijn woorden reageerde. '

Rodario voelde zich voor de gek gehouden, en dat was niet wat hij gehoopt had. Hij vermande zich en met een luid gelach wist hij zijn teleurstelling te maskeren. 'Mijn complimenten, lieve Tassia!' Hij boog, pakte haar hand en drukte er een vluchtige kus op. Je hebt de auditie met glans doorstaan. Ik krijg bijna het gevoel dat ik bij jou in de leer zou moeten. Voortreffelijk zoals je deed of je mij je gunsten wilde schenken. ' Hij stond op en pakte haar hand. 'Kom mee, dan zal ik je laten zien waar je kunt slapen. In de wagen van Gesa, een indrukwekkende matrone die onze paarden verzorgt, is nog een bed vrij. Over je gage en dergelijke zullen we het morgen hebben.'

'Graag, ' bedankte Tassia hem. In het voorbijgaan wierp ze een blik op het portret van Furgas. 'Wat is dat voor een man?' wilde ze weten.

'Een goede vriend die ik heel erg mis. Hij hoorde ooit bij mijn ensemble en is een meester in zijn vak, ' zei Rodario en ging vlak naast haar staan om zo dicht mogelijk bij haar te zijn. Eén ding had ze met haar tweede toneelstukje van die avond bereikt: hij had zijn hart nog wat meer aan zijn nieuwe leerlinge verloren. 'Heb je hem gezien?'

'Misschien. Ik weet het niet zeker, ' zei ze tot zijn grote verrassing en ze schudde haar hoofd.

Rodario pakte het portret en hield het haar voor. 'Kijk eens goed, ' drong hij opgewonden aan. Opgewonden en vol ingehouden vreugde.

Tassia pakte de pennenschacht, opende de inktpot en doopte de punt erin. Met een paar pennenstreken veranderde ze het portret. De snor werd gecompleteerd met een korte zwarte ringbaard en ze maakte de haren langer. 'Hij was duidelijk magerder dan op de tekening, ' vertelde ze en ze hield het portret omhoog. 'Dat is hem. Hij passeerde de rivier bij de steengroeve waarin ik mijn was doe. Hij vroeg me waar hij precies was en ik heb het hem verteld. '

Opgewonden greep Rodario haar bij haar schouders. 'Wanneer was dat? Heeft hij nog meer gezegd?' In stilte dankte hij Palandiell dat hij Tassia ontmoet had. 'Het is heel belangrijk voor me! Waar wilde hij heen?'

'Hij heeft verder niet veel tegen me gezegd, maar aan zijn ogen kon ik zien dat hij heel verdrietig was. ' Ze probeerde zich de ontmoeting weer voor de geest te halen. 'Het was ongeveer vier cycli geleden. Ik had zielsveel medelijden met hem. Nooit heb ik een man ontmoet bij wie zoveel leed op het gezicht te lezen stond; de smart had diepe rimpels in zijn huid getrokken. Daarom kan ik me hem zo goed herinneren. Hij zat op de bok van een grote lastwagen. De laadbak was van een huif voorzien en daaronder rammelde en kletterde van alles. Ik hield hem voor een marskramer. ' Tassia kromp in elkaar, toen de bliksem vlakbij in de grond insloeg; het was een oorverdovend, angstaanjagend geluid en ze klampte zich geschrokken aan Rodario vast. Die legde meteen beschermend zijn armen om haar heen. Helaas vermande Tassia zich snel en deed weer een stap bij hem vandaan. 'Neem me niet kwalijk, het onweer, ' zei ze zacht.

'Het is al goed, ' knikte hij, teleurgesteld dat hij haar niet langer vast kon houden. 'Vertel verder, alsjeblieft. '

'Je vriend liet de paarden drinken. Ik vertelde hem waar hij zich bevond en hij keek wat tevredener voor zich uit. Toen vroeg ik hem of ik misschien wat pannen bij hem kon kopen, maar hij lachte en zei dat hij me in dat opzicht niet kon helpen. Hij had zijn spullen in Weyurn nodig, in... ' Ze dacht na. 'Ik geloof dat hij het... Mafidina noemde. '

'Mifurdania, ' verbeterde Rodario haar blij. 'Daar hadden we lange tijd een theater. ' Eindelijk kreeg hij een aanwijzing waar zijn vriend zich op kon houden; daarmee stond ook het volgende reisdoel van het Curiosum vast. Terug naar de oorsprong van hun succes. 'Zei hij ook wat hij daar van plan was?'

'Handeldrijven, ' antwoordde ze. 'Daarna zou hij verder reizen. ' Ze onderdrukte een geeuw, wat Rodario niet ontging. 'Hoe komt het dat jullie uit elkaar zijn gegaan, als hij een vriend van je is?'

'O, het zandmannetje sluipt al een hele tijd om je heen, Tassia. Ik vertel je later wel eens hoe het allemaal zo gekomen is. ' Hij pakte haar tas. 'Die zal ik wel voor je dragen. '

Een krachtige windstoot liet de wagen schudden. De regen kletterde luid tegen de wanden; ze zouden allebei van top tot teen kletsnat zijn, zodra ze ook maar een voet buiten zouden zetten.

Rodario keek Tassia aan. 'Goed, slaap dan maar hier, we zullen het kapotte bed delen, ' bood hij aan en zij stemde er lachend mee in. Kort daarop kropen ze onder het laken en luisterden in het donker naar al dat natuurgeweld. Na een poosje voelde Rodario een hand op zijn borst.

'Toen ik je straks slagvaardig, knap en begerenswaardig noemde, was daar maar één ding van gelogen, ' fluisterde ze in zijn oor en hij hoorde hoe zij haar jurk uittrok.

'Denk goed na over wat je hierna zegt, ' lachte hij zacht en tevreden. Zijn charme werkte dus toch nog altijd. Zelfs in het pikkedonker en zonder woorden. Ze kuste hem op zijn wang en hij kreeg de indruk dat Tassia allesbehalve onschuldig was.

'Je bent niet de knapste man, die ik ooit heb ontmoet, ' zei ze en ze vlijde zich tegen hem aan; hij voelde haar warme huid en rook de geur van haar haar. 'Maar die andere twee dingen waren waar. '

'En je mag er "meest volhardend" aan toevoegen, ' lachte Rodario en hij kuste haar op haar mond. Weer eens was hij door een vrouw uitverkoren om haar gelukkig te maken. Dergelijke diensten bewees hij graag.

 

Het Veilige Land,

het koninkrijk Tabaîn, twee mijl

ten zuiden- van de hoofdstad Guldenschoof,

in de lente van de 6241e zonnecyclus

 

Als men twee kenmerken zou willen noemen die het koninkrijk Tabaîn van andere landen onderscheidde, dan waren dat wel de schijnbaar eindeloze graanakkers die goudgeel in het zonlicht glansden, en de lage huizen die van manshoge steenblokken zo breed als een arm gebouwd waren. Uitsluitend uit steenblokken.

'Het ziet eruit als een vel bladgoud, waarin een nonchalante ambachtsman gaten heeft gemaakt, ' meende prins Mallen van Idoslân vanaf de rug van zijn paard. Hij keek uit over het vlakke land voor hem. Weliswaar waren er een paar heuvels, niet meer dan tien tot twintig schreden hoog, die de Tabaîners in het midden en zuiden van het rijk in hun onwetendheid als bergen betitelden. Niemand van hen had ooit een gebergte, laat staan een ander koninkrijk gezien.

'Het zou geknipt zijn voor een aanval van onze zware ruiterij. We zouden als een wervelstorm door het land razen, ' zei Alvaro, de commandant van de lijfwacht, hunkerend. Hij zag hoe zijn vorst hem met een scheef oog aankeek. 'Natuurlijk bedoel ik dat niet serieus, hoogheid, ' zei hij gejaagd en hij schraapte verlegen zijn keel.

'Het is je toch niet ontgaan hoe ze hun huizen en burchten bouwen, Alvaro?' Prins Mallen keerde zich naar links en wees naar hun reisdoel, de stad Guldenschoof met de koninklijke vesting. De delen van zijn kostbare, zware wapenrusting met het embleem van Ido erop, schraapten metalig langs elkaar heen. 'Hoe zouden we die moeten innemen? Er is geen boom om een stormladder van te maken, er zijn geen stenen om in onze katapulten te laden. Ach ja, en we zouden natuurlijk ook geen hout hebben om katapulten van te bouwen. ' Hij klopte zijn hengst kalmerend op zijn hals. 'En ook ik bedoel bet natuurlijk niet serieus, ' grijnsde hij en hij gaf Alvaro een klap op zijn rug. 'Koning Nate mag zijn vlakke land houden. ' Hij liet zijn paard overgaan in een draf en de stoet versnelde vaart. Weldra zouden ze Guldenschoof bereiken, dat ze op uitnodiging van koning Nate zouden bezoeken.

Alvaro schaamde zich nog altijd een beetje over wat hij had gezegd. 'Hoogheid, zoudt u mijn opmerking willen vergeten?' Hij reed naast Mallen voort, terwijl hij naar de juiste woorden zocht. 'Ik ben opgeleid om orcs en andere gedrochten het hoofd te bieden en mijn geliefde Idoslân tegen die horden te verdedigen, maar nu... ' hij trok verontschuldigend zijn schouders op, zodat zijn harnas rammelde '... hebben mannen zoals ik niets meer te doen. Ledigheid kweekt oorlogszuchtige gedachten, hoogheid. '

Mallen haalde de antieke helm van zijn gordel, zette hem op zijn blonde haren en gespte de kinriem vast. 'Ik weet wat je bedoelt. Heel wat krijgers voelen zich nutteloos. '

'Palandiell kan het getuigen!' bevestigde Alvaro opgelucht, omdat hij voelde dat hij begrepen werd. 'Bandieten en struikrovers zijn gewoon geen partij. Ik heb meegevochten tegen Nôd'onn, tegen de avatárs, tegen plunderende orcs. ' Hij klopte op zijn kuras. 'Nu roest mijn zwaard in de schede, ik krijg een buikje en mijn armen zullen straks niet meer weten welke bewegingen ze moeten maken. ' Hij zuchtte. 'Het is mooi dat het Veilige Land en Idoslân in het bijzonder geen krijgers meer nodig heeft. Maar voor mensen zoals ik is het een domper. '

'Maar nu kun je met me op reis gaan en nieuwe dingen zien, ' grinnikte Mallen. Hij genoot van de zon en snoof de geur van de warme aarde en de korenaren op, die in de gloed van het hemellichaam rijpten. Boven een weide vlogen twee roofvogels in kringen rond, speurend naar buit. 'Dat had je vroeger niet gekund, door de schuld van de orcs die je zo mist. '

'U hebt gelijk, hoogheid. Ik ben egoïstisch en kortzichtig. '

De route die de stoet van veertig ruiters en vier wagens volgde, leidde over een overdreven brede weg tussen de korenvelden door naar Guldenschoof. De stad leek ineengedoken op de grond te liggen en zelfs de vesting wekte de indruk dat zij opzettelijk niet zo hoog gebouwd was.

De mannen verbaasden zich over de welige akkers. En dit was pas de wintergerst die straks een rijke oogst beloofde. Het inzaaien van de zomertarwe moest nog gebeuren; de schuren van Tabaîn zouden tot de nok gevuld worden en ook andere koninkrijken zouden van voedsel worden voorzien. Als er tenminste geen verwoestende hagelbuien kwamen waar het vlakke land berucht om was.

'Het moet aan het soort landschap liggen, dat hier van die onweersbuien voorkomen die hun gelijke niet kennen. Zelfs in de gebergten van de dwergen of in het koninkrijk Urgon komen niet van die stormen voor die alles op de grond platgooien, ' merkte Alvaro op, uitkijkend over de wuivende halmen.

'Nu snap je dus waarom ze huizen bouwen die op vestingen lijken, ' zei Mallen. 'Een gewoon huis zou meteen meegesleurd worden. En de ongelukkigen die in een dergelijke storm omkomen, zouden nooit worden teruggevonden. '

Alvaro keek omhoog naar de stralend blauwe hemel. 'Laten we hopen dat we van zo'n schouwspel verschoond blijven. '

Guldenschoof opende zijn poorten en ze reden naar binnen. Honderden mensen hadden zich aan weerskanten van de straten opgesteld en zwaaiden met vlaggen en doeken; anderen strooiden vrolijk gekleurde bloemblaadjes ter ere van de hoge gasten uit vensters en van de daken. Door het gejuich heen hoorden de bezoekers de klanken van een in hun oren ongewone muziek.

Mallen zag dat geen enkel huis meer dan twee etages telde en van die laatste waren er zo weinig dat ze meteen opvielen. Om de grijze kleur van de steen te doorbreken, hadden de mensen allerlei steenblokken beschilderd. Velen hadden het zich nog gemakkelijker gemaakt en de buitenmuren met brede stroken gekleurde stof versierd.

'Het is fijn om welkom te zijn, ' merkte Alvaro op, die er duidelijk van genoot dat hij in het middelpunt van de belangstelling stond. Een groepje jongens en meisjes in witte gewaden en met kransen van goudgeel stro kwam dichterbij om de officieren een verfrissing aan te bieden: wijn en allerlei vruchten die in hapklare ruiterfiguurtjes gesneden waren.

'Dat noem ik nog eens een ontvangst, ' zei Alvaro stralend. 'Ik wil alleen nog met u door het Veilige Land reizen, hoogheid. '

Mallen proefde van de wijn en was verrast hoe licht die smaakte. De robijnrode wijn van Idoslân stond erom bekend dat hij koppig was en een enigszins houtachtige afdronk had. Tabaîn wist echter een drankje te persen dat je nog sneller wegdronk dan water. Verleidelijk snel.

Het groepje trok zich terug, toen een bereden escorte verscheen die hen naar de vesting begeleidde. De volgende verbazing liet niet lang op zich wachten.

'Ze hebben hier echt laag gebouwd. Met een fikse aanloop kunnen we zo over hun muren springen, ' fluisterde Alvaro tegen zijn vorst, toen ze het gebouw beter konden zien. De muren waren hooguit vijf schreden hoog, maar daarachter lag de binnenplaats die ze via een voor de paarden bijna te steile helling bereikten, tien schreden in de diepte.

'We zouden diep vallen, na die sprong van jou, ' lachte prins Mallen. Bij enkele muren zag hij stenen uitstulpingen die te symmetrisch waren om voor bouwkundige onvolkomenheden door te gaan. Daar moest hij koning Nate dadelijk eens naar vragen.

Op de binnenplaats aangekomen stegen ze af en liepen achter een kamerheer van de koning aan het paleis binnen dat van buiten door de dikke, sobere muren een saaie, blokkendoosachtige indruk maakte.

Deze indruk was, eenmaal binnen, na enkele stappen verdwenen. Wanden, plafonds en vloeren waren rijkversierd. Tapijten dempten hun stappen en maakten het lopen tot een genot; de prachtige muurschilderingen van landschappen om hen heen gaven hun het idee dat ze niet langer door een gebouw van dikke grijze muren maar door een eindeloos korenveld liepen.

De gewelfde gangen liepen met bochten rond, nergens was een rechte hoek te bekennen; geen zaal waar ze doorheen liepen was vierkant. Dat maakte het paleis vanbinnen tot een bouwkundig meesterstuk dat oog en geest streelde.

Koning Nate, met licht stroblond haar en ogen zo groen als mals gras, ontving hen met gespreide armen in de troonzaal. De beide heersers omhelsden elkaar. 'Dus na al die cycli heb je eindelijk eens de tijd gevonden om mij in Guldenschoof te bezoeken, ' zei Nate verheugd. 'Hoe bevalt de graanschuur van het Veilige Land je, prins Mallen?'

'Het land is symmetrisch als het gezicht van een mooie vrouw, ' antwoordde Mallen diplomatiek, terwijl hij naast Nate naar een tafel liep. Er stond een keur aan fruit, groente en vlees op uitgestald, gecompleteerd met alle mogelijke soorten brood.

'Zeg maar gewoon dat u het te vlak vindt, ' lachte de gastheer en hij wees op een plaats aan zijn rechterhand; de stoel aan de linkerzijde bleef leeg. 'Maar dat heeft het voordeel dat er weinig van de krachten van jullie paarden werd gevergd, nietwaar?'

Mallen en Alvaro lachten. 'Gun ons een ogenblik om ons van het stof van de reis te ontdoen... ' vroeg de prins, maar Nate maakte een afwerend gebaar.

'Nee, laat het stof rustig op jullie wapenrusting zitten. Jullie dragen daarmee een deel van mijn rijk het paleis binnen en daartegen kan ik moeilijk bezwaar hebben, ' merkte hij schalks op. 'Laten we samen de inwendige mens versterken, daarna wachten jullie een warm bad en een zacht bed. '

'Als je erop staat, ' knikte Mallen met een knorrende maag. De uitnodiging kwam hem wel gelegen. De borden werden al vol geschept; als drank was er wijn en het smakelijkste water uit de diepste putten van Tabaîn.

'Ik heb voor de komende negen omlopen een afwisselend programma voor jullie opgesteld, ' kondigde Nate aan en tastte voor een man van zijn leeftijd stevig toe. 'Ik zal jullie meenemen naar verscheidene boerderijen, waar jullie kunnen kennismaken met de manier waarop wij de grond bewerken. Jullie zullen boomgaarden zien waar je de ogen van uit hun kassen zullen rollen. '

Alvaro keek Mallen grijnzend aan en de prins wist meteen wat zijn strijdlustige begeleider daarmee wilde zeggen: 'Hebben we toch hout voor onze katapulten en stormladders. '

'Bovendien is er vanavond een groot gemaskerd bal, waarvoor ik alle edelen van mijn rijk heb uitgenodigd. Ze willen de held die ons land meer dan eens van de macht van het Kwaad heeft gered van nabij leren kennen. '

Mallen hief afwerend een hand op. 'Nee, koning Nate. Hier past slechts bescheidenheid. Mijn soldaten en ik hebben weliswaar hun steentje bijgedragen, maar de grootste lof komt de dwergenstammen toe. Zonder hun onverschrokken doorzettingsvermogen, hun sterke armen en hun geloof in de goede zaak, zouden wij beiden hier niet aan deze tafel zitten. Zij hebben in het verleden talloze offers gebracht. '

'Een waar woord, prins Mallen, ' zei een zachte stem bij de ingang van het vertrek. Een elfin in een geel met diepgroen gewaad dat in golvende plooien om haar heen viel, stond in de deuropening en wachtte op een teken om zich bij hen te mogen voegen.

De prins en Alvaro keken elkaar verbluft aan. Elfen vertoonden zich zelden buiten hun rijk Âlandur, en tot dusver was dat alleen maar tijdens oorlogen het geval geweest.

'Vervoeg je bij ons, Rejalín, ' riep Nate en een dienaar trok de stoel aan zijn linkerzijde achteruit. Nu werd duidelijk voor wie die plaats bestemd was. 'Houd ons gezelschap. '

'Graag, koning Nate. ' Ze kwam dichterbij en uit elk van haar bewegingen sprak een buitengewone bevalligheid, die voor de rest van de bewoners van het Veilige Land onbereikbaar bleef. Rejalín droeg haar lange lichte haar in een krans rond haar hoofd gevlochten, waarin sieraden van filigraanwerk glinsterden. Mallen bewonderde haar op slag en toen ze een lichte buiging maakte en hem met een 'Ik groet u, prins Mallen van Idoslân' aansprak, had hij bijna zijn hart aan haar verloren. Hij kende geen enkele andere vrouw met zulke blauwgroene ogen.

'Rejalín maakt deel uit van een afvaardiging uit Âlandur, die vorst Liútasil mij heeft gestuurd, ' verklaarde de koning, terwijl de elfin wat van haar fruit proefde. De in feite platvloerse handeling van het eten werd bij haar tot een schouwspel van de hoogste elegantie.

Ze hief haar hoofd op en glimlachte naar Alvaro en Mallen. 'Het wordt tijd dat mijn volk de belangrijke kennis waarover het beschikt niet langer voor zich houdt. Vorst Liútasil heeft besloten die met de heerseressen en heersers te delen. Mits ze laten blijken dat ze die waard zijn. '

Alvaro liet de lepel zakken die hij net naar zijn mond had willen brengen en keek Rejalín uitdagend aan. 'O? Moet men zich eerst waardig tonen om de genade van de elfen te mogen ontvangen?' Hij vouwde zijn handen en bekeek ze. 'Wat is er dan nodig om tot de kring der uitverkorenen te worden toegelaten?'

Rejalín plukte een lentebes van de tros die op haar bord lag. 'Dat mag ik niet zeggen, ' antwoordde ze vriendelijk en met een kalmerende toon in haar stem, die een woest snuivende orc nog van een aanval zou hebben laten afzien. 'Wij observeren, wij testen zonder woorden en brengen onze vorst verslag uit van onze bevindingen. '

'Vertel me dan eens, Rejalín, hoe het mogelijk is dat een van de grootste helden van het Veilige Land... ' hij wees op zijn vorst'... nog geen bezoek van een elfse afvaardiging heeft gekregen?' Hij wachtte gespannen op een onoprecht, beledigend woord.

Ze waagde zich niet op dat gladde ijs, maar wierp Mallen een lange blik toe, die dicht bij de uitdrukking kwam waarmee vrouwen hun geliefde bezien. 'Ze zijn ongetwijfeld bij u aangekomen, prins Mallen, toen u al naar Tabaîn vertrokken was, ' zei ze rechtstreeks tegen de vorst en strafte de krijger door hem te negeren.

'U zult ongetwijfeld door de delegatie van mijn broeders en zusters worden opgewacht. Het is een flink eind van Âlandur naar Idoslân. ' Ze glimlachte tegen hem en hij reageerde net zo zonder erbij na te denken.

Alvaro gaf het echter niet op. 'Die kennis van uw volk, ' interrumpeerde hij, 'wat moet ik me daarbij voorstellen? Hoe men mooie muziek maakt?'

'Vooruitgang, ' zei ze, terwijl ze de prins met haar ogen in haar ban hield. 'Zij beslaat alle terreinen van het dagelijks leven. Ook de kunst. ' Ze sloeg kort haar ogen neer en keek toen pas de officier aan. 'U klinkt niet bepaald vriendelijk, heer Alvaro. '

Hij leunde achterover in zijn stoel. 'Ik had uw knappe gezicht erg graag tijdens de Slag bij Porista gezien. Maar de elfen hadden er de voorkeur aan gegeven in hun wouden te blijven. '

'Wij vochten tegen de alfen, heer Alvaro, ' klonk haar stem scherper dan tot nu toe, waarop de krijger met een grijns reageerde. Eindelijk toonde ze wat emotie.

'Natuurlijk hebben jullie tegen de alfen gevochten. Wij hebben bij Dsôn Balsur allemaal tegen de alfen gevochten en bijna allemaal tegen de avatárs, ' ging hij verder. 'Wij hebben ons steentje bijgedragen om Âlandur tegen jullie kwaadaardige verwanten te beschermen, maar hoe danken jullie het Veilige Land? Dat is voor mij een raadsel, dat ik niet kan oplossen. ' Hij pakte zijn beker en dronk haar toe. 'Wees jij de eerste om dat te doen, Rejalín. '

Mallen wierp hem een boze blik toe. 'Hou daarmee op, Alvaro! De zaak is toch zonneklaar: de elfen hadden bij Porista zij aan zij met de alfen moeten strijden. Dat was nooit goed gegaan. Eerder zou je water en vuur met elkaar kunnen verenigen. Ze zouden elkaar in de haren zijn gevlogen en de avatárs zouden met de overwinning zijn gaan strijken. '

Rejalín boog haar hoofd. 'Ik merk dat je verstandiger bent dan je vriend, prins Mallen van Idoslân. Het zou hetzelfde zijn als wanneer men van jullie had verlangd zij aan zij met de orcs te vechten die een omloop daarvoor uw hoofdstad hadden vernietigd en alle inwoners hadden afgeslacht. Nadat ze de lichamen van jullie vrouwen en kinderen voor jullie ogen hadden verminkt en opgevreten. '

'U gelooft het misschien niet, maar als ik daardoor een sterkere vijand zou kunnen overwinnen, zou ik het doen. Daarna zouden er nog gelegenheden te over komen om de orcs te vernietigen, ' antwoordde Alvaro koppig. 'Jullie zijn niet in staat, Rejalín,

om het juiste tijdstip te kiezen om dingen wel of niet te doen. Jullie komst is het beste bewijs: na meer dan vijf zonnecycli komt jullie vorst op het idee dat hij zijn kennis wel eens zou kunnen delen. Na vijf zonnecycli!'

'Zo is het genoeg!' beval Mallen hem. 'Ik bied je mijn excuses voor hem aan, koning Nate, ' zei hij kalm. 'Alvaro is een krijger die naar de strijd hunkert en in vredestijd niet weet wat hij met zijn zwaard moet doen. ' Hij stond op. 'Wij trekken ons terug, ontspannen ons door een bad te nemen en keren uitgeruster bij u terug. '

'Het is jullie vergeven, ' zei Nate; Rejalín knikte en schonk de prins opnieuw een glimlach. 'Ik laat een reeks kostuums naar jullie vertrekken brengen om daaruit te kiezen. '

Mallen boog kort en verliet samen met zijn officier de zaal. Zwijgend liepen ze naast elkaar en spraken geen woord, zelfs niet toen ze elk naar hun eigen kamer gingen. In de ruzie tussen Rejalín en Alvaro had Mallen duidelijk partij gekozen.

Tegen de avond was het zover.

Niet alleen zou het gemaskerde bal weldra beginnen, in korte tijd was de blauwe hemel verduisterd en toen prins Mallen wakker werd zag hij een en al onheilspellend zwart, zo ver als het oog reikte.

Vanuit het venster van zijn vertrek kon hij net over de tinnen van de vestingmuur heen kijken. Hij zag de verschillende grijstinten van de wolken, vermengd met zwarte, snel voortijlende nevelslierten. Daaruit vielen regensluiers die de aarde rond Guldenschoof doordrenkten met water.

De wind was aanmerkelijk koeler geworden en de lichte bries was aangewakkerd tot een lichte storm die niet leek te kunnen beslissen of hij in kracht moest toe- of afnemen. Aan de horizon flitste een bliksemschicht en enige tijd later hoorde Mallen een dof gerommel.

Er werd op de deur geklopt. 'Vergeef me, hoogheid, maar we worden verwacht, ' riep Alvaro vanbuiten. 'Trek uw kostuum aan en laten we gaan. '

'Een ogenblikje, ' antwoordde Mallen. Hij bekeek de kleren die koning Nate hem had laten brengen. Helaas ontdekte hij op de eerste blik niets wat hem aanstond. Hij voelde er niets voor om een fantasieontwerp van blauwe doeken rond een draadconstructie te dragen, noch om zich als een reusachtige korenaar te verkleden of een gewaad van goudstukken te torsen dat nog zwaarder woog dan een wapenrusting.

Hij besloot zijn wapenrusting aan te houden; daarbij koos hij een masker van zwarte en witte veren, dat met robijnen was bestikt. Toen liep hij naar de deur en opende die.

Hij bleef staan, keek naar Alvaro en barstte in lachen uit.

De officier had zich in het bonte kostuum van een gnoom geperst; een valse neus van papier-maché en een dwaze muts met belletjes maakten duidelijk in welke gedaante hij zich op het bal waagde, of liever gezegd, moest wagen. 'Er viel niets te kiezen, ' bromde hij. 'Ik durf te wedden dat koning Nate zich op deze manier voor de ruzie aan tafel revancheert. ' Hij keek nijdig naar zijn vorst. 'En als wat gaat u?'

'Als mijn vader. Hij droeg deze wapenrusting al en afgaande op de schilderijen heb ik zijn lichaamsbouw, ' antwoordde Mallen die niet ophield met grijnzen. 'Als er vanavond een prijs te winnen valt, kun jij op mijn stem rekenen. '

'U bent te goed, hoogheid. ' Alvaro wachtte tot zijn vorst zich in beweging had gezet en liep vlak achter hem aan. 'Ik wilde me nog verontschuldigen voor wat ik heb gezegd, ' zei hij ten slotte, 'maar ik kon gewoon niet anders. U weet dat ik niets tegen de elfen heb. Zolang ze mij geen andere verklaring gegeven hebben dan de reden die u zo vriendelijk was voor Rejalín te geven, blijf ik echter op mijn hoede. '

'Laat het verder toch rusten, ' zei Mallen en hij sloeg hem op zijn schouder. 'Het is je vergeven, als je er in de toekomst in mijn aanwezigheid maar niet weer over begint. Verder mag je gewoon zeggen wat je op je hart hebt. ' Hij wist dat vele veteranen uit zijn leger de mening van de officier deelden. Wanneer hij hun verbood hun mening te zeggen, maakte hij hun gereserveerde houding tegenover de elfen alleen maar erger.

'Dank u, hoogheid, ' zei Alvaro met een buiging. Ze kwamen bij de trap die naar de feestzaal beneden voerde en waar de gasten zich inmiddels al verzameld hadden. De kostuums waren vrolijk gekleurd, excentriek en niet zelden gewaagd. Dierenfiguren dartelden in het rond, alsmede fantasiewezens. De mannen uit Idoslân ontwaarden zelfs twee orcs en een alf.

'Dat zal Rejalín beslist niet bevallen, ' merkte Alvaro grijnzend op, wijzend naar de alf.

'Als je zulke hatelijkheden blijft uiten, past dat gnomenkostuum eigenlijk heel goed bij je, ' zei Mallen berispend. 'Kijk maar uit dat het niet aan je vastgroeit en je voortaan altijd zo moet blijven rondlopen. '

Ze daalden de trap af en een ceremoniemeester kondigde hun komst aan de aanwezigen aan. Er klonk een luid applaus. Voor een heldhaftige prins boog men dubbel zo enthousiast.

Mallen betrapte zich erop dat hij in de menigte naar Rejalín uitkeek. Hij ontdekte haar naast de ingang. Ze droeg een gewaad dat alleen door elfen geweven had kunnen worden; het leek uit zilverdraad en fonkelende sterren te bestaan. Gecompleteerd met de versierde krans van gevlochten haren wekte ze de indruk dat een levend geworden sterrenbeeld van een elfengodin uit de nachtelijke hemel te midden van de stervelingen was afgedaald.

Rejalín glimlachte tegen hem en maakte ook een buiging.

De wereld leek voor de prins stil te blijven staan, hij had vanaf nu alleen maar oog voor haar. Zelfs toen koning Nate in de pij van een magus voor hem verscheen en hem welkom heette, keek hij langs hem heen om de elfin niet uit het oog te verliezen. Niets kon zich met haar in schoonheid meten, noch het kristallen glasservies, noch het zuivere goud tegen de wanden of de prachtige mozaïeken in de plafonds... Alles werd, met haar vergeleken, op slag lelijk, grauw en gewoontjes.

'Prins Mallen, hoor je me wel?' probeerde koning Nate contact te krijgen. 'Ik zei dat je de diamant zou kunnen bewonderen. '

Nu moest hij zijn ogen toch van haar afwenden. 'Welke diamant?' vroeg hij afwezig. Toen drong het tot hem door. 'O, je bedoelt dié diamant. '

Nate knipoogde veelbetekenend. 'Die steen is het enige wat zich met Rejalíns volmaaktheid zou kunnen meten. '

Mallen keek weer in haar richting, maar zij was in het feestgewoel verdwenen. Hij werd bevangen door een diepe teleurstelling en hij keek naar Nate. 'Je wilt de steen laten zien? Waarom?'

'Ben je bang dat zoiets gevaarlijk is, Mallen?' vroeg de koning zich af. 'In deze zaal bevinden zich uitsluitend personen die ik vertrouw. Niemand zou het wagen zijn hand naar mijn bezit uit te strekken. 'Hij hief zijn rechterhand op en zijn teken werd op een gaanderij vlakbij gezien. De zachte muziek verstomde, klaroenen schetterden en alle aandacht was nu op de heerser van Tabaîn gericht. Nate besteeg de trap naar zijn troon. 'Vrienden en vertrouwelingen! Al stormt het buiten nog zo hard, wij laten ons feest ter ere van prins Mallen, de heerser over Idoslân en de held uit talloze veldslagen, daardoor niet vergallen. ' De menigte klapte enthousiast. Nate wees naar Rejalín, die naast Mallen verscheen. 'En ook het volk van Âlandur vereert ons met zijn aanwezigheid in de persoon van de stralende, intelligente schoonheid. Rejalín is mijn gast en voert met mij overleg hoe de kennis van onze beide rijken ons van wederzijds nut kan zijn. ' Opnieuw uitten de bezoekers luid hun bijval.

'Verblindende schoonheid dient meestal om een tekortkoming te camoufleren, ' zei Alvaro halfluid. Een van de als orcs verklede bezoekers wendde zijn hoofd naar hem toe.

Koning Nate gaf de wachters bij de deur een teken. De beide deurvleugels werden geopend en op de klanken van het volkslied van Tabaîn droeg een dienaar een fluwelen kussen met de diamant naar binnen. De mensen hielden de adem in. De steen ving het licht van de talloze kroonluchters en gloeide met een koud vuur.

'Mensen en elfen zijn hier verzameld. Daarom zou ik de kring der volkeren compleet willen maken door de woorden van Gandogar Zilverbaard, de grootvorst van de dwergenvolkeren, te herhalen waarmee hij me dit geschenk indertijd overhandigde. ' Nate schraapte zijn keel. 'Zoals deze en dertien andere stenen gelijk zijn, zullen onze gedachten in de toekomst overeenkomen en onze harten voor het welzijn van ons land kloppen. Wanneer twijfel aan de gemeenschap van onze volkeren de kop opsteekt, laat men dan de steen aanschouwen en hieraan denken. ' Hij pakte de diamant met beide handen op en hief hem hoog boven zijn hoofd. 'Laten wij die woorden nooit vergeten! Voor Tabaîn! Voor het Veilige Land. '

De aanwezigen juichten luid om hun instemming met de toespraak van hun vorst te laten blijken. Alvaro vertrok een mondhoek. Hij beschouwde de woorden als direct tegen hem gericht.

'Hij mag dan nog zo mooi fonkelen, ' zei Mallen tegen Rejalín, 'het blijft een dood ding dat nooit uw levende uitstraling zal evenaren. ' Hij hief een hand op. 'Wil je mij de eer van een dans bewijzen?'

De elfin knikte en legde haar linkerhand op de zijne. 'Je zult me moeten laten zien hoe men het doet. Ik ken de danspassen van de mensen niet. '

De prins leidde haar naar het midden van de zaal, waarbij hij alles om zich heen vergat. 'Volg mij maar gewoon, Rejalín. '

Nate kwam naar Alvaro die zich ergerde aan het feit dat zijn vorst de wereld om hem heen volkomen vergeten was. 'Heb je gehoord wat ik heb gezegd, Alvaro?' informeerde de koning terwijl hij hem de steen voorhield. 'Het gaat nu om onze eendracht. '

De officier boog. 'Zoals u zegt, hoogheid. ' Hij keek naar de diamant. 'Maar u weet dat slechts één van de veertien stenen de echte is, ' zei hij zo zacht dat niemand het verder hoorde. 'Hetzelfde geldt voor valse schoonheid. Velen laten zich erdoor verblinden... ' hij keek somber naar de dansvloer '... anderen daarentegen zien erdoorheen. '

De hand van koning Nate sloot zich om de diamant, hij werd boos. 'Alvaro, je bent een kortzichtige, onverbeterlijke krijger, die het goede nog niet zou herkennen, al danst het vlak voor je neus. Het kostuum van een gnoom past je inderdaad goed. '

'En u in de pij van een wijze magus te zien doet pijn aan mijn ogen, ' repliceerde Alvaro driest. 'Ik kom openlijk voor mijn mening uit, zelfs tegenover de machtigsten van dit land. ' Hij tikte met zijn vinger tegen zijn borst. 'Want ik, koning Nate, heb voor dit land gevochten. In de voorste linies, van man tegen man. Aan kortzichtige, onverbeterlijke krijgers zoals ik hebt u uw titel te danken. ' Hij keek naar de gast in het alfenkostuum. 'Neemt u me niet kwalijk, ik voeg me bij de andere gedrochten. Ook ik ken wijze spreuken: het was altijd het wantrouwen, niet het vertrouwen, dat erger voorkwam. ' Met wild kloppend hart boog Alvaro voor de heerser, omdat hij zich van de brutaliteit van zijn woorden bewust was.

Toen vloog de deur op de balustrade van de feestzaal open en een geweldige windstoot doofde het merendeel van de kaarsen; alleen de lichten die door een glas waren omhuld hielden hun vlam dapper brandend.

Een knetterend apparaat dat vonken in het rond sproeide rolde naar binnen en kwam langs de trap naar beneden, het kletterde en ratelde bij elk sprongetje dat het maakte. Het leek op twee aan elkaar gesmede vuurkorven, alleen bevonden er zich binnenin geen brandende houtblokken, maar was er een gestalte te zien. Stenen barstten onder het geweld en het gewicht van de constructie.

De gasten stoven gillend uit de weg en maakten plaats voor de lijfwachten die met gevelde hellebaarden naar voren stoven om de koning te beschermen.

De kogel die uit twee vingers brede ijzeren banden gevormd was, walste gewoon door hun rangen en rolde over twee man heen. Botten braken krakend en de lijfwachten bleven gillend op de grond liggen.

Voor de ogen van de panische aanwezigen hield het merkwaardige gevaarte stil. Klikkend gingen sloten open en de metalen banden schoven aaneen om in een soort ijzeren rugzak op de rug van het schepsel te verdwijnen.

Wat eerst maar onduidelijk te herkennen was geweest, verscheen nu grijnzend en met blikkerende tanden voor de ogen van de verschrikte gasten. Het wezen was zo groot en zo breed als een orc, de glinsterende huid grijs met groene vegen daarin. Het gezicht vertoonde een angstaanjagende gratie en symmetrie zoals de mensen dat kenden uit de verhalen over een heel ander volk - de alfen. Spitse oren kwamen onder de lange zwarte haren uit en toen het brullend zijn geweldige zwaard trok, toonde het zijn scherpe, krachtige gebit.

'Blijf allemaal staan!' Mallen duwde Rejalín achter zich en rende naar koning Nate om hem te helpen. Hij twijfelde er niet aan dat dit gedrocht de diamant wilde hebben. Dé diamant.

Snel stelde hij zich op aan het hoofd van de lijfgarde, die zich met gevelde hellebaarden voor hun heerser had opgesteld. Iemand gaf hem haastig een schild.

De prins bekeek het vreemde monster wat nauwkeuriger. In plaats van een broek droeg het een uiterst beweeglijke beenbepantsering die de indruk wekte dat het onderlichaam van ijzer was. Borst, bovenarmen en hals werden door metalen platen beschermd die met runen waren versierd. Ze waren - Mallen kon zijn ogen nauwelijks geloven - met een dikke draad aan de huid en het vlees vastgemaakt!

'Steen!' beval het wezen met een glasheldere stem en het strekte zijn hand naar Nate uit. De vingers openden zich klikkend en glinsterden in het weinige licht dat er nog was; ze waren net als de rest van de onderarm met ijzer bekleed. Mallen zag talrijke bouten en dunne klinknagels, waarmee het metaal onafscheidelijk aan het lichaam verbonden was.

'Bij Palandiell! Hoe heeft het Kwaad kunnen herrijzen?' vroeg Alvaro die naast de prins kwam staan en een zwaard vasthield dat hij van een van de gewonde lijfwachten had gepakt. 'Wat het ook is, het moet dood zijn, hoogheid. Ziet u wal het op zijn rug heeft?'

Mallen keek wat nauwkeuriger. Het was geen rugzak, maar een soort kist, die op zijn plaats werd gehouden door zes lange staven die dwars door het lichaam staken; aan de voorzijde kwamen ze ter hoogte van de borst weer naar buiten, waar ze met kruislings lopende ijzeren banden waren vastgezet, zodat ze er niet door het gewicht van het ijzer op de rug uitgetrokken konden worden. Geen enkel levend wezen was tegen een dergelijke marteling bestand.

'Steen!' herhaalde het schepsel zijn eis en het deed een stap naar voren; de ijzeren schoen veroorzaakte een scheur in de tegel waarop hij neerdreunde. De donkergroene runen glommen angstaanjagend - op één na. Anders zou die Mallen nooit opgevallen zijn. Ze onderscheidde zich duidelijk van de andere en zag er elfachtig uit!

'Wat ben je?' vroeg koning Nate die de diamant onverschrokken in zijn gebalde vuist klemde. 'Wat moet je met die steen?'

Mallen keerde zich naar Rejalín die verstijfd en lijkbleek op de dansvloer stond en naar de monstruositeit staarde. In haar ogen zag hij een blik van herkenning. Hij vroeg zich af wat dat te betekenen had.

Toen sprong het gedrocht in de hoogte. Zonder zichtbare inspanning vloog het over de rijen soldaten en kwam naast Nate neer; het marmer onder hem versplinterde met veel geraas. Voor iemand iets kon doen, pakte hij de vorst beet en ontrukte hem de diamant, wat Nate drie vingers kostte. Gillend zonk hij op zijn knieën; het bloed stroomde uit zijn hand en bevlekte zijn kostbare kleren.

Alvaro en Mallen vielen aan, de een van rechts, de ander van links.

Het monster brulde en ving de slag van Alvaro met zijn blote hand op. De runen op zijn wapenrusting lichtten groen op en hij brak het lemmet met zo veel gemak alsof het van dun hout was. Daarna schopte hij de officier zo krachtig tegen zijn borst dat hij als een kogel uit een katapult tegen de aanstormende lijfwachten vloog en drie man tegen de grond gooide.

Mallen dacht dat zijn aanval in ieder geval succes had, maar zijn tegenstander keerde zich bliksemsnel om, zodat het lemmet tegen het borst pantser kletterde. Het zwaard stuitte zonder enig resultaat terug.

Als reactie suisde de stalen vuist naar voren.

Mallen dook weg en in plaats van zijn gezicht werd zijn schild verbrijzeld. Hij kreeg een indruk hoe het een muur moest vergaan waar een stormram tegen beukte. Ondanks het gewicht van zijn wapenrusting werd Mallen als een kind van de vloer getild en vloog hij twee schreden door de lucht. Met een fikse klap knalde hij tegen de muur en zag sterretjes voor zijn ogen dansen.

'Waar wachten jullie op?' schreeuwde hij. 'Hij heeft de steen! Laat hem daarmee niet ontsnappen!' Hij gooide de resten van het schild opzij en viel weer aan.

De soldaten ontwaakten uit hun lethargie en rekenden op hun overmacht.

Het wezen maaide met een buitgemaakt zwaard om zich heen en sloeg een van de mannen neer. De runen lichtten feller op, de tekens leken het een enorme kracht te verlenen. Hij pakte zijn slachtoffer met één hand bij zijn been en sloeg brullend met hem op de wachters in, die ontzet voor deze menselijke knuppel terugweken. Daardoor was de weg voor het monster vrij en het ging er meteen vandoor. Het had waarvoor het gekomen was. Het bloedige lijk van de ongelukkige lijfwacht bleef afschuwelijk verwrongen en verminkt achter.

Voor de trap sneed Alvaro het schepsel met voorovergebogen hoofd de pas af, het zwaard met één uitgestrekte arm op het gedrocht gericht. 'Het gezicht van een elf, het lichaam van een orc en de magische runen van Dsôn Balsur op de wapenrusting: wat ben je?' wilde hij hoestend weten.

Mallen rende op de rug van het monster af, vijf leden van de lijfgarde volgden hem. Hij hoopte de steen te heroveren. Alvaro wist dat hij het gedrocht niet in zijn eentje zou kunnen overwinnen. Hij wilde voldoende tijd winnen, zodat de prins het van achteren zou kunnen aanvallen.

Maar het gedrocht had maar al te goed in de gaten wat de officier van plan was. Hij keek over zijn schouder naar zijn achtervolgers, klapperde met zijn tanden, liet zijn zwaard vallen en rende langs Alvaro heen.

'Blijf staan!' De officier hief zijn wapen op voor een houw.

Het afzichtelijke wezen raakte even met zijn linkerhand zijn hoofd aan; de runen lichtten op, er flitste een felle bliksemschicht die alle aanwezigen in de zaal verblindde.

Toen Mallen weer kon kijken, was de aanvaller verdwenen. Rejalín knielde naast Alvaro neer en hield zijn hoofd vast; uit de hals

van de man stroomde een niet te stelpen stroom bloed.

De lijfwachten renden de trap op om buiten naar het monster uit te kijken, terwijl Mallen naast de zwaargewonde officier neerhurkte. 'Nee, vriend! Laat je ziel niet gaan!' Hij rukte hem het valse gnomenmasker af, pakte zijn hand en drukte die stevig. Hij hield met moeite zijn ontzetting in bedwang om Alvaro over de ernst van zijn verwonding in het ongewisse te laten. Hij mocht diens hoop niet de bodem inslaan. 'Ik bezweer je!'

Alvaro probeerde iets te zeggen, zijn ogen gleden steeds weer naar de elfin, maar hij spuugde bloed en stootte onverstaanbare woorden uit; ten slotte ontspande zijn lichaam zich, zijn ogen braken en verloren alle leven.

Tranen welden in Mallens ogen op. Hij schaamde zich er niet voor. Hij had een man verloren met wie hij zij aan zij in uitzichtloze veldslagen had gestreden, waarna ze het er toch nog levend hadden afgebracht. Wat geen orczwaard was gelukt, had de onbekende monstruositeit met een handbeweging voor elkaar gekregen. 'Nu zie je wat voor resultaat je verlangen naar de strijd je heeft opgeleverd, ' zei hij zacht en hij drukte de ogen van de dode dicht. 'Maar ik zal je niet vergeten. Je dood zal beslist niet ongewroken blijven. ' Hij knikte Rejalín toe die hem vol medelijden aankeek. 'Klopt het wat hij zei?'

'Wat bedoel je, prins Mallen?' Ze liet het hoofd van de officier voorzichtig op de vloer zakken en keek vol afgrijzen naar zijn bloed dat aan haar vingers kleefde. Mallen vermoedde dat ze voor het eerst in haar beschermde leven van kunst en poëzie met een gewelddadige dood werd geconfronteerd.

'Alvaro herkende de tekens op de wapenrusting van dat schepsel als alfenrunen. Ook ik dacht dat ze me bekend voorkwamen. Ze leken op de runen die ik bij hun leger in Porista heb gezien. Wat kun je mij daarover vertellen?'

De elfin ontweek zijn blik.

Mallen liet de hand van de dode los. 'Heb ik een elfenrune op de rusting gezien?'

'Je hebt je vergist. '

Tegen alle regels van hoffelijkheid en respect in, greep hij haar bij haar arm en dwong haar met zachte drang in zijn ogen te kijken. 'Rejalín! Wat wéét jij?'

'Niets, ' zei ze vijandig, terwijl ze zich losrukte. 'Ik stond te ver weg om iets aan dal wezen te kunnen herkennen. '

'Dat lieg je! Je ogen hebben je... '

'Jij waagt het mij, Rejalín van Âlandur, van leugens te beschuldigen?' Ze sprong overeind. 'Ik had beter moeten weten. Je bent een onbehouwen boerenkinkel, zoals bijna iedere mens die ik tot dusver heb ontmoet, ' sprak ze minachtend. 'Ik ben bang dat we jouw rijk aan een grondig onderzoek zullen moeten onderwerpen voor het van onze kennis mag profiteren. '

Mallen had de indruk dat er een masker van het ware gezicht van de elfin was gegleden; haar woede toonde haar eigenlijke mening over hem en zijn gelijken. De bewondering die hij tot dusver voor haar had gevoeld, raakte aan het wankelen. 'Een van de diamanten is geroofd en jij hebt geen andere zorgen?'

'Het is er een van de veertien. '

'Het is de twééde van de veertien, ' deelde Mallen haar mee en hij stond ook op. 'Rejalín, je moet me zeggen wat je over... '

De elfin draaide zich botweg om en ging naar koning Nate.

De prins liep achter haar aan. Toen versperden de beide bezoekers in orckostuum hem de weg. 'Rejalín wil verder niet meer met u praten, prins Mallen van Idoslân, ' klonk het vanonder het masker van papier-maché. De man hief zijn hand op en trok het af; er verscheen een elfengezicht, dat vriendelijk maar koel tegen hem lachte. 'Ze wil zich liever om haar gastheer bekommeren en kijken wat ze met haar elfenkennis aan zijn verwonding kan doen. '

'Kennis die u nog moet zien te verdienen. Gaat u de diamant maar zoeken, ' zei de andere elf die nu ook de orckop van zijn hoofd trok. 'Wij laten u wel weten wanneer Rejalín met u over de gebeurtenissen wil praten. '

Mallen duwde hen opzij, maar zij haalden hem in en sneden hem de pas af. Hij bleef staan, de hand met het zwaard ging langzaam omhoog, maar de woorden over de eenheid onder de volkeren brachten hem tot bezinning. 'Deel Rejalín mee dat ik een verklaring verwacht en dat ik de andere vorstenhuizen in het Veilige Land zowel over het voorval als de merkwaardige houding van een elfin op de hoogte zal brengen. Wanneer ze het niet uit vrije wil tegen mij wil vertellen, zal ze het zeker op bevel van haar vorst Liútasil van Âlandur moeten doen. '

'Zeker, prins Mallen, ' knikte de rechter elf hem arrogant toe.

Hij stak het wapen weg, liet enkele van zijn soldaten roepen en beval hun het lichaam van zijn dode strijdmakker uit de feestzaal weg te dragen.

Toen ze hem op de brancard legden en de trap op droegen, herinnerde hij zich iets: het gedrocht had Alvaro's hoofd aangeraakt, niet zijn hals, waar hij de wond had gehad. Na de bliksemschicht was niemand anders in zijn buurt geweest. Behalve de elfin.

Hij kon de gedachte die bij hem opkwam haast niet geloven. Mallen bleef op de gaanderij staan en keek naar Rejalín die zich om koning Nate bekommerde. Had ze wraak genomen voor de belediging tijdens de maaltijd of was Alvaro met zijn woorden die middag te dicht bij de waarheid gekomen? Hij piekerde wat voor waarheid dat dan wel geweest kon zijn.

De bekoring van de ongelooflijk mooie vrouw was op slag verdwenen. Voortaan zou hij haar met de grootst mogelijke argwaan bejegenen.

Haar en alle andere elfen.