Hoofdstuk 16
Het Veilige Land, het koninkrijk
Weyurn, de havenstad Ondiep aan de zuidoostgrens,
aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus
De befúns hadden hun onvermoeibaarheid afdoende bewezen. In precies een handvol omlopen legden ze de afstand naar Weyurn af, waarvoor een ruiter te paard drie keer zoveel tijd nodig zou hebben gehad.
Toen Tungdil en zijn metgezellen onderweg mensen tegenkwamen die over eigenaardige wezens vertelden die op weg waren naar Ondiep - of liever gezegd, nog eigenaardiger wezens dan diegenen waaruit hun groep bestond - verhoogden ze het tempo nog eens.
Maar de natuur haalde een streep door hun rekening.
Kort voor Ondiep viel de nacht en kwam er een dichte nevel opzetten, zodat de befúns zich onverbiddelijk als altijd te ruste legden. Dus zat er voor Tungdil en zijn metgezellen niets anders op dan de rijdieren onder de hoede van een ubari achter te laten en de laatste vier mijl in looppas af te leggen. Lot-Ionan, die een dergelijke snelheid niet meer kon halen, werd door Flagur gedragen.
Zwetend en hijgend, tenminste waar het Tungdil en Rodario betrof, bereikten ze de stadspoort van Ondiep en werden dankzij de volmacht van koningin Wey binnengelaten. De gardisten lieten hun wapens niet zakken, zij vertrouwden de vervaarlijk uitziende orcs niet. Hoe moesten ze weten dat de ubari hun honger naar mensenvlees niet deelden?
De kapitein gaf hun een escorte mee en beval dat de groep alles moest krijgen wat ze voor hun opdracht nodig hadden.
'Naar de haven, ' riep Tungdil en hij snelde door de licht omlaag hellende straatjes naar de grote kade. Er lag een grote hoeveelheid schepen en boten voor anker, die als donkere silhouetten uit de nevel opdoemden.
'Neem dat, ' zei Sirka, die het meest deskundig op het gebied van schepen was; ze wees op een klein zeilschip dat nauwelijks zichtbaar was. 'Het is licht, heeft een ranke kiel en een hoge mast. We kunnen een heleboel zeilen hijsen en zijn in een handomdraai op het eiland. '
'Vooruit dan. ' Tungdil stuurde een gardist aan boord van de Gevleugelde Golf om de bemanning te wekken. De man liep wankelend over de loopplank en sprong aan dek, waarna hij voor de ogen van de wachtenden verdween.
Ze hoorden hem roepen en even later klonk de rauwe, slechtgehumeurde stem van een tweede man daartussendoor. Er ontspon zich een luid twistgesprek dat ermee eindigde dat de gardist halsoverkop over de reling vloog en in het water van de haven plonsde. Twee van zijn kameraden trokken hem eruit.
'Laat me raden: de kapitein heeft gezegd dat hij niet wil?' interpreteerde Rodario geamuseerd de afgang van de gardist.
'En dat we hem de kont kunnen kussen, ' knikte de wachter en hij greep vloekend naar het gevest van zijn zwaard. 'Ik zal het die idioot nog een keer moeten uitleggen. '
Flagur vertrok zijn mond. 'Laat mij even met die kapitein praten, ' zei hij en stapte op de loopplank die onder zijn gewicht kraakte. Zijn stappen dreunden luid op het hout.
'O, o, ' grijnsde Rodario. 'Zo meteen zal iemand wensen dat hij iets vriendelijker was geweest. '
Er werd geen woord gesproken. Ditmaal vloog de kapitein over de reling, miste de rand van de kade en kwam met een smak op het harde plaveisel terecht, waar hij versuft bleef liggen.
'Eigen schuld, Kordin, ' zei de gardist tegen hem en hij goot een emmer water over hem heen.
Het koude water bracht hem weer bij uit zijn verdoving. Met een bloedneus en enkele schaafwonden over zijn hele lichaam stond Kordin op en keek naar zijn schip, waar Flagur zijn brede armen op de reling gelegd had. 'Wat is dat voor een schepsel dat jullie op eerlijke zeelui loslaten in plaats van het te doden zoals het hoort?'
'Een vriend, ' zei Tungdil meteen. 'Maak je bemanning wakker. Jullie moeten jullie koningin een belangrijke dienst bewijzen. '
'Wanneer ze betaalt, met alle genoegen. En anders gaan jullie
maar weer. ' Kordin was absoluut niet onder de indruk.
Dat zou op slag veranderen.
Er klonk een zwaar ijzeren geratel, dat razendsnel dichterbij kwam. Een kogelvormig gevaarte van brede ijzeren banden kwam op hen afgerold en schoot dwars door hun groep.
De runenmeester en drie wachters konden niet op tijd opzij springen. Het gevaarte walste over hen heen en ze werden tussen het ijzer en de bodem verpletterd.
'Dat is het monster dat Nate heeft bestolen!' riep Rodario, die achter een paal was gesprongen. 'In ieder geval weten we nu dat we ze ingehaald hebben. '
De ubariu trokken hun zwaard, maar begrepen dat ze tegen zo'n soort aanval machteloos stonden.
De kogel had vaart geminderd, stond stil en rolde nu met een boog weer op hen af.
Op de smalle pier waren weinig mogelijkheden om aan deze wals te ontkomen en weer werden een ubari, de kapitein en twee gardisten geraakt. Wie het overleefde bleef zwaargewond liggen; luid gegil klonk door de haven.
'Flagur!' riep Tungdil omhoog naar de aanvoerder van de ubariu. 'De haak van de lier, snel!'
Flagur begreep meteen wat de dwerg van plan was. Hij duwde de hijsarm naar buiten zodat die boven de pier hing en maakte de vergrendeling van de windas los op het moment dat het monster zijn derde aanval inzette. Snorrend werd het touw afgewikkeld.
De haak sloeg met een luide klap tegen de kogel, de kromme punt raakte vast in een opening tussen de ijzeren banden. Het dikke touw kwam krakend onder spanning te staan, remde de kogel en hield hem tegen.
'Hijsen!' beval Tungdil. Hij wilde de loopplank op lopen om Flagur bij het bedienen van de windas te helpen, toen er een luid geklik klonk.
Sluitingen knipten open, de twee vingers brede metalen banden schoven over elkaar heen en de haak zwaaide door de lucht omdat er niets meer was, waar hij achter kon blijven steken.
Ditmaal verdwenen de banden niet in een ijzeren zak op de rug van het schepsel zoals indertijd in Guldenschoof. Ze flitsten op en vormden op wonderbaarlijke wijze een groot schild voor het monster.
Ze zagen de vierde bastaard van alf en orc nu van heel dichtbij.
In het licht van de sterren glinsterde de huid donker met zwarte vegen, het bekoorlijke en tegelijkertijd afstotelijke gezicht ging grotendeels schuil achter de lange zwarte haarlokken. Het gedrocht opende zijn mond met de krachtige, puntige tanden en gromde vechtlustig. 'Ik zal jullie doden, ' beloofde het hun en trok een zwaard dat uit vele afzonderlijke segmenten leek te bestaan: Tungdil kon de horizontale lijnen op het lemmet duidelijk onderscheiden. Ineens ging het tot de aanval over en haalde uit naar de ubari die het dichtst bij stond.
Tijdens de zwaaibeweging raakten de segmenten van elkaar los. Binnenin was het wapen hol en er liep een dunne ketting door die de afzonderlijke delen met elkaar verbond. De reikwijdte van deze zwaardzweep werd op deze manier bijna verdubbeld.
En zo werd de ubari even plotseling als dodelijk getroffen. De beweeglijke kling ketste weliswaar tegen zijn afwerende opgeheven zwaard, maar de scherpe punt boog zich als een slang langs de hindernis heen en drong diep in zijn gezicht. Stervend viel hij op de pier.
De gardisten velden hun hellebaarden maar waagden het niet deze vijand aan te vallen, waarvan het onderlichaam bijna geheel uit ijzer bestond. In het vlees vastgeregen metalen platen die met runen waren versierd beschermden zijn bovenlichaam.
Het monster deed een stap naar voren en de ijzeren voet wreef malend over de steen. Het moest heel erg zwaar zijn. Opnieuw haalde het met zijn verraderlijke wapen uit, ditmaal in de richting van Tungdil.
Deze dook onder de groen oplichtende kling door en viel daarbij bijna van de loopplank die door het vocht glad geworden was.
Het eigenaardige zwaard veranderde tijdens de zwaai van richting en hakte de opgang naar het schip door; de dwerg viel met beide stukken van de loopplank in het water. De golven sloegen over zijn hoofd en hij zonk als een steen naar de bodem.
Hij werd door een afschuwelijke angst bevangen. Hij bevond zich in het rijk van Elria en de beelden van de snelstromende beek waarin zijn zoon verdronken was, keerden in een overweldigende flits terug. De talloze luchtbellen gaven hem niet de kans zich te oriënteren, hij verloor het gevoel voor wat boven en wat onder was. Panisch sloeg hij om zich heen en wentelde in het rond. Toen dwong hij zich tot kalmte. Juist deze radeloosheid had hem indertijd van zijn zoon beroofd.
Hij probeerde niet meer aan het oppervlak te komen; vanwege het gewicht van zijn uitrusting zou hem dat toch niet gelukt zijn. In plaats daarvan zocht hij op de tast een weg langs de kademuur om bij de aanlegplaats voor de sloepen te komen. Als zijn herinnering hem niet bedroog was daar een trap waarop hij naar boven kon klimmen.
De bodem was heel zacht, hij zonk diep weg in het slik. Hij had bijna geen zuurstof meer, toen zijn linkervoet de eerste trede vond. Snel klom hij omhoog en kwam hoestend weer boven water. Elria had hem weer niet te pakken gekregen.
Boven hem klonk gekletter van metaal op metaal; de scheepsromp werd door felle groene vlammen spookachtig verlicht en steeds weer hoorde hij geschreeuw en gevloek. Hij had geen tijd om rustig op adem te komen.
'Daar! Daar is hij!' Rodario had zich over de muur gebogen en hem ontdekt. 'Palandiell zij dank, hij is nog geen vissenvoer. ' Hij verdween weer omdat hij zich kennelijk in het gevecht wilde mengen.
Tungdil bereikte de pier waarop nog maar acht ubariu stonden. De gardisten lagen dood of gewond in het rond. Het wezen had uit de metalen banden twee kleine schilden gevormd die zijn flanken dekten, terwijl het met de soepele zwaardzweep slagen uitdeelde en de ubariu dwong op een afstand te blijven.
Tungdil raapte een hellebaard op, pakte die met twee handen beet en rende op de rug van het monster af.
Het kreeg hem in de gaten, draaide zich met een ruk om en sloeg met zijn wapen, maar de dwerg was nog te ver weg om slachtoffer van het meerledige zwaard te kunnen worden. Een schild van ijzeren banden schoof van opzij naar voren en beschermde het gezicht van het monster.
Maar kort voor ze op elkaar zouden botsen liet Tungdil de hellebaard zakken en trof de rechtervoet van het gedrocht. De punt boorde door de bepantsering en zwart bloed welde uit de wond op. Het was eigenlijk helemaal zijn bedoeling niet geweest de tegenstander zwaar te verwonden. Zijn bedoeling was een heel andere: een snelle draai en een flinke ruk waren voldoende om de lange weerhaak boven aan het wapen tussen de pantserplaten vast te zetten.
'Pak de hellebaarden, ' riep hij tegen de ubariu. 'Steek naar zijn henen, dan gooien we het in het water. Houd het goed vast zodat
het niet weg kan springen. '
De ijzeren banden sloegen omlaag om de schacht van Tungdils hellebaard te breken, maar de versterkte steel hield het, al was het een heel harde slag geweest. Tungdil reageerde met een krachtig wrikken.
De ubariu verzamelden de wapens van de gardisten en schoten de dwerg te hulp. Inderdaad wisten ze het monster steeds verder naar de rand van de pier te duwen; zijn poging om zich met een sprong van de weerhaak te bevrijden mislukte door de kracht, waarmee het werd vastgehouden. Meer als een onschadelijk gehuppel werd het daardoor niet.
Dus begon het om zich heen te slaan. De houwen met de zwaardzweep vernietigden al snel de ene hellebaardschacht na de andere en hun vijand bevrijdde zich steeds verder uit zijn hachelijke situatie. 'Ik zal jullie doden, ' riep hij met een heldere stem.
'Voor het Veilige Land!' klonk het ineens boven hun hoofden en Rodario zwaaide aan de kabel van de lier met zijn voeten naar voren tegen een van de schilden van het monster.
Op deze doldrieste aanval was het gedrocht niet voorbereid. Het gewicht en de zwaai van de toneelspeler waren voldoende om het over de rand in de haven te stoten. In zijn val sloeg hij met zijn zwaardzweep nog naar Rodario en verwondde hem aan zijn onderbeen, toen zonk hij weg onder het oppervlak.
'O, jullie goden, ' kreunde de toneelspeler, toen hij terug zwaaide en door de ubariu opgevangen werd. 'Dat doet gruwelijk pijn. ' Hij ging op de pier zitten. 'Maar ik was weer eens ongelooflijk ongeëvenaard, nietwaar?' probeerde hij ondanks zijn pijn nog te schertsen.
'Ja, dat was werkelijk ongeëvenaard. ' Lot-Ionan, die voor de runenmeester niets meer kon doen, knielde naast hem om zijn wond te verzorgen. 'Die moet in ieder geval gehecht worden, ' constateerde hij. 'Dat wordt een mooi litteken. '
'Maar goed dat dat vervloekte wapen me niet in mijn gezicht trof. Dan was ik mijn schoonheid kwijt geweest. '
'Goed gedaan. ' Tungdil tuurde omlaag in het water; rechts en links van hem stelden zich de ubariu op, hun hellebaarden opgeheven om de punten meteen in het opduikende monster te kunnen slingeren.
Luchtbellen stegen op en in de diepte zagen ze iets oplichten.
'Sirka, ' riep Tungdil. Hij wees op een groot, zwaar anker dat voor aan de boeg van een schip hing, precies boven de plek waar het water borrelde. 'Naar beneden daarmee. Snel!'
Ze pakte een plank, legde die op de zijkant van het schip, rende erover en verder naar de boeg. Toen maakte ze de vergrendeling van de ketting los. Als een valbijl stortte het anker naar beneden en sneed door het wateroppervlak. Een luide plons en het water spatte hoog op. Met de volgende luchtbel kwam ook zwarte vloeistof naar boven.
'Vooruit, het schip op, ' zei Tungdil tegen de wachtende ubariu. 'Haal het anker weer omhoog en laat het nog een keer vallen. '
Ze deden wat hij van hen verlangde. Allen zagen verbogen ijzeren banden en lappen huid aan de punt van het anker hangen voor het weer naar beneden stortte. Ditmaal kreeg het water meteen een andere kleur, alsof er een onweerswolk onder het oppervlak gevangen zat.
Ze herhaalden de procedure nog ettelijke keren tot ze er zeker van konden zijn dat er zich geen spoor van leven meer in het wezen bevond. Zelfs wanneer de verwondingen door het anker niet voldoende waren geweest, dan was het beslist verdronken.
Ondertussen kwamen er nog meer gardisten aan; ook de kapitein verscheen en kreeg van Lot-Ionan te horen wat er zich had afgespeeld. Hij was volkomen verbijsterd toen hij zijn mensen zag die door een molensteen verpletterd leken.
Ook voor de runenmeester van de ubariu had het treffen met het monster het einde betekend. Daardoor was Lot-Ionan nog de enige die de Onuitwisbare met magie het hoofd kon bieden.
'Haal netten en sleep ze over de havenbodem, ' beval de kapitein zijn mensen.
Tungdil schudde Rodario de hand. 'Fantastisch gedaan, Ongeëvenaarde. Zonder jou zou het niet zo goed zijn afgelopen. '
'Vergelijkenderwijs maar een bescheiden bijdrage. En een geringe wond... ' zijn blik gleed naar de lijken '... in vergelijking met hun offer. '
Lot-Ionan richtte zich op. 'We moeten ons haasten. Ik denk dat de Onuitwisbare al naar het eiland op weg is. '
Tungdil hielp Rodario opstaan. 'Gaat het, denk je?'
'Het moet wel, ' antwoordde hij tussen opeengeklemde tanden door. 'Wie van jullie zou anders tot zulke kunsten in staat zijn als jullie zojuist hebben gezien?' Samen liepen ze de loopplank op en stapten aan boord.
Sirka nam onverwijld het commando. De bemanning was niet weinig verbaasd, maar gehoorzaamde omdat behalve de ubariu nog veertig gardisten aan boord kwamen en hun kapitein de Gevleugelde Golf in naam van de koningin vorderde. Weigering van bevelen kon nu met de dood worden bestraft.
'Hier, ' riep een van de soldaten die in een roeiboot op de plek voeren, waar ze het monster vermoedden. Ze dregden met kleine werpankers en hadden iets te pakken.
Het was een afgerukte arm. De met ijzer beklede vingers bewogen zich klikkend, dunne bouten en kleine klinknagels waren in het vlees geslagen en verbonden het ijzer met het lichaamsdeel. Met een schreeuw van schrik en afschuw wierp de gardist zijn vangst terug in het water. Een ander trok de verbogen, ijzeren rugzak omhoog; aan de lange stang die ooit in het lichaam van het monster had vastgezeten, hing een bloedige klomp vlees. Ook deze vangst ging terug het havenwater in.
Sirka beval de trossen van het schip los te gooien en alle zeilen te hijsen. Het schip kreeg snel vaart, de roerganger wist waar het eiland zich bevond en hield daarop koers.
'Het is dood, ' zuchtte Rodario opgelucht. 'Nog een minder. '
'Maar dan blijft er nog minstens een over. En de Onuitwisbare. ' Tungdil ging op het dek zitten en kreeg iets te eten en te drinken. Hij was ongelooflijk moe. Het gevecht en de reis eisten hun tol. En tot overmaat van ramp brandde de wond in zijn oogkas als een gloeiende kool.
Nadat Sirka hem weer wat van het pijnstillende poeder had toegediend, dommelde hij in. De nevels speelden hem parten toen hij in slaap viel en spiegelden hem voor dat Bramdal op de brug stond.
Het Veilige Land, het koninkrijk
Weyurn, 20 mijl ten noordoosten van Mifurdania,
aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus
De nevel trok niet op. Integendeel, hij leek de Onuitwisbare te willen beschermen.
Eigenlijk was het onverantwoord lichtzinnig om met volle zeilen over het meer te koersen. Een drijvende boomstam of een rots zou voldoende zijn geweest om de romp van het schip meteen open te rijten. Toch waagden ze het erop, omdat ze niet wisten hoe groot de voorsprong van hun vijanden was.
'Als ik maar eens wist hoe het hun gelukt is sneller te zijn dan wij, ' zei Flagur geërgerd.
'Je hebt zelf gezien over welke krachten deze schepsels beschikken. En de macht van de Onuitwisbare is vrijwel onbekend, ' troostte Lot-Ionan hem. Hij maakte zich zorgen over het feit dat hij de magische tegenstander alleen het hoofd moest bieden. Er was geen Dergard en ook geen runenmeester meer om hem bij te staan. 'Zijn jullie eigenlijk nog wel in staat de steen in het artefact te zetten?'
'Hoe bedoelt u dat, eerwaarde magus?' Flagur zag dat Sirka de zeilen liet reven. De stuurman had haar gezegd dat ze weldra de plek zouden bereiken waar het eiland zich had bevonden. Tot voor kort, in ieder geval.
'Jullie runenmeester is dood, hadden jullie hem niet nodig om het artefact weer te activeren?'
'Inderdaad, ónze runenmeester is dood. Maar er is nog een runenmeester, bij de acronta. Het zal alleen heel moeilijk worden hem ertoe te bewegen ons met zijn kennis te helpen. ' De ubari vertrok zijn gezicht, waardoor hij er uiterst misnoegd uitzag. 'Ze beschouwen het als een uitdaging tegen de monsters in de Zwarte Kloof te vechten. Het is eigenlijk alsof je een kind wil verbieden te vechten tegen iemand die sterker is. Ze begrijpen niet dat ze nooit kunnen overwinnen maar op den duur het onderspit delven. ' Hij keek naar Lot-Ionan. 'U bent een magus. Voor u moet het een peulenschil zijn de steen erin te zetten. '
'Van dergelijke artefacten weet ik niets, ' moest hij bekennen, 'maar voor het voor jouw en mijn land te laat is, zal ik jullie beslist proberen te helpen. '
Er klonk een waarschuwende roep van de mistuitkijk op de boeg, maar reeds botste een zwaar voorwerp donderend tegen de voorplecht van het zeilschip.
'Wat was dat?' riep Sirka. 'Zijn de planken heel gebleven?'
'Ja, ' kreeg ze het opgeluchte antwoord. 'Het was ronddrijvend wrakhout. Het zag eruit als een stuk van een ander schip, een deel van een romp of iets dergelijks. '
Tungdil dankte Vraccas dat Sirka vaart had geminderd. Op volle snelheid waren ze zeker lek gestoten en hadden water gemaakt.
Naarmate ze het eiland dichter naderden, sloegen steeds meer wrakstukken tegen deGevleugelde Golf. Bij Tungdil kwam een vreselijke gedachte op.
'Waar zijn die oorlogsschepen eigenlijk die koningin Wey had gestuurd om het eiland te beschermen?' vroeg Rodario bezorgd. 'Ze hadden ons allang... ' Hij zweeg. 'O, die vervloekte alf!' riep hij uit toen hij Tungdils gezicht zag. 'Zou hij ze tot zinken hebben gebracht?'
'Heb jij een andere verklaring, Ongeëvenaarde?' Uit de nevel doken de omtrekken van het eiland op. 'Maar het is er nog. Wij... '
Een felle vuurkolom schoot uit een bergflank en boorde zich vijftig schreden ver in de mist, toen braakte een tweede zijn lichte vuur in de nacht; de warmte golfde over hen heen, hoewel ze nog honderd schreden van het strand verwijderd waren. De grote vuurzuilen deelden zich op in vele kleine vlammetjes die als een kroon rond de top van het eiland dansten. Het tafereel trok ieders aandacht aan boord.
'Het eiland duikt onder!' Tungdil begreep wat er zich afspeelde. De Onuitwisbare verbrandde het lichte gas in de tanks en liet ze vol water lopen om op de bodem te zakken. Dan zou niemand hem meer kunnen bereiken. Of het Lot-Ionan met behulp van zijn magie zou lukken naar beneden af te dalen en hem en de bastaard alleen te verslaan, achtte de dwerg op zijn minst twijfelachtig. 'We moeten het eiland bereiken voor het verdwenen is. Sirka, alle zeilen bijzetten! Let verder niet op de veiligheid van het schip. '
De matrozen wisselden blikken en voelden zich onzeker. Ze waren bang.
Tungdil zette een stap in de richting van de man die het dichtst bij hem was. 'Jullie moeten het erop wagen, of jullie dragen de schuld voor al het onheil dat na deze omloop over het Veilige Land neerdaalt, ' pleitte hij nadrukkelijk. 'We kunnen het Kwaad alleen vernietigen als we op het eiland landen. '
De matrozen kwamen in beweging en deden wat hij wilde, ook al wisten ze dat het voor het schip het einde kon betekenen. Tungdil dacht weer aan de eerste verovering van het eiland. Indertijd waren twee schepen verloren gegaan. Dat mocht niet weer gebeuren.
DeGevleugelde Golf meerderde vaart en bij elk gekraak stak de angst de kop op dat er water in het ruim zou stromen. Onophoudelijk waren gebeden tot Elria te horen, geen enkele handeling werd nog verricht zonder de zegen van de godin af te smeken.
Het eiland zonk snel. De vlammen doofden, het drijfgas was afgefakkeld.
De stuurman manoeuvreerde het zeilschip op aanwijzingen van Rodario zo dicht naar een bepaalde plek dat de ubariu, Tungdil en zijn vrienden over de reling op de langzaam naar beneden zinkende bergwand konden springen. Het vlakke strand bevond zich allang onder water.
Rodario gaf een luide gil, toen hij neerkwam. Hij moest een helse pijn in zijn gewonde onderbeen voelen. 'Daarginds, ' wees hij op een kraterpijp. 'Klim daar naar binnen. Hij leidt naar een kamer, van waaruit we in het binnenste kunnen komen. ' Hij liet hun zien hoe men de toegang bereikte.
Vervolgens moesten ze springen. Het was twintig schreden omlaag, maar op de bodem van de kamer bevond zich al een grote hoeveelheid ballastwater, zodat ze niet op de steen te pletter sloegen.
'In welk wespennest heb ik me nu weer gestoken?' zuchtte Rodario en hij zag dat Lot-Ionan verstolen knikte.
De een na de ander lieten ze zich in het bruisende water vallen, daarna beklommen ze de in de steen uitgehouwen traptreden en raakten via een schot in een gang. Het water stroomde uit hun schoenen en kleren, het druppelde zacht en liet een donker spoor achter. Een verraderlijk spoor.
'Ik weet waar we zijn. ' Tungdil had het hol bij zijn eerste bezoek al goed in zijn dwergengeheugen geprent. Hij wees naar rechts. 'Daarlangs komen we in de smelterij. Vandaar heeft men toegang tot de ruimte waarin de drukketels bediend worden, klopt dat?'
Rodario knikte. 'Daar moeten we de Onuitwisbare vinden. Iemand moet al die machinerieën tenslotte bedienen. '
Behoedzaam snelden ze voort en verbaasden zich over de aanblik van de spelonk, waarin zich vroeger de hoogovens bevonden hadden.
Het vloeibare ijzer, waarmee Tungdil en zijn vrienden kortgeleden bijna waren overgoten, was gestold. Op dieper gelegen plaatsen hadden zich grote grijze vlakken gevormd die aan ijs deden denken. Van de bovenste verdiepingen hingen lange spitse stalactieten omlaag, op andere plekken hadden zich stalagmietachtige bouwsels gevormd of rotsen waren met een dikke grijze laag overdekt. Het was een bizarre, fascinerende aanblik.
'Verder, ' fluisterde Tungdil en hij liep naar een opengebroken schot in het ketelhuis dat door een zwaar voorwerp was getroffen. Ontzet en verbogen hing de ronde deur aan zijn scharnieren.
'Zou die alf nog hier zijn?' vroeg Rodario en hij trok zijn zwaard. 'Drie tegenstanders zijn me een beetje te veel. '
'Nee, ik geloof niet dat hij heeft gewacht tot we terugkwamen, ' kalmeerde Tungdil hem. Hij betrad de ruimte waarin ooit de reusachtige vuren onder de ketels hadden gebrand.
Daar wachtte de eerste tegenstander hen al op.
Bij de eerste grote oven stond het drieëneenhalf schreden hoge monster met de onderarmen uit stangen en glas. Op het hoofd stond de tioniumhelm in de vorm van een soort doodskop. Het wezen draaide vertwijfeld jammerend aan allerlei ventielen en zocht kennelijk een manier om zijn ondergang te verhinderen. Het had de groep nog niet in de gaten. Zijn wapens, de met runen versierde bijlen, bleven in de foedralen op de zwarte pantserplaten op zijn rug.
'Wat een kolos, ' mompelde Flagur en het klonk vol verwachting en blij.
'Ziet iemand van jullie de Onuitwisbare?' vroeg Rodario en hij spiedde in het halfduister door de spelonk.
'Laten we eerst dit misbaksel overwinnen, daarna bekommeren we ons wel om die anderen, ' ried Flagur aan en hij likte over zijn lippen. 'Ik ben benieuwd hoe het smaakt, want tot nog toe had ik nog geen kans iets te proeven. '
Het monster bewoog zich niet meer. De geweldige vingers rustten nog altijd op de draaiwielen, toen keek het over zijn schouder. Een traan rolde onder zijn helm vandaan over zijn liploze mond.
'Waarom heeft hij dat gedaan?' jankte het vertwijfeld. 'Ik was een gehoorzame zoon! Ik ben nog altijd een gehoorzame zoon!' Hij sloeg de lange stiften waarmee de helm aan zijn hoofd vastzat tegen de ijzeren ketel voor hem. 'Hij doodt me. '
'Nee, wij doden je, ' grijnsde Flagur en hij gaf zijn krijgers een teken om aan te vallen.
'Halt, ' riep Tungdil hen terug en liep naar het monster toe. Hij had diens angst bespeurd en wilde daar profijt van trekken. 'Waar is hij, je vader?' vroeg hij voorzichtig.
'Weggegaan, ' huilde het gedrocht. 'Hij heeft me achtergelaten, omdat ik jullie moet doden. Maar ik weet dat hij wil dat ik ook sterf. Ik moet met jullie samen sterven. ' Hij draaide zich om, zijn vingers klemden zich om andere ventielen en rukten er zinloos aan. Meters schoten omhoog, met een schril gefluit ontsnapte boven hen stoom. 'Ik wil niet verdrinken. '
Tungdil stond nu nog maar vijf bijlsteellengten van hem af en zag de elfenrune op zijn helm: acht. 'Waar is hij heen gegaan?'
'Hij heeft me beloofd dat we allemaal samen door de tunnel zouden weggaan, ' zei het als een koppig kind tegen zichzelf.
Het contrast tussen zijn stem en zijn gedrag enerzijds en zijn enorme lijf met de verschrikkelijke muil vol zwart tandvlees en witte scheurkiezen anderzijds maakte dat Tungdil moest huiveren van afkeer. 'Weet je waar die tunnel is? Wij kunnen je erheen brengen. ' Hij slikte. 'Ik ben een geleerde. Ik weet hoe die machine werkt. '
Nu liet het wezen de handgrepen los en keerde zich helemaal om. 'Wéét jij dat?' De ogen fonkelden groen onder de veel te grote helm. 'Maar de Schepper heeft gezegd dat ik jullie moet doden, wanneer jullie kwamen. ' Zijn opdracht en zijn drang tot zelfbehoud streden met elkaar.
Tungdil kon zich voorstellen wat zich afspeelde in deze simpele geest waaraan absurd hoge eisen waren gesteld. Ongetwijfeld was het monster van plan op zijn voorstel in te gaan, om hen vervolgens te doden zodra ze aan het oppervlak opdoken.
'Goed, ik breng jullie erheen, ' stemde het toe en ze hoorden de leugen duidelijk in de heldere stem. Hij deed een stap opzij en wees op de besturing. 'Zorg dat we weer opduiken. '
'Zeg me waar die tunnel is, zodat we met het eiland daarheen kunnen varen. ' Tungdil legde zijn hand op een hefboom. 'Maar je moet me de waarheid zeggen. De machine merkt het meteen, wanneer je liegt. Dan fluit ze hard en zal ze weigeren me te gehoorzamen. Ze houdt niet van leugens. Dan laat ze ons liever verdrinken. '
Daar had het schepsel geen rekening mee gehouden. Bezorgd keek het vanonder zijn helm naar de wand vol hendels, wieltjes en meters. 'Het ligt in het... zuiden, ' zei het aarzelend.
Tungdil liet het ventiel onder het plafond hard fluiten. 'Je hebt tegen me gelogen!' riep hij quasi geschrokken. 'Nu zullen we met z'n allen zinken!'
'In het noordwesten, ' schreeuwde het meteen. 'In het noordwesten, ik zweer het! Hij ligt midden in de rotswand, onder de neus van de reus! Daar ligt een kleine zandbank met bomen ervoor die de tunnel verbergt. ' Het monster viel voor de ketel op zijn knieën en rammelend kwamen zijn gepantserde knieën op de stenen vloer terecht. 'Lieve machine, wees niet boos! Breng ons terug naar het licht. '
Tungdil had bijna medelijden met het gedrocht. 'Hoe wil je vader daar dan komen?'
'Wil ze dat ook weten?' vroeg het verbaasd.
'Ja. De machine wil voor hem daar zijn, zodat we allemaal samen de tunnel ingaan. '
'De Schepper heeft een van de oorlogsschepen genomen die om het eiland dreven. '
'En hoe heeft hij de andere vernietigd? Met een diamant?'
'Nee. ' Hij keerde zijn hoofd naar Tungdil. 'Ik heb ze vernietigd. Alle vijf. ' Als bewijs hief hij zijn onderarmen van fonkelend metaal en groen oplichtend glas op. 'Met mijn macht. Ik kan die weg laten schieten, wanneer ik maar wil. '
'Vijf, ' mompelde Rodario geschokt tegen Lot-Ionan. 'Had u zoiets voor mogelijk gehouden?'
De magus waagde het niet zich te bewegen. 'Het moet door die legering komen waarvan zijn lichaam doortrokken is. Ik vermoed dat dit monster het gevaarlijkste en machtigste van allemaal is. ' Hij keek naar Flagur. 'Pas op dat je het niet uitdaagt. De wapens die het op zijn rug draagt zijn onze minste zorg. '
Het viel de ubari zwaar dat hij niets mocht doen; vooral omdat de vijand zich in een nadelige gevechtspositie bevond; hij zat op zijn knieën en rekende niet op een aanval, maakte zich kleiner en onbeweeglijker.
Er ging een siddering door het eiland. Ze hadden de grond en de bron bereikt.
'Maak dat het weer opduikt, ' bedelde het monster vol angst en trok zijn beide bijlen. Zodra zijn vuisten zich om de stelen sloten, lichtten de runen op zijn bepantsering en op de wapens op.
'Ja, ik zal het doen, ' zei Tungdil rustig. 'Zie je wel?' Hij haalde een hendel over.
Net toen het monster weer wilde gaan staan, kwam Flagur in actie. Hij mocht het voordeel niet verspelen; zijn krijgers stormden samen met hem naar voren.
Het monster reageerde snel. Het wierp een bijl naar de aanvallers en spleet daarmee een ubari in de lengte door. Zijn bloed en zijn ingewanden stroomden op de stenen bodem. Toen strekte het zijn lege hand naar hen uit en de glazen koker lichtte groen op.
Een straal schoot uit de hand en gooide Flagur achterover, slingerde hem terug tot aan de ingang waar hij tegen de wand smakte.
Brullend kwam hij weer overeind. Op zijn borstkuras tekende zich een zwarte brandplek af.
'Nee!' riep het monster en het wierp zijn tweede bijl, maar de ubari ontweek het projectiel. 'Nu niet!'
Tungdil trok zijn eigen bijl en hakte diep in het scheenbeen van de afgeleide vijand. Hij wist wat de reactie betekende. De magische kracht was verbruikt. Door de vernietiging van de vijf schepen was de laatste opgeslagen hoeveelheid in het niets opgelost. Daardoor was het monster eigenlijk veel ongevaarlijker dan ze de hele tijd hadden aangenomen.
Toen het zwarte bloed in het rond spoot, brulde en jankte het wezen tegelijk. Het rukte een stuk van de leuning van het platform boven zich en sloeg daarmee naar de dwerg.
Tungdil moest de steel van zijn bijl loslaten en opzij springen. De zware ijzeren stang miste hem en boorde zich tussen de talloze hendels en draaiwielen in de ketelwand; tientallen meters sprongen kapot. Het vernietigingswerk dat de Derden bij het eerste gevecht begonnen waren, werd nu door het monster voltooid.
'Nee, ' riep het gekweld. 'Door jouw schuld heb ik de machine kapotgemaakt!' Hij zette zich tegen de grond af, sprong ver omhoog naar het volgende platform en vandaar verder. 'Daarvoor dood ik jullie allemaal!'
'Eerwaarde magus!' riep Tungdil. 'Verhinder dat hij nieuwe krachten op kan doen. '
Lot-Ionan hief zijn handen op en stuurde het wezen een helblauwe straal achterna, die het net miste, omdat het op het laatste moment van richting veranderde. De energiestoot raakte een stoomketel precies in het midden en sissend stroomden hete wolken uit het molensteen grote gat.
De ubariu en Flagur zetten onder leiding van Tungdil de achtervolging in; Sirka, Rodario en Lot-Ionan volgden op enige afstand. Steeds weer bleef de magus staan en probeerde het monster met knetterende bliksems te treffen en het van het platform te verdrijven waarop het zich met de macht van de magische bron kon versterken. Het lukte niet. Een onzichtbare kracht spleet de magische banen uiteen en liet ze van richting veranderen.
Intussen stapten Tungdil en een deel van de troep in de lift, de rest bediende de windas om de kooi omhoog naar het monster te hijsen, wat een riskante onderneming was. Tungdil wenste dat hij Vuurkling weer had. 'Laten we bidden dat het te laat merkt wat we van plan zijn, ' zei hij tegen Flagur.
Lenig beklom het monster de volgende stoomketel en sprong vandaar op het platform.
Zodra zijn voeten het raakten, lichtten groene vlammetjes op en likten langs het gepantserde lijf. Een regen van vonken sloeg in de buizen rond de glazen onderarmen. Daar bundelde de magie zich, binnen in het glas lichtte het op alsof er twee kleine zonnen in gevangen zaten.
De kooi kwam slingerend naast het platform tot stilstand en Tungdil duwde de deur open.
'Jullie zullen sterven!' schreeuwde het monster woedend. 'Door jullie zit ik onder water gevangen!' Hij richtte beide armen op de uitgeputte Lot-Ionan.
'Palandiell, geef me kracht, ' bad hij en hij slaagde er net op tijd in een magisch schild voor zich op te trekken. Toen schoten de energiebanen uit de vingers van zijn vijand.
Sissend kaatsten die op de magische afweer. Lot-Ionan had een spiegelspreuk gebruikt, een bezwering van de eenvoudigste categorie. En tot overmaat van ramp dreigde de spreuk onder de onvoorstelbare macht te bezwijken. Het leek alsof het monster de macht van de bron direct naar hem leidde. De magische spiegel scheurde en versplinterde, met rampzalige gevolgen.
Daarna begonnen de banen echter niet af te wijken naar een ander, toevallig doel, nee, ze werden in bijna honderd kleinere stralen gespleten. Ze verdeelden zich lukraak als het licht van de zon en vernielden alles wat ze in de spelonk troffen.
'Liggen!' schreeuwde Tungdil naar zijn metgezellen. Hij wierp zich op het platform in de hoop dat de legering de rondvliegende energie opzoog.
Maar er was niets tegen de stralen bestand.
De stoomketels barstten, in de rotswand werden vuistgrote gaten geslagen, waardoor het water naar binnen spoot. Twee van de ubariu verdampten in de stralen.
Ook het monster werd op allerlei plaatsen doorboord. Een van de lichtvingers schoot door de tanden heen zijn mond in en zwarte rook kringelde op. Brullend wankelde het achteruit en stortte van het platform. Tijdens zijn val omlaag sneden nog meer stralen door zijn lijf, voor het dof neerplofte.
Tungdil kwam overeind, zijn ogen richtten zich op de chaos aan zijn voeten en gleden dan over de wanden van de spelonk waar zich dikke scheuren begonnen af te tekenen. Het gekwelde gesteente zou niet lang meer tegen de druk bestand zijn. 'Snel omlaag!' beval hij en hij sprong in de lift. 'Er is maar één manier om aan de dood te ontsnappen. '
Ze hadden de grond nog niet bereikt of het plafond boven hen zakte in. Watermassa's stortten zich op hen als een reusachtige cascade die dwergen, ubariu en mensen dreigde te verdrinken.