Hoofdstuk 18

Het Veilige Land, het koninklijk Weyurn, 

aan de noordgrens van het Rode Gebergte,

aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

'Laten we eens kijken wat er onder die helm verborgen zit, ' zei Tungdil. Hij tastte onder de rand om de kinriem los te maken, toen een waarschuwend geluid weerklonk en de eerste brokstukken van de tandraderen langs hem heen vlogen. 'Wat heb je gedaan, Ongeëvenaarde?'

'De motor gesaboteerd, zoals je wilde, ' antwoordde Rodario beledigd. 'Het is zo voorbij. '

De geluiden wezen echter op het tegendeel. Kettingen en drijfriemen braken en de ellende plantte zich door de binnenruimte van de machine voort. Uit alle richtingen klonk de symfonie van de ondergang en nog meer scherven vlogen in het rond. Op een slagveld waar duizend boogschutters hun pijlen lieten neer regenen was je veiliger dan in de ijzeren buik van deze machine.

'Naar buiten!' schreeuwde Tungdil en hij kreeg een klap tegen zijn rug. Zijn maliënkolder had de ijzeren bout tegengehouden, maar het deed wel gemeen pijn.

Ze zochten hun weg terug. Onderweg vond Sirka een ander luik, waardoor ze op een smal ijzeren pad bij een tweede uitgang kwamen. De Onuitwisbare verzette zich voorlopig niet meer. Ook voor hem was het van belang de machine die uit elkaar barstte te verlaten in plaats van in het binnenste ten onder te gaan.

Het duurde niet lang of ze waren buiten, sprongen in het stof terug en liepen naar de lorrie. Pas toen gunden ze zichzelf even rust.

'Herinner me eraan dat ik je nooit meer opdracht geef iels stil te zetten, ' zei Tungdil hall ernstig, hall voor de grap legen Rodario.

Met een luid geraas dat als de kreet van een sinister oermonster klonk, kwam de boor tot stilstand en hield de machine op met trillen. Het laatste beetje stof viel ritselend op de grond, toen was het stil.

De rust was luguber. Tungdil hoorde nog altijd een gerommel, zijn oren hielden hem voor de gek.

'Het is ons gelukt!' jubelde Rodario. Hij betastte zichzelf om te kijken of hij een verwonding aan zichzelf over het hoofd had gezien. 'De helden van vroeger zijn de helden van de omloop! Het Veilige Land is gered, vrienden. '

'Niet helemaal. ' Tungdil strekte zijn hand uit om de alf zijn helm af te zetten en hem naar de steen te vragen, toen diens voet naar voren schoot en de punt van zijn laars het voorhoofd van de dwerg trof.

De Onuitwisbare had gedaan alsof de betovering werkte, of Lot-Ionan was niet langer in staat haar in stand te houden. Hij rukte de ubari naast zich het zwaard uit zijn hand en gaf de krijger die hem vasthield een stoot met zijn elleboog in het gezicht; bewusteloos zakte hij in elkaar.

'Hoe durven jullie het te wagen mij tegen te houden?' riep de alf vanonder zijn helm en hieuw met het zwaard naar Flagur die de slag pareerde en een vuistslag op zijn neus kreeg. Het bloed spoot en kleefde glinsterend aan de pantserhandschoen van de Onuitwisbare. 'Ik hak je knie door en laat je in je bloed voor me knielen. '

'Lot-Ionan!' riep Rodario en hij week terug voor de vijand die zich ongelooflijk snel en behendig bewoog.

Tungdil sneed de alf de pas af. 'Jij hebt iets wat je niet toebehoort!'

De Onuitwisbare praatte niet eens met hem. In plaats daarvan sloeg hij toe en de kracht van de slag die Tungdil met zijn bijl opving, liet hem door zijn knieën zakken. Vermoedelijk zou zo'n slag ook een orc op de knieën dwingen.

'Zielig zijn jullie, ' zei de alf walgend en met dof klinkende stem. 'Jullie hebben niet anders dan de ondergang verdiend. ' Terloops dook hij onder een houw van een ubari weg en bleef spelenderwijs druk op het zwaard en daarmee op Tungdil uitoefenen.

'De machine is vernield, ' kreunde de dwerg. Hij schoof de vijand achteruit, in de richting van Flagur die voor een slag had uitgehaald.

'Ik heb hem niet meer nodig. Ik zal de rest met de kracht van de diamant doorbreken. ' De Onuitwisbare trok het zwaard met een vloeiende beweging weg, waardoor Tungdil zijn evenwicht verloor; vervolgens zwaaide hij het wapen door om het in het lichaam van de laatste soldaat van Flagur te stoten. 'Zodra ik jullie neergeslagen heb. ' Hij zette zich af, sprong op de lorrie en schoot met het zwaard vooruit op Lot-Ionan af.

De magus strekte zijn hand naar de alf uit en sloot zijn ogen. Een enkele lettergreep kwam over zijn lippen en de Onuitwisbare bungelde als aan een touw vrij in de lucht.

Flagur sprong toe, zwaaide met beide wapens van de alf en stak ze in diens bovenlichaam. De scherpe lemmeten doorboorden de wapenrusting. De Onuitwisbare slaakte een gil. 'Zo hebben mijn mensen zich gevoeld, alf, ' gromde hij genietend en de roze gekleurde ogen glinsterden. Toen wrikte hij aan de gevesten om de pijn te verergeren. 'Lijd, jij monster. Lijd tot je eindelijk crepeert. '

Weer verloor de bezwering te snel haar werking en de Onuitwisbare viel op de grond. Met een woedende, dierlijke kreet trok hij zijn eigen zwaarden uit zijn lijf en viel Flagur daarmee aan.

Men zag niet eens wat de alf eigenlijk deed. De lemmeten wervelden in het rond, bloeddruppels vlogen alle kanten op, toen zonk de ubari in het grijze stof dat als water over hem terugviel.

'Zo heb ik het me voorgesteld, ' mompelde Rodario. 'Ik opnieuw in mijn eentje tegen een waanzinnige. Net als indertijd in Porista. '

De alf week voor hem terug, tastte naar zijn gordel en haalde de diamant uit de buidel. De pantserhandschoen sloot er stevig omheen, er klonk een geknars en gekraak.

'Dood hem!' riep Tungdil en sprong naar voren. Hij had gehoord dat de alf in zijn eigen taal sprak en vermoedelijk een magische bezwering probeerde. Sirka en Rodario vielen hem elk van een andere kant aan, zodat het voor de Onuitwisbare onmogelijk zou zijn aan alle drie de aanvallen te ontsnappen.

Toen begon de diamant te gloeien.

Felle lichtstralen zochten hun weg via de spleten tussen de gepantserde vingers door en verlichtten de tunnelwand. Het tionium werd doorzichtig, men zag de botjes in de hand van de alf, die twee vingers uitstak en op Lot-Ionan richtte.

Tungdil twijfelde er niet aan dat er dadelijk een straal weg zou schieten, die zijn pleegvader zou treffen. 'Vraccas, ik heb je bij stand nodig!' Hij boog zijn hoofd en deed een geweldige sprong naar voren, de snede van zijn bijl was op de pols van de Onuitwisbare gericht.

En hij trof doel.

Tungdil voelde een ogenblik lang de weerstand van de wapenrusting en het bot, maar noch het een noch het ander hield het blad tegen. Afgehakt viel het lichaamsdeel in het stof en het licht van de steen doofde.

De alf gilde en hieuw onmiddellijk in zijn richting.

Tungdil slaagde er weliswaar in de bijl op te heffen, maar het zwaard sneed door de steel en trof zijn rechter bovenarm. Het drong door zijn maliënkolder heen diep in zijn vlees en bleef in het bot steken. Zonder de botsing met de steel van de bijl, zou hij de arm zeker verloren hebben.

Huilend wankelde hij opzij, zijn vingers openden zich en hij liet de steel vallen.

Maar Sirka liet hem niet in de steek. Ze sprong voor hem en viel de alf aan om hem van Tungdil weg te drijven. Lot-Ionan en Rodario woelden in het stof naar de afgehakte hand en de diamant.

Maar ook Sirka was niet tegen de Onuitwisbare opgewassen. Hij deed alsof hij diagonaal in haar richting wilde houwen, maar stak in plaats daarvan door haar linkerschouder. Toen trok hij het zwaard naar boven en brak haar sleutelbeen. Zonder een kik te geven viel ze op de grond en dook eveneens onder in het stof.

'Néé!' Tungdil stormde blind van woede op de alf toe, die hem met opgeheven wapen opwachtte en uithaalde voor de genadeslag.

'Ik heb hem. Ik heb hem!' Rodario had de afgehakte hand gevonden, sloeg tegen de wand van de lorrie om de greep van de hand te lossen en ving de steen handig op. Hij gaf hem door aan de magus die hem eerbiedig aanpakte.

De zuiverheid van de steen was aangetast. In de heldere diamant waren enkele donkere inkapselingen en blinde plekken te zien. De aanraking door de alf had de steen geen goed gedaan. 'Palandiell en Sitalia, ik smeek jullie, geef me jullie hulp, ' zei hij en hij sloot zijn vingers om de steen. Hij tastte naar de macht die in de steen sluimerde.

Tungdil was bij de Onuitwisbare gekomen, trok zijn dolk en richtte op de onderste van de beide wonden van de tegenstander.

Maar hij kwam niet eens meer in de buurt. De alf sloeg toe, het zwaard trof de dwerg schuin in zijn linkerzij onder zijn arm door. Het doorkliefde de ijzeren ringen en de ribben voor het in het hart drong.

Tungdils bloed veranderde in vloeibaar bergbloed, zijn hele lijf werd gloeiend heet. Alleen zijn hart verkilde.

'Je dood heet Nagsòr Inàste, ' sprak de alf plechtig voor hij het lemmet naar voren uit het hart trok. Donkerrood dwergenbloed spoot uit de gapende wonde, liep langs Tungdils kleren omlaag en doordrenkte het stof. 'Ik beroof je van je leven, onderaardling. Er zal geen graf voor je gebeente zijn, je ziel zal ronddolen en verloren zijn. Zo verloren als het Veilige Land wanneer ik terugkeer. '

'Ik... ' Tungdil boog koppig zijn voorhoofd voorover, deed nog twee wankele stappen in de richting van de Onuitwisbare en hief zijn dolk op. 'Sirka... ' Voor de voeten van de alf zakte hij op zijn knieën en zonk tot zijn hals in het stof. De kou schoot vanuit zijn hart tot in de uiteinden van zijn lichaam en verlamde hem. Het werd steeds donkerder om hem heen, de alf versmolt met de schaduwen en werd onzichtbaar. Toen viel hij naar voren en zonk weg in het grijs.

Rodario was getuige geweest van het einde van zijn vriend. 'Eerwaarde magus, u moet een wonder verrichten, ' zei hij toonloos en hij hief zijn wapen op. 'Ik geef u enkele ogenblikken tijd extra. '

Lot-Ionan voelde de kracht van de diamant, die hem weigerde te gehoorzamen.

'Het gaat niet zo gemakkelijk als je dacht, hè?' zei een bekende stem naast hem.

Er liep een rilling over de rug van de magus, die zijn hoofd niet durfde te draaien. 'Nudin?'

'Dat wat van hem is overgebleven, oude vriend. '

Lot-Ionan slikte en zag de alf dichterbij komen om zijn werk af te maken en de diamant terug te pakken.

Rodario schoof zich half voor hem en stak het zwaard naar voren, ook al wist hij dat hij nog sneller zou sneuvelen dan alle anderen. De bewegingen van het tweetal leken hem ongelooflijk langzaam, alsof hun ledematen tonnen wogen, alsof hun armen en benen met touwen waren vastgebonden.

'Je moet je openstellen voor de steen, ' zei Nudin, ditmaal van de andere kant. 'Sta hem toe in je ziel te kijken. Wanneer hij van mening is dat je zijn macht verdient, zal hij je tegen de Onuitwisbare helpen. '

'Ga weg! Je bent een hersenschim, ' siste Lot-Ionan en hij concentreerde zich.

'Slechts voor een deel, oude vriend, ' hoorde hij de stem van de dode magus achter zich. 'Ik leef in jou voort. '

'Hoe is je dat gelukt?'

Nudin lachte zacht. 'Hoe is het met je rug, Geduldige? Doet hij bij veel bewegingen pijn?'

Lot-Ionan keek nu toch om en meende naast de machine de omtrekken van een man te zien zonder dat hij het gezicht kon herkennen. Na een keer knipperen met zijn ogen was hij verdwenen. 'Wat weet je daarover?'

'Kun je niet beter Rodario helpen dan op geesten te jagen, ' klonk het vriendelijk-belerend van alle kanten. 'Die beste kerel zal sterven en daarna hakt de Onuitwisbare jou in mootjes. '

'Hoe kon hij de steen gebruiken?'

'Later, Lot-Ionan. Wanneer je het Veilige Land wilt redden, zul je je even moeten inspannen. ' Na een korte aarzeling voegde de stem er aan toe: 'Of moet ik je helpen, oude vriend?'

'Nee, ' kwam het onmiddellijk over Lot-Ionans lippen. Hij kneep zijn ogen stevig dicht en omklemde de diamant met beide handen alsof hij de kracht eruit kon persen als sap uit een vrucht. Het baatte niets. Toen klonk een schreeuw van Rodario en hoorde hij een lichaam neerploffen.

'Te langzaam, vriend. Er staat niemand meer tussen de Onuitwisbare en jou. De dapperste helden van het Veilige Land zijn overwonnen, ' zei Nudin. 'Mijn aanbod geldt nog steeds, Geduldige. Met je beroemde geduld zul je vandaag niet ver komen, dat zeg ik je meteen. '

Lot-Ionan opende zijn ogen en zag de alf twee stappen bij hem vandaan staan. Visioenen van een verwoest Veilige Land vlamden op voor zijn geestesoog. Horden monsters stroomden in niet eerder geziene aantallen uit het noorden binnen, ontkomen uit de Zwarte Kloof, en sloten zich aan bij de monsters uit het westen. Samen verwoestten ze het onbeschermde land en stortten het in het verderf. Er restte niets meer dan enclaves van afgrijzen, verbrand en geschandvlekt, en de mensen werden dienaren van het Kwaad.

De alf schoof zijn vizier naar boven en toonde de magus zijn knappe gezicht, waarin twee zwarte gaten in plaats van ogen zaten.

De schoonheid was verlammend en ontwapenend. Lot-Ionan merkte hoe zijn tegenstand verdween en het verlangen in hem groeide elke wens van dit wezen te vervullen. Het hoefde hem alleen maar om de steen te vragen en hij...

'Nee, ' schreeuwde hij tegen de alf. Hij verzette zich tegen diens aantrekkingskracht, ook al zou hij zich daar op den duur niet aan kunnen onttrekken. 'Help me, Nudin, ' zei hij zacht.

'Met genoegen, oude vriend. '

Een brandende pijn schoot door Lot-Ionans ruggengraat, klom erlangs omhoog, schoot door zijn schouder in zijn arm en breidde zich tot in de vingertoppen uit. Onmiddellijk ontvlamde er een koud groen vuur in de diamant.

En opeens schoot de magus al zijn kennis weer te binnen. Hij herinnerde zich formules, talloze formules. Ze kwamen als vanzelf in zijn geest omhoog, zijn mond en handen vormden bezweringen die hij naar de alf slingerde.

De Onuitwisbare werd door de kracht van de magische aanval verrast. Hij werd omsloten door een bol van malachietkleurig licht, waaruit hij zich niet kon bevrijden. Een gedachte van Lot-Ionan was voldoende en de glinsterende kogel werd kleiner tot de bovenste rand tegen de helm van de alf stootte.

Hij ging op zijn hurken zitten en probeerde vertwijfeld een gat in zijn gevangenis te slaan, maar dat mislukte. Intussen kromp de bol steeds verder in elkaar en drukte de alf ineen. Het tionium verboog, botten braken, boorden door de huid en de organen van de Onuitwisbare; zijn bloed vloeide in stromen. Schel klonk zijn gegil door de tunnel.

De kogel bezat intussen de doorsnee van een klein wagenwiel, trok nog steeds verder samen tot de grootte van een kristallen bol, een knikker. De magie veranderde de Onuitwisbare in een bloedig ding van vlees en metaal, waaruit alle leven geweken was.

Lot-Ionan liet de bol verdwijnen en de kleine knikker rolde in het stof. Met behulp van zijn nieuw verworven macht hief hij hem op zonder het weerzinwekkende voorwerp aan te hoeven raken en liet hem in de machine verdwijnen.

'Ben je tevreden met me, Geduldige?' informeerde Nudins stem. 'Ik vind dat we elkaar zeer goed aanvullen. '

De magus lette er niet op maar bekommerde zich nu snel om zijn metgezellen. Voor Tungdil kwam elke hulp te laat. Het alfenzwaard had zijn hart in tweeën gesneden. 'Nee, ' fluisterde hij geschokt. Herinneringen aan gelukkiger cycli kwamen diep uit zijn herinnering boven: de vredige gewelven, Tungdil aan het aambeeld of lachend in de keuken met de dienstbode Frala en haar kinderen, aan wie de dwerg iets voorlas. Wat zou hij er niet voor over hebben gehad om die tijd te laten herleven. Met iedereen die hij sindsdien verloren had.

'Probeer het, ' fluisterde Nudin verleidelijk.

'Wat moet ik proberen?'

'Hem weer tot leven te wekken. '

'Een ondode van hem maken? Dat kan ik niet. En zelfs wanneer het in mijn macht lag, nee, dan zou hij liever... '

Nudin lachte als een volwassene over een nietsvermoedend kind. 'Geduldige, je macht is onmetelijk. De goden zouden afgunstig op je zijn. Probeer het. ' " 'Nee. '

'Probéér het. Je zult niet teleurgesteld worden. '

Eerst legde Lot-Ionan aarzelend zijn linkerhand op het lichaam van de dwerg en met de rechter omklemde hij de steen. Genezingsbezweringen vermengden zich met beelden van een levende Tungdil.

De magie werkte!

Toen de wond zich sloot en het hart onder zijn vingers begon te kloppen, kon de magus het zelf gewoon niet geloven. Hij had de macht over leven en dood verworven, een van de oudste doelen van generaties magi en magae! Zomaar, zonder vele cycli lang te onderzoeken, formules te bedenken en te experimenteren. Alles wat hij nodig had, hield hij in zijn vingers.

Tungdils oogleden knipperden, toen keek hij zijn pleegvader aan. 'Eerwaarde Lot-Ionan? Ben ik dood?' Hoestend richtte hij zich op en spuugde bloed en stof uit. Vol ongeloof betastte hij de kapotte maliënkolder die hem heel precies duidelijk maakte, waar het zwaard van de Onuitwisbare hem had geraakt. 'Ik móét dood zijn. ' Hij fronste zijn voorhoofd. 'Hij had me getroffen en... ' Haastig keek hij om zich heen naar de alf en stond op. Daarbij ontdekte hij dat ook de ernstige wond aan zijn bovenarm verdwenen was. 'Waar is de Onuitwisbare?'

'Dood. ' Lot-Ionan streelde hem over zijn hoofd, zoals hij dat vroeger had gedaan. 'De diamant, Tungdil. Hij heeft een ongelooflijke macht en hij kan... wonden genezen zoals niets anders in het Veilige Land. ' Hij wilde niet dat zijn pleegzoon zou horen dat

hij eigenlijk in Vraccas' Eeuwige Smidse hoorde te staan.

'Dood?' Tungdil kreeg last van duizelingen, hij moest zich vasthouden aan de lorrie. 'Waar is het lijk?'

'Ik heb het vernietigd. Het ligt ergens in de machine. '

'Bent u er zeker van dat... '

'Ja. ' De magus rende naar Rodario om zijn wonden te behandelen. Ook de toneelspeler zou niet aan een wisse dood zijn ontkomen, het zwaard van de Onuitwisbare had zijn buik opengereten en de ingewanden naar buiten laten vallen. Maar de steen en de magie schoven alles weer op hun plaats en de dodelijke wond sloot zich voor Tungdil hem kon zien.

Daarna werden de wonden van Sirka en Flagur geheeld. De overige vreemde zielen liet Lot-Ionan aan de god Ubar. Hij wilde niet al te kwistig met zijn macht omgaan. Ongetwijfeld kwam daar ooit een eind aan.

Tungdil doorzocht de wagen waarmee de Onuitwisbare naar het eind van de tunnel was gereden in de hoop Vuurkling terug te vinden. Zonder succes. Ditmaal had de alf er kennelijk voor gezorgd dat het legendarische wapen verloren bleef.

Zijn laars raakte iets duns, van metaal. Hij bukte zich en raapte uit het stof een van de zwaarden op die van de Onuitwisbare waren geweest.

'Een trofee?' vroeg Rodario, die eveneens verstomd stond over zijn redding.

Bewonderend beproefde Tungdil de kwaliteit van het wapen en besloot het mee te nemen. 'Ik zal er een bijl uit smeden, ' zei hij. 'Die zal me goede diensten bewijzen tot ik Vuurkling heb teruggevonden. ' Hij liep naar Sirka en sloot haar in zijn armen. 'Het is ons gelukt, ' fluisterde hij opgelucht. 'De diamant is in veiligheid. '

'Laten we weggaan uit deze tunnel, ' stelde Rodario voor, wijzend op zijn gescheurde kleren. 'Ik weet weliswaar nog steeds niet hoe ik dit heb kunnen overleven, maar ik pieker er verder maar niet over. ' Hij knikte tegen de magus. 'Eindelijk heb ik ervaren dat magie ook fantastische dingen voor elkaar kan krijgen, eerwaarde Lot-Ionan. ' Hij klom in de lorrie en legde zijn hand op de zwengel. 'Instappen, helden van het Veilige Land. Ik wil weer naar de zon. '

Tungdil zag aan ieders gezicht dat niemand precies begreep wat er eigenlijk was gebeurd. Het kwam omdat ze geen getuige waren geweest van wat er zich lussen de Onuitwisbare en de magus had afgespeeld. De vreugde had de overhand en bedekte alle vragen als een smorende mantel. Ook die van hemzelf.

Flagur en Rodario draaiden aan de zwengel en de rit naar de uitgang begon.

Lot-Ionan keek over zijn schouder. Opnieuw zag hij het silhouet van een man die naast de machine stond en groetend zijn arm ophief, alsof hij in de gang wilde blijven om op hun terugkeer te wachten. Snel keerde hij zijn hoofd naar voren; toen hij zich omdraaide, voelde hij weer een steek in zijn rug.

Vermoeid kwamen ze aan bij het punt waar hun avontuurlijke rit was begonnen. Er viel geen licht door de ingang boven hen, buiten was het nacht geworden. In het donker beklommen ze de brede trap.

'Stel je toch eens voor: zonder ons zouden hele horden orcs langs deze traptreden naar boven zijn gemarcheerd, ' zei Rodario halverwege. 'Het is een fijn gevoel te weten wat we bereikt hebben. Ha, wat een gevecht! Dat ik het ooit tegen een Onuitwisbare zou opnemen, dat had ik nooit gedacht. '

'Waarom ben je dan meegekomen?' vroeg Tungdil zich af.

Rodario gaf hem een knipoog. 'Niet omdat ik dacht dat men mijn zwaard nodig zou hebben, maar wel mijn kennis. En het feit dat ik goed van de tongriem ben gesneden, wat nog altijd mijn beste wapen is. Op korte afstand gevolgd door iets wat alleen knappe vrouwen te zien krijgen. '

'Ja, zo kan-ie wel weer, ' merkte Tungdil op en lachte. De stemming werd allengs beter, ondanks hun uitputting.

'Is het niet geweldig?' Rodario genoot van zijn zalige stemming. 'De moeilijkste opgave, de Onuitwisbare overwinnen, hebben we achter de rug. Nu wacht ons een lange, maar ongevaarlijke reis naar het Land aan Gene Zijde. '

'Waarom denk je dat die ongevaarlijk is, Ongeëvenaarde?'

'Wat kan er gebeuren wanneer je een escorte van honderdduizend krijgers en een machtige magus hebt?' Hij bleef in het donker aan de kant van de trap hangen en viel voorover. 'Vervloekte duisternis! Dat is zo niks gedaan. ' Hij zocht in zijn zak.

'Wat doe je, Ongeëvenaarde?' vroeg Tungdil.

Steen wreef over metaal en er sprongen vonken tegen de pit van een lamp, die aanging. Het warme schijnsel verlichtte Rodario's aristocratische trekken. 'Licht, Tungdil. Nadat ik de ontmoeting met de alf heb overleefd, wil ik niet van de trap vallen. Mijn nek is me heilig. ' Hij keek achter zich. 'Wat gebeurt er eigenlijk met de tunnel?'

Er klonk een gesis en plotseling stond de lucht om hen heen in vuur en vlam. Het stonk naar verbrande hoorn.

Er klonk een doordringend gefluit en het vuur schoot omlaag de tunnel in. Het kleine vlammetje had iets in gang gezet dat dwergen en mijnwerkers vreesden.

'Je bent een ongeëvenaarde stomkop, Ongeëvenaarde, ' siste Tungdil en hij sloeg de kleine vlammetjes op zijn haar uit. De explosie was niet voldoende geweest om hun kleren in brand te steken. Hij pakte Sirka's hand en zette het op een lopen.

Ze probeerden uit alle macht aan het dreigende inferno te ontsnappen. Ze waren ternauwernood uit de tunnel, toen een geweldige dreun de grond onder hun voeten liet schudden en ze op het witte strand van de zandbank werden geworpen.

Schuin voor hen explodeerde het meeroppervlak en een reusachtige fontein vloog omhoog naar de zwarte nachtelijke hemel. Toen deze na honderd schreden zijn hoogtepunt bereikte, schoot er een vlam uit tevoorschijn die de waterzuil vanbinnen verlichtte. Stoom steeg op, waardoor Tungdil aan een hete springbron moest denken, zoals die vaker in de bergen te vinden waren. De kracht van de stofexplosie had de stutwand doorbroken en het meer toegang verschaft.

De watermassa's vielen terug en schiepen hoge golven die over de zandbank sloegen en dwergen, mensen en ubari meesleurden. Ze hoorden een luid geborrel, toen het water met veel geweld de tunnel instroomde en hem onder water zette. Met al hun kracht klemden ze zich aan de rotswanden vast om niet meegezogen te worden en onvermijdelijk in de tunnel te verdrinken.

Ten slotte was de holte helemaal volgelopen en hield het borrelen en klotsen van het water op. De schuimende golven kwamen tot rust, de laatste draaikolken verdwenen en op het wateroppervlak keerde de rust terug.

Tot hun grote opluchting verscheen een ongeschonden Gevleugelde Golf die hen aan boord nam. Met volle zeilen voeren ze naar het oosten.

 

Het Veilige Land,

het koninkrijk Gauragar, Vloedland,

aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

'Ik stel voor dat we ons in Drietoppenburg bij het leger van de ubariu aansluiten. ' Tungdil zat laat in de avond samen met zijn vrienden in de kapiteinshut over een schets van het Veilige Land gebogen om te bespreken wat ze verder zouden doen.

DeGevleugelde Golf was de grens naar Gauragar gepasseerd en bevond zich in Vloedland, het deel van het koninkrijk dat door de nieuwe uitbreiding van het meer van Weyurn vijf cycli geleden ondergelopen was. Hadden de watermassa's indertijd dood en verderf gebracht, vandaag was het voor de reizigers een voordeel. Zonder onderbreking voeren ze naar het oosten en kwamen steeds dichter bij het Bruine Gebergte.

Flagur knikte. 'Dat zal het eenvoudigste zijn. In het Veilige Land is niemand meer die de steen wil hebben, dus kunnen we het wagen zonder escorte naar Urgon te reizen. ' Hij keek naar Lot-Ionan die de diamant in zijn linkerhand hield en verstrooid door het dikke glas van de kleine patrijspoort keek. 'Wat vindt u ervan, eerwaarde magus? Is er nog gevaar?'

Lot-Ionan antwoordde niet.

In plaats daarvan verhief Tungdil zijn stem. 'Er is nog een alf. Hij bevond zich op het eiland dat de Derden als basis gebruikten. Maar hij heeft zich niet bij de Onuitwisbaren aangesloten. En ik heb sindsdien ook niets gehoord wat op activiteiten van zijn kant zou duiden. '

'Een goede aanwijzing. ' Flagur legde zijn brede onderarmen op het tafelblad en het hout kraakte zacht onder zijn gewicht.

'Ik ben niet bang voor hem, ' zei de dwerg.

'Maar ik wel, waarde medeheld, ' mompelde Rodario. 'De laatste alf heeft mijn buik opengereten en dat was bepaald geen aangename ervaring. Ik denk niet dat deze vriendelijker tegen mij zal zijn. Vergeet niet dat wij zijn ouders hebben vermoord. Dat was een reden om nog gemener te zijn dan zijn karakter sowieso al van hem verlangt. '

'Ik ben voor een escorte, ' mengde Sirka zich in het gesprek. 'Koning Bruron moet ons soldaten sturen. Hoe meer zwaarden we om ons heen hebben, hoe groter de afschrikwekkende werking. '

'Goed, ' willigde Tungdil in.

Rodario schreef het op. Hij was tot secretaris benoemd. De boodschappen zouden verstuurd worden zodra ze vaste grond onder hun voeten hadden. Hij sorteerde de bladen. 'Een bericht aan Bylanta, de koningin van de Vierden dat we eraan komen, een bericht aan Woestling en aan het leger van de ubariu en de mensenvorsten en -vorstinnen dat we de steen over de grens brengen en... ' hij wees op het laatste papier '... het bericht aan Bruron met een verzoek om een escorte. ' Hij doopte de pennenschacht in de inktpot en beëindigde de laatste zin.

Lot-Ionan zuchtte en ontwaakte uit zijn verstrooide bui. 'Het heeft geen zin om het nog langer te verzwijgen, ' begon hij en hij legde de diamant op tafel. 'Flagur, wat zie je?'

Rodario keek snel naar Tungdil en hoopte dat die zich het nachtelijke gesprek zou herinneren. 'Maar nee! Raak hem liever niet aan, ' zei hij terloops toen de ubari zijn hand ernaar uitstrekte. 'Alleen kijken, zoals de eerwaarde magus al zei. '

Flagur keek verbouwereerd naar Rodario. 'Waarom zou ik hem niet mogen aanraken?'

Pas nu herinnerde Tungdil zich, waarom de toneelspeler zich zo merkwaardig gedroeg. 'Je hebt van het orcvlees gegeten dat doortrokken was van de slechtheid van het Zwarte Water, ' verklaarde hij.

'Ik begrijp het, ' zei de ubari zonder wrok. 'Nu is hij... nu zijn jullie bang dat ik met de slechtheid besmet zou kunnen zijn en ik de steen om heel andere redenen zou willen bezitten?' Hij grijnsde boosaardig. 'Een aardige gedachte. '

'Begrijp me niet verkeerd, maar er is al eens eerder een wezen het Veilige Land binnengedrongen dat zogenaamd alleen maar het goede met ons voorhad, ' merkte Rodario op, die zich verplicht voelde zijn wantrouwen nader uit te leggen. 'En met alle respect ten opzichte van Sirka en jou... ' hij boog even naar hen '... tot dusver moeten we alleen op jullie woord vertrouwen. Ik bedoel, hoe kunnen we weten dat die Zwarte Kloof bestaat, dat daar een bedreiging op ons loert en dat ze de diamant nodig hebben om het artefact te activeren?' Hij schraapte zijn keel. 'Sinds die nacht heb ik gewoon mijn twijfels, Flagur. Neem het me niet kwalijk. '

'Vervloekte toneelspeler!' Bliksemsnel greep Flagur de diamant. Hij staarde naar zijn vuist, vervolgens opende hij zijn mond en een sinistere lach klonk uil zijn keel. De roze ogen fonkelden wreed.

'Eindelijk heb ik hem dan!' gromde hij en hij sprong op. 'De list is gelukt! Ubar zij geprezen!' Sirka ging naast hem staan, trok haar vechtstaf en stak die dreigend in de richting van de toneelspeler. 'Nu zul je merken wat voor machtige runenmeester ik in werkelijkheid ben. Voel mijn macht!' Toen veranderde zijn gelaatsuitdrukking. Hij grijnsde naar Rodario, die dapper zijn zwaard had getrokken. 'Wat zeg je van mijn acteertalent?'

'Wat?' De toneelspeler knipperde met zijn ogen. Hij haalde snel adem en zag eruit alsof hij net door een schreeuw in zijn oor uit een diepe slaap was gerukt.

'Mijn voorstelling. Hoe vond je die?'

'Je... vóórstelling? Heel grappig. Het scheelde een haartje of ik had je je hoofd afgeslagen. ' Rodario keek verwijtend naar Tungdil. 'Zeg, grote held! Je zit wel erg ontspannen naast me. ' Tungdil grijnsde, toen barstten hij en alle anderen in lachen uit. 'O, ik begrijp het! Jullie hebben het er al over gehad en dit toneelstukje voorbereid om mij eens goed de stuipen op het lijf te jagen. ' Hij vertrok zijn gezicht. 'Dat zet ik jullie betaald, daar kun je op rekenen. Niemand daagt de keizer der toneelspelers ongestraft uit. ' Beledigd stak hij het zwaard terug in de schede. 'Niemand. '

Tungdil klopte hem op zijn schouder. 'Ik heb het er inderdaad al met hem over gehad en Lot-Ionan heeft hem met behulp van zijn magie onderzocht zonder iets te kunnen vaststellen wat in de verste verte op een leugen duidde. '

'Het was goed dat je ons erop geattendeerd hebt, ' zei Lot-Ionan glimlachend. 'Maar na je ongelooflijk dwaze stunt in de tunnel had je dit lesje... '

'Dank je, dank je, ik heb het begrepen, ' weerde Rodario af. 'Kunnen we het dan nu weer over de werkelijk belangrijke zaken hebben?'

Sirka en Flagur gingen weer zitten, beiden grijnsden. Maar Flagurs vrolijkheid was snel weer verdwenen. 'Nee, zo heeft de diamant er nog nooit uitgezien. ' Hij gaf hem aan Sirka door.

'Barsten, zwarte verontreinigingen, ' constateerde ze en ze schudde haar hoofd. 'Waar komen die vandaan? Van de Onuitwisbare?' Ze hield hem tegen het licht. 'Het lijkt alsof hij elk ogenblik in stukken kan breken. '

'Ik heb er maar één verklaring voor. ' Lot-Ionan streek over zijn wille baard in ieder geval over datgene wat er na de vlammenzee van overgebleven was. 'Ik neem aan dat de alf de macht ervan onder controle probeerde te krijgen en daarbij de laatste resten van zijn eigen magie heeft gebruikt om de afscherming te doorbreken. '

'Het licht dat we hebben gezien: was dat de macht van de steen of van de Onuitwisbare?' wilde Tungdil weten.

'De macht van de diamant. Het was een zuiver, helder licht. Kort daarna moet de verontreiniging door het Kwaad hebben plaatsgehad. ' Lot-Ionan keek Flagur en Sirka om beurten aan. 'Het is belangrijk om te weten of jullie geloven dat het artefact met deze veranderde steen zal kunnen functioneren of niet. '

'Kan hij misschien ook een averechtse uitwerking hebben?' Rodario vroeg om de diamant en wreef er met zijn vinger over. Ook al voelde het niet zo aan, het oppervlak was zo glad als glas. Van de scheuren voelde hij niets. 'Wanneer het Kwaad erin op de loer ligt, zullen we het dan niet opwekken? Met andere woorden... ' hij legde de steen midden op tafel'... stel dat het artefact het Kwaad oproept, in plaats van het in bedwang te houden?'

Ze zwegen en keken hoe de diamant de beweging van de golven volgde en zijn randen naar links en rechts omlaag boog. Hij maakte zo'n onschuldige indruk, bij alle schoonheid toch nietig, en verried niets over de enorme macht die erin was samengebald. Niemand wist wat voor uitwerking deze macht zou hebben.

'Wat hebt u gevoeld, toen u hem gebruikte, eerwaarde magus?' vroeg Sirka. 'U bent doorkneed in de magie, u hebt haar bestudeerd. Was er iets wat u meer dan bedenkelijk leek?'

Lot-Ionan moest terugdenken aan Nudins stem en zijn spookachtige gestalte. 'Nee, ' loog hij kalm. Hij bracht de verschijningen eerder met zichzelf en minder met de steen in verband. 'Nee, hij liet zich door mij gebruiken. En ik heb absoluut niets met het Kwaad te maken. ' Hij nam haastig een slok van zijn wijn en toen hij zich vooroverboog, voelde hij weer een vurige steek in zijn ruggengraat. Zijn vingers openden zich te snel en bijna was de beker gevallen, waardoor de inhoud over tafel zou zijn gestroomd.

Tungdil haalde diep adem. 'We kunnen de vorsten en vorstinnen beter niets van onze twijfel vertellen. '

Rodario voelde zich niet langer gekwetst en nam weer aan het gesprek deel. 'Dat kan ik alleen maar beamen. Ze zouden liever een leger naar de Zwarte Kloof sturen om de monsters te bestrijden, dan het twijfelachtige artefact te activeren. ' Hij tikte tegen de diamant. 'Ik ben ervoor dat we het toch proberen. Er veran dert niets door, alleen komt er meer vaart in de zaak. Ofwel werkt het artefact, en niemand zal ooit iets van onze twijfels op deze avond op de Gevleugelde Golf horen, of het werkt niet en dan kunnen ze het leger altijd nog sturen. '

'Anders gezegd, we hebben geen keus, ' verklaarde Flagur. 'Het zal niet lang meer duren of de verkenners van die monsters zullen merken dat de blokkade ontbreekt. De diamant moet weer terug op zijn plaats. '

Lot-Ionan hief zijn hoofd op en keek naar de golven in de avond. 'In het uiterste geval ben ik er nog. De kracht van de diamant stelt me in staat sterke magische bezweringen te weven, waarmee ik de eerste golven aanvallers kan terugslaan. '

'Bent u er zeker van, dat u weer over uw oude kennis beschikt?' vroeg Sirka voorzichtig om uit de halve belediging een kwart belediging te maken.

De magus glimlachte tegen haar. Het was een lachje vol vertrouwen en zelfverzekerdheid. 'Ik heb het gevoel alsof ik de kennis van twee magi bezit, ' antwoordde hij. 'Mijn bloed heeft de laatste delen van mijn lichaam bereikt en de steen daarin opgelost. ' Hij tikte tegen zijn slaap. 'Ook daarin. Ik zie de formules weer even helder als in mijn beste dagen. ' En na een kort stilzwijgen voegde hij eraan toe: 'Nee, het zijn mijn beste dagen. De strijd tegen de Onuitwisbare heeft me wakker geschud. '

'Dan laten we het daar verder bij, ' besloot Tungdil en hij rekte zich uit. 'We gaan naar het Land aan Gene Zijde en zetten de diamant in het artefact. Daarna mogen de goden Vraccas en Ubar laten zien wat ze voor ons denken te doen, want wij hebben alles gedaan om het onheil af te wenden. ' Hij stond op en schreed naar de deur. 'Verontschuldig me een ogenblik. '

'Dwergenwater voor Elria?' riep Rodario hem met een grijns na. 'Wees niet zo onvriendelijk tegen de godin. Ze heeft ons herhaaldelijk gespaard. '

Tungdil lachte en verliet de hut om te gaan plassen. Daar had hij de boeg voor uitgekozen. Hoe het ook zat met Elria's genade, zijn eigen water spoot met kracht uit zijn lichaam.

Nadat hij zijn behoefte had gedaan, bleef hij op de voorplecht staan. Hij voelde het lichte rijzen en dalen van de romp en liet de zuivere lucht rond zijn neus spelen.

Voor hem was het element water nog altijd luguber, andere leden van zijn volk weigerden categorisch in de huurt van een meer of een beek, ja zelfs een diepere plas te komen. Ze werden door de vloek van Elria achtervolgd, dachten ze. De ondergronders daarentegen leken zich op de zeevaart te hebben toegelegd. Een enorm verschil.

Hij keek over het licht deinende oppervlak. Het zag eruit als een vloeibaar geworden nacht, die uit de hemel was neer geregend en zich op aarde had verzameld.

'Ik wens je geluk met je zege over mijn schepper, ' zei een heldere, zachte stem achter hem en Tungdil herkende hem meteen: de dood was naar hem teruggekeerd.

Hij draaide zich langzaam om en zag de alf in het donker in kleermakerszit naast de kist met reservezeilen zitten. De speer lag voor zijn voeten en zijn wapenrusting vormde zwarte vlekken op zijn verder lichte huid. De lange haren vielen voor zijn gezicht, de pantserhandschoenen rustten op zijn knieën en hielden een afgesneden zwarte lok haar vast. 'Wat gaan jullie nu doen?'

Tungdil moest eraan denken dat hij alleen een dolk bij zich had. 'Hoe heet je?'

'Mijn Schepper heeft me geen naam gegeven. Hij zei dat mijn vijanden me er een zouden geven die bij me past. ' Hij verloor Tungdil niet uit het oog; hij was oplettend zonder daarbij een agressieve of nerveuze indruk te maken. Hij leek zich van zijn kracht bewust. 'Maar de namen die ik tot dusver heb gehoord, bevielen me niet. Niemand wil naar een vloek of een scheldwoord heten. Daarom heb ik Aiphatòn gekozen. Zoals de ster. ' Hij hief zijn rechterarm op en wees naar de hemel waar het glinsterde en fonkelde. 'Het is de levensster van de elfen. Mijn Schepper vertelde me dat de ster verduisterd wordt, telkens wanneer er een elf in het Veilige Land sterft. Tijdens de afgelopen omlopen heb ik hem helemaal niet meer gezien. Er gebeurt iets met de elfen. '

'De meesten van hen voeren oorlog en ze worden vermoedelijk uitgeroeid. Omdat ze verraad jegens het Veilige Land hebben gepleegd, ' legde Tungdil hem uit. 'Beschouw jij jezelf als een elf?'

'Ik zie eruit als een elf, ben ik er dan geen?' luidde de verwonderde vraag.

'Heeft je Schepper je niet gezegd wat je bent?'

'Nee, helemaal niet. Maar hij en mijn Schepster zagen eruit als elfen. ' Hij boog zijn hoofd en zijn haren bedekten zijn gezicht nu helemaal. 'Ik ben blij dat hij dood is. Hij eiste en deed weerzinwekkende dingen. ' Zijn met metaal beklede hand streek over de tioniumplaten die op zijn vlees waren vastgenaaid en er klonk een zacht, metaalachtig geschaaf.

'Had je ons daarom verteld, waarheen je schepper wilde gaan?'

'Ja. Ik vermoedde dat jij hem kon overwinnen. Mij was dat niet vergund. ' Hij hief zijn hoofd weer op. 'Wat doen jullie nu?'

'Wij... ' Tungdil zweeg. De alf wist niet dat hij als de grootste vijand van de elfen geboren was. Het was evengoed mogelijk, dat hij een verraderlijk spel speelde om hem om de tuin te leiden en in werkelijkheid net zo'n verschrikkelijk doel nastreefde als de Onuitwisbare. Maar als het hem om de diamant te doen was, waarom viel hij dan niet aan?

'Vertrouw je me niet, ook ai heb ik je in Toboribor het leven geschonken? Jou de verblijfplaats van mijn Schepper genoemd? En hoewel je nog altijd leeft, al is het voor mij een koud kunstje je te doden en overboord te gooien?' Hij stond op, een snelle elegante beweging die kracht en lenigheid in zich verenigde. 'Dan zal ik je zeggen wat ik graag wil. Breng me naar de elfen die anders zijn dan mijn Schepper. Ik weet dat er elfen zijn die goed en vriendelijk zijn. Bij hen zou ik willen leven.' Hij kwam uit de schaduw en liep in de richting van de dwerg.

Tungdil keek in de zwarte ogen. 'Je bent geen elf, ' zei hij voorzichtig. 'Je bent een alf. Dat zijn de doodsvijanden van de elfen, Aiphatòn. Je kunt niet bij hen wonen. Ze zouden ze onmiddellijk doden. '

'Waarom? Ik heb hun toch niets gedaan?'

'Ja, maar je behoort tot het ras dat de elfen heel erg lang heeft vervolgd en bijna uitroeide. Ze zullen je je afkomst niet vergeven. '

De alf klakte met zijn tong. 'Laat mij met hen praten, dan zullen we zien wat er gebeurt. ' Hij rolde de zwarte haarlok in een stuk zeildoek en stopte hem in een van zijn handschoenen.

Tungdil schudde zijn hoofd. 'Aiphatòn, luister naar mijn raad: verberg je voor mensen, dwergen en elfen. Geen van hen zal je zonder haat en angst bekijken. Verlaat het Veilige Land en ga op zoek naar je soortgenoten. '

'Maar ik wil niet naar hen die jij alfen noemt, ' siste hij en hij liet zijn tanden zien. 'Wanneer ze zo zijn als mijn Schepper, dood ik ze liever allemaal. ' Hij strekte zijn hand uit naar de speer die nog altijd op het dek lag. De runen van het wapen lichtten op, vervolgens schoot het lussen zijn vingers. 'Ik wil niet zijn zoals zij. '

Tungdil had er nog steeds geen flauw idee van of hij de alf wel kon vertrouwen. Alles sprak in diens nadeel, zowel wat Tungdil uit de geschiedenis wist als wat hij zelf aan den lijve had ervaren. Sinthoras, Caphalor en Ondori waren de alfen geweest die hij zelf het hoofd had geboden. Maar je had ook Narmora gehad, de halfbloedalfin die de levensgezellin van Furgas was geweest. Zij vocht ondanks haar afstamming voor het goede, waarvoor ze een hoge prijs had betaald: haar geluk, het leven van haar kinderen en dat van haarzelf.

'Wat kun je mij over je Schepper en de dwergen vertellen?' vroeg hij om het gesprek over een andere boeg te gooien.

'Ze zijn dood. Wat valt er dan nog over hen te vertellen?'

Tungdil aarzelde. 'Heb je Furgas gezien? De mens die door de dwergen gevangen werd gehouden?'

'Ja. ' Aiphatòn hief zijn handschoen op. 'Hij heeft mij op verzoek van mijn Schepper gemaakt tot wat ik nu ben.' Klikkend kromde hij zijn vingers. 'Maar hij was geen gevangene. Hij was hun... ' Hij zocht naar een woord. 'Ze bogen voor hem en volgden zijn bevelen op, ' omschreef hij toen. 'Ik heb veel gehoord. '

'Hij was hun aanvoerder?'

'Ja, dat is het woord. Hij had het eiland samen met de dwergen ontdekt en het met soldaten veroverd. De mensen moesten voor hem werken. De magister bouwde vele apparaten die hij de dwergen gaf en die brachten ze weg. Hij heeft ook de machine gebouwd die hij dwars door de berg stuurde. Ze moesten monsters vinden en voor deze monsters maakte hij de tunnel. ' De alf ging naast Tungdil tegen de reling zitten. 'Hij was ook in Toboribor, op zoek naar orcs die hij voor andere machines kon gebruiken. Daarbij stuitte hij op mijn Schepper en de orcs. Mijn Schepper gaf hem mijn broers mee en hij bouwde ze om tot nieuwe wezens. '

'Hoe kwam het dat hij van de bron wist? Hij is magister in de techniek, geen magus. '

'Dat weet ik niet. Maar ik weet dat hij het deed. '

Tungdil geloofde de alf, al ging het hem aan het hart. Uit de mond van Veltaga had hij de waarheid gehoord, dat werd nu door Aiphatòn bevestigd. Tungdil wenste dat het anders was geweest.

De alf keek over de golven uit. 'Ik heb je verteld wat ik graag wil, wat ik weet en waar ik vandaan kom. Vertel jij me nu wat jullie gaan doen. '

'Wij gaan naar het Land aan Gene Zijde... '

'Naar de monsters waarover Furgas het had?' viel hij hem in de rede.

'Nee, niet naar het westen. Naar het noordoosten. ' En voor Aiphatòn iets kon vragen zei hij meteen: 'Je kunt niet met ons mee. '

De alf haalde hulpeloos zijn schouders op. Het was moeilijk van zijn gezicht af te lezen wat hij voelde, het zwart in zijn ogen versluierde elk gevoel, maar zijn gelaatstrekken toonden een diepe pijn. 'Wat moet ik hier nog, in het Veilige Land, waar niemand me wil?' Een rode traan liep over zijn wang en liet een felroze spoor op zijn huid achter. 'Ik ben een schepsel dat nergens een plaats zal vinden en alleen vijanden heeft. '

Tungdil was er intussen van overtuigd dat Aiphatòn meende wat hij zei. 'Kom mee, ik zal je voorstellen aan een wijze... '

'Nee. ' Aiphatòn keek hem vastbesloten aan. Hij had een beslissing genomen. 'Wanneer er voor mij geen plaats is in het Veilige Land, dan zal ik er een voor mezelf scheppen. ' Hij lachte vriendelijk. 'Wat jullie ook van plan zijn, ik wens jullie alle goeds. Ik weet zeker dat we elkaar nog wel eens zullen terugzien. ' Hij sprong over de reling en dook zonder enig geluid in het water; de golven verzwolgen hem.

Tungdil keek naar beneden. Er was niets te zien. Aiphatòn was weg alsof hij er nooit geweest was.

'Hé, wat is daar aan de hand?' riep de scheepswacht die de dwerg had zien staan. 'Is er iemand overboord geslagen?' De man kwam dichterbij.

'Nee. Een vis die boven water sprong. ' Tungdil draaide zich om en keerde terug naar de kajuit.

Net als de eerste keer zou hij de anderen niets van zijn raadselachtige ontmoeting vertellen. Hij zou hun niet eens hebben kunnen uitleggen waar de alf opeens vandaan gekomen was. Hij bad tot Vraccas dat Aiphatòn nooit als vijand tegenover hem zou staan.

En toch was hij er bijna van overtuigd dat het ooit zover zou komen. Vroeg of laat.

 

Het Veilige Land,

het koninkrijk Urgon, Drietoppenburg,

in het begin van de herfst van de 6241e zonnecyclus

 

Ortger zag vanuit zijn vesting hoe de zwarte colonne naderde. 'De bewoners van Urgon kropen weg in hun huizen, toen ze het bericht van de omroeper hoorden dat er een bevriend leger naderde, ' zei hij tegen Mallen die naast hem stond. 'En ik begrijp dat heel goed. Zulke vrienden kan iedereen missen als kiespijn. ' Hij keek naar de kop van de stille stoet die de stad bereikte. De schepsels waren breder en groter dan orcs, angstaanjagend en zwaargewapend.

'Ik begrijp die angst. In Idoslân was het niet anders. ' Mallen begaf zich op weg naar beneden, naar de ontvangstzaal, om afscheid te nemen. Tungdil en zijn vrienden waren samen met Lot-Ionan en de diamant de vorige omloop in Drietoppenburg aangekomen.

'Na meer dan vijf cycli zonder de monsters van Tion marcheren ze met duizenden tegelijk door het Veilige Land, zeggen de mensen. ' Ortger liep naast hem. 'Geen van die eenvoudige burgers gelooft aan hun vredelievendheid. Maar goed dat die ubariu weer vertrekken. Ik ben bang dat het tot incidenten komt. Er zijn te veel mensen die verschrikkelijke ervaringen met de orcs hebben opgedaan. '

De aanvoerders van het leger betraden de binnenplaats van de burcht, de ondergronders en de ubariu liepen naast elkaar, wat een eigenaardig tafereel opleverde. Volgens de maatstaven van het Veilige Land waren de doodsvijanden eikaars broeders geworden, wat door velen als tegennatuurlijk werd beschouwd.

Flagur en Sirka kwamen uit een bijgebouw en begroetten de nieuw aangekomenen hartelijk; ook Tungdil stond erbij.

Ortger zei niets, maar aan zijn gezicht was duidelijk te zien wat er in hem omging: hij voelde zich onpasselijk dat de held van het Veilige Land zich duidelijk voor deze eigenaardige verwanten van dwerg en orc interesseerde. Sterker nog, hij had een van hen als partner uitverkoren, wanneer men de geruchten mocht geloven.

'Kom, dan gaan we naar de ridderzaal. ' Hij liep voor hen uit, gevolgd door Mallen.

'Jij bent de gastheer. Wil je hen niet begroeten?'

'Erg welkom moeten ze zich al helemaal niet voelen, prins Mallen. Honderdduizend muilen zijn niet zo makkelijk te voeden en hoe eerder ze verdwenen zijn, hoe beter. We willen zo snel mogelijk afscheid van hen nemen en dat mogen ze gerust merken. '

Ze betraden de zaal waarin Woestling, Goda, Lot-Ionan, Rodario, Bylanta, de koningin van de Vierden, Ginsgar Opperkracht, Esdalân en de vertegenwoordigers van de andere vorsten en vorstinnen aan een ronde tafel zaten te wachten.

De koningen en koninginnen hadden het niet nodig gevonden zich persoonlijk naar Drietoppenburg te begeven. Alles was al gezegd en ze hadden de beslissing van de magus geaccepteerd. De diamant zou het Veilige Land verlaten. De diplomatieke gezanten waren een uiterste concessie aan de hoffelijkheid, omdat prins Mallen deze laatste feestelijke vergadering gewild had.

Kort daarop keerden Tungdil, Flagur en Sirka terug.

Ortger stond op. 'Welkom op Drietoppenburg. We zijn hier om de laatste gebeurtenissen te bespreken en de helden te eren. ' Hij maakte een lichte buiging naar Flagur en Sirka. 'Aanvaard nogmaals mijn dank, Flagur, voor jullie inspanningen voor het heil van het Veilige Land, die jullie in jullie eigen land zullen blijven voortzetten. ' Hij wendde zich tot Tungdil en de magus. 'Ook jullie komt lof toe, omdat jullie over de grenzen willen trekken en niet terugschrikken voor de ontberingen van een reis in het onbekende. ' Hij wees op Mallen. 'Prins Mallen, ik verleen u het woord. '

De Ido ging staan. 'Het ging me erom te tonen hoeveel waardering we tegenover jullie voelen, ' zei hij plechtig tegen degenen die gingen vertrekken. 'Een klein feest om jullie vertrek te vieren en dat in het niet zal zinken bij het feest dat jullie bij jullie terugkeer zal wachten. ' Hij lachte Tungdil toe. 'Moge Vraccas jullie leiden en beschermen. '

De een na de ander brachten de diplomatieke gezanten de beste wensen van hun vorsten en vorstinnen over en beloofden eer en geschenken bij hun terugkeer, alsmede eeuwigdurende dankbaarheid.

Tungdil hoorde het aan en glimlachte plichtmatig. Maar in zijn binnenste leek kokend bergbloed te borrelen. De machthebbers hadden zo weinig waardering voor de helden die hun leven op het spel hadden gezet, dat men hen met gezanten en plichtmatige groeten afscheepte.

Bylanta stond op. Zij was met haar niet zo grote lichaamsbouw een typische dwergenvrouw uil de stam van de Vierden en leek naast Sirka zo klein als een gnoom. Ze droeg haar lange blonde haren in een vlecht die over haar schouder en borst viel en haar bruine ogen rustten op Tungdil. Haar lichte maliënkolder was kwistig met edelstenen bezet en op haar hoofd stond een prachtig gesmede kroon, bezet met fonkelende diamanten.

'Ik ben Bylanta Smalvinger uit de clan der Zilverbaarden, koningin van de Vierden en heerseres over het Bruine Gebergte. ' Haar stem klonk luid, vast en beslist. 'Ik zal jullie colonne tot de poorten van Zilverfort begeleiden. Het is me een eer, Tungdil Goudhand, samen met jou te reizen. Ik wil een vriendin van je zijn, zoals jij een vriend van Gandogar bent geweest. ' Ze nam plaats.

Ginsgar Opperkracht ging staan. Een dwerg kon niet statiger zijn dan hij, zelfs Glaïmbar, de koning van de Vijfden, kon niet aan zijn verschijning tippen. De prachtige rode baard, zijn forse lichaamsbouw, de vastbesloten gelaatstrekken en de ogen die geen tegenspraak duldden, maakten hem tot een kind van de Smid zoals men dat maar zelden tegenkwam.

'Ik groet je, Tungdil Goudhand. Ik ben Ginsgar Opperkracht uit de clan der Nagelsmeden van de stam der Eersten, Borengar, en ik breng je als grootvorst de beste wensen van de dwergen-stammen over, ' zei hij met een dreunende basstem. 'Keer behouden uit het Land aan Gene Zijde terug en... '

Bylanta draaide haar gezicht naar hem toe. 'Hoe komt het dat hier kennelijk een nieuwe grootvorst zit, die mijn clans en ik helemaal niet hebben gekozen? Ik heb niet gehoord dat er een vergadering is geweest, ' zei ze verwonderd en verontwaardigd tegelijk. 'Ik dacht dat iemand de grootvorst van alle stammen was, en niet van eentje. '

'Er is een vergadering én een verkiezing geweest, ' antwoordde Ginsgar onverstoord. 'De krijgers die met mij door Âlandur zijn getrokken om de elfen voor hun verraad te straffen, hebben mij tot hun grootvorst uitgeroepen. En daaronder bevonden zich ook dwergen uit jouw clans, Bylanta. Het is dus terecht dat ik grootvorst ben. '

Deze mededeling was een onaangename verrassing voor de gezanten, Mallen en Ortger. Lot-Ionan wierp Tungdil een veelbetekenende blik toe. Er was precies gebeurd waar hij en Rodario bang voor waren geweest: een oorlogsheld had zich als heerser opgeworpen.

Esdalân keek Ginsgar vijandig aan. 'Wat heb je Âlandur aangedaan, dwerg? De atár waren je vijanden, niet mijn hele volk. Niet de groene wouden en de prachtige woonoorden. Niet de aarde die je vertrapt hebt. '

'We hebben op de atár gejaagd en ze overal aangetroffen. Ze hebben ons verraderlijk vanuit hun tempels, wouden en dorpen aangevallen. ' Ginsgar bleef de elf grimmig aankijken. 'Daarom hebben we alles in de as gelegd, wat hun als dekking voor hun laffe hinderlagen kon dienen. '

'Hebben de wiegen van de pasgeborenen ook als dekking voor hen gediend?' stootte Esdalân woedend uit.

'We hebben de nakomelingen van de atár gedood, elf, wat ook voor jou een voordeel is. Uit hen zou nieuw Kwaad zijn opgegroeid. ' Ginsgar legde zijn hand op de steel van zijn strijdhamer die naast hem stond. 'Wanneer we Âlandur helemaal hebben uitgemest, mogen de elfen weer terug naar hun land. Er groeien wel weer nieuwe bomen op. En je volk zal zich herstellen. '

'Hoeveel onschuldigen hebben jullie gedood?'

'Geen enkele. Allen die gestorven zijn, hadden de dood verdiend, ' antwoordde Ginsgar onmiddellijk. 'Je mag me wel dankbaar zijn. Alleen had je de atár nooit overwonnen. '

Esdalân sprong op, zijn stoel viel achterover en kwam met een luide klap op de grond terecht. 'Over je hulp zou ik me zeer verheugd hebben, Ginsgar Opperkracht, maar wat jij deed was zinloos moorden! Jullie waren gewoon niet beter dan de orcs!' Hij boog naar voren en leunde op de tafel. 'Weet je hoeveel er van mijn volk nog over zijn?' fluisterde hij hees van wanhoop.

'Zo'n honderd, schat ik, ' merkte de dwerg verveeld op.

'Zevenendertig!' schreeuwde Esdalân. 'Zevenendertig, onder wie tien vrouwen en negen kinderen!'

Ginsgar fronste zijn rode wenkbrauwen. 'We zijn grondig te werk gegaan. Nu zijn jullie tenminste geen gevaar meer voor het Veilige Land. '

'Jullie hebben nietsontziend wraak genomen, anders niet. ' De elf richtte zich met een ruk op. De tranen stroomden over zijn knappe gezicht dat tot een masker van haat vertrokken was. Hij wees naar Ginsgar en zei iets in zijn eigen taal, waarna hij omkeerde en de zaal verliet zonder nog links of rechts te kijken.

'Hij Palandiell, ' fluisterde Lot-Ionan en Rodario werd bleek als een witgekalkte wand. 'En wij hebben niets gedaan om hen tegen te houden. ' Hij legde zijn hand op zijn gordel, waaraan de diamant in een buideltje bungelde. 'Wij hebben werkloos toegekeken. '

'Wat hadden we moeten doen?' riep Ortger. 'Het is jammer dat het zo gelopen is, maar vertel ons eens wat we anders hadden moeten doen. '

Tungdil kon het ook niet begrijpen. De daad van Ginsgar was onvergeeflijk, een bewijs voor de wreedheid van de dwerg die zich tot grootvorst had uitgeroepen. 'We hebben allemaal schuld. Ons gemeenschappelijke leger had van Toboribor naar Âlandur moeten opmarcheren om een eind aan het moorden te maken. ' Hij wierp een vernietigende blik op Ginsgar. 'Besef je wel wat je hebt aangericht? Je hebt de mooiste gelegenheid om de elfen in dankbare vriendschap aan ons te binden voorbij laten gaan en ze in plaats daarvan weer tot onze vijanden gemaakt. '

'O, wat word ik nu bang. ' Ginsgar schudde grijnzend zijn hoofd. 'Zevenendertig puntoren zijn echt een leger dat de stammen onder de voet zal lopen. '

Bylanta spuugde voor zijn voeten. 'Je bent niets, Ginsgar Op-perkracht. Ik zal je door alle clans van de vijf stammen laten aanklagen opdat je je gerechte straf voor deze daden niet zal ontgaan. Ik bid tot Vraccas dat de elfen zich door dit gebaar op een omloop weer met ons willen verzoenen. Ook als jij daarvoor zou moeten sterven. '

'Zij is een betere, rechtmatiger pretendent voor de troon, ' mompelde Rodario tegen Tungdil. 'Wat denk je van een grootvorstin? En tussen twee haakjes, ze heeft een geweldige uitstraling. '

Ginsgar keek naar de spuugfluim die op zijn rechter laars kleefde. 'Spuug je gal maar uit, Bylanta. Daarmee kun je me niet doden. Ik ben door alle clans gekozen, dat is wat telt. Niet de plaats, niet de omstandigheden. ' Hij keek in het rond. 'We zijn hier wel klaar. Ik heb mijn wensen overgebracht en moet opbreken. Misschien moet ik nog een keer door Âlandur rijden en onder elke struik kijken. Grondigheid is een van de deugden van ons volk. ' Hij knikte, legde de strijdhamer op zijn schouder en verliet wijdbeens de zaal.

Toen wist Tungdil het zeker: in dit land waarin haat en dwergen als Ginsgar regeerden, wilde hij niet meer blijven.

Hij pakte Sirka's hand en drukte die stevig.