Hoofdstuk 17

Het Veilige Land,

 het koninklijk Weyurn, 

30 mijl ten noordoosten van Mifurdania,

aan het eind van de zomer van de 6241e zonnecyclus

 

DeGevleugelde Golf kliefde door het water en hield koers op de noordelijke uitloper van het Rode Gebergte. Daar zou de ingang van de tunnel verborgen zijn, waarover het monster had verteld.

De mist trok steeds verder op, de zon verwarmde allen die zich aan dek bevonden met haar stralen en liet hen de vochtige duisternis waarin ze opgesloten hadden gezeten snel vergeten.

Sirka kuste Tungdil op zijn mond. 'Je bent met recht een geleerde. '

Hij genoot ervan haar zachte lippen op de zijne te voelen. 'Nee. Ik heb alleen goed gekeken, ' zei hij en hij keek uit naar de zandbank.

'Altijd weer die bescheidenheid, ' mopperde Rodario, die in een hangmat lag en de versterkende zon op zijn buik liet schijnen. 'Wanneer jij niet op het idee was gekomen in die lege stoomketel te kruipen, zouden we allemaal verdronken zijn. ' Hij sloot zijn oogleden tegen het fel schijnende hemellichaam. 'Zelfs Lot-Ionan. Vanaf deze plaats nog eens mijn hartelijke dank. '

'Het was hetzelfde principe als bij het eiland. Wat met lucht gevuld is, stijgt onweerstaanbaar naar boven. ' Tungdil glimlachte en voelde zich toch een beetje trots.

Flagur, die door een van de scherpe randen van de ketel een snijwond in zijn schouder had opgelopen, knikte waarderend. Hij zat met een ontbloot bovenlichaam op een vat en de verbandtrommel stond er onder handbereik naast. Een van zijn metgezellen was de wond keurig aan het hechten. 'De toneelspeler spreekt de waarheid. Het had heel anders kunnen aflopen. Nu zijn de meesten van ons nog in leven. ' Flagur scheen de naald niet te voelen.

Tungdil merkte dat Lot-Ionan een eindje bij hen vandaan in de schaduw van de grote mast op een rol touw zat. Hij zag er heel bedrukt uit. 'Excuseer me een moment, ' zei hij en hij liep naar zijn pleegvader. 'Wat is er, eerwaarde magus?'

Lot-Ionan hief zijn witte hoofd op en probeerde een beetje te lachen. 'Heb je het niet gemerkt?' Hij hief zijn handen op. 'Vroeger kon ik daarmee de ingewikkeldste gebaren maken, nooit ging er iets mis. Nooit!' Hij liet zijn handen zakken en legde ze kruislings over elkaar heen, alsof hij ze voor hem wilde verbergen. 'Nu verricht ik er dwaasheden mee en mijn geheugen heeft me op een uiterst kritiek moment in de steek gelaten. ' Hij slaakte een zucht. 'Een spiegelbezwering! In een spelonk die door water is omsloten, diep op de bodem van een meer! O, wat ben ik toch een dwaas geworden. '

'Het is de schuld van Nudin, ' probeerde Tungdil hem op te beuren.

'Dat weet ik, ' antwoordde de magus, 'maar dat maakt het er niet beter op. ' Hij keek de dwerg aan. 'Ik maak me zorgen om wat de toekomst zal brengen. Wat er na de strijd tegen de Onuitwisbare zal gebeuren. '

Tungdil probeerde zijn gedachten te raden. 'Het Land aan Gene Zijde?'

'Nee, de toekomst van de magie in het Veilige Land. ' Hij streek over het verweerde hout van de grote mast. 'De nieuwe bron ligt op een diepe plek en zonder eiland zal het nauwelijks iemand lukken de kracht te gebruiken. ' Hij keek naar de rotswanden die zich vier mijl voor hen verhieven. Een daarvan deed denken aan een gezicht, het uitstekende rotsgedeelte daarin vormde een neus. De neus van de reus. 'De vraag die ik mezelf stel is: is er eigenlijk nog wel iemand die haar kan gebruiken, behalve ik?'

'Misschien zijn er nog meer leerlingen van Nudin?' Tungdil speelde met het eind van het touw. 'Maakt u zich geen zorgen hoe je naar de bodem moet zakken. Wanneer je met een ketel aan het oppervlak kunt komen, kun je daarmee ook weer afdalen. Dat is een kwestie van ballast. We hebben er geen eiland voor nodig. '

'Wanneer er nog meer leerlingen van Nudin zouden zijn, waarom hebben die zich dan niet bij Dergard en zijn vrienden aange sloten?' Hij stond op en hield zijn rug vast, waarin hij weer een vlammende steek had gevoeld. 'Stel dat ik de laatste magus van het Veilige Land ben!'

'Ze kunnen het als verraad beschouwd hebben, dat Dergard niet in de voetsporen van Nôd'onn is getreden, maar zich tot u heeft gewend, ' opperde Tungdil. 'Dergard heeft de bron opgespoord. We zullen zien of er weldra nog meer mensen in Weyurn opduiken die zich verdacht dicht in de buurt van deze plaats ophouden. ' Een kreet van de uitkijk maakte hen opmerkzaam op een rots. 'We naderen ons doel, eerwaarde Lot-Ionan. Bent u er klaar voor?'

'Ik weet het niet. ' Zijn lichtblauwe ogen keken oneindig vermoeid. 'Maar ik heb geen andere keus. ' Hij glimlachte. 'We hebben geen van allen een andere keus, nietwaar. '

DeGevleugelde Golf ploegde door het water in de richting van de begroeide zandbank.

Tungdil wenste dat hij zijn vriend Woestling tijdens het komende gevecht aan zijn zijde had kunnen hebben. Hij kon vechten en zorgde met zijn rake uitspraken zelfs in een uitzichtloze situatie opzettelijk of onbewust voor vrolijkheid.

Een beweging op het wateroppervlak herinnerde Tungdil aan de rune op de wapenrusting van het laatste monster, dat samen met het eiland op de bodem van het meer rustte.

'Acht, ' zei hij zacht. 'Jullie dood heeft acht gezichten, ' voltooide hij de spreuk. Het was de belofte van de Onuitwisbare aan de elfen geweest. Zou die voorbarig zijn geweest? Het cijfer acht was makkelijk te verklaren. Vijf machinewezens, twee Onuitwisbaren en de alf die hij in Toboribor had gezien. De dood in een achtvoudige gestalte. Twee waren daarvan nog over.

Rodario opende zijn ogen en kroop uit de hangmat. 'Waar is het oorlogsschip waarmee de Onuitwisbare hierheen is gevaren?' vroeg hij zich af. 'Hij kan het toch niet onzichtbaar hebben gemaakt?'

Flagur wees naar stuurboord. 'Daar is een schaduw onder het wateroppervlak. ' Hij hief zijn hoofd op naar de uitkijk. 'Wat is dat?' riep hij en hij wees de richting aan. Ondertussen had men de gehechte wond verbonden en hij trok zijn kleren en zijn wapenrusting weer aan.

'Een schip, ' klonk het vanboven. 'Het is tot zinken gebracht. Het ziet eruit als het oorlogsschip. '

'Daarmee is bewezen dat de Onuitwisbare zich hier bevindt. '

Sirka liet de zeilen reven en de roeiboten uitzetten om het zeilschip niet te dicht bij de zandbank en in ondiep water te brengen. Wie wist hoe snel ze vanhier zouden moeten vluchten?

Zwijgend en in gedachten verzonken voeren ze naar de kant. Toen ze over het zachte strand gelopen waren, ontdekten ze achter het dichte struikgewas een toegang van twee schreden breed en drie hoog.

Voorzichtig betraden ze het hol, dat hen na een paar stappen naar een steil aflopende trap voerde. Uit het donkere gewelf klonk ver van hen vandaan gehamer, gestamp en gerommel.

Ze daalden de treden af en kwamen in een tunnel zo rond als een cirkel, waarvan de doorsnee tien schreden bedroeg. De bodem was met een kniediepe laag fijn steenstof bedekt en de lucht was vol grijs stof, waarvan Rodario moest niezen. De glad geschuurde wanden glommen in het zwakke licht.

'Niemand steekt een fakkel aan, ' beval Tungdil snel. 'Er hangt te veel stof in de lucht. Dat zou door een vlam kunnen ontbranden. '

'Daar heb ik eerder van gehoord, ' knikte Rodario. 'Is in Porista niet ooit een molen in de lucht gevlogen omdat een kaarsvlam het meelstof in brand liet vliegen?' Hij keerde zich om naar de kant waar de tunnel aan het meer grensde. Er was een stevige bekisting aangebracht. Schoren en ijzeren draagbalken zo dik als boomstammen stutten een muur van steen en staal die moest voorkomen dat de watermassa's de reusachtige gang in zouden stromen. 'Deze Bandilor was een meesterlijke mijnbouwer, zou dat kunnen?' vroeg hij aan Tungdil. 'Ik dacht dat de Derden op de eerste plaats krijgers waren. '

'Je kunt jezelf veel aanleren, ' meende Tungdil grijnzend. 'Vooruit, voorwaarts. Wie weet hoe ver de Onuitwisbare voor ons is. '

Ze liepen door de tunnel en kwamen bij een railtracé, dat op dat van de dwergen leek. Er stonden drie lorries klaar die via zwengels met spierkracht voortbewogen konden worden.

Flagur wees op een lege plek, waar minder stof op de grond lag. 'Het waren er eerst vier. '

'Erachteraan dan. ' Tungdil sprong op een voertuig, de anderen volgden zijn voorbeeld en de rit begon.

Het zwengelen namen de ubariu voor hun rekening die een behoorlijke snelheid bereikten. Het fijne stof drong in hun ogen, neus en mond, het knarste tussen hun tanden en smaakte bitter.

Hun ogen jeukten en brandden en het liefst hadden ze hun oogleden gesloten.

De tunnel liep in een rechte lijn door het Rode Gebergte.

'Een makkelijker weg zal er voor de monsters uit het Land aan Gene Zijde niet zijn, ' zei Rodario. Hij spuugde om het stof uit zijn mond weg te krijgen. 'Geen last van steile berghellingen en toppen, noch van de felle wind of het ijs en de sneeuw. '

'Ja, maar ze moeten boten meenemen. Hoe moeten ze anders van de zandbank wegkomen?' wierp Sirka tegen.

Tungdil betwijfelde in stilte of Bandilor dit plan had uitgedokterd. Ook al verzette hij zich heftig tegen de gedachte, alles wees erop dat Furgas in zijn dorst naar wraak de ondergang van het Veilige Land had beraamd. En hij was er zeker van dat de magister ook iets verzonnen had om de monsters verder te transporteren. Misschien met zijn eiland of met een veroverd drijvend eiland, waarvan er in Weyurn genoeg waren.

Een duidelijk bewijs voor Furgas' verraad zou Tungdil gekregen hebben, als hij de zwakke plekken van de machinewezens had proberen te raken die Furgas had aangegeven. Maar in de strijd was daar geen tijd meer voor geweest. 'Laten we blij zijn dat we niet met eigen ogen zien hoe het gewerkt had, ' merkte hij op. 'Want dan zouden we te laat zijn. '

De rit duurde lang, maar ze kwamen steeds dichter bij het stampen en rommelen. De stofnevel werd dichter, de lorrie leek door as te rijden en wierp dikke grijze wolken op. Het lawaai werd steeds luider tot het boven alles uit klonk en een gesprek niet meer mogelijk was.

Voor hen verscheen een reusachtige zwarte schaduw die de tunnel helemaal vulde. Het was een machine van twintig schreden lang, die ratelde, tikte en maalde. Vooraan draaide een soort boor in het rond die zich onverbiddelijk door de steen vrat en uit het achterste stuk werd het stof geworpen. Rijen wielen, elk zo groot als een kleine hut, draaiden langzaam en zorgden voor de nodige druk en het voortbewegen van de boor.

Tungdil had nu een verklaring voor het gat van de tunnel dat naderhand met veel moeite gesloten moest worden. De machine was vermoedelijk door het eiland naar het Rode Gebergte vervoerd, onder het wateroppervlak zodat niemand haar toevallig zou ontdekken. Nadat ze zich ver genoeg de rots in had gevreten, was het gat dichtgemaakt.

'Ze beweegt zich vanzelf voort, ' schreeuwde Sirka in Tungdils oor om boven het lawaai uit te komen.

Hij knikte alleen maar. Dit was verreweg het grootste meesterwerk dat de magister technicus had geschapen. Een machine die zich onverstoorbaar en zonder gestuurd te worden door de harde rots vrat, de ene omloop na de andere. Tot ze in het Land aan Gene Zijde zou geraken en de deur wagenwijd voor de ondergang openzette.

Rodario plukte aan zijn maliënkolder en wees op de ontbrekende lorrie. Ze stond vlak onder de machine, zonder de Onuitwisbare erin.

'Hij moet ergens op de machine zitten, ' schreeuwde Tungdil en hij stapte uit. Hij zonk tot zijn borst weg in het stof en baande zich een weg naar een ijzeren ladder, die naast het achterste wiel naar boven liep. Hij had het gevoel dat hij door poederig water waadde.

Zijn metgezellen kwamen met hem mee en de een na de ander klommen ze de machine op. Het ijzer trilde en vibreerde zacht en het rommelde onafgebroken alsof zware hamers binnenin aan het werk waren. Het rook naar steen, warm ijzer, olie en stof.

Ze stonden weldra op een gangboord van ijzeren tralies die helemaal rondom de machine liep. Op regelmatige afstanden gingen trappen en ladders naar boven en beneden die naar andere etages voerden. Op het eerste gezicht zagen ze alleen ijzeren bekleding, geen hendels, stelschroeven, of andere toestellen waarmee men de vaart van de machine kon afremmen. Toen hoorden ze dat het gerommel sterker werd en het ritme vlugger. De boor begon sneller te werken.

'We moeten hem tegenhouden, ' brulde Tungdil. 'De Onuitwisbare heeft... '

Een gestalte in zwarte wapenrusting kwam neer achter de ubari die de rij sloot en sloeg met twee zwaarden toe. In drie delen gehakt viel de krijger op de loopgang zonder te weten wie hem van het leven had beroofd. Zijn bloed spoelde de stof van de loopgang en mengde zich daarmee tot vochtige, grijsrode klompen.

De Onuitwisbare bewoog zich zo snel en zeker in zijn prachtige tioniumharnas, dat het leek of het niets woog. Het vale, vuilgele licht verleende hem een nog onheilspellender aura en zijn gesloten helm maakte het onmogelijk een blik op zijn gezicht te werpen. Tungdil staarde de tegenstander aan en kon alleen maar

vermoeden wie zich onder het metaal verborgen had.

De alf wilde niet aan een lang gevecht beginnen. Hij zette zich al at om op de verdieping boven hen te geraken.

Flagur slingerde zijn dolk naar hem en trof de Onuitwisbare in zijn sprong. De punt boorde zich door het pantser boven de rechterheup en het lemmet begroef zich voor de helft in de alf. Toen was hij even snel weer verdwenen als hij was opgedoken.

Tungdil wees omhoog. 'Naar boven! Misschien zit daar een ingang, ' schreeuwde hij. 'Eerst de machine. De alf komt vanzelf naar ons toe. '

Omzichtig klommen ze van de ene etage naar de andere, ze kropen over de smerige metalen rug van de mechanische woelrat en kwamen bij een luik. Flagur liet zich als eerste naar beneden zakken, daarna volgden Tungdil en de anderen.

Ze zagen dat de Onuitwisbare zijn voorzorgsmaatregelen had genomen. Ongetwijfeld was dit ooit de plek geweest, vanwaar men de apparatuur kon besturen, maar de enorme vernieling in de nauwe, muffe en vooral hete ruimte maakte het onmogelijk te zien wat voor radertje welk doel had gehad.

Sirka had een groot mangat ontdekt dat omlaag naar het hart van de machine leidde. Vragend wees ze ernaar en Tungdil knikte alleen maar.

Nu werd het pas echt onbehaaglijk. De hitte binnenin dreef niet alleen het zweet uit de poriën, oliespuiten hadden de ijzeren traptreden glad gemaakt en de looppaden waren nog smaller dan aan de buitenkant. Moslantaarns verspreidden een licht waarbij Rodario en Lot-Ionan nauwelijks iets konden onderscheiden. Voor de ogen van de dwergen en de ubariu was het echter voldoende.

De adembenemende aanblik van wat niemand ooit eerder had aanschouwd, overweldigde hen bijna.

Grote en kleine tandraderen draaiden nu eens snel dan weer langzaam, buizen roteerden, kettingen en dikke leren banden dreven cilinders aan waaruit een stangenstelsel tevoorschijn kwam dat in andere ijzeren toestellen verdween. Het was een levend woud van metaal waarin een onvoorzichtige aanraking voldoende kon zijn om gepakt en meegesleurd te worden.

'Waar zoeken we naar?' schreeuwde Sirka. 'Of moeten we hiervan iets kapotmaken?'

'Ik weel niet of dat voldoende is, ' brulde Tungdil terug. 'We moeten de motor vinden en saboteren. '

Ze vertrok haar gezicht. 'En hoe ziet een motor eruit?'

Rodario wees naar links, waar een ijzeren kast zo groot als een huis stond waaruit diverse kettingen snorrend over geleidingsrollen naar alle kanten in de machine geleid werden. 'Laten we daarmee beginnen en kijken wat er gebeurt, ' stelde hij voor.

Een ubari schreeuwde luid en liet zijn wapen vallen. Ze zagen dat tussen twee tralies van een ijzeren rooster door een smalle kling omhoogstak, die de krijger precies in zijn kruis getroffen had. De Onuitwisbare hing als een spin aan de andere kant onder hen.

De ubari zakte stervend in elkaar, terwijl de alf zich afzette, feilloos op een twee vingers brede ijzeren balk belandde en vandaar weer in het donker verdween.

Rodario slikte. Er waren nog maar een paar ubari over om de vijand te overwinnen. 'Eerwaarde Lot-Ionan, doe iets!' verlangde hij angstig.

Tungdil kon de toneelspeler diens reactie niet eens kwalijk nemen. 'Snel naar dat blok, ' beval hij en hij rende erheen.

Ze kwamen bij de ijzeren kast waarvan ze dachten dat het de motor was. De kettingen zoefden met zo'n grote snelheid langs hen heen, dat ze voor hun ogen vervaagden en onduidelijk werden. Ze veroorzaakten een naar olie ruikende wind. Tungdil zag dat ze strakgespannen waren en zich niet zonder meer tot staan zouden laten brengen. Resteerden alleen de geleidingsrollen.

Voor hij hen kon zeggen wat hij van plan was, dook de alf weer op. Hij had het op Flagur gemunt, maar trof ditmaal een goed voorbereide tegenstander.

Flagur pareerde de eerste kling met zijn zwaard en ving de arm op die het tweede wapen hanteerde. Toen schopte hij de Onuitwisbare tegen de borst en slingerde hem naar achteren zonder diens arm los te laten. Het bot zou breken.

Als een pop vloog de alf naar achteren, zette zich echter tegen de wand af en stoof twee keer zo snel naar Flagur terug. Hij sloeg met zijn zwaard naar hem. De ubari moest de arm loslaten zonder dat hij de alf verwond had.

Zijn soldaten kwamen aangesneld en hakten met snelle slagen op de Onuitwisbare in.

De alf zag zijn fout te laat in. Deze tegenstanders waren anders dan de doorgaans sterke maar logge en trage orcs. Hij moest zich terugtrekken; na twee treffers tegen zijn borst en zijn linker dijbeen, probeerde hij zich opnieuw in het donker terug te trekken

om zijn verraderlijke aanvallen vandaar voort te zetten.

Een ubari stak hij neer, de slag van een tweede wist hij te pareren, zodat het bovenlichaam van de soldaat gevaarlijk dicht bij een ketting kwam. Na een tweede bliksemsnelle aanval, grepen de schakels de ubari en sleurden hem mee. Zijn kreten verstomden al snel. Ergens binnen in de machine klonk een luid gerammel en de rondlopende ketting kleurde rood door zijn bloed.

'Grijp hem!' Lot-Ionan had van de gelegenheid gebruikgemaakt een toverboei te weven die hij over de Onuitwisbare heen wierp.

De runen op de zwarte wapenrusting lichtten protesterend op, maar konden de drager niet tegen de uitwerking van de magie beschermen. Hij verstijfde als een standbeeld en van achter zijn helm klonken woedende kreten.

'Gooi hem tegen de grond!' Tungdil wierp zich op de alf, Flagur kwam hem te hulp en ontrukte de tegenstander zijn beide zwaarden.

'Ga door, vrienden. ' Rodario had weinig zin in de buurt van de Onuitwisbare te komen, maar bekommerde zich in plaats daarvan om de motor. 'Ik zal de machine stilzetten. ' Hij had een luik gevonden dat geopend kon worden en daarachter zag hij het ene tandrad na het andere en verscheidene dikke ijzeren veren die zich onafgebroken samentrokken en weer ontspanden.

Daaronder stond een bak met olie. Kleine bakjes doken daarin onder, werden gevuld en overgoten de snel lopende delen. De zwarte vloeistof liep langs de stangen naar beneden terug in de bak.

'O, hier weet zelfs ik wat er moet gebeuren, ' lachte hij. Met zijn zwaard stak hij een groot gat in de bak; de olie stroomde eruit en de bakjes hadden al snel niets meer te scheppen.

Maar nog gebeurde er niets. De machine bleef gesmeerd verder lopen.

'Dat duurt te lang. ' Om een en ander wat sneller te laten gaan gooide Rodario het steenstof dat hij vond door het luikje. De bakjes droegen het naar boven en bestrooiden de ronddraaiende onderdelen.

Kort daarop klonken de eerste scheurende geluiden, metaal werd warm door de wrijving en verspreidde een prikkelende stank. Het zou niet lang meer duren voor de motor stilstond.

'En weer eens had de Ongeëvenaarde een ongeëvenaard idee. '

Hij sloot het luik en keek wat Tungdil en de ubari met de Onuitwisbare deden.

Kreunend bleef het eerste wiel stilstaan. Een paar delen die op volle snelheid liepen werden abrupt afgeremd, terwijl andere verder liepen, maar hun kracht niet meer konden overdragen. Luid galmend brak het ijzer, met kracht sloegen stukken van de tandraderen door het omhulsel, die vervolgens als projectielen in het rond floten.