hoofdstuk 25
Onverwacht in december
DE VOLGENDE dag verliep leeg en stil. Ze probeerden het niet nog eens om kerstmis zonder Mary te vieren. Er waren alleen verrassingen voor Carrie en Grace, en hoewel het pas de volgende dag kerstmis was, hadden ze die morgen het kerstpakketje van Mary opengemaakt.
Er zou een hele week geen school zijn. Laura wist, dat ze eigenlijk moest gaan leren, maar ze vond geen rust bij haar boeken. „Het is helemaal niet prettig om thuis te leren als Mary er niet is om mee te doen," zei ze. Het middageten was op en het hele huis was aan kant, maar het leek leeg zonder Mary in haar schommelstoel. Laura stond de kamer rond te kijken, alsof ze iets zocht wat ze verloren had. Ma legde haar kerkbode neer. „Ik kan er ook niet aan wennen dat ze weg is," zei ze. „Er staat een interessant stuk in van een missionaris, maar ik heb Mary zolang voorgelezen, dat ik niet goed meer voor mezelf kan lezen." „Ik wou dat ze nooit weg was gegaan!" zei Laura fel, maar Ma zei dat ze het zo niet moest zien. „Het gaat zo goed met haar studie, en het is heerlijk dat ze zoveel leert; ze kan op de naaimachine naaien en orgelspelen, en ze maakt zulk mooi kralenwerk."
Ze keken allebei naar het mandje van blauwe en witte kraaltjes, aan dun ijzerdraad geregen, dat Mary gemaakt had en naar huis had gestuurd als kerstgeschenk voor hen allemaal. Het stond op de lessenaar bij Laura. Ze liep erheen en betastte de franje van kraaltjes langs de rand, terwijl Ma verder praatte.
„Ik maak me er een beetje ongerust over waar het geld vandaan moet komen voor haar nieuwe zomerkleren, en we moeten zien dat ze ook wat zakgeld krijgt. Ze moet ook een eigen braillelei hebben. Die zijn duur." „Over twee maanden ben ik zestien," zei Laura hoopvol. „Misschien haal ik de volgende zomer mijn diploma." „Als jij het volgend jaar een poosje les zou kunnen geven, kunnen we Mary in de zomervakantie misschien thuis laten komen," zei Ma. „Ze is zolang weg geweest, ze moet eigenlijk een poosje thuis komen, en het zou alleen het geld voor het spoorkaartje kosten. Maar we mogen geen kuikens verkopen voor ze uitgebroed zijn."
„Laat ik maar weer gaan leren," zuchtte Laura. Ze schaamde zich, dat ze zo landerig aan het luieren was, terwijl Mary het geduld had om zo'n keurig werkstuk te maken van kleine kraaltjes die ze niet kon zien.
Ma nam haar krant weer op en Laura boog zich over haar boeken, maar ze kon haar lusteloosheid niet de baas worden. Bij het raam kondigde Carrie aan: „Daar komt meneer Boost! En er is ook iemand bij hem. Nu is-ie bij de deur!" „Nu is hij," corrigeerde Ma. Laura deed de deur open en meneer Boost kwam binnen en zei: „Hoe gaat het met allemaal hier? Dit is meneer Brewster." Aan meneer Brewster's laarzen, aan zijn dikke jekker, en aan zijn handen was te zien, dat hij boer was. Hij zei niet veel. „Hoe maakt u het?" zei Ma en ze bood hen stoelen aan. „Meneer Ingalls is ergens in de stad. Hoe maakt mevrouw Boost het? Wat jammer dat ze niet meegekomen is." „Ik was niet van plan te komen," zei meneer Boost. „We kwamen alleen even binnen om met deze jongedame te praten," en zijn donkere ogen wierpen een blik op Laura. Ze schrok heel erg. Ze ging kaarsrecht zitten, zoals Ma geleerd had, met haar handen in haar schoot gevouwen en haar schoenen onder haar rokken getrokken, maar haar adem stokte. Ze kon niet bedenken wat meneer Boost wilde. Hij ging verder. „Loe Brewster hier is op zoek naar een onderwijzeres voor de nieuwe school die ze in zijn buurt beginnen. Hij is gisteravond op de openbare les geweest. Hij heeft het idee, dat Laura de onderwijzeres is die ze hebben moeten, en ik heb hem gezegd, dat hij geen betere kan vinden." Het was of Laura's hart een sprong maakte en weer neerkwam, en daarna dieper en dieper wegzonk. „Ik ben nog niet oud genoeg", zei ze. „Kom, Laura," zei meneer Boost ernstig, „je hoeft niet te vertellen hoe oud je bent, als niemand je ernaar vraagt. De vraag is, heb je zin in die school als de inspecteur je een diploma geeft?" Laura was sprakeloos. Ze keek naar Ma, en Ma vroeg: „Waar is de school, meneer Brewster?" „Zestien kilometer naar het zuiden," antwoordde meneer Brewster.
Laura's hart zonk nog dieper omlaag. Zo ver van huis, en bij vreemden, zou ze helemaal op zichzelf staan en van niemand meer steun hebben. Ze zou niet thuis kunnen komen voor haar tijd om was. Zestien kilometer heen en terug was een te lange tocht.
Meneer Brewster zei nog: „Het is een kleine gemeenschap. De streek is nog niet overal bewoond. We kunnen niet langer dan twee maanden les laten geven, en we kunnen niet meer dan twintig dollar per maand en de kost geven." „Dat lijkt me toch een redelijk bedrag," zei Ma. Het zouden veertig dollar zijn, dacht Laura. Veertig dollar! Ze had nooit beseft, dat ze zoveel geld kon verdienen. „Ik weet dat mijn man op uw raad zal vertrouwen," meneer Boost," zei Ma. „Loe Brewster en ik hebben elkaar vroeger in het oosten gekend," zei meneer Boost. „Het is een mooie kans voor Laura als ze het wil doen." Laura was zo opgewonden, dat ze nauwelijks iets kon zeggen. „Ja, zeker," kon ze stamelen. „Ik zou graag op die school lesgeven." „Dan moeten we voortmaken," zei meneer Boost en hij en meneer Brewster stonden op. „Williams is in de stad, en als we hem te pakken kunnen krijgen voor hij weer naar huis gaat, komt hij hierheen en neemt hij je meteen je examen af."
Ze zeiden Ma goedendag en haastten zich weg. „O, Ma!" zei Laura verschrikt. „Denkt u dat ik zal slagen?" „Dat geloof ik wel, Laura," zei Ma. „Maak je niet zenuwachtig of ongerust. Daarvoor is geen reden. Doe maar net of je een proefwerk moet maken, dan gaat alles goed." Het duurde maar even voor Carrie riep: „Daar is-ie al..." „Daar is hij al," zei Ma bijna bits. „Nu steekt-ie over!" riep Carrie. De klop op de deur klonk. Ma deed open. Een lange man met een aardig gezicht en prettige manieren zei haar, dat hij Williams, de inspecteur van het onderwijs, was. „En jij bent dus de jongedame die een diploma wil hebben !" zei hij tegen Laura. „Het is haast niet nodig je een examen af te nemen. Ik heb je gisteravond gehoord. Je hebt alle vragen goed beantwoord. Maar ik zie daar je lei en griffel op de tafel liggen, we kunnen dus wel het een en ander doen." Ze gingen samen aan de tafel zitten. Laura maakte rekensommen, ze maakte een diktee, ze beantwoordde vragen over aardrijkskunde. Ze las de rede van Marcus Antonius bij de dood van Caesar voor. Ze voelde zich al helemaal op haar gemak met meneer Williams, toen ze zinnen op haar lei schreef en die vlug ontleedde.
Na een poosje was meneer Williams tevreden. „Ik hoef je niets over geschiedenis te vragen," zei hij. „Ik heb gisteravond gehoord hoe je het overzicht van onze geschiedenis vertelde. Ik kan je cijfers niet te hoog maken, want ik mag je maar een diploma voor de laagste klassen geven. Mag ik even pen en inkt gebruiken?" vroeg hij Ma. „Hier staan ze, op de lessenaar," wees Ma hem. Hij ging aan Pa's lessenaar zitten en spreidde er een leeg diploma op uit. Enkele ogenblikken was er alleen het zachte schuren van zijn mouw over het papier te horen, terwijl hij schreef. Hij droogde de pen af aan de inktlap, hij deed de kurk weer op de inktpot en hij ging staan. „Alstublieft, juffrouw Ingalls," zei hij. „Meneer Brewster heeft me gevraagd u te zeggen dat de school aanstaande maandag begint. Hij zal u zaterdag of zondag komen halen, dat hangt er vanaf hoe het weer zal zijn. Weet u dat het zestien kilometer ten zuiden van de stad is ?" „Ja, meneer. Meneer Brewster heeft het gezegd," antwoordde Laura. „Zo, dan wens ik u het beste," zei hij hartelijk. „Dank u, meneer," antwoordde Laura.
Nadat hij Ma goedendag had gezegd en weggegaan was, lazen ze het diploma. Laura stond nog middenin de kamer met het diploma in haar hand, toen Pa binnen kwam. „Wat is er, Laura?" vroeg hij. „Je kijkt alsof je bang bent, dat dat papier je zal bijten." „Pa," zei Laura, „ik ben onderwijzeres." „Wat!" zei Pa. „Caroline, wat is er aan de hand?" „Leest u maar," Laura gaf hem het diploma en ging zitten. „En hij heeft me niet gevraagd hoe oud ik ben." Toen Pa het diploma gelezen had en Ma hem van de school had verteld, zei hij: „Ik sta paf." Hij ging zitten en las het diploma nog een keer langzaam over. „Dat is mooi," zei hij. „Dat is heel mooi voor iemand van vijftien jaar." Hij wou het hartelijk zeggen, maar hij had een brok in zijn keel, want nu zou Laura weggaan.
Ze kon zich niet voorstellen hoe het zou zijn om les te geven, zestien kilometer van huis, alleen tussen vreemden. Ze wilde er niet aan denken. Ze wilde niet van huis. Hoe minder ze eraan dacht, hoe beter, want ze moest weg en ze moest alles wat er kwam alleen verwerken.
„Nu kan Mary alles krijgen wat ze nodig heeft, en ze kan ook van de zomer thuis komen," zei ze. „O, Pa, denkt u dat ik... dat ik les kan geven?" „Ja, Laura," zei Pa. „Dat weet ik zeker."