hoofdstuk 15

Bezoek van de schoolcommissie

LAURA MEENDE, dat Nellie Oleson verrast en teleurgesteld keek toen zij en Carrie de volgende morgen de school binnen kwamen. Nellie had misschien verwacht, dat ze niet weer op school zouden komen. „O, ik ben blij dat je terug bent!" zei Mary Power, en Ida gaf Laura's arm een innig drukje. „Je zou toch nooit van school zijn weggebleven, omdat zij zo gemeen was, Laura?" zei Ida. „Ik laat me door niets tegenhouden om een opleiding te krijgen," antwoordde Laura. „Toch zou je geen opleiding krijgen als je voorgoed van school werd gestuurd," zei Nellie. Laura keek haar aan. „Ik heb niets gedaan om voorgoed weggestuurd te worden, en ik zal niets doen ook." „Het zou ook nooit kunnen, want je vader zit immers in de schoolcommissie?" zei Nellie.

„Ik wou dat jij eens ophield met aldoor te zeggen, dat Pa in de schoolcommissie zit!" zei Laura losbarstend. „Ik weet niet wat jij ermee te maken hebt als..." De bel begon te luiden en ze gingen allemaal naar hun plaatsen. Carrie hield zich voorbeeldig, en omdat Pa het gezegd had, gedroeg ook Laura zich zoals het hoorde. Ze dacht toen niet aan de bijbeltekst, die spreekt van het vaatwerk, dat alleen aan de buitenkant schoon was; maar het was waar, ze leek erop. Ze haatte juffrouw Wilder. Ze voelde nog altijd een brandende wrok over juffrouw Wilder's verschrikkelijke onrechtvaardigheid tegenover Carrie. Ze wilde het haar betaald zetten. Zo op het oog gedroeg ze zich voorbeeldig, maar ze deed geen enkele poging om vanbinnen werkelijk goed te zijn.

In school was het nog nooit zo rumoerig geweest. Door het hele lokaal klonk een gestommel van boeken en voeten, en een gefluister van stemmen. Alleen de grote meisjes en Carrie zaten stil te leren. Hoe juffrouw Wilder zich ook draaide, achter haar rug was het altijd onordelijk en lawaaierig. Opeens klonk er een doordringende gil. Charley was overeind gesprongen. Hij hield zijn handen van achteren tegen zijn broek. „Een speld!" gilde hij. „Er zit een speld in mijn broek!" Hij liet juffrouw Wilder een kromme speld zien. Ze klemde haar lippen stijf op elkaar. Nu glimlachte ze niet. Ze zei kortaf: „Je kunt hier komen, Charley." Charley knipoogde tegen de klas en stapte naar de lessenaar van juffrouw Wilder. „Steek je hand uit," zei ze, terwijl ze in haar lessenaar reikte naar haar liniaal. Even tastte ze erin rond, toen keek ze in de lessenaar. Haar liniaal was er niet. Ze vroeg: „Heeft iemand mijn liniaal gezien?" Niemand stak een vinger op. Het gezicht van juffrouw Wilder werd rood van boosheid. Ze zei tegen Charley: „Ga in die hoek staan. Met je gezicht naar de wand!"

Charley liep naar de hoek en wreef zich van achteren alsof hij de speldeprik nog voelde. Clarence en Alfred lachten hardop. Juffrouw Wilder keerde zich vlug naar hen om, en nog vlugger keek Charley achterom en trok zo'n gezicht tegen haar, dat alle jongens in lachen uitbarstten. Charley was zo vlug geweest, dat ze alleen de achterkant van zijn hoofd zag, toen ze zich snel omdraaide om te zien waarom er gelachen werd. Wel drie of vier keer draaide ze zich vlug om en om, en Charley draaide nog vlugger en trok gezichten tegen haar. De hele school gierde. Alleen Laura en Carrie slaagden erin om strakke gezichten te zetten. Zelfs de andere grote meisjes stikten van het lachen en verstopten hun gezichten in hun zakdoeken. Juffrouw Wilder tikte om stilte. Ze moest met haar knokkels tikken, omdat ze geen liniaal had. En ze kon geen orde krijgen. Ze kon Charley niet aldoor in het vizier houden; en zodra ze zich omgekeerd had, trok hij een gezicht tegen haar en werd er weer gelachen.

De jongens hadden hun belofte aan Laura niet verbroken: ze legden het erop aan om nog ondeugender te zijn dan ze beloofd hadden. En Laura trok zich er niets van aan. Om eerlijk te zijn: ze vond het heerlijk. Toen Clarence zijn bank uitgleed en op handen en voeten tussen de rijen doorliep, glimlachte ze tegen hem. In de pauze bleef ze binnen. Ze was er zeker van dat de jongens nog meer kattekwaad van plan waren, en ze wilde ergens zijn waar ze ze niet kon horen.

Na de pauze was de wanorde nog groter. De jongens gooiden aan hun kant voortdurend met propjes. Alle kleine meisjes fluisterden met elkaar en stuurden elkaar briefjes. Toen juffrouw Wilder bij het bord stond, liep Clarence op handen en voeten tussen de rijen door, en Alfred ging hem achterna, en Charley holde zo onhoorbaar als een kat tussen de rijen door en sprong over hun ruggen heen. Ze keken of Laura het leuk vond, en ze glimlachte hen toe. „Waar lach jij om, Laura?" vroeg juffrouw Wilder kortaf toen ze zich bij het bord omdraaide. „Lachte ik?" Laura keek op van haar boek en deed verbaasd. De klas was stil, de jongens zaten in hun banken, iedereen deed net of hij vlijtig leerde. „In ieder geval, ik wens het niet!" zei juffrouw Wilder bits. Ze keek scherp naar Laura en draaide zich weer om naar het bord; bijna iedereen behalve Laura en Carrie begon te lachen.

De hele verdere morgen was Laura rustig en hield ze haar ogen op haar boeken gericht, alleen keek ze af en toe tersluiks naar Carrie. Een keer keek Carrie terug. Laura legde een vinger op haar lippen, en Carrie boog zich weer over haar boek. Met zoveel lawaai en wanorde achter haar rug, hoe ze zich ook draaide, raakte juffrouw Wilder zelf van streek. Tegen de middag liet ze de kinderen een half uur eerder naar huis gaan, en weer moesten Laura en Carrie uitleggen waarom ze zo vroeg thuis kwamen. Ze vertelden van de wanorde in school, en Pa keek ernstig. Maar hij zei alleen: „Meisjes, pas op dat jullie je goed gedraagt. Onthoud goed wat ik zeg."

Dat deden ze. De volgende dag was de wanorde nog groter. De hele school lachte juffrouw Wilder bijna openlijk uit. Laura was ontzet over wat ze had opgeroepen, omdat ze twee keer om een ondeugendheid gelachen had. Toch had ze geen zin om er een eind aan te maken. Ze kon de onrechtvaardigheid van juffrouw Wilder tegenover Carrie nooit vergeven. Ze wilde haar niet vergeven. Nu iedereen juffrouw Wilder plaagde of dwars zat of minstens giechelde, ging Nellie meedoen. Ze was nog altijd het lievelingetje van de juffrouw, maar ze briefde aan de andere meisjes alles over wat juffrouw Wilder zei, en ze lachte haar uit. 

Op een dag vertelde ze aan de andere meisjes dat juffrouw Wilder Eliza Jane heette. „Het is een geheim," zei Nellie. „Ze heeft het mij een poos geleden al verteld, maar ze wil niet dat iemand anders hier het weet." „Waarom niet?" vroeg Ida verbaasd. „Eliza Jane is een aardige naam." „Ik weet waarom," zei Nellie. „Toen ze een klein meisje was, kwam er een vies kind op school, en juffrouw Wilder moest naast haar zitten, en" - Nellie trok de andere meisjes dicht naar zich toe en fluisterde - „ze kreeg luizen in haar haar." Ze deinsden allemaal terug, en Mary Power riep: „Hè, Nellie, zulke lelijke dingen mag je niet vertellen." „Dat wou ik ook niet, maar Ida vroeg ernaar," zei Nellie. „O, Nellie, dat is niet waar!" zei Ida. „Wel waar. En luister eens," giechelde Nellie. „Dat is nog niet alles. Haar moeder stuurde de onderwijzer een briefje, en de onderwijzer stuurde het vieze kind naar huis, en zo kwam iedereen het te weten. En de moeder van juffrouw Wilder hield haar een hele morgen thuis om haar haren met de stofkam te kammen. Juffrouw Wilder huilde en huilde, en ze was zo bang om weer naar school te gaan, dat ze te langzaam liep en te laat kwam. In de pauze ging de hele klas in een kring om haar heen staan, en iedereen riep aldoor: 'Luie, luizige, Lizzy Jane.' En zelfs nu nog kan ze haar naam niet uitstaan. Zolang als ze op die school was, schold iedereen die boos op haar was haar ermee uit: 'Luie, luizige, Lizzy Jane!"' Ze zei het zo grappig, dat ze lachten, hoewel ze zich een beetje schaamden dat ze het deden. Later spraken ze met elkaar af, dat ze Nellie nooit iets zouden vertellen, omdat ze klikte.

De school was nu zo rumoerig, dat het geen echte school meer was. Toen juffrouw Wilder de bel luidde, dromden de kinderen vrolijk naar binnen om haar te gaan plagen. Ze kon niet op ieder kind apart letten, en daarom betrapte ze bijna nooit iemand. Ze sloegen met hun leien en boeken, ze gooiden met proppen en propjes, ze floten tussen hun tanden, en ze holden tussen de rijen door. Ze spanden allemaal samen tegen juffrouw Wilder; ze hadden er plezier in om haar te plagen en te bespotten en aan het schrikken te maken en uit te lachen.

Die gevoelens tegen juffrouw Wilder maakten Laura bijna bang. Niemand kon ze nog tegenhouden. De wanorde was zo groot, dat Laura niet kon leren. Als ze haar lessen niet kon leren, zou ze niet tijdig genoeg een onderwijzeresdiploma halen, en zou Mary niet op school kunnen blijven. Misschien zou Mary van school moeten, omdat Laura twee keer om een ondeugendheid had gelachen. Ze begreep nu dat ze het niet had moeten doen. Toch had ze er niet echt spijt van. Ze vergaf juffrouw Wilder niet. Ze voelde zich hard en heet als een gloeiend stuk kool als ze eraan dacht, hoe juffrouw Wilder Carrie behandeld had.

Op een vrijdagmorgen gaf Ida haar pogingen, om in al die wanorde toch nog te leren, op, en ze ging op haar lei tekenen. De hele eerste klas maakte met opzet fouten in de speloefeningen en lachte erom. Juffrouw Wilder stuurde de kinderen naar het bord om de les op te schrijven. Toen wist ze zich geen raad tussen de kinderen bij het bord en die in de banken. Ida was druk aan het tekenen; ze zwaaide met haar benen en zoemde zonder dat ze het merkte zachtjes een liedje, en Laura drukte haar handen tegen haar oren en probeerde te leren.

Toen juffrouw Wilder zei dat het pauze was, liet Ida de tekening die ze gemaakt had aan Laura zien. Het was een karikatuur van juffrouw Wilder, maar zo goed getekend, dat ze het precies was, en meer dan dat. Eronder had Ida geschreven: We hebben plezier om naar school te gaan, Met lachen en luieren wil het wel gaan. En als er gelachen wordt, dan lacht iedereen Om luie, luizige, Lizzy Jane! „Het rijmpje wil niet goed lukken," zei Ida. Mary Power en Minnie bewonderden de tekening en lachten, en Mary Power zei: „Waarom vraag je niet of Laura helpt, die kan goed dichten." „O, toe Laura, doe je het?" vroeg Ida. Laura nam de lei en de griffel, en terwijl de anderen wachtten, koos Laura een wijsje en maakte daar woorden bij. Haar enige bedoeling was om Ida een plezier te doen, en misschien wilde ze ook een beetje laten zien wat ze kon.

Ze schreef op de plaats van het versje dat Ida uitgeveegd had: Op onze school heb je reuze plezier, Lachen en luieren is ons vertier, We lachen ons dubbel, vooral om één: Om luie, luizige, Lizzy Jane! Ida en de andere meisjes waren verrukt. Mary Power zei: „Ik heb je wel gezegd, dat Laura het kon." Op dat ogenblik luidde juffrouw Wilder de bel. De pauze was omgevlogen. De jongens kwamen binnen en maakten zoveel lawaai als ze konden, en toen Charley langs liep en de lei in het oog kreeg, lachte Ida en liet hem de lei meenemen. „O, nee!" riep Laura fluisterend, maar ze was te laat. Tot aan het middaguur lieten de jongens de lei van de een naar de ander gaan, en Laura was bang dat juffrouw Wilder hem in handen zou krijgen, en Ida's tekening en haar handschrift zou herkennen. Laura slaakte een diepe zucht van verlichting toen de lei terug kwam en Ida hem vlug schoon maakte met haar lap.

Toen ze allemaal buiten in de heldere zonneschijn liepen om thuis te gaan eten, hoorde Laura de jongens op weg naar de Hoofdstraat aldoor zingen: Op onze school heb je reuze plezier, Lachen en luieren is ons vertier, We lachen ons dubbel, vooral om één: Om LUIE, LUIZIGE, LIZZY JANE! Laura kreeg het benauwd. Even voelde ze zich misselijk worden. Ze riep: „Dat moeten ze laten! We moeten zorgen dat ze ophouden. O, Mary Power, Minnie, kom gauw mee." Ze riep: „Jongens, Charley! Clarence!" „Ze horen je niet," zei Minnie. „En ze zullen er om ons toch niet mee ophouden." De jongens waren al bij de Hoofdstraat en verspreidden zich. Ze praatten nu alleen, maar Laura had nauwelijks verlicht gezucht, toen er weer een begon te zingen, en anderen vielen in. „Op onze school heb je reuze plezier..." Aan alle kanten van de Hoofdstraat brulden ze: „LUIE, LUIZIGE, LIZZY JANE!" „O, waarom zijn ze niet verstandiger!" zei Laura. „Laura," zei Mary Power, „we kunnen maar één ding doen. Niet vertellen wie het gemaakt heeft. Ida doet het niet, dat weet ik. Ik doe het niet en Minnie ook niet, hè Minnie?" „Erewoord," beloofde Minnie. „Maar wat doet Nellie Oleson?" „Ze weet het niet. Ze heeft de hele pauze met juffrouw Wilder gepraat," wist Mary Power. „En jij zult het ook nooit vertellen, Laura?" „Alleen als Pa en Ma het me ronduit vragen," zei Laura. „Daar zullen ze waarschijnlijk niet aan denken, en dan komt niemand het ooit te weten," probeerde Mary Power Laura te troosten. Toen ze aan het eten waren, kwamen Charley en Clarence langs, en ze zongen dat vreselijke lied, en Pa zei: „Dat lijkt me een liedje dat ik niet ken. Hebben jullie ooit een liedje horen zingen dat over luie, luizige, Lizzy Jane ging?" „Nooit," zei Ma. „Het lijkt me geen aardig liedje." Laura zei geen woord. Ze had zich nog nooit zo ellendig gevoeld.

Rondom de school zongen de jongens het liedje. Nellie's broer Willie was erbij. In de school stonden Ida en Nellie voor het raam, zover mogelijk van juffrouw Wilder af. Ze moest begrepen hebben, dat Nellie het oververteld had. Nellie was woedend. Ze wilde weten wie het versje gemaakt had, maar Ida had het niet verklapt en de anderen zouden het evenmin doen. Ongetwijfeld wist Willie het, of zou hij er achter komen. Hij zou het haar vertellen, en dan zou zij het aan juffrouw Wilder zeggen.

Die middag na school, en 's zaterdags weer, hoorde je de jongens die woorden zingen. Met het mooie, heldere weer waren ze allemaal buiten. Laura zou bijna blij geweest zijn met een sneeuwstorm, om ze binnen te houden. Ze had zich nog nooit zo geschaamd, want ze had Nellie's geklik verder verspreid dan Nellie ooit gekund had. Ze gaf zichzelf de schuld, maar ze gaf juffrouw Wilder nog meer de schuld. Als juffrouw Wilder maar wat eerlijker tegenover Carrie was geweest, had Laura nooit in zulke moeilijkheden kunnen komen.

Die middag kwam Mary Power op visite. Vaak zochten zij en Laura elkaar op zaterdagmiddag op om samen te werken. Ze zaten in de gezellige, zonnige kamer aan de straat. Laura haakte een sjaal van zachte witte wol voor Mary's kerstmis, en Mary Power breide een zijden das voor haar vaders kerstmis. Ma schommelde en breide en soms las ze een interessant stuk voor uit de kerkbode. Grace was aan het spelen, en Carrie naaide aan een lappendeken. Dit waren altijd zulke prettige middagen. De winterse zonneschijn stroomde naar binnen. De kamer was lekker warm van de kolenkachel.

Kitty, die nu een grote kat was, rekte zich en snorde lui in de zonneschijn op het lappenkleed, of ze streek met een hoge rug langs de voordeur en vroeg miauwend of ze naar buiten mocht, omdat er misschien honden waren. Kitty was beroemd in de stad. Ze was een heel mooie kat; ze had een lichtblauwe vacht, een slank lichaam en een lange staart, en iedereen wilde haar aaien. Maar ze was geen allemansvriend. Alleen zij mochten haar aaien. Als iemand anders zich bukte om haar te aaien, vloog ze die iemand grommend en krabbend naar het gezicht. Meestal riep er wel iemand: „Blijf van die kat af!" om hem tijdig te redden. Ze zat graag op de stoep van het huis de straat rond te kijken. Jongens, en soms mannen, stuurden wel eens voor de grap een nieuwe hond op haar af. Kitty bleef onbewogen zitten, terwijl de hond gromde en blafte, maar ze was op haar hoede. Als de hond op haar af rende, sprong ze met een hartverscheurende kreet omhoog en kwam pardoes op de rug van de hond neer, en ze sloeg haar nagels diep in zijn vacht. Dan holde de hond weg. Bliksemsnel gingen ze ervandoor, Kitty zonder geluid te geven, en de hond ie-ie-j ankend. Als Kitty vond dat de hond ver genoeg van huis was, sprong ze eraf, maar de hond bleef doorhollen. Dan liep Kitty met haar staart recht omhoog trots naar huis. Alleen een nieuwe hond liet zich op Kitty afsturen.

Niets was plezieriger dan die zaterdagmiddagen, als Mary Power's vriendelijke aanwezigheid de kamer nog gezelliger maakte, en er kans was op een opwindende voorstelling van Kitty. Nu kon Laura zelfs hiervan niet echt genieten. Ze was aldoor bang, dat ze de jongens het liedje weer zou horen zingen, en het was haar zwaar om het hart. „Ik moet Pa en Ma alles opbiechten," dacht ze. Ze voelde weer een hete woede tegen juffrouw Wilder. Ze had niets kwaads bedoeld toen ze het versje schreef. Ze had het in de pauze geschreven, niet onder de schooluren. Het was allemaal te moeilijk om uit te leggen. Misschien waaide alles wel over, zoals Ma gezegd had. Zo min mogelijk erover praten, dan was alles het vlugst vergeten. Maar misschien vertelde op ditzelfde ogenblik iemand alles aan Pa. Ook Mary Power was van streek. Ze maakten allebei fouten en moesten steken uithalen. Ze hadden op een zaterdagmiddag nog nooit zo weinig gedaan. Geen van beiden zeiden ze een woord over school. Alle plezier in school was weg. Ze keken niet uit naar de maandagmorgen.

Die maandagmorgen was de ergste van alle. Niemand deed nog of hij leerde. De jongens floten en mauwden en liepen de banken uit. Alle kleine meisjes, behalve Carrie, fluisterden en giechelden, en verwisselden zelfs van plaats. Het: „Stilte alsjeblieft! Willen jullie wat rustiger zijn?" van juffrouw Wilder was nauwelijks te horen. Er werd op de buitendeur geklopt. Laura en Ida hoorden het. Ze zaten het dichtst bij de deur. Ze keken elkaar aan, en toen er weer werd geklopt, stak Ida haar hand op. Juffrouw Wilder lette er niet op. 

Opeens werd er hard op de binnendeur geklopt. Dat hoorde iedereen. De deur ging open en het lawaai stierf weg. De klas werd doodstil toen Pa binnen kwam. Achter hem aan kwamen twee andere mannen die Laura niet kende, een opgewekte, korte, dikke man, en een lange, plechtige man.

„Goedenmorgen, juffrouw Wilder," zei Pa. „De schoolcommissie vond, dat het tijd werd om de school een bezoek te brengen." „Het is inderdaad tijd dat er iets gebeurt," was het antwoord van juffrouw Wilder. Ze bloosde diep en werd daarna bleek, toen ze de beide andere mannen „Goedenmorgen" wenste, en hen en Pa uitnodigde om voor de klas te komen. Ze keken de klas rond. Alle kinderen zaten doodstil en Laura's hart bonsde. „Wij hoorden dat u wat moeilijkheden had," zei de lange, plechtige man ernstig maar vriendelijk. „Ja, en ik ben heel blij dat ik nu de gelegenheid krijg, heren, om u te vertellen hoe dat in elkaar zit," antwoordde juffrouw Wilder boos. „Het is Laura Ingalls die alle moeilijkheden hier op school veroorzaakt. Ze denkt, dat zij het hier op school voor het zeggen heeft, omdat haar vader in de schoolcommissie zit. Ja, meneer Ingalls, zo is het! Ze schept op, dat zij het op school voor het zeggen heeft. Ze heeft er niet aan gedacht, dat ook ik erachter zou komen, maar dat was wel het geval." Ze wierp een blik van boze triomf naar Laura. Laura zat verstomd. Ze had nooit gedacht dat juffrouw Wilder een leugen zou vertellen.,„Het spijt me dit te horen, juffrouw Wilder," zei Pa. „Ik weet zeker dat het niet Laura's opzet was om moeilijkheden te veroorzaken." Laura stak haar hand op, maar Pa schudde met zijn hoofd naar haar. „Bovendien zet ze de jongens aan om ongehoorzaam te zijn. Dat is de enige moeilijkheid met ze," verklaarde juffrouw Wilder. „Laura Ingalls hitst ze op tot allerlei kattekwaad en ongehoorzaamheid." Pa keek naar Charley en zijn ogen twinkelden. Hij zei: „Jongeman, ik heb gehoord dat jij gestraft bent omdat je op een kromme speld zat." „O, nee meneer!" antwoordde Charley, een beeld van onschuld. „Ik kreeg geen straf omdat ik erop zat, maar omdat ik eraf kwam."

Het vrolijke lid van de schoolcommissie onderdrukte opeens een lach in een gekuch. Zelfs de snor van de plechtige man trilde. Juffrouw Wilder werd bloedrood. Pa was volkomen ernstig. Niemand anders dacht aan lachen. Langzaam en nadrukkelijk zei Pa: „Juffrouw Wilder, wij willen dat u weet, dat de schoolcommissie achter u staat om deze school ordelijk te houden." Streng keek hij de klas rond. „Alle leerlingen moeten juffrouw Wilder gehoorzamen, zich goed gedragen, en de lessen leren. We willen een goede school hebben, en die zal er zijn ook." Als Pa zo sprak, meende hij wat hij zei, en het zou gebeuren.

De klas was stil. De stilte bleef nadat de schoolcommissie juffrouw Wilder goedendag had gezegd en weg was. Er werd niet gedraaid en niet gefluisterd. Rustig leerden alle kinderen, en klas na klas zei gehoorzaam en kalm zijn lessen op.

Ook thuis was Laura kalm, en ze vroeg zich af Wat Pa tegen haar zou zeggen. Zij kon niet over het gebeurde beginnen voor hij het deed. Hij zei er niets over, tot 's avonds de afwas klaar was en ze allemaal om de lamp zaten. Toen legde hij zijn krant neer en hij keek Laura aan en zei langzaam: „Het is nu de tijd voor jou om uit te leggen wat jij hebt rondverteld, waardoor juffrouw Wilder de indruk kreeg, dat jij het op school voor het zeggen had omdat ik in de schoolcommissie zit." „Ik heb zoiets niet gezegd en ik heb het ook nooit gedacht, Pa," zei Laura ernstig. „Dat weet ik," zei Pa. „Maar er is iets gebeurd, waardoor zij die indruk kreeg. Denk eens na wat het geweest kan zijn." Laura probeerde te denken. Ze was op deze vraag niet voorbereid, want in gedachten had ze alleen zichzelf verdedigd en zich ingepraat, dat juffrouw Wilder een leugen had verteld. „Heb je iemand verteld, dat ik in de schoolcommissie zit?" drong Pa aan. Nellie Oleson had het er vaak over gehad, maar Laura had alleen gewenst dat ze het niet deed. Toen herinnerde ze zich de ruzie, toen Nellie haar bijna geslagen had. „Nellie Oleson vertelde me, dat juffrouw Wilder had gezegd dat u niet veel over de school te zeggen had, al zat u in de schoolcommissie. En ik zei..." Ze was zo kwaad geweest, dat ze zich maar met moeite kon herinneren wat ze precies gezegd had. „Ik zei, dat u net zoveel over de school te zeggen had als wie ook. En toen zei ik: 'Wat jammer, dat jouw vader geen huis in de stad heeft. Als jullie geen gewone boerenmensen waren, dan zou jouw vader misschien ook in de schoolcommissie zitten.'" „O, Laura," zei Ma bedroefd. „Dat heeft haar kwaad gemaakt." „Dat was ook m'n bedoeling," zei Laura. „Ik wilde dat ze woedend werd. Toen we aan de rivier woonden, lachte ze Mary en mij altijd uit omdat wij boerenkinderen waren. Nu kan ze zelf merken wat voor een gevoel dat is." „Laura, Laura," protesteerde Ma verdrietig. „Hoe kun je zo weinig vergevensgezind zijn. Dat was jaren geleden." „En ze deed ook lelijk tegen u. En gemeen tegen Jack," zei Laura, en er brandden tranen in haar ogen. „Stil maar," zei Pa. „Jack was een brave hond en hij zal zeker beloond zijn. Nellie heeft dus wat jij zei verdraaid en het tegen juffrouw Wilder gezegd, en dat is de oorzaak van alle moeilijkheden. Ik begrijp het." Hij pakte zijn krant. „Nou, Laura, misschien heb je een goede les geleerd. Onthoud dit van mij: 'Een hond die een been oppakt, loopt er ook mee weg.'"

Een poosje was het stil, en Carrie begon weer aan haar taalles. Toen zei Ma: „Als je mij je album wilt brengen, Laura, zou ik er iets in willen schrijven." Laura haalde haar album uit haar doos boven, en Ma ging aan haar bureau zitten en schreef er aandachtig iets in met haar parelmoeren penhouder. Ze droogde de bladzijde zorgvuldig boven de lamp, en gaf Laura het album terug. Op de gladde, crèmekleurige bladzijde las Laura in Ma's fijne schrift:

Let vijfmaal op voordat je praat, Wanneer je 't pad der wijsheid gaat. Zie altijd weer met aandacht toe Met wie je spreekt, Van wie je spreekt, En waar, wanneer en hoe.

Je liefhebbende moeder C. L. Ingalls

De Smet, 11 november 1881