hoofdstuk 20
Het verjaardagsfeest
DE HELE volgende week dacht Laura aan het partijtje. Ze wilde er heen en ze wilde er niet heen. Eens, lang geleden, toen ze een klein meisje was, was ze naar het feestje van Nellie Oleson geweest, maar dat was een kinderfeestje geweest. Dit zou anders zijn.
Op school waren Ida en Mary Power en Minnie er helemaal opgewonden van. Arthur had Minnie verteld, dat het een verjaardagsfeestje voor Ben zou zijn. Uit beleefdheid konden ze er nauwelijks over praten, want in de pauze was Nellie bij hen, en Nellie was niet uitgenodigd. Ze zou ook niet hebben kunnen komen, want ze woonde te ver weg.
Op de avond van het feestje was Laura aangekleed en klaar om zeven uur. Mary Power zou haar afhalen en samen zouden ze naar het station lopen, maar het zou nog een half uur duren voor ze kwam. Laura probeerde het gedicht van Tennyson te lezen dat ze het mooiste vond:
Kom naar de tuin, Maud,
Want de donkere nacht is heen.
Kom naar de tuin, Maud,
Ik sta hier bij het hek, alleen.
En de bomengeuren zijn zwak en oud
En de tijd van de rozen voorbij.
Ze kon niet stil zitten. Ze keek nog één keer in de spiegel die aan de wand hing. Ze wou zó graag lang en slank zijn, dat ze bijna hoopte een slank, lang meisje te zien. Maar in de spiegel zag ze een klein, mollig meisje in een zondagse blauwwollen jurk.
Het was tenminste een jongedamesjurk, die zo lang was dat hij de randen van haar knoopschoenen bedekte. De gerimpelde rok had aan de achterkant zoveel ruimte als maar mogelijk was. Het nauwe lijfje, dat er overheen viel, had aan de voorkant en aan de achterkant een punt, en aan de voorkant ging het met groene knoopjes dicht. Er liep een bies van blauw met goud en groen geruite stof langs de hele rokrand, even boven de zoom, en smalle geruite biezen omzoomden de puntige onderkant van het lijfje en de polsen van de nauwe, lange mouwen. Het opstaande kraagje was van de geruite stof gemaakt, met een roesje van witte kant erin, en Ma had Laura haar parelmoeren broche geleend om de kraag onder de kin te sluiten.
Laura had op de jurk niets aan te merken. Maar, o, wat wenste ze dat ze lang en slank was, zoals Nellie Oleson. Ze was zo recht en rond als een jonge boom, haar armen waren slank, maar ook rond, en haar heel kleine handen waren tamelijk dik en ze zagen eruit of ze wat konden. Ze waren niet smal en kwijnend zoals Nellie's handen.
Zelfs het gezicht in de spiegel was een en al rondheid. De kin had een zachte ronding en de rode mond had een korte, gebogen bovenlip. De neus was bijna goed, maar een klein, brutaal wipje maakte dat hij niet helemaal grieks was. De ogen, meende Laura, stonden te ver van elkaar, en ze waren lichter blauw dan die van Pa. Ze stonden wijdopen en bang. Ze schitterden helemaal niet.
Recht over het voorhoofd liep de gekrulde ponie. Haar haar was tenminste dik en heel lang, al was het niet goudblond. Het was glad weggetrokken van de ponie naar de zware opgerolde vlecht, die haar hele achterhoofd bedekte. Het gewicht maakte, dat ze zich echt volwassen voelde. Ze draaide haar hoofd langzaam heen en weer, om te zien hoe het lamplicht glanzend over de gladde bruine massa speelde. Toen besefte ze opeens, dat ze zich gedroeg of ze ijdel op haar haar was.
Ze liep naar het raam. Mary Power was nog niet te zien. Laura was zo bang voor het feestje, dat ze zich voelde alsof ze gewoon niet kon gaan. „Ga zitten en houd je kalm, Laura," raadde Ma haar vriendelijk. Net op dat ogenblik kreeg Laura Mary Power in het oog, en koortsachtig trok ze haar mantel aan en zette ze haar muts op. Zij en Mary Power zeiden bijna geen woord toen ze samen de hoofdstraat uitliepen en daarna de spoorrails volgden tot aan het station, waar de familie Woodworth woonde. De bovenramen waren helder verlicht, en er brandde een lamp in het telegraafkantoor beneden, waar Ben's oudere broer Jim nog aan het werk was. Hij was telegrafist. Het geklik van de electrische telegraaf klonk scherp door de vriesavond. „Ik vind dat we de wachtkamer in moeten gaan," zei Mary Power. „Kloppen we, of gaan we gewoon naar binnen?" „Ik weet het niet," bekende Laura. Vreemd genoeg voelde ze zich wat geruster, omdat ook Mary Power zich onzeker voelde. Maar toch zat haar keel dicht en klopten haar polsen. De wachtkamer was voor ieder toegankelijk, maar de deur was dicht, en ze kwamen voor een feestje. Mary Power aarzelde, maar klopte toen toch. Ze klopte niet hard, maar ze schrokken allebei van het geluid. Er kwam niemand. Laura zei flink: „We gaan gewoon naar binnen!" Bij die woorden pakte ze de deurknop beet, en opeens maakte Ben Woodworth de deur open. Laura was zo van streek, dat ze zijn „goedenavond" niet eens kon beantwoorden. Hij droeg zijn zondagse pak en een stijve witte boord. Zijn haar was nat en met zorg gekamd. Hij zei: „Moeder is boven." Ze volgden hem, de wachtkamer door en de trap op, waar zijn moeder stond te wachten op een klein bovenportaal. Ze was even klein als Laura, en dikker, en ze was allerkeurigst gekleed in een zachte, dunne, grijze japon, met sneeuwwitte roesjes langs hals en polsen. Maar ze was zo vriendelijk, dat Laura zich meteen op haar gemak voelde.
In haar slaapkamer deden ze hun goed af. De kamer was even keurig als mevrouw Woodworth. Ze aarzelden om hun mantels op het keurige bed te leggen, met zijn witte gebreide sprei en de met stroken versierde kussenovertrekken. Voor de ramen hingen dunne, geplooide, opgenomen, witmoeselienen gordijnen, en op een klein tafeltje lag onder de lamp een gebreid kanten kleedje. Een bijpassende witte gebreide loper lag over de ladenkast en een witte kanten strook hing over de spiegel gedrapeerd. Mary Power en Laura keken in de spiegel, en met hun vingers brachten ze hun ponies, die wat plat waren geworden onder hun mutsen, weer in model. Toen zei mevrouw Woodworth allervriendelijkst: „Als jullie je opgeknapt hebt, moet je in de zitkamer komen." Ida en Minnie, Arthur en Cap en Ben waren er al. Mevrouw Woodworth zei glimlachend: „Als Jim nu klaar is met zijn werk en boven komt, is ons gezelschap compleet." Ze ging zitten en begon een opgewekt gesprek.
De zitkamer was gezellig met het gedempte lamplicht en de behagelijke kachelwarmte. Donkerrode gordijnen hingen voor de ramen, en de stoelen stonden niet langs de wanden maar dicht bij elkaar om de kachel, waarin de kolen achter het mica van de kacheldeur gloeiden. Behalve het fluwelen foto-album, dat op het marmeren blad van de tafel lag, stonden er nog meer boeken op de onderplank. Laura had ze dolgraag ingekeken, maar het zou niet beleefd zijn tegenover mevrouw Woodworth. Na een poosje verontschuldigde mevrouw Woodworth zich en ging naar de keuken. Toen zwegen ze allemaal. Laura had het gevoel dat ze iets hoorde te zeggen, maar ze kon niets bedenken. Haar voeten leken te groot, en ze wist niet wat ze met haar handen moest doen.
Door een open deur zag ze een lange tafel, gedekt met een wit kleed. Er glansde porselein en zilver in het licht van een lamp, die aan lange, vergulde kettingen aan de zolder hing. Er hingen glimmende glazen pegels langs de hele rand van de melkwitte lampekap. Het was allemaal heel mooi, maar Laura kon haar voeten niet vergeten. Ze probeerde ze verder onder haar rokken te trekken. Ze keek naar de andere meisjes, en ze wist dat ze iets moest zeggen, want niemand durfde. Toch ging het boven haar macht om die stilte te verbreken. Ze was helemaal ontmoedigd bij de gedachte, dat een feestje per slot even vervelend was als een kransavond. Toen holden voetstappen de trap op en Jim kwam vrolijk binnen. Hij keek de hele kring rond en vroeg ernstig: „Spelen jullie stommetje?" Ze lachten allemaal. Daarna konden ze praten, hoewel zo voortdurend kleine tikjes van porselein hoorden in de andere kamer, waar mevrouw Woodworth bij de tafel bezig was. Jim was zo op zijn gemak, dat hij riep: „Is het eten klaar, moeder?" „Ja, dat is het," zei mevrouw Woodworth door de open deur. „Willen jullie naar de eetkamer komen?" Het scheen, dat de familie Woodworth die kamer alleen gebruikte om te eten.
De tafel was voor acht personen gedekt, en op ieder plat bord stond een diep bord vol dampende oestersoep. Ben zat aan het hoofd van de tafel en Jim zat tegenover hem. Mevrouw Woodworth wees iedereen waar ze moesten zitten, en ze zei dat zij hen zou bedienen. Nu waren Laura's voeten onder de tafel, haar handen hadden iets te doen, en alles was zo aardig en prettig, dat ze niet langer verlegen was. Middenop de tafel stond een zilveren houder, met geslepen kristallen flessen met azijn, olie en mosterd erin, en hoge zout- en peperstrooiers. Alle borden waren van wit porselein en hadden een rand van kleine, kleurige bloemen. Naast ieder bord stond een hoog wit servet, dat zo gevouwen was dat het op een halfopen grote bloem leek. Het mooiste van alles was, dat bij ieder bord een sinaasappel lag. Maar geen gewone; want van deze sinaasappels waren ook bloemen gemaakt. De sinaasappelschil was van bovenaf in smalle partjes losgesneden en ieder partje was naarbinnen weggebogen als een roodgouden bloemblad. In de krans van bloembladen lag de ronde sinaasappel in zijn dunne, witte schil. Alleen de oestersoep was al een feest, en mevrouw Woodworth gaf er een schaal met kleine, ronde oesterkoekjes bij rond. Toen de laatste druppel van die heerlijke soep opgegeten was, nam ze de soepborden weg, en ze zette een schaal met aardappelkoekjes op tafel. De kleine, platte koekjes van aardappelpuree waren goudbruin gebakken. Daarna bracht ze een schaal hete, druipende, bruine viskoekjes, en daarna een schaal kleine warme biscuits. Ze reikte de boter rond in een ronde, glazen botervloot. Mevrouw Woodworth drong aan, dat ze zich goed zouden bedienen, niet een keer, maar twee keer. Daarna bracht ze koffie, en ze reikte room en suiker rond. Daarna ruimde ze de tafel weer af, en ze bracht een witgeglaceerde verjaardagscake binnen. Ze zette die voor Ben neer met een stapel kleine bordjes ernaast. Ben stond op om de cake te snijden. Hij legde op ieder bordje een stuk, en mevrouw Woodworth zette er bij iedere plaats een neer. Daarna wachtten ze tot Ben zijn eigen cake gesneden had.
Laura vroeg zich af wat ze met de sinaasappel bij haar bord moest doen. Als die sinaasappels bedoeld waren om op te eten, wist ze niet wanneer of hoe. Ze waren zo aardig, het zou jammer zijn ze te bederven. Maar ze had een keer een partje sinaasappel gegeten, en ze wist hoe lekker een sinaasappel smaakte. Iedereen hapte in de cake, maar niemand raakte een sinaasappel aan. Laura dacht, dat ze de sinaasappels misschien mee naar huis mochten nemen. Misschien mocht ze een sinaasappel mee naar huis nemen om met Pa en Ma en Carrie en Grace te delen. Toen zagen ze allemaal dat Ben zijn sinaasappel nam. Hij hield hem voorzichtig boven zijn bord, trok de losgesneden schil eraf en verdeelde de sinaasappel in partjes. Hij nam eerst een hap sinaasappel en daarna een hap cake. Laura en de anderen namen hun sinaasappels. Zorgvuldig schilden ze ze, deelden ze in partjes, en aten die bij de cake. Alle schillen lagen netjes op de bordjes toen ze klaar waren. Laura dacht eraan, om haar lippen keurig met haar servet af te vegen en het servet op te vouwen, en de andere meisjes deden dat ook. „Nu gaan we beneden spelletjes doen," zei Ben. Toen ze van tafel opstonden, zei Laura zachtjes tegen Mary Power: „Moeten we niet helpen afwassen?" en Ida vroeg ronduit: „Zullen we niet eerst helpen afwassen, mevrouw Woodworth?" Mevrouw Woodworth bedankte hen, maar zei: „Ga naar beneden en amuseer je, meisjes. Vergeet de afwas maar!"
De grote wachtkamer beneden was helder verlicht door de wandlampen en warm van de gloeiendhete kolenkachel. Er was ruimte genoeg om de drukste spelletjes te spelen. Eerst speelden ze zakdoekje leggen, daarna speelden ze blindemannetje. Toen ze tenslotte allemaal hijgend op de banken neervielen om uit te rusten, zei Jim: „Ik ken een spelletje, dat jullie nog nooit gespeeld hebt." Ze wilden allemaal graag weten wat het was. „Nou, ik geloof niet dat het een naam heeft, zo nieuw is het," antwoordde Jim. „Maar kom mee naar mijn kantoor, dan zal ik jullie laten zien hoe het gespeeld wordt." In het kleine kantoor was nauwelijks ruimte voor hen allemaal om, zoals Jim zei, in een halve cirkel dicht om Jim's werktafel te gaan staan, met Jim aan het ene eind en Ben aan het andere eind. Jim zei dat ze elkaar een hand moesten geven. „Nu moeten jullie stil staan," zei hij. Ze stonden allemaal stil en vroegen zich af wat er zou komen.
Opeens joeg er een tintelende schok door Laura heen; de in elkaar geslagen handen schokten, de meisjes gilden, de jongens joelden. Laura was vreselijk geschrokken. Ze zei niets en ze bewoog zich evenmin. Alle anderen begonnen opgewonden te vragen: „Wat was dat? Wat was het? Wat deed je, Jim? Jim, hoe deed je dat?" Cap zei: „Ik weet dat het je electriciteit was, Jim, maar hoe deed je het?" Jim lachte alleen en vroeg: „Voelde jij niets, Laura?" „O, ja! Ik voelde het," antwoordde Laura. „Waarom gilde je dan niet?" wilde Jim weten. „Waarom zou ik?" vroeg Laura, en daar wist Jim geen antwoord op. „Maar wat was het?" vroeg ze net als de anderen, en Jim zei alleen: „Niemand weet het."
Ook Pa had gezegd dat niemand wist wat electriciteit was. Benjamin Franklin had ontdekt dat het de bliksem was, maar niemand weet wat de bliksem is. Nu zette het de electrische telegraaf in werking, en nog altijd wist niemand wat het was. Ze hadden allemaal een merkwaardig gevoel over zich, toen ze naar die kleine koperen machine op de tafel keken, die zijn klikkende boodschappen zo ver en zo vlug weg kon sturen. Jim klikte even met het toestel. „Dat horen ze in St. Paul," zei hij. „Nu meteen?" vroeg Minnie, en Jim zei: „Nu meteen." Ze stonden stil te kijken toen Pa de deur openmaakte en binnenstapte. „Zijn jullie uitgefeest?" vroeg hij. „Ik kom mijn dochter halen." De grote klok sloeg tien uur. Niemand had gemerkt hoe laat het al was.
Terwijl de jongens hun jassen aantrokken en hun petten opzetten die in de wachtkamer hingen, gingen de meisjes naar boven om mevrouw Woodworth te bedanken en om afscheid van haar te nemen. In de keurige slaapkamer knoopten ze hun mantels dicht en bonden ze hun mutsen vast, en ze zeiden, dat het o zo plezierig was geweest! Nu het gevreesde partijtje achter de rug was, had Laura alleen de wens dat het langer kon duren. Beneden was dominee Brown voor Ida gekomen, en Laura en Mary Power liepen met Pa naar huis. Ma was nog op toen Laura en Pa binnen kwamen.
„Ik kan aan het schitteren van je ogen zien, dat je plezier hebt gehad," zei Ma glimlachend tegen Laura. „Ga stilletjes naar bed, want Carrie en Grace slapen. Morgen kun je ons allemaal vertellen hoe het feestje was." „O, Ma, we hebben ieder een hele sinaasappel gehad!" kon Laura niet laten te zeggen, maar ze bewaarde de rest om aan allemaal samen te vertellen.