hoofdstuk 14

Van school gestuurd

JUFFROUW WILDER was voor iedereen op school een raadsel. Vanzelfsprekend hadden de jongens vanaf de eerste dag geprobeerd, hoever ze met haar gaan konden voor ze straf zou geven, en niemand begreep waarom ze die niet gaf.

Eerst hadden ze zitten draaien, en daarna waren ze een beetje lawaai gaan maken met hun boeken en leien. Juffrouw Wilder schonk er geen aandacht aan, tot het lawaai storend werd. Toen gaf ze de rumoerigste jongen geen standje, maar ze keek glimlachend de hele klas rond en vroeg vriendelijk of iedereen wat rustiger wilde zijn. „Ik weet, dat jullie niet beseft dat je anderen hindert," zei ze. Ze wisten niet hoe ze daarop moesten reageren. Toen ze zich omdraaide naar het bord, werd het rumoer weer erger. De jongens begonnen zelfs onder elkaar te fluisteren. Iedere dag vroeg juffrouw Wilder verschillende keren, of iedereen alsjeblieft wat stiller wilde zijn. Dat was niet eerlijk voor de kinderen, die helemaal geen lawaai maakten. Al gauw waren alle jongens onder elkaar aan het fluisteren; ze gaven elkaar duwtjes, en soms durfden ze zelfs stilletjes te vechten in de banken. Kleine meisjes stuurden elkaar briefjes op hun leien.

En nog altijd strafte juffrouw Wilder niemand. Op een middag tikte ze op haar lessenaar om stilte en ze begon te praten. Ze zei, dat ze ervan overtuigd was dat ze allemaal gehoorzaam wilden zijn. Ze zei, dat ze niet in straf geloofde. Ze wilde hen met liefde regeren, niet met vrees. Ze vond hen allemaal aardig, en ze was ervan overtuigd, dat zij haar aardig vonden. Zelfs de grote meisjes werden verlegen van haar manier van praten. „Vogels in hun nestjes bewaren de vrede," zei ze glimlachend, en Laura en Ida kregen het benauwd van verlegenheid. Er bleek bovendien uit, dat ze niets van vogels wist.

Juffrouw Wilder bleef maar altijd glimlachen, zelfs als haar ogen bezorgd keken. Alleen haar glimlach voor Nellie Oleson leek echt. Ze scheen het gevoel te hebben dat ze op Nellie Oleson kon vertrouwen. „Ze is haast... haast een huichelaarster," zei Minnie op een keer in de pauze zachtjes. Ze stonden bij het raam en keken naar de jongens, die met een bal speelden. Juffrouw Wilder en Nellie zaten te praten bij de kachel. Het was kouder bij het raam, maar de andere meisjes stonden liever daar. „Ik geloof toch niet, dat ze dat is," antwoordde Mary Power. „Wat vind jij, Laura?" „N.. .nee," zei Laura. „Niet precies. Ik geloof alleen, dat ze geen goed oordeel heeft. Maar ze weet alles wat er in de boeken staat. Ze is knap." „Ja, dat is ze," gaf Mary Power toe. „Maar kan iemand, die weet wat er in de boeken staat, nou niet wat meer gezond verstand hebben? Ik vraag me af wat er gaat gebeuren als de grote jongens op school komen, als ze nu de kleintjes al niet aan kan." Minnie's ogen gingen glimmen van opwinding, en Ida lachte. Ida zou vriendelijk zijn en vrolijk, en lachen, wat er ook gebeurde, maar Mary Power keek ernstig en Laura maakte zich bezorgd. Ze zei: „O, we moeten geen moeilijkheden op school hebben!" Ze moest kunnen studeren om haar onderwijzeresdiploma te halen.

Nu Laura en Carrie in de stad woonden, gingen ze tussen de middag naar huis en kregen er een stevige, warme maal tijd. Het warme eten was beslist beter voor Carrie, hoewel het geen verschil scheen te maken. Ze was nog altijd bleek en mager, en altijd moe. Ze had vaak zo'n vreselijke hoofdpijn, dat ze haar lessen niet kon leren. Laura hielp haar ermee. Carrie kende 's morgens elk woord; en als ze dan haar les op moest zeggen, maakte ze een fout. Ida en Nellie brachten hun middageten nog altijd mee naar school, net als juffrouw Wilder. Ze aten dan gezellig samen bij de kachel. Wanneer de andere meisjes weer naaischool kwamen, kwam Ida bij hen staan, maar Nellie bleef vaak het hele middaguur met juffrouw Wilder babbelen. Verschillende keren zei ze met een sluw lachje tegen de andere meisjes: „Binnenkort ga ik mee uit rijden in die nieuwe buggy achter de Morgans. Wacht maar eens af!" Ze twijfelden er niet aan.

Toen Laura op een middag de school in kwam, bracht ze Carrie naar de kachel om in de warmte haar mantel uit te doen. Juffrouw Wilder en Nellie zaten er ernstig met elkaar te praten. Laura hoorde juffrouw Wilder verontwaardigd zeggen: „... schoolcommissie!" Toen zagen ze haar allebei. „Ik moet de bel luiden," zei juffrouw Wilder haastig, en ze keek Laura niet aan toen ze langs haar liep. Misschien had juffrouw Wilder het een of ander op de schoolcommissie aan te merken, dacht Laura, en had ze bedacht, toen ze Laura zag, dat Pa in de commissie zat.

Die middag maakte Carrie weer drie fouten in een speloefening. Laura's hart deed er pijn van. Carrie zag er zo bleek en meelijwekkend uit, ze deed zo haar best, maar het was duidelijk te zien dat ze weer vreselijke hoofdpijn had. Laura dacht dat het een kleine troost voor haar was, dat Mamie Beardsley ook een paar fouten maakte. Toen deed juffrouw Wilder haar taalboek dicht en zei verdrietig, dat ze heel teleurgesteld was. „Ga naar je plaats, Mamie, en leer de les nog eens over," zei ze. „Carrie, jij gaat naar het bord. Schrijf de woorden konstruktief, instruktief en restaurant vijftig keer goed op." Ze zei het met een lichte triomf in haar stem.

Laura probeerde zich te beheersen, maar het lukte haar niet. Ze was woedend. Het was als straf bedoeld voor die arme kleine Carrie, die voor de hele klas te schande werd gezet. Het was niet eerlijk! Mamie had ook fouten gemaakt. Juffrouw Wilder liet Mamie gaan en strafte Carrie. Ze moest toch zien, dat Carrie haar best deed en niet sterk was. ze was gemeen, gemeen en wreed, en ze was niet eerlijk! Laura moest hulpeloos toekijken. Carrie liep ongelukkig maar dapper naar het bord. Ze trilde, en ze moest haar tranen inhouden, maar ze wilde niet huilen. Laura zag haar magere hand langzaam schrijven, de ene lange woorden-regel na de andere. Carrie werd bleker en bleker, maar ze schreef door. Opeens werd haar gezicht grauw en ze hield zich aan de krijtbak vast. Vlug stak Laura haar hand op, toen sprong ze op, en toen juffrouw Wilder naar haar keek, zei ze al iets voor ze toestemming had gekregen: „Juffrouw! Carrie valt flauw." Juffrouw Wilder draaide zich snel om en zag Carrie. „Carrie! Je kunt gaan zitten!" zei ze. Het zweet brak uit op Carrie's gezicht en ze zag niet meer zo doodsbleek. Laura wist dat het ergste voorbij was. „Ga in de voorste bank zitten," zei juffrouw Wilder, en Carrie kon het net halen. Toen wendde juffrouw Wilder zich tot Laura. „Omdat jij niet wilt, Laura, dat Carrie haar verkeerd gespelde woorden opschrijft, mag jij naar het bord gaan en ze opschrijven."

De hele school zat verstijfd van schrik naar Laura te kijken. Het was een schande voor haar, een van de grote meisjes, om voor straf woorden op het bord te moeten schrijven. Ook juffrouw Wilder keek naar Laura, en Laura keek recht terug. Toen liep ze naar het bord en nam het krijtje. Ze begon te schrijven. Ze voelde, dat haar wangen gloeiend heet werden, maar na enkele ogenblikken merkte ze, dat niemand haar uitlachte. Ze schreef vlug de woorden neer, allemaal eender, het ene na het andere. Verschillende keren hoorde ze achter zich een zacht, herhaald: „Psst! Psst!" De hele klas was, zoals gewoonlijk, rumoerig. Toen hoorde ze een gefluisterd: „Laura! Psst!" Charley wenkte haar. Hij fluisterde: „Psst! Doe het niet! Zeg haar dat je het niet doet! We kiezen allemaal jouw kant!" Laura werd helemaal warm van binnen. Maar het belangrijkste was, dat er geen moeilijkheden in de school kwamen. Ze glimlachte en fronste haar voorhoofd en schudde met haar hoofd naar Charley. Hij ging weer zitten, teleurgesteld maar stil. Toen ving Laura's oog opeens een woedende blik van juffrouw Wilder op. Juffrouw Wilder had alles gezien. Laura keerde zich weer naar het bord en schreef verder. Juffrouw Wilder zei niets tegen haar of tegen Charley. Laura dacht boos: „Ze heeft geen reden om kwaad op me te zijn. Ze zou het moeten waarderen, dat ik probeer de school rustig te houden."

Die middag na school liepen Charley en zijn vrienden, Clarence en Alfred, vlak achter Laura en Mary Power en Minnie. „Morgen zet ik het dat mens betaald!" pochte Clarence hardop, zodat Laura hem kon horen. „Ik ga een kromme speld in haar stoel steken." „Dan breek ik eerst haar liniaal," beloofde Charley. „Dan kan ze je niet straffen als ze je betrapt." Laura draaide zich om en liep terug. „Doe dat alsjeblieft niet, jongens. Alsjeblieft niet," smeekte ze. „Kom nou, waarom niet? Dan hebben we lol, en ze doet ons toch niets," zei Charley. „Is dat nou leuk?" zei Laura. „Ik vind het geen manier, jongens, om een vrouw zo te behandelen, zelfs al vinden jullie haar niet aardig. Ik wou dat jullie het niet deden." „Nou-ou," zei Clarence aarzelend. „Nou goed, dan doe ik het niet." „Dan doen wij het ook niet," beslisten Alfred en Charley. Laura wist dat ze woord zouden houden, al hadden ze er geen zin in. 

Toen ze die avond bij de lamp zat te leren, keek Laura op en zei: „Juffrouw Wilder vindt Carrie en mij niet aardig, en ik weet niet waarom." Ma hield op met breien. „Dat moet je je verbeelden, Laura," zei ze. Pa keek over de rand van zijn krant. „Zorg dat je haar er geen aanleiding voor geeft, dan zul je gauw merken dat het verandert." „Ik geef haar geen enkele aanleiding om mij niet aardig te vinden, Pa," zei Laura ernstig. „Misschien komt het door Nellie Oleson," zei ze nog, en ze boog haar hoofd weer over haar boek, en bij zichzelf dacht ze: „Ze luistert teveel naar Nellie Oleson."

Laura en Carrie waren de volgende morgen vroeg op school. Juffrouw Wilder en Nellie zaten samen bij de kachel. Verder was er niemand. Laura zei goedenmorgen, en toen ze naar de warme kachel liep, streek haar rok langs de kolenbak en bleef aan de kapotte rand haken. „Hè, wat vervelend!" riep Laura, toen ze zich bukte om hem los te maken. „Heb je je jurk gescheurd?" vroeg juffrouw Wilder ijzig. „Waarom zorg je niet dat we een nieuwe kolenkit krijgen? Je vader zit immers in de schoolcommissie en je krijgt immers toch alles zoals je het hebben wilt?" Laura keek haar verbaasd aan. „O nee, helemaal niet!" riep ze. „Maar u kunt vast een nieuwe bak krijgen als u die hebben wilt." „O, dank je," zei juffrouw Wilder. Laura kon niet begrijpen waarom juffrouw Wilder zo tegen haar sprak. Nellie deed net of ze ingespannen las, maar er lag een sluw lachje om haar mond. Laura wist niet wat ze moest zeggen en daarom zei ze niets.

Die hele morgen was de klas onrustig en rumoerig, maar de jongens hielden hun belofte. Ze deden niet onbehoorlijker dan gewoonlijk. Ze kenden hun lessen niet, want ze hadden geen zin in leren, en juffrouw Wilder was zo van streek, dat Laura medelijden met haar had.

De middag begon rustiger. Laura was verdiept in haar aardrijkskundeles. Toen ze de uitvoerprodukten van Brazilië uit haar hoofd leerde, keek ze op, en ze zag Carrie en Mamie Beardsley verdiept in hun les. Hun hoofden waren dicht bij elkaar boven het taalboek, hun blikken waren er stijf op gericht, en hun lippen bewogen geluidloos terwijl ze de woorden spelden. Ze wisten niet dat ze heen en weer schommelden en dat hun bank een beetje meeschommelde. De schroeven, die de bank op de vloer vast moesten houden, moesten losgegaan zijn, dacht Laura. De beweging van de bank veroorzaakte geen geluid, en het hinderde dus niet. Laura keek weer in haar boek en dacht aan uitvoer havens. Opeens hoorde ze juffrouw Wilder met een scherpe stem zeggen: „Carrie en Mamie! Jullie kunt je boeken wegleggen, en jullie hoeft verder alleen maar de bank te schommelen!" Laura keek op. Carrie's ogen en mond waren rond van verbazing. Haar spichtige gezichtje werd wit van schrik en daarna rood van schaamte. Zij en Mamie legden hun taalboek weg en schommelden gedwee en nog altijd onhoorbaar de bank heen en weer. „We moeten rust hebben om te kunnen leren," legde juffrouw Wilder vriendelijk uit. „Wanneer van nu af aan iemand ons stoort, mag die iemand met de stoornis doorgaan, tot hij of zij er genoeg van heeft." Het kon Mamie niet zoveel schelen, maar Carrie schaamde zich zo, dat ze haast huilde. „Schommel maar, meisjes, tot ik zeg dat jullie op kunt houden," zei juffrouw Wilder, weer met die vreemde triomf in haar stem. Ze draaide zich naar het bord, waar ze een rekensom uitlegde aan de jongens, die niet eens luisterden. Laura probeerde weer aan Brazilië te denken, maar het lukte niet. Na een poosje gaf Mamie een rukje met haar hoofd, en ze stapte brutaal over het tussenpad naar een andere bank. Carrie bleef schommelen, maar de dubbele bank was te zwaar voor één klein meisje om in beweging te houden. Langzaam hield het schommelen op. „Blijf maar schommelen, Carrie," zei juffrouw Wilder lief. Ze zei niets tegen Mamie.

Laura's gezicht werd heet van woede. Ze deed niet eens een poging om haar boosheid te bedwingen. Ze haatte juffrouw Wilder, omdat ze onrechtvaardig en gemeen handelde. Daar zat Mamie, die weigerde haar deel van de straf op zich te nemen, en juffrouw Wilder zei geen woord tegen haar. Carrie was niet sterk genoeg om de zware bank alleen heen en weer te schommelen. Laura kon zich bijna niet inhouden. Ze beet stijf op haar lip en bleef stil zitten. Carrie mocht vast gauw ophouden, dacht ze. Carrie zag wit. Ze deed haar best om de bank in beweging te houden, maar hij was te zwaar. Het schommelen werd minder en minder. Op het laatst kon Carrie hem, hoe ze zich ook inspande, bijna niet gaande houden.

„Vlugger, Carrie! Vlugger!" zei juffrouw Wilder. „Je wilde met de bank schommelen. Doe het nu." Laura ging staan. Haar woede kreeg de overhand, ze probeerde niet ertegen te vechten, ze gaf zich er helemaal aan over. „Juffrouw Wilder," riep ze, „als u die bank vlugger aan het schommelen wilt hebben, zal ik het voor u doen!" Juffrouw Wilder greep haar kans. „Dat mag! Je hoeft je boek niet mee te nemen, je hoeft alleen maar te schommelen." Vlug liep Laura over het tussenpad. Ze fluisterde tegen Carrie: „Blijf stil zitten en rust uit." Ze zette haar voeten schrap tegen de vloer en ze schommelde. Niet voor niets had Pa altijd gezegd, dat ze zo sterk was als een klein paardje. „BOM!" sloegen de achterpoten tegen de vloer. „bom!" De voorpoten kwamen omlaag. Alle schroeven raakten los, en „bom, BOM! bom, BOM!" zei het ritme van de bank, terwijl Laura gretig schommelde en Carrie alleen maar zat. Zelfs het gewicht van de beweging kon Laura's woede niet temperen. Ze werd bozer en bozer naarmate ze harder en vlugger schommelde. „bom, BOM! bom, BOM!" Nu kon niemand meer leren. „bom, BOM! bom, BOM!" Juffrouw Wilder kon haar eigen stem nauwelijks horen. Ze moest roepen tegen de derde klas die moest komen lezen. „bom, BOM! bom, BOM!" Niemand kon hardop lezen, niemand was te verstaan. „bom, BOM! bom, BOM! bom. .." Juffrouw Wilder zei luidop: „Laura, jij en Carrie kunnen weggaan. Jullie mag voor de rest van de dag naar huis." „BOM!" liet Laura de bank zeggen. Toen was het doodstil.

Iedereen had er wel eens van gehoord, dat je van school gestuurd werd. Niemand had het ooit meegemaakt. Het was een straf, die erger was dan een pak slaag. Er was maar één straf nog erger: niet terug mogen komen op school. Laura hield haar hoofd kaarsrecht, maar ze zag nauwelijks iets. Ze pakte Carrie's boeken. Carrie volgde haar kleintjes en bleef bevend bij de deur staan wachten toen Laura haar eigen boeken ging pakken. De klas was muisstil. Uit meegevoel keken Mary Power en Minnie niet naar Laura. Ook Nellie Oleson was aandachtig met haar boek bezig, maar het sluwe lachje trilde in haar mondhoek. Ida keek Laura even met een verschrikte, medelijdende blik aan. Carrie had de deur open gedaan, Laura liep naar buiten en deed hem achter zich dicht.

In het portaal trokken ze hun mantels aan. Buiten leek alles vreemd en leeg, omdat er verder niemand was; niemand liep op de weg naar de stad. Het was ongeveer twee uur en ze werden thuis niet verwacht. „O, Laura, wat moeten we doen?" vroeg Carrie wanhopig. „We gaan naar huis natuurlijk," antwoordde Laura. Ze liepen naar huis; de school lag al een eind achter hen. „Wat zullen Pa en Ma zeggen?" zei Carrie met een trillende stem. „Dat merken we wel," zei Laura. „Ze geven jou geen standje, jij kunt er niets aan doen. Het is mijn schuld, omdat ik die bank zo hard liet schommelen. Ik ben er blij om!" voegde ze eraan toe. „Ik zou het weer doen!" Het kon Carrie niet schelen wie de schuld had. Er is nergens troost voor iemand, die bang is om naar huis te gaan. „O, Laura!" zei Carrie. Haar hand gleed in die van Laura, en hand in hand liepen ze verder en zeiden niets meer. Ze staken de Hoofdstraat over en liepen naar de voordeur. Laura maakte hem open. Ze gingen naar binnen.

Pa draaide zich om bij zijn bureau, waaraan hij zat te schrijven. Ma stond op uit haar stoel en haar kluwen wol rolde over de vloer. Kitty sprong er vrolijk op af. „Wat is er aan de hand!" riep Ma. „Meisjes, wat is er? Is Carrie ziek?" „We zijn naar huis gestuurd," zei Laura. Ma ging zitten. Ze keek Pa hulpeloos aan. Na een vreselijke stilte zei Pa: „Waarom?" en zijn stem klonk streng. „Het was mijn schuld, Pa," antwoordde Carrie vlug. „Ik deed het niet met opzet, maar het is toch zo. Mamie en ik zijn begonnen." „Nee, het is allemaal mijn schuld," zei Laura. Ze vertelde wat er gebeurd was. Toen ze klaar was, viel weer die vreselijke stilte. Toen zei Pa streng: „Meisjes, jullie gaan morgenochtend weer naar school, en jullie doet of er niets gebeurd is. Juffrouw Wilder mag ongelijk hebben, maar zij is de onderwijzeres. Ik wil niet, dat mijn meisjes moeilijkheden in school veroorzaken." „Nee, Pa. Dat zullen we niet," beloofden ze. „Trek jullie schooljurken uit, en ga aan je schoolwerk," zei Ma. „Jullie kunt de verdere middag hier leren. Morgen doen jullie wat Pa zegt, en waarschijnlijk waait het allemaal over."