19
Waarin Simon Templar Patricia herwint, en Norman Kent het schallen der klaroenen verstaat
Gedurende enkele ogenblikken heerste er een drukkende stilte. Dan nam Marius het woord en sprak snel en met afgebeten zinnen, doch in zijn eigen taal.
De Prins luisterde met halfgesloten oogleden, en dat was alles wat er in zijn uiterlijk volkomen beheerste houding veranderde. Hij scheen ver boven alle mensehjke emotie verheven te zijn.
Simon deed geen poging Marius het zwijgen op te leggen. Iemand diende de situatie te verklaren, en aangezien Marius er mee begonnen was, moest hij er maar mee voortgaan. Het intermezzo verschafte de Saint enkele welkome ogenblikken van herademing.
De Saint leunde wederom tegen de opgeworpen barricade, haalde zijn koker te voorschijn, en klopte kalm een sigaret uit. Eindelijk wendde de Prins zich tot hem, en begon te spreken op zijn gladde, fluweelachtige manier.
‘Wel!’ zei hij, ‘ik begin de toestand te doorzien. Deze heer overmeesterde U, maar U wist een basis van overeenstemming te vinden om U samen tegen mij te keren. Is dat juist?’ ‘Uwe Hoogheid is wonderlijk scherpzinnig,’ mompelde de Saint. ‘En hij verbrak de wapenstilstand op eigen gelegenheid zonder Uw voorkennis?’
‘Ik vrees dat Uwe Hoogheid gehjk heeft. Ik denk dat de koorts hem naar het hoofd steeg toen hij de papieren zag. In ieder geval deed hij iets onsportiefs.’
‘En U hebt hoegenaamd geen invloed op hem?’ ‘Niets.’
‘Maar Uw vriend’ - de Prins wees op Norman Kent - ‘heeft de papieren, meen ik?’
‘En ik heb de vriend,’ zei Harding spottend. ‘Dus, wat denkt U verder te kunnen beginnen?’
Op dat ogenblik stond hij geheel alleen, en beheerste de toestand, aller ogen waren op hem gevestigd. Hij was heel jong, maar hij had durf. En de Saint begreep eensklaps dat Harding onmogelijk anders had kunnen doen dan zijn woord breken, waar een ouder en meer ervaren man misschien zou hebben geaarzeld. En dan stond Harding niet langer alleen, want het volgend ogenblik trok Norman Kent aller aandacht. Hij maakte een kort en bevelend gebaar met de hand.
‘Ik wens het een en ander in het midden te brengen,’ zei Norman Kent.
Zijn stem klonk immer zacht en afgemeten, nu klonk ze rustiger dan ooit, doch iedere lettergreep was duidelijk en klaar als het schallen van een trompet.
‘Ik heb de papieren in mijn bezit,’ zei hij, ‘en Captain Harding 176
heeft mij in zijn macht. Volkomen juist. Doch er is één punt dat U allen over het hoofd hebt gezien.’ ‘En dat is?’
Het was de Prins die de vraag formuleerde, doch Norman Kent richtte het woord tot allen. Hij wierp een bhk naar buiten door het venster, naar het zonlicht en naar de bomen, het groene gras, en de fel kleurige dahlia’s die zich aftekenden tegen de donkere heg, en de “anderen zagen hem vreemd en raadselachtig glimlachen. ‘Niets wordt gewonnen zonder offer,’ zei hij eenvoudig. Dan vestigde hij zijn blik op de Saint.
‘Simon,’ zei hij. ‘Ik vraag je, mij volkomen te vertrouwen. Sedert het ogenblik dat wij vriendschap sloten heb ik al je opdrachten zonder één vraag te stellen uitgevoerd. Wij volgden jou, natuurlijk, omdat jij onze aangewezen leider was. Maar onder jouw leiding hebben wij het een en ander geleerd. Ik heb gehoord, hoe jij Marius gisteravond in Brook Street wist te overmeesteren… door het enige te doen wat je onder die omstandigheden overbleef. En ik heb gehoord dat Roger evenzo handelde, en ons hielp Teal buiten gevecht te stellen… door het enige te doen wat onder de gegeven omstandigheden gedaan kon worden. Ditmaal is het mijn beurt. Ik geloof dat ik de dingen vandaag buitengewoon scherp zie. Ik heb begrepen wat ditmaal, onder deze omstandigheden, mijn phcht en mijn taak is. Ik zal het doen op mijn eigen wijze. Omdat er - nu - iets gedaan moet worden wat niemand doen kon. Doch ik kan het volbrengen. Wil je mij volgen?’ En de ogen van Norman, waarin een vreemd, hartstochtelijk vuur gloeide, ontmoetten de heldere ogen van de Saint. Gedurende enkele seconden heerste er een klemmende, geladen stilte… Dan:
‘Ga voort,’ zei de Saint. Norman Kent glimlachte.
‘Het is zo eenvoudig,’ zei hij. ‘U hebt zich allen voldoende rekenschap gegeven van de toestand, nietwaar?… Wij hebben U in onze macht, Hoogheid. U en Marius zijn onze gijzelaars. Doch, daar staat tegenover dat U op Uw beurt een vrouw in Uw macht hebt, die ons allen zeer dierbaar is, en één onzer in het bijzonder. Dat zou op zich zelf genomen reeds een impasse zijn, de revolvers van Captain Harding nog buiten beschouwing gelaten.’
‘U weet de zaak wonderlijk klaar uiteen te zetten,’ zei de Prins. ‘Anderzijds bevindt Captain Harding zich in een buitengewoon lastig parket, hoewel hij voor ‘t ogenblik de situatie beheerst. Hij is verreweg de zwakste partij in dit driehoeksgevecht. Of het feit dat Uwe Hoogheid iemand, die ons zeer dierbaar is in gijzeling heeft, voor hem meetelt, is aan twijfel onderhevig. Ik persoonlijk twijfel er ten zeerste aan. Hij heeft de dame in kwestie nimmer ontmoet, en voor hem is het niet meer dan een naam. Overigens heeft hij te doen wat hij als zijn plicht beschouwt. Bovendien heeft hij reeds duidehjk getoond dat zijn plichtsgevoel op een gegeven ogenblik alle andere overwegingen ter zijde stelt. Zodat wij ons dus in een buitengewoon kritieke toestand bevinden. Als Engelsen zijn wij bereid zijn partij te kiezen tegenover U. Als mannen van eer zouden wij eerder bereid zijn te sterven, dan toe te staan dat de dame die zich in Uw macht bevindt enig gevaar loopt. Deze twee overwegingen vormen op zich zelf reeds een genoegzaam ingewikkeld probleem. Doch, er is nog ‘n derde omstandigheid. Als vrienden van de Saint, die dezelfde idealen nastreven als hij, hebben wij op ons genomen datgene te doen, wat U - zowel als Captain Harding - ten koste van alles wenst te verhinderen.’ ‘U had het geval onmogelijk beter kunnen samenvatten,’ zei de Prins.
Norman Kent glimlachte opnieuw.
‘U zult het dus wel met mij eens zijn als ik concludeer, dat de impasse het gevolg is van de omstandigheid dat geen onzer een offer wenst te brengen. En het antwoord moet luiden: er is geen uitweg uit deze situatie, er is geen overwinning mogelijk zonder iets op te offeren. Natuurhjk, de mogelijkheid van overgave bestaat, en dan is er niets verloren dan de eer. Doch wij keuren iedere capitulatie af.’
Hij haalde drie, met klein, keurig schrift bedekte vellen papier uit zijn zak, vouwde ze zorgvuldig op, en hield ze voor zich uit. ‘Captai^i Harding U kunt dit aannemen.’ ‘Norman! Voor de donder…’
De Saint sprong toe. Er was een harde trek om zijn mond, en zijn ogen waren koud als een poolhemel, doch Norman Kent keek hem aan zonder een spoor van vrees.
‘Je hebt erin toegestemd dat ik dit zou behandelen, Saint.’
‘Ik heb er nooit in toegestemd over te geven. Alles eerder dan dat…’
‘Doch dit betekent geen overgave,’ zei Norman Kent. ‘Dit betekent overwinning. Kijk!’
Harding stond naast hem. Norman wendde zich om, terwijl hij de papieren vast in zijn hand hield. En Norman keek Roger Conway scherp aan.
‘Roger,’ zei hij langzaam, ‘ik hoop dat je begrijpt. Neem de papieren, Harding!’
Harding stak de ene revolver in zijn zak, en greep naar de papieren. En toen begreep de Saint.
Harding stond, zoals Norman terecht had opgemerkt, alleen tegenover vele vijanden. En op het ogenblik had hij slechts één revolver om hen allen in bedwang te houden. De revolver was op Roger Conway gericht, die het dichtst bij stond; maar om de papieren te kunnen aannemen, moest Harding zich terzijde wenden, naar Norman Kent en de Saint. Eén moment misschien, doch dat ene moment volstond.
En Norman het de papieren los toen Harding er naar reikte; doch inplaats van zijn hand terug te trekken, greep hij eensklaps toe. Zijn vingers sloten zich om de pols van Harding in ijzeren greep. Hij stootte toe, met al de kracht waarover hij kon beschikken. De revolver in Harding’s hand ging af, doch de kogel drong zonder schade aan te richten in de zoldering, want Roger Conway had tijdig begrepen wat er gebeuren ging. In de ene seconde waarover hij kon beschikken, had hij Harding’s linkerhand gegrepen, en de revolver uit zijn vuist gewrongen. Harding verloor tengevolge van de hevige stoot die Norman hem had toegebracht zijn evenwicht, en hij tuimelde tegen de Saint aan… en kreeg een opstopper.
Het had zich in minder dan een seconde afgespeeld, eer de Prins of Marius goed beseften wat er gebeurde, of er hun voordeel mee hadden kunnen doen.
De revolver, die Roger nu weer in de hand hield ontnam Marius de lust zijn hand verder naar zijn heup te brengen. Hij was iets te laat, en Norman Kent, die tengevolge van de razende pijn die zijn inspanning hem gekost had doodsbleek zag, zeeg weer tegen de sofa ineen. Gerald Harding lag languit tegen de vloer, de Saint boog zich over hem heen, nam met de ene hand de gevallen papieren en met de andere de tweede revolver. ‘Dat ruimt op,’ zei Roger Conway voldaan. Doch Norman Kent bleek nog niet uitgesproken. De tanden opeen geklemd fluisterde hij: ‘Geef mij de papieren terug, Simon!’ De Saint aarzelde. ‘Maar…’
‘Onmiddellijk!’ klonk het bevelend. ‘Je hebt me tot nu toe vertrouwd, en ik heb je niet teleurgesteld. Vertrouw me nog iets langer, ja!’
Hij nam de Saint bijna met geweld de papieren af, en stopte ze in zijn zak. Dan stak hij wederom de hand uit. ‘En die revolver!’
Simon gehoorzaamde. Het zou onmogelijk geweest zijn te weigeren. Ditmaal was de Saint de leiding uit handen genomen. Het meest grootse wat hij als leider misschien ooit verrichtte was, nu de leiding uit handen te geven, zonder jalouzie, en zonder bedenken.
Doch Norman Kent scheen eensklaps met een wonderlijke gave begiftigd. Zijn eenvoudige, innemende persoonlijkheid, die zich nimmer op de voorgrond drong, vlamde in de kamer als een donker vuur.
‘Dat is het eerste gedeelte,’ zei Norman. ‘En nu resten er nog slechts twee dingen.’
De Prins was al die tijd onbeweeghjk bhjven staan. Niets van al hetgeen in de enkele spannende momenten gebeurd was had hem een spier doen vertrekken, en hij had niets van zijn volmaakte zelfbeheersing verloren. Hij stond nog steeds in de houding, die hij had aangenomen nadat hij de kamer was binnengetreden; volmaakt kalm, volmaakt op zijn gemak, volkomen onbewogen, en draaiend aan de punt van zijn snor. Zonder enig blijk te geven van ongeduld, rustig en onverstoorbaar, wachtte hij tot de anderen na de korte maar heftige strijd hun nieuw verworven posities hadden ingenomen. Eerst toen hij de rust volkomen teruggekeerd achtte, bracht hij op zijn beurt iets in het midden.
‘Heren,’ begon hij, ‘Ik ben allerminst in mijn verwachtingen teleurgesteld. Ik had veel over U gehoord, maar weinig van U gezien. Het weinige dat ik gezien heb, is voor mij voldoende bewijs, dat het vele dat ik gehoord heb, onmogelijk sterk overdreven kan zijn. Als U er toe zou kunnen besluiten Uw misdadige carrière op te geven, en in de dienst te treden van een buitenlander, dan zal ik U met genoegen engageren.’
‘Dank U,’ zei Norman, ‘doch dit is geen misdaad. In onze ogen is het een beter werk dan U ooit zult verrichten. Laten we geen tijd meer verspillen. Bent U met ons van mening, Hoogheid, dat de situatie aanmerkelijk vereenvoudigd is?’ De Prins knikte instemmend. ‘Ik zag U met die vereenvoudiging bezig.’ ‘En U verklaart, dat wij ongehinderd dit huis kunnen verlaten, indien wij U deze papieren’ - hij klopte op zijn jaszak - ‘overgeven?’
‘Dat was mijn aanbod.’
‘Hebben wij enige garantie dat U Uw belofte gestand zult doen?’ De smalle wenkbrauwen werden vragend opgetrokken. ‘Ik h?b mijn woord gegeven.’ ‘En welke garanties geeft U verder?’
‘Als het woord van een gentleman voor U niet voldoende is, dan ~ zegt het volgende U misschien iets. Ik heb vijf en twintig man hier in de naaste omgeving tot mijn beschikking. Enkelen in de tuin, enkelen in het huis, aan de andere zijde van de door Mr. Templar zo behendig versperde deur, en enkelen op de rivier. Ik behoef slechts een wenk te geven…’ De zin eindigde in een veel betekenend schouderophalen. ‘U bent op genade of ongenade aan mij overgeleverd. Maar, welke reden kan er voor mij bestaan U gevangen te houden, als ik eenmaal in het bezit ben van de papieren? Waarom zou ik mij de moeite geven een ruil voor te stellen, als ik niet in zeker opzicht verplichtingen tegenover U had? Mr. Templar heeft wehswaar geweigerd mij de hand te drukken, doch ik neem hem dat niet kwalijk. Ik kan me, geloof ik, in zijn gevoelens verplaatsen. Ik heb verklaard dat ik de omstandigheden betreur, maar de krijgskans is nu eenmaal grillig. Ik heb het ruimste aanbod gedaan dat ik doen kon.’
‘Toch zou ik er prijs op stellen,’ antwoordde Norman Kent, ‘als elke vergissing bij voorbaat werd buitengesloten. Ik heb de papieren. Laat mijn vrienden met het meisje in de auto die buiten staat vertrekken. Ik sta er borg voor, dat zij de politie niet zullen gaan waarschuwen, of terug zullen keren om U aan te vallen; en ik blijf zelf als gijzelaar hier, en overhandig U de papieren een half uur na hun vertrek. Gedurende dat half uur blijft U, en Marius tevens, als borgstelling voor de vrije aftocht van mijn vrienden, hier… voor de loop van deze revolver.’ ‘Hoogheid!’
Het was Marius die sprak, en zijn stem klonk opgewonden. ‘Hoogheid, moeten we nog langer naar dat gezwets luisteren. Eén woord tot de mannen, en…’ De Prins hief afwerend de hand op.
‘Dat is niet de manier waarop ik te werk wens te gaan, Marius. Ik heb een schuld tegenover deze heren. En ik aanvaard hun voorstellen, hoe vreemd deze ook klinken mogen.’ Hij vervolgde, zich wederom tot Norman Kent wendend: ‘Ik behoef er nauwelijks aan toe te voegen, heren, dat als ik enige reden heb om aan te nemen dat U geen eerhjk spel speelt, ik mijn schuld als gedelgd zal beschouwen.’
‘Natuurlijk,’ zei Norman Kent. ‘Dat is volkomen juist.’ De Prins hep op de openstaande tuindeur toe. ‘Als U mij veroorlooft
Hij stond op de drempel en wenkte. Onmiddellijk kwamen twee mannen aangesneld. Toen zij de kamer betraden, staken zij hun revolvers in de zak, en groetten.
Hij voegde hun in zijn landstaal enkele woorden toe, de mannen groetten opnieuw en verdwenen weer. De Prins wendde zich tot de anderen, en terwijl hij met zijn fijne handen een uitnodigend gebaar maakte, zei hij: ‘Heren, Uw wagen staat voor.’ Beiden, Roger en de Saint, keken Norman verbaasd, verwonderd welhaast nieuwsgierig aan, doch Norman glimlachte. ‘Vergeet niet, dat je me je volle vertrouwen hebt toegezegd,’ zei hij. ‘Ik weet dat je denkt dat ik gek ben. Ik was nooit van m’n leven helderder van hoofd. Ik heb de enige oplossing gevonden… de enige weg naar een eervolle vrede.’ Simon Templar bleef hem aankijken, trachtend te lezen wat niet te lezen viel.
Het smartte hem, Norman alleen achter te laten in deze omstandigheden, en hij kon onmogelijk weten wat Norman Kent in de zin had. Norman kon onmogelijk het plan hebben de papieren over te geven. Dat kon geen eervolle vrede genoemd worden. En hoe Norman, gewond en machteloos als hij was, zich een uitweg meende te kunnen verschaffen… Doch Norman scheen twijfel noch vrees te koesteren, dat was het enige wat er op zijn gezicht te lezen viel: een bovennatuurlijk vertrouwen en grote voldoening.
De Saint zelf kon geen uitweg bespeuren, zelfs niet voor hun drieën samen. De Prins had alle troeven in handen. Zelfs als Patricia niet in gevaar had verkeerd, en zij de Prins en Marius hadden neergeschoten, dan nog was er geen kans op overwinning geweest. Zelfs als zij zich erop hadden voorbereid te sneuvelen voor de zaak van vrede en mensheid dan nog… Doch Norman zag er niet uit als iemand die de dood voor ogen heeft.
De mannen van de Prins hadden Patricia in hun macht, zoals Marius de vorige nacht, doch het was onmogelijk ditmaal dezelfde methode toe te passen.
‘Zou het niet beter zijn, als ik bleef, kerel?’ pleitte de Saint. ‘Ik vertrouw je volkomen, maar ik weet dat je gewond bent…’ Norman Kent schudde zijn hoofd.
‘Dat doet er niet toe,’ zei hij, ‘ik kan wel niet lopen, maar ik word in statie hier vandaan gedragen.’ ‘Wanneer zien we je?’ vroeg Roger.
Norman blikte dromerig in de verte, en wat hij daar zag scheen hem te vermaken.
‘Over enige tijd,’ zei hij.
En hij wendde zich tot de Prins.
‘Mag ik een kort briefje schrijven?’
‘Ik herinner U eraan, dat U hier blijft als borg voor het juiste gedrag Uwer vrienden.’
‘Inderdaad,’ zei Norman achteloos. ‘Geef mij pen en papier, Roger.’
En wederom trachtte Marius tussenbeide te komen. ‘Hoogheid, Uw vertrouwen gaat te ver! Dit kan alleen verraad betekenen. Als ze werkelijk van plan zijn hun woord te houden waarom dan al die omslag
‘Dat schijnt hun manier van doen te zijn, Marius’, zei de Prins kalm. ‘Het is een beetje buitenissig, dat geef ik toe. Maar wat doet het er toe. Je diende wat meer psychologisch inzicht te hebben. Geloof je na alles wat je van hun gezien hebt, dat twee hunner de derde alleen aan zijn lot zouden overlaten, en zich zelf in veiligheid brengen? Dwaasheid!’
Norman Kent had een regel gekrabbeld. Hij vloeide het schrift zorgvuldig af, en vouwde het papier in vieren. En een envelop, Roger.’
Hij stak de brief erin, en sloot de envelop dicht. Dan reikte hij Roger Conway de hand.
‘Good luck, Roger,’ zei hij. ‘Houd je taai.’
‘Het beste Norman, ouwe jongen.’ Zij drukten elkander stevig de hand.
En Simon wisselde enkele woorden met de Prins.
‘Het schijnt een ‘au revoir’ te zullen worden, Uwe Hoogheid!’
De Prins maakte één van zijn uitermate hoffelijke gebaren.
‘Ik vertrouw, dat het geen ‘adieu’ zijn zal. Ik hoop U terug te zien als betere tijden zullen zijn aangebroken.’
Dan keek de Saint Marius aan, en gedurende lange tijd hield zijn blik die van de reus vast. Eindelijk groette hij Marius onverschillig. ‘En jou,’ zei de Saint zacht, ‘zal ik ook terugzien.’ Doch achter de rug van de Saint klonk het lachen van Norman Kent; en de Saint wendde zich om. Norman stak zijn hand uit, en de Saint vatte die in vaste greep.
Met de andere hand reikte Norman hem de brief toe.
‘Steek dit in je zak, Simon, en beloof me op je woord van eer, dat
je de briefde eerste uren niet zult openen. Als je ‘t gelezen hebt,
weet je waar we elkander zullen terugzien. Ik zal je er wachten.
En bekommer je nergens over. Alles is veilig wat mij betreft.
Goede jacht, Saint!’
‘Uitstekende jacht, Norman.’
Norman Kent glimlachte.
‘Ik geloof dat het wel goed zal lopen,’ zei hij.
En aldus keerde de Saint naar Patricia terug.
Norman zag Roger en de Saint door de tuindeuren naar buiten gaan en in de tuin wendden zij zich nog eenmaal om; hij glimlachte opnieuw en wuifde ten afscheid. Een ogenblik later hoorde hij het dreunen van de motor, en het knarsen der wielen op het grint.
Hij ving nog een laatste glimp van hen op toen de wagen de tuin verliet en de weg opdraaide - de Saint aan het stuur, met zijn ene arm om de schouder van Patricia, Roger Conway zat achterin, terwijl één der mannen van de Prins op de treeplank stond en meereed, om hun vrije doorgang te verschaffen langs de schildwachten, tot zij de grote weg zouden hebben bereikt… En dan waren zij uit het oog verdwenen, vertrokken…
Norman zat op de sofa, tegen de rand geleund, hij voelde zich wonderlijk week. Zijn been was verstijfd van pijn. Met zijn revolver wees hij naar het tafeltje, waarop whisky en sodawater stond. ‘Maak het U gezellig, heren,’ nodigde hij. ‘En reik mij ook een glas toe. Het spijt me, maar ik kan me niet bewegen. Je moet je mannen er van af zien te brengen dum-dum kogels te gebruiken, dat zijn gemene dingen.’
De Prins verzorgde de whisky, en gaf Norman vuur. ‘Oorlog is een onbarmhartig iets,’ zei de Prins. ‘Als man valt U in mijn smaak, en bewonder ik U. Doch in mijn positie, en omdat U partij kiest tegen mijn land en tegen mij, zou ik U, als ik ook maar aan Uw goede trouw twijfelde, zonder meer doden! Comme ga!’ Hij knipte met zijn vingers. ‘Zelfs het feit dat U eenmaal meehielp om mij het leven te redden zou mij niet weerhouden, en zou Uw schuld niet uitwissen.’
‘Denkt U dat ik gek ben?’ vroeg Norman en zijn stem klonk mat.
Hij dronk met kleine teugen zijn whisky en de wijzers van de klok
kropen langzaam voort.
Vijf minuten.
Tien.
Vijftien.
De Prins zat in een fauteuil, zijn benen elegant over elkaar, met de nodige zorg echter voor zijn mes-scherpe pantalonvouw. In zijn ene hand hield hij een glas, in de andere een sigaret in een lang
pijpje.
Marius ijsbeerde door de kamer als een wilde beer. Van tijd tot tijd keek hij met giftige, achterdochtige blikken naar Norman, en scheen telkens op het punt te staan iets te zeggen; doch telkens bedwong hij zich en hervatte zijn ongeduldige wandeling - tot de Prins er met een sierlijk gebaar een eind aan maakte.
‘M’n waarde Marius, je rusteloosheid hindert me. Bewaar in ‘s hemelsnaam een beetje zelfbeheersing.’ ‘Maar, Hoogheid…’
‘Marius, je vervalt in herhalingen en dat is een hinderlijke eigenschap.’
Marius ging eindelijk zitten. De Prins floot een wijsje, zeer zacht, zeer deli«aat. Harding, die op de vloer lag, gromde en kwam als uit een diepe slaap ontwaakt overeind. Norman bukte zich een weinig, en hielp hem om in een zittende houding te geraken. Het jongmens opende langzaam zijn ogen, en streelde teder zijn gevoelige kaak. Hij zou nooit weten met hoeveel tegenzin de Saint die klap had uitgedeeld. Norman veroorloofde hem de toestand zo goed mogelijk in’ ogenschouw te nemen, en verschafte hem een schitterend uitzicht op de revolver.
‘Waar zijn de anderen?’ vroeg hij verbaasd. ‘Weg,’ zei Norman.
Dan wendde hij zich met een vraag tot de Prins.
‘Wat is de positie van Captain Harding in deze combinatie?’
‘Als hij wil beloven dat zijn plichtsgevoel zijn discretie niet de baas wordt, stellen wij verder geen belang in hem,’ antwoordde de Prins onverschillig.
Harding kwam onzeker overeind.
‘Maar ik stel bliksems veel belang in jullie!’ wierp hij tegen. Hij wendde zich wanhopig tot Norman. ‘Kent-jij,eenEngelsman-je bent toch zeker niet van plan, deze beroerlingen te laten ontsnappen?’ ‘Over zeven minuten zul je wel zien wat er gebeurt,’ zei Norman raadselachtig.
Harding danste voor de loop van de revolver heen en weer. Hij vloekte en raasde onmachtig, snikte het bijna uit. ‘Jij idioot! Idioot! O, schande over jou!!… Heb je dan geen gevoel van eer? Zie je dan niet…’
Norman maakte een enkele beweging, doch zijn gezicht was zeer bleek. Deze paar minuten waren de ergste die hij ooit had doorgemaakt. Het been veroorzaakte hem een moorddadige pijn. En Harding bezwoer hem, vloekte, gilde, schreeuwde, pleitte, smeekte bijna op zijn knieën, geselde Norman Kent met woorden van gloeiende verachting.
Nog vijf minuten. Vier… drie… twee. Nog één minuut.
De Prins wierp een blik op zijn gouden armband-horloge, en haalde met voorzichtige vingers het eindje sigaret uit het pijpje.
‘De termijn is bijna verstreken,’ mompelde hij zacht. ‘Oh, om alles watje hef is!’ huilde Harding. ‘Bedenk wat je doet,
Norman, jij ellendeling! Malheur - beroerling - ongeluk! Geef me een revolver en laat me vechten ‘Er valt niets te vechten,’ zei Norman Kent.
Hij stak zijn hand in zijn zak, en gedurende één seconde dacht hij dat Harding de revolver zou trotseren, en hem naar de keel zou vliegen. Norman Kent hield de verkreukelde vellen omhoog, ende Prins zowel als Marius stonden uit hun stoelen op. De Prins deed het uitermate elegant, Marius sprong omhoog, als een ontploffing.
Met oneindig veel moeite slaagde Norman er in zich op één been op te richten en zich staande te houden. Hij zag doodsbleek, en er gloeide een koortsig vuur in zijn ogen. Zijn gewonde been was een bron van moorddadige pijn, die als lange, getande pijlen door zijn hele lichaam schoot. Maar hij had zich hardnekkig voorgenomen het einde staande aan te zien.
‘De papieren die ik U toegezegd heb.’
Hij duwde ze Marius in de hand, en de reus greep ze aan met enorme, gretig graaiende vingers.
En dan hief Norman zijn revolver op, de kolf naar voren, in de richting van Harding. Hij sprak kort, en scherp bevelend. ‘Door het venster en de tuin door, Harding! Neem de motorboot van de Saint. Ligt aan het eind van de laan gemeerd. De twee mannen op de rivier zullen je niet tegen houden…’ ‘Hoogheid!’
Het was de stem van Marius, schel en woedend. Het gezicht van de reus was afgrijselijk vertrokken.
Norman duwde Harding achter zich, en dekte zijn aftocht door ‘het venster.
‘Vlug!’ beet hij hem toe. ‘Je hebt hier niets meer te doen… is ‘t wel, Marius?’
‘Zijn het de papieren van Vargan niet, Marius?’ vroeg de Prins zacht, maar er klonk een dodelijke dreiging in zijn stem.
‘Een idiote brief - aan die vent zelfgericht - van één zijner vrienden!’ - ‘Zo!’
Het woord viel in de stilte van de kamer, week als een druppel wit-gloeiend metaal. Doch de Prins had nimmer een eleganter houding kunnen aannemen, en zijn gezicht had onmogelijk effener en onbewogener kunnen zijn.
‘Dus tenslotte heb je me toch erin laten lopen!’
‘Het zijn de papieren die ik U beloofd heb,’ zei Norman koel.
‘Hij moet de echte papieren nog bij zich hebben, Hoogheid!’ gilde
Marius. ‘Ik heb hem voortdurend in het oog gehouden… hij heeft geen kans gehad om ze aan zijn vrienden te geven ‘Daar vergis je je in!’
Norman sprak zeer, zeer rustig, bijna fluisterend, doch in dat gefluister klonk een klank van triomf als het schallen van een trompet. De glans in zijn donkere ogen was niet van deze wereld. ‘Toen Harding de revolver van Templar greep - herinner je je, Marius? - had ik de papieren in mijn hand. Ik stopte ze in de zak van Templar. Hij heeft er niets van gemerkt. Ik wist amper zelf wat ik deed. Ik deed het zonder er bij te denken. Het was niets anders dan een plotselinge ingeving, en het was de enige weg om mijn vrienden een vrije aftocht te bezorgen. Het lukte! Je hep er in…’
Achter zich hoorde hij een gerucht, en hij keek om. Harding had het eindelijk op een lopen gezet, hij rende de laan af, laag over de grond gebogen als een jachthond. Misschien werden er van alle kanten kogels op hem afgevuurd uit revolvers van geluiddempers voorzien, doch hij scheen niet gekwetst te zijn, Want hij hep zonder te hinken, zigzaggend als een kievit.
Er gleed een glimlach over het gelaat van Norman Kent. Hij betreurde het niet dat hij alleen bleef, nu het werk gedaan was. En hij wist dat Harding niet had kunnen blijven. Ook Harding had een taak voor zich. Hij diende hulp te zoeken - hij moest afrekenen met Marius, en de Saint met diens kostbare papieren onderscheppen. Doch Norman glimlachte, omdat hij er zeker van was dat de Saint zich niet zou laten onderscheppen. Zijn gewonde been brandde als laaiende vlammen. En de Saint had nooit het onmogehjke geraden. Het was Norman Kent’s enige vrees geweest, dat de Saint achterdocht zou hebben gekoesterd en geweigerd zou hebben te vertrekken. Norman’s eerste succes - toen hij Harding met het aanbod van de papieren verschalkte - had het vertrouwen van de Saint gewonnen, zoals het gewonnen diende te worden. Simon was vrij, en Patricia met hem. Het was genoeg.
En te zijner tijd zou Simon de papieren vinden; zou hij ook de brief openen en de ene regel die deze bevatte lezen. En die regel had Norman reeds luidop gesproken, doch niemand had het verstaan.
‘Niets wordt gewonnen zonder offer.’ Norman wendde zich weer om, en hij zag de revolver in de hand van Marius. Er was iets in de wijze waarop deze de revolver hield, er was iets in het gezicht van de reus, dat hem verzekerde dat deze man nimmer miste. En de revolver was niet op Norman gericht, doch langs hem heen, op de vluchtende gestalte die welhaast de motorboot aan het einde van de laan bereikt had. Die vreemde, onverklaarbare ghmlach speelde nog steeds om de mond van Norman Kent, toen hij zich hinkend tussen Marius en zijn doel stelde.
Hij wist dat Marius, blind, razend, dol en krankzinnig van woede geen seconde zou aarzelen, omdat Norman Kent juist in de vuurlijn stond; doch het liet Norman onverschillig. Het maakte geen verschil voor hem. Marius of de Prins, één van beiden zou hem ongetwijfeld nu of straks neerschieten. Misschien verdiende hij het. Hij had welbewust bedrog gepleegd, wetend, wat hem te wachten stond. Hij dacht niet meer aan zichzelf. Doch één of twee seconden meer konden Harding een betrekkelijke veiligheid verschaffen in de motorboot.
Norman Kent vreesde niet. Hij glimlachte. Het was een vreemde wijze, aldus het eind van alles tegemoet te gaan. Daar, in de rustige bungalow aan de oevers van de vredige Theems, nu de eerste nevels van de vallende avond als trage wolken over het water kwamen gedreven, en nu het licht over de koele, rustige tuin langzaam verkilde. Het einde van alles, hier waar zij zoveel vreugde hadden gekend, zoveel vriendschap van elkander hadden ondervonden, zo dikwijls samen vrolijk geweest waren en onbekommerd, zorgeloos gelachen hadden. Hun leven was goed en prettig geweest… Hij wenste dat zijn been niet zo folterend zeer deed. Maar het zou spoedig voorbij zijn. En er waren ongetwijfeld talloze andere en kwadere wijzen om afscheid te nemen van het volle, bloeiende leven. Het was een troost, het schallen der trompetten te hebben gehoord. Het spel zou voortgaan. En het scheen, of de schaduwen van de vreedzame avond buiten, de voorafschaduwing waren van een onmetelijke vrede over heel de wereld.
EINDE